De commissie werd ingesteld bij beschikking van de minister van Koloniën van 5 september 1932 nr. 23, vierde afdeling, mede namens de ministers van Economische Zaken en Arbeid en van Financiën. De commissie kreeg als taak de bestudering van maatregelen ter verkrijging van een betere economische samenwerking met Nederlandsch-Indië (in verband met de crisisomstandigheden). De commissie werd ontbonden bij beschikking van de minister van Koloniën van 23 februari 1934 nr. 4, vierde afdeling
Onder de papieren van Bruins werden ook stukken aangetroffen, welke in het archief van deze commissie behoren te berusten. Deze stukken zijn apart beschreven. Zie inventarisnummers 1016-1019
Bruins was lid en voorzitter van de commissie
Overige leden: G.H. Crone, ir M.H. Damme, H.P. Gelderman C. Mzn, ir A. Groothoff, mr A.W. Hartman, W.P. Hillen, ir J.A. Kalff, Th. Ligthart, mr J.C.P. Loeff, secretaris, drs W. Reyseger, A.J. Schabeek, dr ir J.I.J.M. Schmutzer, dr Z.W. Sneller, mr M.P.L. Steenberghe, Ch. J.I.M. Welter. Aan de vergaderingen kon met raadgevende stem worden deelgenomen door dr H.M. Hirschfeld, L. Meyers en dr L.J. van der Waals
De commissie werd ingesteld bij besluit van de minister van Financiën van 30 december 1932 nr. 193, afdeling invoerrechten en accijnzen. Voor de onderscheidene produktengroepen werden acht subcommissies ingesteld. Bruins was gewoon lid van de commissie en tevens lid van de subcommissie "land- en tuinbouwproducten en voedings- en genotmiddelen", en van de subcommissie "andere artikelen". De commissie werd ontbonden bij besluit van de minister van Financiën van 25 juli 1935 nr. 245, afdeling invoerrechten
Overige leden: mr J. Gerritsz, dr H.M. Hirschfeld, ir G.A. Kessler, mr L.G. Kortenhorst, dr H.J. Lovink, voorzitter, L. Meijers, F.W.A.H. Paymans, secretaris, Sj. Wouda, buitengewoon lid
De commissie werd ingesteld bij besluit van de minister van Financiën van 4 mei 1933 nr. 159, afdeling Indirecte belastingen, mede namens zijn ambtgenoot van Koloniën. De commissie had tot taak de regering te adviseren over gevallen, die haar door de regering voorgelegd werden, voornamelijk inzake winstbelasting
Bruins was lid en voorzitter van de commissie
Overige leden: A. Bax, secretaris, G.J. Boot, J.A. Deknatel, mr H.F.R. Dubois, J.A. Lagas, mr dr J.H.R. Sinninghe Damsté
De Electriciteitsraad werd in 1933 ingesteld door de minister van Waterstaat en was als volgt samengesteld: mr H.P.J. Bloemers, prof. Bruins, jhr. S. van Citters, J.D. Kramer (waarnemend secretaris), mr dr J.F. Schönfeld, prof. ir G.J.van Swaay, voorzitter en J. Weijland, secretaris. De raad had als taak de minister te adviseren over problemen betreffende de elektriciteitsvoorziening
De Economische Raad werd ingesteld bij K.B. van 8 juli 1932, Stbl. 346, met de taak de regering van advies te dienen over onderwerpen van economische aard in de ruimste zin. De Raad werd geïnstalleerd op 1 juni 1933. Bruins werd bij K.B. van 18 mei 1933 nr. 17 benoemd tot gewoon lid; tevens was hij lid van de vaste commissie voor de economische voorlichting, (benoemd bij beschikking van 7 december 1934, 35443 A.P.), de vaste commissie ex art.8 van de wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van ondernemersovereenkomsten, de vaste commissie, bedoeld in art. 7 der bedrijfsvergunningenwet 1938 (Stbl. 619), de vaste commissie voor de Handelsverdragen en van diverse commissies ad hoc
Een groot aantal personen is lid van de raad geweest. Bij K.B. van 18 mei 1933 nr. 17 werden benoemd: mr D. Beaufort, mr H. Bijleveld, prof. mr W.A. Bonger, prof. Bruins, prof. mr P.A. Diepenhorst, ir A. Groothoff, dr E. Heldring, prof. H.A. Kaag, mr H. van Manen, dr F.E. Posthuma, J.A. Stokdijk, mr L.J.A. Trip, prof. I.P. de Vooys (voorzitter), prof. mr F. de Vries, Ch.J.I.M. Welter. Secretaris was dr P. Lieftinck
Als ministeriële vertegenwoordigers fungeerden dr H.M. Hirschfeld (Economische Zaken) dr J.A. Nederbracht (Buitenlandse Zaken) mr dr A. van Doorninck en L. Meyers (Financiën) ir M.H. Damme (Waterstaat), dr L.J. van der Waals (Koloniën) en dr ir A.H.W. Hacke (Sociale Zaken)
Aanwezig bij de vergaderingen waren o.m. de volgende personen: prof. dr P. Lieftinck, H. Amelink, S. de la Bella Jr., dr J. van Beurden, prof. Bruins, mr W.G.F. Jongejan, C.J. Kuiper, F.L. van der Leeuw, G. van der Muelen, W.G. Scheeres, prof. mr F. de Vries, drs G. Brouwers, A.E. Simon Thomas, H.F.J. Weijers, dr C. Visser, dr C.L. Patijn, jhr. mr R.J. Stratenus, dr L.G. Kortenhorst, prof. I.P. de Vooys, dr ir A.H.W. Hacke, mr G.H.C. Hart, dr H.M. Hirschfeld, dr W. Reyseger, dr A.L.H. Roebroek, prof. H.A. Kaag, G.J. Teppema, dr T.P. van der Kooy, R.A. van Wijk, dr E. Tekenbroek, mr H.G.J.M. Wagenaar, dr J.F. Posthuma
Het archief, gevormd door Bruins als lid van deze commissie, berust met uitzondering van het hieronder beschreven stuk in de archiefbewaarplaats van de Nederlandsche Bank te Amsterdam
Met hiaten
De commissie werd ingesteld op de algemene ledenvergadering op 13 juni 1908. In 1909 werd rapport uitgebracht
Bruins was lid en secretaris van de commissie
Overige leden: dr J.W. Deknatel, mr H.C. van Hansewijk Pennink, A. Plate, voorzitter, J.H. Prins Visser en prof. dr C.A. Verrijn Stuart
Reeds vanaf 1914 zijn door Bruins pogingen in het werk gesteld om, in navolging van de Engelse Economist, te komen tot de oprichting van een tijdschrift, dat de gebeurtenissen in de economische wereld op de voet kon volgen en daarop duidelijk en beknopt commentaar kon leveren
Nadat hij zich verzekerd had van de steun van enige jonge medewerkers, kon in januari 1916 het eerste nummer van het nieuwe weekblad verschijnen onder de naam "Economisch-Statistische Berichten, weekblad voor handel, nijverheid, financiën, verzekeringswezen en verkeer"
Al spoedig bleek, dat een meer duurzame organisatie vereist was om het bestaan van het weekblad op den duur te verzekeren. Daarom werd op 29 december 1919 de Vereeniging "Instituut voor Economische Geschriften" opgericht, die voortaan de eigenaresse en uitgeefster van het weekblad zou zijn. Bruins vervulde in de vereniging van 1920 t/m 1924 de functie van algemeen secretaris en was tevens belast met de leiding van het weekblad
Zie ook inventarisnummer 230
Zie ook inventarisnummer 883
Bruins werd op 6 januari 1916 benoemd tot lid van het bestuur van het departement
Ook wel genoemd: Commissie inzake de kanalenaanleg in Zuid-Limburg
De Commissie werd ingesteld door de maatschappij in oktober 1923, naar aanleiding van een tot het hoofdbestuur gericht verzoek van het departement Maastricht om steun voor het streven van Zuid-Limburg om te geraken tot een spoedige verbetering van het verkeer te water tussen Zuid-Limburg en de rest van Nederland. De commissie bracht rapport uit in mei 1924. Bruins was lid en voorzitter van de commissie
Overige leden: B.G. Meijer, secretaris, ir P.J. Ott de Vries, P. Regout Jr., ir F. Smit
Dit stuk, dat in twee exemplaren in het archief aanwezig is, is door Bruins overgebracht van de stukken betreffende zijn adviseurschap van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de besprekingen in Parijs inzake de herziening van het Nederlands-Belgisch tractaat van 1839 naar de stukken betreffende deze commissie
Dit kaartje was oorspronkelijk gevoegd bij een brief van 1 oktober 1919, waarvan de aanwezigheid in het archief niet gebleken is. Zie ook NB bij inventarisnummer 542
Op 11 november 1916 werd door de Nederlandsche Werkloosheidsraad, het samenwerkingsorgaan van een aantal verenigingen en vakbonden ter bestrijding van de werkloosheid, een besluit genomen een commissie in te stellen om gegevens te verzamelen over verschijnselen, die op een waarschijnlijkheid van een economische crisis of opbloei wijzen. Aan de hand daarvan zou deze commissie adviezen dienen te verstrekken aan openbare lichamen
Door de raad werd een groot aantal instellingen en personen uitgenodigd deel te nemen aan de oprichting van die commissie, in de vorm van het Instituut voor Crisis-Onderzoek
Het instituut werd op 3 maart 1917 opgericht: in de oprichtingsvergadering werd besloten tot instelling van een (voorlopige) werkcommissie
Bruins was gewoon lid van het instituut en van de werkcommissie
Overige leden: prof. P.J.M. Aalberse, mr dr H. Frijda, adj. secr., J. Gerritsz, secretaris, mr dr A. van Gijn, mr A.H. Hartogh, G.A. Kessler, adj. secr., mr W.M.J. van Lutterveld, mr H.W. Methorst, prof. mr E.M. Meijers, prof. mr C.A. Verrijn Stuart
Naderhand werden in de commissie opgenomen prof. mr M.W.F. Treub, mr J.G. Blink en A.C. van Pellecom
De commissie had tot taak de wenselijkheid en mogelijkheid van de oprichting van een lyceum in Rotterdam te bestuderen. Medeleden: J. Bastiaans, mr J. Drost, J. Holwerda, Mw. de Monchy-s'Jacob, W. Reindersma, Y.H. Rogge
De commissie had de opdracht na te gaan of en in hoeverre de inrichting van het onderwijs in de economie aan de universiteiten wijziging behoefde. Op grond van de uitkomsten van een enquête onder afgestudeerden, waarin gevraagd werd of men indertijd behoefte voelde aan een verder voortgezette of anders ingerichte economische studie, werd een aantal voorstellen geformuleerd. De commissie bestond uit Mej. dr J. van Anrooij, prof. Bruins, prof. mr D. van Blom (voorzitter), D.J. Wansink (secretaris) en mr dr J.H. van Zanten
Bruins was lid en vanaf 1921 tot mei 1924 bestuurslid
Bruins was lid sinds 8 december 1928
De Commissie was als volgt samengesteld: M.C.W. Bodenhausen, prof. Bruins, dr W.E.C. de Groot, prof. A.H.M.J. van Kan, dr H. van Krimpen, prof. dr E.M. Meijers, dr L.A. Nypels, dr J.H.R. Sinninghe Damsté, dr mr H. van Zanten
Zie ook inventarisnummers 803-826
Bruins was bestuurslid sinds 1 april 1944
De commissie werd geïnstalleerd op 7 maart 1944 met de opdracht zich te bepalen tot algemene lijnen en het stellen der problemen en het belichten daarvan
Bruins was lid en voorzitter van de commissie
Overige commissieleden waren o.a.: dr J.R.M. van den Brink, M.W. Krop, mr J.G. Koopmans, mr H.F. van Leeuwen, dr M.J. Prinsen, dr B. Schendstok, mr A.J. van den Tempel, secretaris
Er werden twee subcommissies ingesteld: één voor de heffing ineens, en één voor de belastingen op de N.V.'s
In het verslag van de Rotterdamsche Bank over het boekjaar 1918-1919 werd naar het oordeel van de Koninklijke Commissaris de indruk gewekt dat de verantwoordelijkheid voor het al of niet handhaven van de pariteit van de gulden uitsluitend bij de Bankdirectie zou berusten. De regering was van mening dat de verantwoordelijkheid bij haar berustte. De Bankdirectie weigerde zitting te nemen in een Commissie van Advies met betrekking tot het al of niet handhaven van de pariteit, reden waarom de minister aan prof. Bruins, alsmede aan mr M.W.F. Treub, dr A. Plate en mr F.S. van Nierop persoonlijk advies vroeg in deze kwestie