De Hoge Raad oordeelt in strafzaken in cassatie over de handelingen, arresten en vonnissen door de gerechtshoven, arrondissementsrechtbanken en kabntonrechters gedaan of gewezen, voor zover aan cassatie onderworpen (art. 95 RO jo. art. 380Sv, sinds 1886 art. 346 Sv).
Voorin het eerste pak van ieder jaar bevindt zich een alfabetische klapper op namen van veroordeelden.
Bijgevoegd zijn de akten van betekening van de behandeling der zaak, opgemaakt op last van de procureur-generaal en uitgevoerd door de deurwaarder of dienaar der openbare macht.
Op de rolboeken bestaat een niet-volledige alfabetische namenklapper (inv.nrs. 151A en 885-887).
De rolboeken bevatten de volgende gegevens:
datum ontvangst rolnummer naam eiser rechterlijke autoriteit welke vonnis of arrest heeft gewezen memorie van cassatie aanwezig of niet naam raadsheer-rapporteur en datum van behandeling datum verzending stukken naar raadsheer-rapporteur datum en beknopte samenvatting van het arrestDe rolboeken over de periode 1841-1907 ontbreken. In de rolboeken is geen verwijzing naar de arrestnummers: de arrestdatum is bepalend voor de vindplaats van het arrest in de serie arresten.
De naamklapper verwijst naar de nummers 1-89 van de algemene rol (inv.nr. 320).
Een namenklapper op de rol over de periode 1872-1920 is niet bewaard gebleven.
De naamklappers verwijzen naar de rolnummers in de - deels niet meer bestaande - rolboeken (inv.nrs. 320, 467-473, 879-891).
Bij de arresten van elk jaar (inv.nrs. 152-319, 414-434, 800-838) bevindt zich een namenklapper op de arresten van dat jaar.
De Hoge Raad oordeelt in strafzaken in eerste en laatste ressort over:
alle misdrijven, uitgezonderd de overtredingen waartegen geen gevangenisstraf is bedreigd, gedurende de tijd hunner bediening begaan door Kamerleden, ministers, leden van de Raad van State, Commissarissen des Konings in de provincies, grootofficieren van het Huis des Konings, kanseliers der Nederlandse orden, ambassadeurs en andere gezanten bij buitenlandse mogendheden, gouverneurs(-generaal) in de koloniën, griffiers van beide Kamers der Staten-Generaal, de secretaris van de Raad van State, leden en secretaris van de Algemene Rekenkamer, raden en generaal-meesteren van de Munt en hun secretaris, raadsheren, ambtenaren van het openbaar ministerie en de griffier van de Hoge Raad, van het Hoog Militair Gerechtshof en van de gerechtshoven (art. 92 RO), tot 1 september 1886 ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen, begaan door Kamerleden, ministers, gouverneurs(-generaal) in de koloniën, leden van de Raad van State en Commissarissen des Konings / der Koningin in de provincies (art. 92 RO), sedert 1 september 1886 de misdrijven van zeeroof en kaapvaart (art. 93 RO jis. artt. 381-385 en 388-389 Sr).Voor de strafzaken in eerste aanleg heeft de Hoge Raad geen afzonderlijke rol gehouden. De arresten zijn opgenomen in de algemene serie (inv.nrs. 152-247). Van de beroemde zaak tegen het Eerste Kamerlid Lodewijk Pincoffs en zijn compagnon Henri Kerdijk zijn slechts de arresten van 23 februari en 6 maart 1880 bewaard gebleven (in inv.nrs. 234), alsmede enkele, tijdens het pleidooi van de advocaat van H. Kerdijk, overgelegde drukwerken.
De beschikkingen en arresten zijn veelal geschreven op het verzoekschrift zelf.De rekesten zijn niet genummerd.
De beschikkingen en arresten zijn veelal geschreven op het verzoekschrift zelf.
Het betreft voornamelijk verzoeken om aan het openbaar ministerie of de gerechten te bevelen alsnog tot vervolging van misdrijven over te gaan welke tot dan toe was verzuimd (art. 109 RO).
De Hoge Raad beslist op verzoeken om vaststelling van het Nederlanderschap ter voorkoming van uitzetting als vreemdeling of uitlevering aan een vreemde mogendheid (art. 20 van de wet van 13 augustus 1849 S. 39, art. 16 van de wet van 6 april 1975 S. 66 en art. 4 van de wet van 17 juni 1918 S. 410.
De verzoekschriften vanaf 1892 zijn geregistreerd in het register van verzoekschriften (inv. 689).
De Hoge Raad oordeelt in herziening over alle in kracht van gewijsde gegane einduitspraken inhoudende een veroordeling (art. 409-412 Sv, na 1886 art 375 Sv, sinds 1926 art. 457 Sv). Het rechtsmiddel van herziening is aanzienlijk uitgebreid bij de Wet van 14 juli 1899 S. 189.
De arresten uit de periode 1930-1939 zijn niet bewaard gebleven. Zie voor de concepten van de arresten uit deze jaren de revisiedossiers (inv.nrs. 895-903).
De dossiers bevatten het verzoekschrift, de conclusie van de procureur-generaal, het proces-verbaal van terechtzitting (indien gehouden) en het concept van het arrest.
De dossiers 2281-2300 uit 1930-1931 ontbreken.
Het nummer 883 behelst 696 verzoekschriften ten gunste van de herziening in één zaak.
De klapper bevat ook een korte vermelding van de loop van de zaak.
De klapper over de periode 1922-1939 bevindt zich in het archiefdeel 1940-1979 (archiefinventaris 2.09.65, inv.nr. 1756).
De processen-verbaal bevatten geen overwegingen van de raadsheren.
De Hoge Raad oordeelt in cassatie over beschikkingen van de rechtbank en van het gerechtshof in raadkamer, en van de kantonrechter, voor zover aan cassatie onderworpen. Cassatie over beschikkingen is mogelijk sinds de inwerking treding van het Wetboek van Strafvordering per 1 januari 1926.
Bijgevoegd zijn de conclusies van de procureur-generaal en de verzoekschriften.
Het register van verzoekschriften bevindt zich in het archief van de Hoge Raad 1940-1979, archiefinventaris 2.09.65, inv.nr. 1649.
De Hoge Raad oordeelt in cassatie over de uitspraken in belastingzaken gewezen.
De Wet van 19 december 1914 S. 564 tot instelling van de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen stelde cassatie open van uitspraken van deze raden (art. 18 van de Wet van 19 december 1914 S. 564).Vanaf 1920 was ook cassatie mogelijk in uitspraken over gemeentelijke belastingen.
De banden zijn genummerd I-LI en 52-58.
De arresten zijn geordend op nummer van het arrest, NIET op rolnummer.
Om onduidelijke redenen bevinden deze concept-arresten zich niet in de dossiers (inv.nrs. 376-381, 535-549).
De dossiers, geordend op rolnummer, bevatten meestal de volgende documenten:
beroepschrift in cassatie bestreden uitspraak in afschrift vertoogschrift van de verweerder conclusie van de procureur-generaal (tot dec. 1935) concept-arrest (vanaf 1923)Op het rolboek bestaat een niet volledige alfabetische namenklapper (inv.nr. 631).
Het rolboek bevat de volgende gegevens:
rolnummer namen van eisers en gedaagden Raad van beroep, tegen welks uitspraak beroep is aangetekend datum verzending beroepschrift datum ontvangst vertoogschrift datum verzending afschrift vertoogschrift datum pleidooi datum in handen stelling O.M. uitspraak: datum, samenvatting arrest, arrestnummer, verwijzing naar publicatie in Beslissingen in BelastingzakenDe naamklapper verwijst naar de rolnummer 1-6600 van de rolboeken (inv.nrs. 622-630 en 1016-1018). De klapper op de rolnummers 6601-8822 bevindt zich in het archief van de Hoge Raad 1940-1979, archiefinventaris 2.09.65, inv.nr. 3.
De Hoge Raad oordeelt in cassatie over uitspraken in zaken betreffende:
zegel-, registratie- en successierechten onteigening van goederen (art. 52 der wet van 28 augustus 1851 S. 125) schadeloosstelling bij vaststelling van een bouwverbod langs rijkswegen (art. 19 der wet van 22 december 1922 S. 698) schadeloosstelling bij een verbod van belemmerende werking en handelingen op en boven luchtvaartterreinen en belendende percelen (art. 38 der wet van 30 juli S. 249 (Luchtvaartwet))Deze zaken werden behandeld volgens de procesgang in civiele zaken. Op gelijke wijze zijn, naast onteigeningszaken, ook belastingzaken behandeld waarvan de bestreden uitspraak niet door een Raad van beroep voor de Directe Belastingen was gedaan, maar door een ander gerecht.
Bijgevoegd zijn veelal conclusies van eis en van antwoord, overgelegd bij de mondelinge behandeling ter zitting.
Op de rolboeken bestaat een niet volledige alfabetische namenklapper (inv.nrs. 781-782).
Het rolboek bevat de volgende gegevens:
rolnummer namen van eisers en verweerders namen van procureurs van beide partijen loop van het geding: beknopte samenvatting en data uitspraak: datum en beknopte samenvatting van het arrestDe Hoge Raad oordeelt in cassatie in kiesrechtzaken. Tot 1919 was deze taak opgedragen aan de Kamer voor Burgerlijke zaken.
Betreft zaken als bedoeld in de art. 20 van de Wet van 4 juli 1850 S. 37.
Bevat ook:
register van nederlegging van verzoekschriften, 1850-1893, 4 deeltjes cassatierol in kiesrechtzaken, nrs. 1-52, 1850-1893, 2 deeltjesDe arresten hebben betrekking op de verzoekschriften 1-160.
Betreft zaken als bedoeld in de art. 40 van de Wet van 7 september 1896 S. 154.
Zie voor het register van verzoekschriften, genunmmerd 1-174, 1987-1981, archiefinventaris 2.09.65, inv.nr. 2510.
De Hoge Raad adviseert de Kroon op verzoeken om gratie of vermindering (remissie), verwisseling of kwijtschelding van straf, krachtens art. 67 van de Grondwet 1815. De Grondwet van 1848 beperkte in art. 66 de adviestaak van de Hoge Raad tot verzoeken om gratie van straffen, indien het veroordelingen betreft van drie jaar gevangenisstraf en daarboven. Krachtens art. 68 van de Grondwet van 1887 is het adviesrecht geregeld in een algemene maatregel van bestuur, het Gratiebesluit 1887 (KB van 13 december 1887 S. 215). Krachtens de artt. 1, 2 en 13 adviseerde de Hoge Raad op verzoeken tot gratie van straffen, opgelegd bij vonnissen van rechters in de koloniën, van consulaire rechtbanken en indien op het tijdstip van indiening van het gratieverzoek meer dan drie jaren waren verlopen sinds de uitspraak van de rechter.
Voor verzoeken om gratie van de doodstraf, zie de notulen van de algemene vergaderingen van Hoge Raad (inv.nrs. 656-659 en 662-672).
Op de gratieregisters bestaat een afzonderlijke alfabetische namenklapper (inv.nrs. 356-358).
De gratieregisters bevatten de volgende gegevens:
datum ontvangst volgnummer (per jaar) naam rekwestrant en beknopt verzoek beknopte samenvatting van het advies tot november 1842: datum en nummer van het KB, met inhoud van de beslissingBetreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1-535 (1838) en 1-1088 (1839).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1-1421 (1840) en 1-796 (1841).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 797-1721 (1841) en 1-1300 (1842).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1301-1611 (1842) en 1-1687 (1843).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1-1922.
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1-2085.
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1-2075.
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 1-1852 (1847) en 1-500 (1848).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 501-1701 (1848), 1-530 (1849), 1-437 (1850) en 1-160 (1851).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 161-546 (1851), 1-472 (1852) en 1-350 (1853).
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 351-520 (1853), 1-486 (1854), 1-381 (1855) en 1-175 (1856). Zonder namenklapper.
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 176-413 (1856), 1-371 (1857), 1-329 (1858), 1-259 (1859) en 1-52 (1860). Zonder namenklapper.
Betreft verzoekschriften, ingeschreven onder de volgnummers 53-245 (1860), 1-285 (1861), 1-278 (1862), 1-438 (1863), 1-282 (1864), 1-304 (1865), 1- 318 (1866), 1-348 (1867), 1-343 (1868), 1-382 (1869), 1-344 (1870), 1-385 (1871), 1-437 (1872), 1-346 (1873) en 1-355 (1874). Zonder namenklapper.
De namenklappers verwijzen naar volgnummers van de inschrijvingen in de gratieregisters (inv.nrs. 359-371). De verzoekschriften zijn per jaar genummerd.
Sedert de wijziging van het Gratiebesluit 1887 in 1925 (KB van 2 juli 1925 S. 321), wordt altijd het advies ingewonnen van de rechter die de straf heeft opgelegd. De bepaling dat op gratieverzoeken het advies van de Hoge Raad moest worden ingewonnen, namelijk in het geval dat op het tijdstip van de indiening van het gratieverzoek meer dan drie jaren waren verlopen, kwam toen te vervallen. Het aantal adviezen van de Hoge Raad daalde vervolgens van enkele tientallen tot slechts enkele per jaar.
Adviezen van vóór 1901 zijn niet bewaard gebleven.
Het register van gratieverzoeken vanaf 1923 bevindt zich in het archief van de Hoge Raad 1940-1979, archiefinventaris 2.09.65, inv.nr. 2563.
De Hoge Raad adviseert de Kroon over verzoeken tot toekenning van brieven van wettiging (art. 329 BW).
De dossiers bevatten het verzoekschrift met bijlagen, de conclusie van de procureur-generaal en het advies van de Hoge Raad.