Nieuw in de collectie: Parlementaire enquête Opsporingsmethoden (IRT)

Beelden van Warmoesstraat
25 november 2025

Hoe konden er in de jaren ’90 van de vorige eeuw tienduizenden kilo’s drugs ons land binnenkomen onder toeziend oog van politie en justitie? Dat is een van de vragen die de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden tussen 1994 en 1996 moet zien te beantwoorden. De commissie staat ook wel bekend als de commissie-Van Traa, naar haar voorzitter Maarten van Traa. Het Nationaal Archief bewaart sinds kort het archief van deze commissie.

Drugscriminaliteit

In de jaren 80 neemt de drugscriminaliteit in Nederland toe. In 1988 richt het ministerie van Justitie daarom een Interregionaal Recherche Team (IRT) op om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Binnen dit team werken onder andere de politiekorpsen van Noord-Holland en Utrecht samen. Het voornaamste doelwit van het IRT is drugsbaron Klaas Bruinsma, ook wel bekend als ‘de dominee’.

Onorthodoxe aanpak: Delta-methode

De samenwerking binnen het IRT loopt vanaf het begin stroef door een gebrek aan vertrouwen. Vooral de relatie met de recherche Amsterdam is moeizaam. Er zijn meningsverschillen over de inrichting van de organisatie en over de aanpak van de criminaliteit. Als Bruinsma in 1991 wordt geliquideerd richt het IRT zijn pijlen op Etienne Urka, de tweede man onder Bruinsma. Intussen neemt de druk op de organisatie om resultaten te boeken toe. Het IRT neemt daarom zijn toevlucht tot een onorthodoxe opsporingsmethode: de Delta-methode. Burgers, vaak zelf criminelen, worden ingezet als infiltranten en informanten. Ze werken samen met het IRT terwijl ze actief deelnemen aan de illegale drugshandel.

Vertrouwen winnen

De infiltranten moeten het vertrouwen winnen van de top van de criminele organisatie, door drugsladingen langs de douane te loodsen. Niet alle drugsladingen worden vervolgens in beslag genomen. Een deel wordt gecontroleerd doorgelaten. Het geld dat de infiltrant hiermee verdient mag hij deels zelf houden. Een ander deel gebruikt het IRT om nepbedrijven op te richten die de transporten moeten ondersteunen en om voertuigen en communicatieapparatuur aan te schaffen.

Amsterdamse driehoek

De situatie verandert als de Amsterdamse driehoek (Eric Nordholt, korpschef, Hans Vrakking, hoofdofficier van justitie en Ed van Thijn, burgemeester) in juni 1993 de verantwoordelijkheid krijgt voor het IRT. Johan van Kastel, commissaris van de Amsterdamse politie, krijgt de leiding over het IRT. Eind oktober 1993 hoort hij over de Delta-methode en luidt daarop de noodklok. Hij geeft zijn meerderen te kennen dat hij geen verantwoordelijkheid wil dragen voor deze opsporingsmethode.

Parlementaire enquête

In december 1993 heft de Amsterdamse driehoek het IRT op. Maar daarmee is de zaak niet afgedaan. Op 7 april neemt de Kamer de motie-Dijkstal aan. Kamerlid Dijkstal pleit hierin voor een parlementair onderzoek naar de gehanteerde opsporingsmethoden. Op 6 december 1994 stelt de Kamer een parlementaire enquêtecommissie in. Maarten van Traa (PvdA) krijgt de leiding.

‘Wij runnen een drugslijn’

Tijdens het onderzoek worden betrokkenen uitgebreid ondervraagd over de werkwijze van het IRT, waaronder korpschef Nordholt. In het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie staat hierover het volgende:

Nordholt: ‘Ik begreep dat men in het onderzoek dat door het IRT werd verricht een informant/infiltrant runde, dat die man kon en moest groeien in het milieu, dat hij in dat verband in de gelegenheid werd gesteld, duizenden kilo's softdrugs ons land binnen te brengen, dat er inmiddels een bestelling was gedaan voor 5.000 kilo cocaïne (…). Ik kreeg ook te horen - dat is erg belangrijk, want ik heb die vraag gesteld omdat ik het in eerste instantie niet begreep - dat de man die dat deed ook de verdienste mocht houden.’

Ook burgemeester Ed van Thijn wordt bevraagd: ‘Bij mij vervoegden zich de heren Vrakking en Nordholt. Zij zeiden: wij hebben een ernstig probleem […] Wij runnen een drugslijn en er is een grote partij cocaïne onderweg. De heer Vrakking zei bij die gelegenheid: daar wens ik als bevoegd gezag geen verantwoordelijkheid voor te dragen. De heer Nordholt zei: dat geldt ook voor mij.'

Crisis in de opsporing

Het oordeel van de commissie liegt er niet om: ‘De commissie is van oordeel dat sprake is van een crisis in de opsporing.’ Daarbij concludeert de commissie dat de Delta-methode onverantwoord is: ‘Het doel van criminaliteitsbestrijding wordt voorbijgeschoten indien grote partijen softdrugs worden doorgelaten om te trachten organisaties in beeld te brengen.’ Het doel heiligt niet altijd de middelen.

Zelf onderzoek doen?

Bekijk dan de inventaris: Het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden, (1961) 1994-1996 (1999), archiefnummer 2.02.40.
 

Bronnen