De hierna gebruikte opschriften van de hoofdstukken betreffende particuliere zaken, eigenhandige aantekeningen en varia werden ontleend aan of overgenomen van de oorspronkelijke terminologie, die door Hendrik Fagel de Oude bij de vorming van zijn archief werd gebruikt. Op de plaatsen, waar hij deze opschriften zelf gebruikte, werden deze tussen, ' vermeld.
16. MR. HENDRIK BARON FAGEL (DE JONGE), geboren te Amsterdam 21 maart 1765 en gedoopt in de N.Z. Kapel 29 maart, overleden te 's-Gravenhage 22 maart 1838 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de oudste zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij huwde te 's-Gravenhage 1 oktober 1790 met Agneta Margaretha Catharina Boreel, geboren te 's-Gravenhage 8 maart 1770 en gedoopt te Amsterdam 22 december 1771, grootmeesteres van de prinses van Oranje, overleden te Parijs 8 juli 1824, dochter van mr. Willem en Maria Trip. Hun huwelijk bleef kinderloos.
Mr. Hendrik Fagel werd op 1 oktober 1787 als assistent aan zijn grootvader, griffier Hendrik Fagel (de Oude), toegevoegd op de voet van de reeds gemelde resolutie der Staten-Generaal d.d. 30 november 1762. Zijn grootvader had toen de hoge ouderdom van 80 jaren bereikt ( zie rubriek 11 ). Op 1 juli 1788 werd hij tot medegriffier bevorderd onder het genot van de emolumenten van het ambt van commies, waaruit mr. W. Quarles werd ontslagen. Nadat de oude Hendrik Fagel op 19 oktober 1790 was overleden, werd de jonge Hendrik op 28 oktober 1790 tot griffier aangesteld, terwijl mr. Bernard Pieter van Lelyveld op 4 november van hetzelfde jaar tot commies werd benoemd. Hiermede was Hendrik Fagel (de Jonge) de vijfde griffier uit de familie Fagel, die tot dit gewichtige ambt werd uitverkoren.
Bij de nadering van de Franse troepen in 1794 werd Hendrik Fagel met het karakter van extra-ordinaris ambassadeur naar Engeland gezonden teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om tot een vrede met Frankrijk te komen. Met deze zending kwam in feite al een einde aan het griffierschap van Hendrik Fagel, omdat de Franse troepen Nederland inmiddels bezetten en Pitt weigerde met Frankrijk te onderhandelen. Hiermede begon, evenals voor de stadhouderlijke familie, voor de familie Fagel de ballingschap. Dit betekende ook het einde van het griffierschap van de Staten-Generaal, waaruit Hendrik Fagel op 17 februari 1795 werd ontslagen.
Toen prins Willem V in Engeland de post van 'homme d'affaires', die de betrekkingen tussen Nederland in ballingschap en Engeland moest onderhouden, aan de gewezen gezant baron Van Nagell opdroeg, verliet Hendrik Fagel Engeland en reisde als ambteloos burger naar Hamburg en daarna naar Zwitserland. In 1798 werd hij echter door prinses Wilhelmina naar Engeland teruggeroepen en trad tot 1813 op als 'agent' van het Huis Oranje-Nassau. Met de prins van Oranje, later koning Willem I, keerde hij in december 1813 in Nederland terug en werd op 8 december 1813 benoemd tot extra-ordinaris ambassadeur en plenipotentiaris van Nederland bij het Engelse hof. Deze tijd werd beëindigd met zijn eervol ontslag op 7 april 1823, omdat koning Willem I hem bestemd had tot de vervulling van een ministerspost, die echter niet werd gerealiseerd. Op 26 maart 1828 werd hij benoemd tot grootmeester van het Huis van de prins van Oranje; op 19 juni 1830 tot minister van Staat. Het slot van zijn carrière vormde zijn zending naar koningin Victoria om haar bij haar troonsbestijging geluk te wensen. Mr. Hendrik Fagel (de Jonge) werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
De portretten van Hendrik baron Fagel en zijn vrouw bevinden zich in de Stichting Familiefonds Boreel. Een copie van het portret van Mevr. A. M. C. barones Fagel-Boreel is in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur : L. Brummel, Frans Hemsterhuis, Een philosofenleven, 1925, passim. L. Brummel, The Fagel Library in Trinity College, Dublin, 'Miscellanea Libraria', 1957, 204 vlg. H. T. Colenbrander, Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland, 1789-1840, R.G.P. Grote Serie nrs. 1-6, 11-13, 16, 17, 23, 25, 27, 30, 31, 37, 40, 42, 44, 46, 50, passim. P. H. van der Kemp, H. Fagels ontslag uit den staatsdienst, 'Tijdspiegel', 1899, deel I, 393 vlg. Joh. W. A. Naber, Correspondentie van de Stadhouderlijke Familie, 1777-1820, 5 delen, passim. G. J. Renier, Great Britain and the Establishment of the Netherlands 1813-1815, 1930, passim. Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 14 vlg. M. van Tuyll van Serooskerken, 'De Erfprins te Oxford', 1808-1811, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 7de Reeks, V, 1 vlg. M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 391 vlg.
Niet raadpleegbaar
Op de kaft is geschreven: 'I am very thankfull to you my dear Harry that you gave me those things to copy: Brenner has the others; Your affectionate friend Harry de N...'. Dit is de prins van Nassau-Saarbrücken.
17. MR. JACOB BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 9 november 1766, overleden te Genève 24 april 1835, was de tweede zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij huwde te Amsterdam 1 februari 1815 met Jkvr. Jacoba Margaretha Maria Boreel, geboren te Amsterdam 31 december 1794, overleden te 's-Gravenhage 17 april 1858, dochter van mr. Jacob, heer van Hogelanden en Margaretha Johanna Munter.
Mr. Jacob Fagel werd bij resolutie der Staten-Generaal d.d. 15 juli 1793 tot extra-ordinaris envoyé in Denemarken benoemd. In 1795, na de omwenteling in Nederland, kreeg hij zijn ontslag en werd een der partijgangers van de prins van Oranje in Nederland. Toen de erfprins van Oranje (later koning Willem I) ter bevrijding van Nederland in de jaren 1796-1799 het rassemblement van Osnabrück verzamelde en tenslotte zijn hoofdkwartier te Lingen vestigde, fungeerde Jacob Fagel als één zijner 'kabinetssecretarissen'. De Engels/Russische aanval op Noordholland maakte echter ongewild aan de pogingen van de erfprins een einde en Jacob Fagel vestigde zich als ambteloos burger in Den Haag, waar hij steeds met zijn broeders in schriftelijk contact stond. Bij Souv. Besluit van 6 april 1814 keerde hij in het ambtelijke leven van Nederland als lid van de Raad van State terug. Deze functie heeft hij tot zijn dood in 1835 vervuld.
Mr. Jacob baron Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
Een portret van Jacob baron Fagel als kind in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII) en van zijn vrouw Jacoba Margaretha Maria Boreel in de Stichting Familiefonds Boreel.
Voornaamste literatuur: G. J. W. Koolemans Beijnen, De Erfprins van Oranje te Lingen in 1799, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 4de Reeks, VI, 146 vlg. en De Erfprins van Oranje in Noord-Holland, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 4de Reeks, IX, 1 vlg.; M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 393, alsmede de werken genoemd in rubbriek 16 .
Niet raadpleegbaar
Jacob Fagel was bestuurslid van dit Gilde.
18. FRANÇOIS WILLEM BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 4 oktober 1768 en gedoopt in de Kloosterkerk 9 oktober, aldaar overleden 15 februari 1856 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de derde zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij was ongehuwd.François Willem Fagel volgde een militaire loopbaan bij de marine en nam als 12-jarige jongeling in de rang van adelborst deel aan de slag bij Doggersbank. Hij klom op tot de rang van kapitein ter zee en werd als zodanig gepensioneerd op 1 april 1817. Vrijwel onbekend is, dat hij van de Britse regering op 21 maart 1807 een aanstelling kreeg als vendumeester aan de Kaap de Goede Hoop. In 1813 vertrok hij met verlof en keerde niet meer naar de Kaapkolonie terug.François Willem Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.Een portret van François Willem baron Fagel bevindt-zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 389.
19. AGNES MARGARETHA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 8 maart 1770 en gedoopt in de Zuiderkerk te Amsterdam 11 maart, overleden te 's-Gravenhage 1 december 1840 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de oudste dochter van mr. François en Anna Maria Boreel. Zij was ongehuwd.Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim.
Hierbij tevens opgenomen rekening-courant over 1841 ten behoeve van haar erfgenamen.
20. ROBERT BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 10 maart 1771 en gedoopt in de Kloosterkerk 15 maart, overleden te Parijs 26 december 1856 en begraven te 's-Gravenhage, was de vierde zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Robert Fagel was ongehuwd. Hij volgde een militaire loopbaan bij het leger en bereikte de rang van generaal der infanterie (1 oktober 1840). Na aanvankelijk gediend te hebben bij het Staatse Leger, volgde hij de erfprins van Oranje in de ballingschap en trad als zijn adjudant-generaal op totdat de bevrijding van Nederland in zicht kwam. Als zodanig vormde hij een trait d'union tussen de verschillende geallieerde regeringen van Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland. In Engeland onderhield hij het contact met zijn broer Hendrik ( zie rubriek 16 ), die aldaar fungeerde als 'agent' van het Huis van Oranje-Nassau. Op 30 september 1814 werd Robert Fagel benoemd tot extraordinaris envoyé en plenipotentiaris in Frankrijk, een functie, die hij tot 22 december 1853 vervulde, met een onderbreking van 1832-1840, toen hij werd teruggeroepen wegens de geschillen tussen Frankrijk en Nederland in verband met de zelfstandigheid van België. In 1835 werd hij naar Oostenrijk gezonden om keizer Ferdinand geluk te wensen met zijn aanvaarding van de regering. Sedert 29 mei 1837 trad Robert baron Fagel op als opperstalmeester des konings tot aan zijn pensionering in dit ere-ambt op 1 april 1844. Robert baron Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
Een portret van Robert baron Fagel bevindt zich in de Collectie Groeninx van Zoelen, alsmede in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: H. T. Colenbrander, Gedenkstukken der Algemene Geschiedenis van Nederland, 1789-1840. R.G.P. Grote Serie nrs. 1-6, 11-13, 16, 17, 23, 25, 27, 30, 31, 37, 40, 42, 44, 50, passim. G. J. W. Koolemans Beynen, De Erfprins van Oranje te Lingen in 1799, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 4de Reeks, IX, 1 vlg. M. baron Sirtema van Grovestins, Levensbeschrijving van Robert baron Fagel in 'L'Echo Universel', 1857, nrs. 1797-1801. M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 393 vlg.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
21. CATHARINA ANNA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 5 november 1772 en gedoopt in de Grote Kerk 11 november, overleden te Brussel 18 april 1825, was de tweede dochter van mr. François en Anna Maria Boreel. Zij huwde te Haarlem 12 april 1803 met Jhr. Willem François Boreel, geboren te Amsterdam 18 september 1775, overleden te Friedrichshafen 21 mei 1851, zoon van mr. Willem en Maria Trip en broeder van Agneta Margaretha Catharina, echtgenote van mr. Hendrik baron Fagel (de Jonge), zie rubriek 16 . Jhr. Willem François Boreel was in militaire dienst en bereikte de rang van luitenant-generaal der cavalerie.Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim.
22. WILLEM HENDRIK JACOB BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 16 januari 1774 en overleden op de Britse pakketboot 'Stammer' voor Lissabon 17 november 1822, was de vijfde zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij was ongehuwd.Willem Hendrik Jacob Fagel trad aanvankelijk in dienst van het Staatse Leger, maar ging over naar de marine. In de rang van luitenant ter zee nam hij op 10 april 1795 zijn ontslag uit de zeedienst. Daarna vertoefde hij in Engeland en schijnt hier opgetreden te zijn als secretaris van zijn broeder, de 'agent' van het Huis van Oranje-Nassau, Hendrik Fagel (de Jonge), zie rubriek 16 . In elk geval was hij sedert december 1813 als gezantschapssecretaris verbonden aan de Nederlandse ambassade in Groot-Brittannië. Op 20 augustus 1822 werd hij tot zaakgelastigde in Portugal benoemd, maar bereikte deze post niet, omdat hij onder weg zijnde op het schip 'Stammer' is overleden.Willem Hendrik Jacob baron Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 in de Nederlandse adelstand verheven met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 394.
Niet raadpleegbaar
23. JKVR. ELEONORA JOHANNA MARGARETHA HENRIËTTE WENDELA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 20 juli 1816, aldaar overleden 12 februari 1877, was de oudste dochter van mr. Jacob en Jacoba Margaretha Maria Boreel. Zij was ongehuwd.
24. JKVR. WENDELA FREDERICA FRANÇOISE FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 31 januari 1827, overleden op Huize 'Klein Avegoor' te Ellecom 10 december 1894, was de derde dochter van mr. Jacob en Jacoba Margaretha Maria Boreel. Zij huwde te 's-Gravenhage 24 mei 1855 met Jhr. Guillaume Albert Charles Herman van Goedecke, geboren te Leuven 7 november 1816, overleden op Huize 'Avegoor' 4 februari 1885, zoon van Jhr. Frederik Willem en Sophia van Hackebracht.Jhr. Guillaume Albert Charles Herman van Goedecke was in militaire dienst en bereikte de rang van majoor der artillerie; Mevr. W. F. F. van Goedecke-Fagel was hofdame van prinses Frederik der Nederlanden.Het echtpaar Van Goedecke-Fagel liet geen eigen papieren na in het familiearchief Fagel, maar wel archivalia over Jhr. Frederik Willem van Goedecke en Christiaan van Hackebracht (zie inv.nrs. 375-396).
25. MR. FRANÇOIS HENDRIK ROBERT RENÉ BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 15 oktober 1828, overleden op Huize 'Avegoor' te Ellecom 5 januari 1890, was de enige zoon van mr. Jacob en Johanna Margaretha Maria Boreel. Hij huwde op Schoonheten onder Raalte 14 juli 1855 Wilhelmina Anna Maria barones Bentinck, geboren op Huize 'Schoonheten' 2 mei 1831, overleden te 's-Gravenhage 29 maart 1903, dochter van Rudolf Floris Carel en Henriëtta Elisabeth Arntzenius.Mr. François Hendrik Robert René baron Fagel bekleedde achtereenvolgens de betrekkingen van kamerheer des konings sedert 8 januari 1852, referendaris van het Kabinet des konings sedert 26 mei 1861, opperhofmaarschalk des konings en opperintendant der Kon. Paleizen sedert 25 oktober 1872. Als opperintendant was hem in het bijzonder de administratie van het Kon. Paleis en domein Het Loo opgedragen, terwijl hij van 1874-1883 zitting had in de commissie tot voorbereiding van de bouw van de Kon. Stallen te Den Haag; Mevr. W. A. M. barones Fagel-Bentinck was hofdame van prinses Frederik der Nederlanden.De portretten van François Robert René baron Fagel en zijn vrouw Wilhelmina Anna Maria barones Bentinck bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).Voornaamste literatuur: Lofdicht op François Hendrik Robert René baron Fagel ter gelegenheid van zijn schenking van een naamvlag aan het barkschip 'Fagel' in 'Wapenheraut', VI, 400.
Niet raadpleegbaar
26. JACOB JOHN BARON FAGEL, geboren 5 oktober 1859 te Rennes-sur-Roche bij Lausanne, overleden te 's-Gravenhage 16 maart 1928 tengevolge van een ongeluk, was de enige zoon van mr. François Hendrik Robert René en Wilhelmina Anna Maria barones Bentinck. Hij was ongehuwd.Jacob John baron Fagel leefde als ambteloos burger. Hij was de laatste mannelijke telg van de zgn. adellijke tak van het geslacht Fagel, dat zich sedert 1585 in Nederland had gevestigd. Aan hem dankt het Algemeen Rijksarchief het kostbare bezit van het archief zijner voorouders.Gedurende meer dan drie eeuwen hebben de leden van deze tak van het geslacht Fagel Nederland op voortreffelijke wijze gediend. Hun devies 'In recto decus' is hun steeds tot voorbeeld geweest. De roem, die zij daarmede hebben gevestigd, leeft - hoewel de familie is uitgestorven - voort in hun schriftelijke nalatenschap, het 'Archief van de Familie Fagel'.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Hendrik Cornelisz. Rosa was burgemeester van Vlissingen (1540-1545).
Personalia over Jacob Hendrik Rosa ontbreken. Uit de stukken, die volgen, blijkt, dat hij waarschijnlijk notaris in Vlissingen is geweest.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Hendrik Rosa, zoon van Hendrik Cornelisz. Rosa en Elisabeth Hermans, geboren 4 september 1564 te Vlissingen, overleden 21 januari 1629 te 's-Gravenhage, huwde met Cornelia van Hoogheveen 10 juli 1591. Hun dochter Maria huwde met François Fagel de Oudste in 1613. Hendrik Rosa was raadsheer in het Hof van Holland.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Cornelis Rosa is een zoon van Pieter Rosa, burgemeester van Vlissingen en van Goltjen Baltens. Cornelis Rosa huwde met Cornelia van Hoogheveen in 1620. Hij overleed in april 1637 te 's-Gravenhage en werd begraven 6 april 1637 in de Grote Kerk aldaar. Hun kinderen zijn Pieter (volgt sub 5), Adriaan (volgt sub 6), Johannis (volgt sub 7) en Margaretha, die huwde met Hendrik Fagel de Oudste. Cornelis Rosa was secretaris van het Hof van Holland.
Pieter Rosa, zoon van Cornelis Rosa en Cornelia van Hoogheveen, overleed ongehuwd in september 1688 te 's-Gravenhage. Pieter Rosa was achtereenvolgens kanunnik van de Dom (1662), commissaris van de monstering van Utrecht (1666) en geëligeerde raad van de Staten van Utrecht (1678). Hij komt ook voor als rekenmeester.
Adriaan Rosa, zoon van Cornelis Rosa en Cornelia van Hoogheveen, geboren in 1618 te 's-Gravenhage, overleden ongehuwd aldaar 6 februari 1689. Hij was commies der Staten-Generaal en baljuw en schout van 's-Gravenhage.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Johannis Rosa, zoon van Cornelis Rosa en Cornelia van Hoogheveen, geboren in 1625 te 's-Gravenhage, overleden aldaar ongehuwd 3 april 17c02. Hij was burgemeester en schepen van 's-Gravenhage.
Jhr. Frederik Willem van Goedecke, geboren 26 mei 1771 te Dietz, overleden 11 maart 1857 te Neuwied, huwde in 1814 met Sophia van Hackebracht, dochter van Christiaan Willem van Hackebracht en Maria Elisabeth Remy. Uit dit huwelijk stamden twee kinderen, van wie Jhr. Guillaume Albert Charles Herman van Goedecke, geboren 7 november 1816 te Leuven, overleden 4 februari 1885 te Ellecom, huwde met Wendela Frederica Françoise Fagel in 1855. Dit huwelijk bleef kinderloos, waardoor het geslacht Van Goedecke uitstierf en de nagelaten papieren van Jhr. Frederik Willem van Goedecke en ook die van het geslacht Van Hackebracht, afkomstig van Sophia van Hackebracht, in het bezit van de familie Fagel kwamen.Jhr. Frederik Willem van Goedecke was achtereenvolgens in Nassause en in Nederlandse militaire dienst. Hij bereikte de rang van luitenant-generaal en was o.m. de laatste Nederlandse commandant van de vesting Luxemburg. Zijn zoon Guillaume was majoor der artillerie en adjudant en kamerheer van Prins Frederik der Nederlanden.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De stukken, die hierna worden beschreven, stammen van Sophia van Hackebracht, die gehuwd was met Jhr. Frederik Willem van Goedecke.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Deze stukken kunnen niet worden geraadpleegd zonder gebruik te maken van de stukken in het raadpensionarisarchief van GASPAR Fagel, dat zich bij de IIIde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief bevindt en dat beschreven is in de inventaris van het archief der Staten van Holland, nrs. 2867-2939.
Een kanttekening van Gaspar Fagel vermeldt: 'Het concept van deze missive gearresteerd op de bedtkamer van Syn Hoogheyt 1673'.
Het verdrag zelf werd door J. J. baron Fagel aan H.M. Koningin Wilhelmina afgestaan. Het bevindt zich thans in het Kon. Huis-Archief en is onder nr. 2643a van inv. nr. 16 beschreven.
Blijkens een aantekening geschreven door S.P.D.
Stukken, afkomstig van PIERRE DU MOULIN, tweede secretaris van Willem III, Prins van Oranje
Het archief van deze veel omstreden figuur, secretaris voor de Franse correspondentie van de Prins van Oranje van 1672-1674 werd na zijn overlijden in 1676 op last van de Prins van Oranje door raadpensionaris Gaspar Fagel in beslag genomen. Sedertdien bevindt het archief van Pierre du Moulin zich bij dat van Gaspar Fagel.
Stukken, afkomstig uit het archief van mr. SIMON VAN PETTECUM, president van de Raad van de Prins van Oranje
Mr. Simon van Pettecum vertegenwoordigde de Koning van Denemarken verschillende malen als buitengewoon gezant bij de Republiek. Hij werd in 1687 tot president van de Raad van de Prins van Oranje benoemd en overleed in 1689. Op welke wijze zijn archief in dat van Gaspar Fagel is terecht gekomen is onbekend.
Stukken, afkomstig uit het archief van ABRAHAM DE WICQUEFORT, Pools gezant bij de Republiek
De stukken, die in dit aanhangsel worden beschreven, werden tijdens de gevangenneming van Abraham de Wicquefort op 20 maart 1675 in beslag genomen en blijkens een bijgaande brief van P. A. van der Meulen aan raadpensionaris Gaspar Fagel toegezonden op 9 juli 1675.
Het opschrift is van de hand van zijn zoon Hendrik Fagel de Oude.
Het opschrift is van de hand van zijn zoon Hendrik Fagel de Oude.
Gaspar Fagel, griffier 1670-1672. Hendrik Fagel de Oudste, griffier 1672-1690. François Fagel de Oude, griffier 1690-1744. Hendrik Fagel de Oude, griffier 1744-1790. Hendrik Fagel de Jonge, griffier 1790-1795.
De stukken, in deze afdeling beschreven, werden door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude tot dossiers verenigd. De laatste completeerde zijn dossiers met stukken, afkomstig van zijn voorgangers Gaspar Fagel, Hendrik Fagel de Oudste en François Fagel de Oude, zodat deze dossiers niet meer te splitsen zijn en evenmin ondergebracht konden worden bij de andere groepen van deze inventaris.
De meeste dossiers werden door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude van aantekeningen en retroacta voorzien, die verband hielden met hun werkzaamheden als griffiers der Staten-Generaal. Deze dossiers vormen dus het studiemateriaal, dat zij gebruikten bij de voorbereiding van zaken, die bij de Staten-Generaal ter tafel kwamen. Tot deze voorbereiding waren zij volgens hun instructie verplicht.
Aldus ontstonden series dossiers over de meest verschillende onderwerpen, die zij thuis in portefeuilles bewaarden. Vooral aan Hendrik Fagel de Oude is het te danken, dat een systematische ordening van deze dossiers ontstond. Deze werd door de griffier Hendrik Fagel de Jonge overgenomen en ook in deze inventaris verwerkt.
Te onderkennen vielen één statische en twee dynamische rubrieken. De statische omvat alle dossiers met gegevens over de Hoge Colleges van Staat van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, terwijl de twee dynamische rubrieken alle dossiers omvatten met gegevens over de werkzaamheden der Staten-Generaal. De onderwerpen van de dossiers waren in de eerste dynamische rubriek gerangschikt volgens de artikelen van de Unie van Utrecht, die de Staten-Generaal tot grondwet dienden en die dus nagekomen en uitgevoerd moesten worden. In de tweede dynamische rubriek worden dossiers aangetroffen met gegevens over zaken, die niet in de Unie van Utrecht worden genoemd, maar die in de loop van de tijd wel tot de competentie van de Staten-Generaal gingen behoren. De rubrieken zijn de volgende:
A. Stukken betreffende de Hoge Colleges van Staat van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
B. 'Generaliteits-Zaaken' (eerste gedeelte)
C. 'Generaliteits-Zaaken' (tweede gedeelte)
De dossiers en portefeuilles werden grotendeels door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude van titels voorzien. Deze werden in de beschrijving tussen aanhalingstekens geplaatst en waar zulks nodig was verduidelijkt. Een en ander geschiedde om het persoonlijk cachet van dit gedeelte van het familiearchief niet verloren te doen gaan en zodoende ook het licht te laten vallen op het aandeel van de griffiers in de werkzaamheden der Staten-Generaal.
Bij de beschrijving werd ook melding gemaakt van de talrijke aantekeningen van deze griffiers, die in de dossiers aanwezig zijn. Hieruit blijkt, dat zij, behalve uitstekende archivarissen, ook uitstekende ambtenaren der Staten-Generaal zijn geweest.
De losse stukken, die niet tot dossiers waren samengevoegd, werden zoveel mogelijk tot bundels verenigd, hetgeen de duidelijkheid van het geheel ten goede kwam.
Uit de aanhalingstekens zal dus blijken of men met een dossier dan wel met een bundel te maken heeft. De bundels konden alle ingeschoven worden in de systematische ordening, die Hendrik Fagel de Oude voor dit gedeelte van het familiearchief Fagel ingevoerd had. Dat hij hierbij veel ontleende aan de archiefordening van de Staten-Generaal spreekt als het ware vanzelf.
Als organisator van dit gedeelte liet Hendrik Fagel de Oude het na om hiervoor een naam te verzinnen. Het leek gewenst dit alsnog te doen en aldus werd gekozen de naam van 'Griffiersarchief'. Niet alleen waren de aard en de inhoud van de dossiers - zo verschillend van de particuliere stukken en briefwisselingen - hiervan de oorzaak, maar ook de lengte van dit archief, dat de helft van de totale lengte van het familiearchief Fagel beslaat.
In hoofdzaak omvatten de dossiers en bundels van het 'Griffiersarchief' de stukken die in de 18de eeuw in de vergaderingen der Staten-Generaal werden behandeld. Vele retroacta grijpen echter terug tot in de 15de, 16de en 17de eeuw.
Het archief werd echter in de 18de eeuw gevormd. De geboorte ervan kan men stellen na 31 maart 1728 toen Hendrik Fagel de Oude tot Commies der Staten-Generaal werd bevorderd. Het werd afgesloten in oktober 1794 toen Hendrik Fagel de Jonge als extra-ordinair ambassadeur naar Engeland vertrok en kort daarna uit het ambt van griffier werd ontslagen.