Gevangenen in Zuid-Hollandse gevangenisarchieven, 1811-1977

Bent u op zoek naar informatie over een gedetineerde in een gevangenis in Zuid-Holland? Gebruik dan deze zoekhulp. 

Gevangenis van Haarlem
Alles uitklappen

Het Nationaal Archief bewaart alleen gevangenisarchieven van plaatsen in Zuid-Holland. Als u op zoek bent naar archieven van gevangenissen in een andere provincie, dan kunt u terecht bij het regionaal historisch centrum in die provincie. 

Eerst moet u weten in welke gevangenis iemand verbleef. Dat is afhankelijk van de aard van het strafbare feit en wanneer dit feit is gepleegd. Een veroordeelde gevangene kan in het hele land worden geplaatst. Dat is anders met een nog niet veroordeelde. Deze verdachte vindt u vaak vlak bij huis: afhankelijk van de aard van het strafbare feit in de strafinrichting bij het kantongerecht, bij de rechtbank of bij het provinciale gerechtshof. Hier vindt u een compleet overzicht van het Nederlandse gevangenisbeleid, met daarbij aangegeven voor welk misdrijf men in welke instelling werd ondergebracht.

Vóór 1811 was er geen landelijk centraal georganiseerd gevangeniswezen. Er werden bijna geen vrijheidsstraffen opgelegd. Men gaf de voorkeur aan lijf- en doodstraffen, onterende straffen zoals brandmerken of aan de schandpaal staan, en verbanningen. In de dorpen waren geen echte gevangenissen. Verdachten werden opgesloten in de plaatselijke raadhuizen, stadspoorten of kastelen, voordat ze werden overgebracht naar de tuchthuizen in de steden. Voor Holland waren dat Alkmaar, Amsterdam, Brielle, Dordrecht, Gouda, Den Haag, Rotterdam en Woerden.

In 1811 werd het Franse model voor het gevangeniswezen ingevoerd. (In Limburg gebeurde dit al in 1796.) In het Arrêté sur l’Organisation des Prisons werd een verschil gemaakt tussen personen die nog niet waren veroordeeld of een korte straf hadden gekregen en personen die veroordeeld waren tot lange en zware straffen. De onveroordeelden of kortgestraften verbleven in huizen van politie, huizen van arrest en huizen van justitie. De langer gestraften zaten in de verbeter- en tuchthuizen. In garnizoenssteden was het gebruikelijk dat er voor militairen aparte gevangenissen werden ingericht, de zogenaamde provoosthuizen.

In 1821 werd het gevangeniswezen gereorganiseerd. De archieven van deze instellingen zijn in de meeste gevallen te vinden in het archief van de provincie waarin de instelling gehuisvest was.

Niet-veroordeeld of kort gestraft

Instelling  Bestemd voor
Huis van Bewaring 
  • Personen veroordeeld tot een gevangenisstraf van maximaal vijf dagen.
  • Personen veroordeeld wegens het plegen van een wanbedrijf tot een gevangenisstraf van maximaal één maand.
  • Personen die wegens schulden gegijzeld zijn.
  • Passanten met een tijdelijke verblijfplaats.
  • Personen die op verzoek en op kosten van de familie wegens verkwisting of wangedrag zijn opgesloten.
Huis van Arrest Personen die voor een rechtbank terecht moeten staan en voor degenen veroordeeld wegens een wanbedrijf tot een gevangenisstraf van maximaal zes maanden.
Huis van Justitie   Personen veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf of wanbedrijf tot een gevangenisstraf van maximaal zes maanden.
Provoosthuis Militairen die voor een krijgsraad terecht moeten staan of zijn veroordeeld wegens het plegen van een wanbedrijf of misdrijf tot een gevangenisstraf van maximaal zes maanden.

 Langer gestraft

Instelling Bestemd voor
Huis van correctie Personen veroordeeld wegens wanbedrijven met straffen tussen de vier en zes maanden.
Huis van reclusie en tuchtiging Personen veroordeeld wegens misdrijven en militairen veroordeeld tot een straf.
Huis van militaire detentie Militairen veroordeeld tot straffen van meer dan vier maanden.

In het nieuwe Wetboek van Strafrecht (1886) werd het zogenaamde het cellulaire systeem toegepast. Er werd een verschil gemaakt tussen misdrijven en overtredingen.
Overtredingen werden bestraft met geldboetes, hechtenis of gevangenisstraf. Veroordeelden voor het plegen van een misdrijf werden, afhankelijk van de opgelegde straf, voor de duur van minimaal één dag en maximaal twintig jaar opgesloten in een strafgevangenis. Een deel van de straf (maximaal vijf jaar) moest in afzondering (in een cel) worden doorgebracht.
Huizen van bewaring waren bestemd voor personen die wegens overtreding tot hechtenis waren veroordeeld. De straf duurde ten minste één dag en maximaal één jaar. De gevangeniscapaciteit werd flink uitgebreid. In Haarlem, Arnhem, Breda, Groningen, Zutphen, Alkmaar en Den Haag werden nieuwe gevangenissen gebouwd. In Gorinchem (1887) werd een speciale vrouwengevangenis ingericht. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het principe dat straf in een cel moest worden ondergaan, losgelaten. Naast gevangenissen kwamen er Rijkswerkinrichtingen voor bedelaars, landlopers en souteneurs in de plaatsen Hoorn, Veenhuizen en Leiden. Deze laatste inrichting was speciaal voor vrouwen. De archieven van de Rijkswerkinrichting Hoorn vindt u in het Noord-Hollands Archief. De archieven van Veenhuizen in het Drents Archief. Voor het archief van de Rijkswerkinrichting te Leiden kunt u bij het Nationaal Archief terecht.

Instelling Bestemd voor
Huis van Bewaring
  • Personen met een hechtenisstraf (burgers en militairen).
  • Passanten.
  • Personen die nog terecht moeten staan en die moeten worden vastgezet, aangehouden of gevangengenomen. 
  • Personen die vanwege schulden gegijzeld zijn.
Passantenhuis Gedetineerden in afwachting van hun definitieve bestemming.
Strafgevangenis Personen (burgers en militairen) die tot een gevangenisstraf zijn veroordeeld.
Bijzondere strafgevangenis Personen die jonger waren dan achttien of ouder dan zestig, en zieken, die veroordeeld waren tot een gevangenisstraf maar hun detentie niet in eenzaamheid mochten ondergaan.
Rijkswerkinrichtingen (RWI)  Bestemd voor personen die naast een hechtenisstraf tot bijkomende straf van plaatsing in een RWI zijn veroordeeld. Vaak in geval van bedelarij, landloperij, souteneurschap en openbare dronkenschap.

Wanneer u weet waar de verdachte was ondergebracht, zoekt u in het inschrijfregister van de betreffende instelling. Vaak is er geen index op naam en moet u op jaar zoeken. Bij de inschrijving vindt u het signalement van de verdachte, met daarin bijvoorbeeld de kleur van haar en ogen en de vorm van de neus. Van de periode van voor 1886 zijn er soms ook aparte signalementregisters bewaard gebleven.
Naast dit signalement kunt u ook een aantekening vinden van de veroordeling door de rechtbank en een eventueel transport naar de (straf)gevangenis. Met deze aantekening kunt u verder zoeken in het inschrijfregister van de genoemde instelling.
Als onderzoek in de inschrijvingsregisters niets oplevert, kan met behulp van de volgende bronnen verder gezocht worden:

  • Strafvonnissen van vredegerechten, kantongerechten, rechtbanken van eerste aanleg, arrondissementsrechtbanken, Hoven van Assisen, provinciale hoven/ gerechtshoven. Deze vonnissen zitten in de archieven van al deze colleges, die bij de provinciale archiefinstellingen te vinden zijn. U kunt het door u gezochte vonnis vinden met behulp van eigentijdse archiefinventarissen, de zogenaamde ‘rolboeken’. Bij het Nationaal Archief vindt u de archieven van de rechterlijke colleges in Zuid-Holland. Het archief van het gerechtshof is niet bewaard gebleven.
  • Het Algemeen Nederlandsch Politieblad 1852-1946 en Geheim Register van ontslagen gevangenen 1882-1897. Deze bronnen kunt u online bekijken op de website van het Centrum voor Familiegeschiedenis (CBG). Verder kunt u ook in lokale kranten zoeken via bijvoorbeeld Delpher of in de collectie van het relevante regionale historisch centrum
  • Stukken over verzoeken tot gratie of strafvermindering worden o.a. bewaard in de archieven van de Staatssecretarie, van het Kabinet des Konings/der Koningin en van het Departement van Justitie. Vooral in de tijd voor de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht in 1886 vroegen veel veroordeelden of hun verwanten tijdens de gevangenschap strafvermindering aan. Meer informatie over het opsporen van gratieverzoeken vindt u in de zoekhulp Gratieverzoeken.

Openbaarheid

Houdt u er rekening mee dat niet alle stukken uit gevangenissen mogen worden ingezien. Ter bescherming van de privacy van (mogelijk) nog levende personen hanteert het Nationaal Archief een beperking 75 jaar. Stukken jonger dan 75 jaar kunt u alleen inzien als u met een schriftelijk bewijs kunt aantonen dat de persoon die u zoekt overleden is. U moet in dat geval van te voren, bij voorkeur per e-mail, een verzoek tot inzage indienen, samen met een bewijs van overlijden. Na een reactie van het Nationaal Archief kunt u een afspraak maken om het archief in te zien.

Van strafbare feiten is het gemakkelijk na te gaan waar de straf is uitgezeten. Personen die veroordeeld waren wegens bedelarij en landloperij werden tot 1827 naar gevangenissen in Veere of Hoorn gestuurd en vanaf 1827 naar de bedelaarskoloniën te Ommerschans of Veenhuizen. Archieven van deze ‘koloniën’ worden bewaard bij het Drents Archief  in Assen. In de inschrijvingsregisters vindt u vaak de aantekening ‘naar de Schans’. Na 1886, het jaar van de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht, werden de dronkaards, landlopers en bedelaars ondergebracht in de Rijkswerkinrichtingen in Veenhuizen, Hoorn en Leiden.

In het begin van de 19e eeuw werd er geen verschil gemaakt tussen het gevangen zetten van jongeren en volwassenen. Pas in 1833 opende in Rotterdam een gevangenis voor jeugdige veroordeelden. Vanaf 1866 werden de jongere mannen ondergebracht in Doetinchem.
Daarnaast werden er voor jongeren (jongens en meisjes) speciale rijksopvoedingsgestichten, later tuchtscholen, ingesteld zoals in Alkmaar (1854), Amersfoort (1910), Ginneken (1906), Montfoort (1858) en Ommerschans (1892). Voor zover de archieven van deze instellingen nog bestaan, kunt u deze vinden in het regionaal historisch centrum van de betreffende provincie.

In de Tweede Wereldoorlog behield de Nederlandse strafrechter zijn bevoegdheden. Daarnaast kwamen er Duitse rechtbanken in bezet Nederland. Deze berechtten vooral verzetsdaden tegen de Duitse overheid in de ruimste zin van het woord. En ze berechtten delicten die het algemeen belang, en dan vooral de voedselvoorziening, schade toebrachten. Nederlanders, die door een Duitse rechtbank een tuchthuisstraf kregen opgelegd, werden naar tuchthuizen in Duitsland ondergebracht. Wie door een Duitse rechtbank tot gevangenisstraf was veroordeeld, werd ondergebracht in Duitse afdelingen van Nederlandse gevangenissen waaronder die in Rotterdam en Scheveningen (het beruchte ‘Oranjehotel). Voor persoonsgegevens uit de archieven van deze gevangenissen en de concentratiekampen kunnen de archieven van het Rode Kruis (aanwezig bij het Nationaal Archief) worden geraadpleegd of kan informatie worden gevraagd bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Voor foto's en persoonsgegevens van gevangenen in het Oranjehotel die de oorlog niet hebben overleefd: zie de zoekhulp  Dodenboeken Oranjehotel

Na de Tweede Wereldoorlog is een aantal Nederlanders veroordeeld op grond van hun collaboratie met de vijand. In het archief Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging 2.09.09, zitten enkele kleine archieven van instellingen waar deze personen werden vastgehouden; van Kamp Vught 1945 – 1948;  Rijkswerkinrichting Veenhuizen 1947 – 1948 en het  Huis van Bewaring en Bijzondere Strafgevangenis Leeuwarden 1946. 

Brielle 1843-1889 3.05.27
Huis van Arrest. (Zeer onvolledig bewaard gebleven.)

Dordrecht 1814 – 1973 3.05.01
Huis van Arrest//Huis van bewaring 1814 - 1887  
Provoosthuis 1839 – 1886
Strafgevangenis 1839 – 11972  
Huis van Bewaring 1888-1972
 
Gorinchem 1853-1856, 1888-1933 3.05.02
De Inschrijvingsregisters bevinden zich in de archieven van andere strafinstellingen, zie de inventaris. 
 
Gouda 1821-1886 3.05.03
(Zeer onvolledig bewaard gebleven.)

’s-Gravenhage 1814-1977 3.05.04
Prinsegracht 1882 – 1902
Huis van Bewaring 1882 - 1902
Huis van Arrest 1882 – 1887 
Provoosthuis 1884 – 1887 
Huis van Justitie 1882 – 1887 
Strafgevangenis 1882 – 1887 
Pompstationsweg 1888 – 1942 en 1945 – 1975
Strafgevangenis 1882-1942 en 1945 – 1975
Bijzondere Strafgevangenis 1911 – 1952
Cellenbarak 1919 – 1940.
Hulpgevangenis Militairen 1921 – 1923
Huis van Bewaring 1935 – 1941 
Gevangenis en Huis van Bewaring ‘De Oosthoek’ 1973 - 1974
Penitentiair Centrum 1974 – 1975
Rijksasiel Kogelenbergh 1953 – 1971
Casuariestraat , Huis van Bewaring I, 1902 – 1967
St. Jacobsstraat,  Hulphuis van Bewaring 1942 - 1950
Van Alkemadelaan, Huis van Bewaring II en Gevangenis II   1940 – 1969

Leiden 1826-1954 
Huis van Bewaring 1826 – 1894 (3.05.05)
Huis van Militaire Detentie 1824 – 1889 (3.05.05)
Strafgevangenis 1826 – 1902 (3.05.05)
Rijkswerkinrichting 1889 – 1919  3.05.06
Opmerking: De rijkswerkinrichting voor vrouwen is eind 1889 van Veenhuizen naar Leiden overgeplaatst. Het gevangenenregister uit Veenhuizen is meeverhuisd naar Leiden. Inventarisnummer 1  bevat de inschrijvingen van Veenhuizen 1886 – december 1889 en daarna die van de Rijkswerkinrichting voor vrouwen te Leiden.
Rijksopvoedingsgesticht 1910 – 1926  3.05.07

Naaldwijk 
Huis van Bewaring 1847-1877 3.05.08

Noordwijk 
Huis van Bewaring 1861-1877 3.05.09

Rotterdam  3.05.10
Huis van Arrest 1814 – 1886 
Huis van Bewaring I  1886 – 1975
Duitse afdeling 1943 – 1945
Hulpgebouw Huis van Bewaring 1943 – 1955.
Hulp-Huis van Arrest 1872 – 1886, daarna Hulphuis van Bewaring 1886 - 1900
Cellulaire Gevangenis, 1872 – 1886
Strafgevangenis 1886 – 1953, daarna Gevangenis 1953 - 1960
Bijzondere Strafgevangenis voor Vrouwen 1919 – 1953. 
Bijzondere Strafgevangenis voor Mannen 1929 – 1953. 
Bijzondere Strafgevangenis voor Jonge Vrouwen 1938 – 1953. 
Gevangenis voor vrouwen 1960 - 1968
Huis van Bewaring II 1955 - 1974
Hulp-Huis van Bewaring 1940 – 1946
Arrestantenhuis 1945 – 1948

Scheveningen
zie het archief van ’s-Gravenhage 3.05.04

Schiedam 
Huis van Bewaring 1890-1901 3.05.12

Schoonhoven 
Huis van Bewaring 1851-1888 3.05.13

Sommelsdijk 
Huis van Bewaring 1888-1901 3.05.14

Strijen 
Huis van Bewaring 1856-1877 3.05.15 (geen inschrijvingsregisters)

Veenhuizen
Rijkswerkinrichting 1889 – 1919  3.05.06
Opmerking: De rijkswerkinrichting voor vrouwen is eind 1889 van Veenhuizen naar Leiden overgeplaatst. Het gevangenenregister uit Veenhuizen is meeverhuisd naar Leiden. In inventarisnummer 1  zitten de inschrijvingen van Veenhuizen 1886 – december 1889 en daarna die van de Rijkswerkinrichting voor vrouwen in Leiden.