In mei 193 werd Bruins benoemd tot president-directeur van het Nederlandsch Clearinginstituut, het overheidslichaam belast met de uitvoering van maatregelen betreffende het internationale betalingsverkeer, voor zover dit op grondslag van verrekening (clearing) plaatsvindt
Onder zijn leiding werden diverse clearingverdragen met het buitenland tot stand gebracht
In 1940 werd hij tevens president-directeur van het in dat jaar opgerichte Deveizeninstituut. Dit instituut was belast met de uitvoering van deviezenwetten en -verordeningen, uitgevaardigd door de regering de facto van bezet Nederland
Een besluit van de Duitse bezetter om de verstrekking van deviezenvergunningen voor de invoer van goederen voortaan door Rijksbureaus te laten geschieden, dit in verband met de aanwijzing van Duitse "Beauftragten" bij deze bureaus, alsmede Duitse plannen om het Clearing- en Deviezeninstituut onder te brengen bij de Nederlandsche Bank, van welk instituut de nog van vóór de oorlog overgebleven directieleden eind juni 1943 waren afgetreden, deden Bruins en zijn naaste medewerker J. Deknatel besluiten te verzoeken van hun functie ontheven te worden. Per 31 juli 1943 werd hun daarop ontslag verleend
De hieronder beschreven stukken zijn de persoonlijke papieren van Bruins. De archieven van het Nederlandsch Clearinginstituut en van het Deviezeninstituut berusten momenteel bij de Nederlandsche Bank te Amsterdam
Zie voor lezingen, gehouden voor de Ned. Mij.voor Nijverheid en Handel, ook inventarisnummers 523-530
Kort na de oorlog werden Bruins en mr ir J.F.W.G. Bolderdijk, employé van "De Koninklijke", belast met het beheer van het Nederlandse vermogen van het Deutsches Kalisyndikat, en het bestuur van de reeks vennootschappen die dit syndicaat, dat zijn buitenlandse belangen hoofdzakelijk in Nederland had geconcentreerd, hier bezat
In verband met zijn benoeming tot executive director voor Nederland en Zuid-Afrika bij het Internationaal Monetair Fonds was Bruins gedwongen af te zien van bovengenoemde werkzaamheden en tevens van het beheer van het vermogen van Wintershall A.G. en Salz-detfurth A.G
De commissie werd ingesteld bij K.B. van 21 april 1892 nr. 4 op voordracht van de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid teneinde de regering van advies te dienen omtrent de wettelijke regeling van het waterstaatsbestuur. Bruins werd bij K.B. van 18 maart 1907 nr. 20 tot secretaris benoemd. Bij K.B. van 10 december 1913 nr. 57 volgde zijn benoeming tot lid
Op verzoek werd hem, in verband met de aanvaarding van de functie van Volkenbondscommissaris bij de Reichsbank in Berlijn, eervol ontslag verleend bij K.B. van 21 april 1925 nr. 36
Enkele andere leden van de commissie waren: A. Déking Dura, E. Fokker, dr C. Lely, mr J. Oppenheim, mr B.H. Pekelharing, prof. mr E.G. Scheltema, mr F.H.J. Tavenraat, mr R.H. baron de Vos van Steenwijk, (mr dr J.) Van Gelein Vitringa, Schepel, Visser Van IJzendoorn en Vlielander Hein
De commissie werd ingesteld bij K.B. van 16 mei 1918 nr. 72 op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken. Er werden drie subcommissies ingesteld: voor lager en middelbaar handelsonderwijs, voor hoger handelsonderwijs en voor het accountantswezen
Bruins was gewoon lid van de commissie en lid van de subcommissie "hoger handelsonderwijs"
Enkele andere leden van de commissie waren: S.P. van Eeghen, mr N.E. Fockens, prof. J.G. de Jongh, prof. mr W.L.P.A. Molengraaff, mr F.S. van Nierop, mr dr H.J.D. van Lier en C.F. Stork
De commissie werd ingesteld bij K.B. van 23 augustus 1919 nr. 58 op voordracht van de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, met het doel een onderzoek in te stellen naar de bestaande duurte van de voornaamste levensbehoeften, en na te gaan of en in hoeverre door regeringsmaatregelen of anderszins algemene prijsstijging kon worden tegengegaan
De commissie werd ontbonden bij K.B. van 24 januari 1921. Bruins was lid en tevens voorzitter van de commissie
De commissie bestond verder uit: mr dr A. Fontein, mr dr J. van Gelein Vitringa, B.J. Gerritson, H.G.M. Hermans, mr P.A.J. Janssen, mr dr E. van Ketwich Verschuur, M.E. Leliman-Bosch, G.A.J. Mirrer, J. Schouten, dr E. van Welderen baron Rengers en F.M. Wibaut. Het eigenlijke commissiearchief, dat zich eveneens tussen de papieren van Bruins bevond, is in een aparte inventaris geschreven
De commissie werd ingesteld bij K.B. van 11 maart 1920 op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken. Zij kreeg de bevoegdheid om personen te horen en inlichtingen te vragen (recht van enquête)
Bruins was gewoon lid van de commissie. Hij kreeg op verzoek eervol ontslag bij K.B. van 23 maart 1925 nr. 160. Overige leden van de commissie waren: prof. mr dr W.H. Nolens, voorzitter, mr L.G. Kortenhorst, secretaris, D. Croll, mr P.S. Gerbrandy, J. ter Haar jr., H.G.M. Hermans, A.J. Jurgens, mr H.P. Marchant, mr J.R.H. van Schaik, C. Smeenk, Cd. F. Stork, mr M.W.F. Treub, W. de Vlugt, prof. I.P. de Vooys, dr Th. van der Waerden, F.M. Wibaut
De commissie werd ingesteld bij besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 17 januari 1921 nr. 259, afd. A. Bruins was gewoon lid van de commissie. Medeleden waren: A. Folmer, G.W.F. van Hoeven, secretaris, J. Kok, J.R. Snoeck Henkemans, voorzitter en J.A. Wiegant
De commissie werd ingesteld bij K.B. van 6 april 1921 nr. 19 op voordracht van de ministers van Financiën en Koloniën. Zij had tot taak van advies te dienen over de vraag of de toestand op het gebied van het muntwezen in Nederland en Nederlands-Indië wijziging van de desbetreffende regelingen - in het bijzonder met betrekking tot de bestaande eenheid van munt - nodig of wenselijk maakte
De commissie werd ontbonden bij K.B. van 27 december 1927 nr. 46. Bruins was gewoon lid van de commissie
Overige leden waren: P. Bredius, F. de Fremery, mr J. Gerritzen, mr P. Hofstede de Groot, mr W.H.J. van Lutterveld, secretaris, mr W. Suermondt Lzn., F.J.P. Vester, mr G. Vissering, voorzitter
De commissie werd ingesteld in maart 1922 ter voorbereiding van de Conferentie van Genua voor de reconstructie van Europa, gehouden in 1922
Een van de belangrijkste aangelegenheden die besproken zijn, is het herstel van de handel met Rusland
Bruins was gewoon lid van de subcommissie
Medeleden: C.E. ter Meulen en (F.H.) Fentener van Vlissingen
De commissie werd ingesteld bij besluit van de minister van Financiën van 15 juni 1922 nr. 92, afdeling Generale Thesaurie, op grond van het voorstel van de Commissie voor de economische politiek
De taak van de commissie was het adviseren van de minister over verschillende aanvragen voor kredietgaranties en het opstellen van algemene regels voor het verlenen van gedeeltelijke staatsgarantie voor exportkredieten
Bruins was lid en regeringscommissaris. Hij kreeg op verzoek eervol ontslag op 23 oktober 1924
Overige leden: G.H. Crone, mr R. Mees (later benoemd) mr E. van der Minne, secretaris, J.H. van Rijzewijk, A. Spanjaard, R. Stenhuis, J. van Vollenhoven, voorzitter en mr J. Westerman Holstijn
De commissie werd ingesteld bij K.B. van 6 maart 1919 nr. 16 op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken, met het doel een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid terwille van de bestrijding van het alcoholisme, de produktie van gedistilleerd voor inwendig gebruik te beperken of zelfs op te heffen. Er waren een centrale en zes bijzondere subcommissies
Bruins was naast gewoon lid ook lid van de centrale subcommiisie, voorzitter van de economische subcommissie en lid van de juridische subcommissie
Overige leden: H. Amelink, jhr. mr E.A. van Beresteyn, E.G. van den Bovenkamp, A.H. Gerhard, P.H. van Groningen, H.G.M. Hermans, E. Kupers, J.C.L. van der Lande, voorzitter, S.A. Maas, P. van der Meulen, B.L.A.M. van Ogtrop, W. Richters, mr V.H. Rutgers, J. van Rijzewijk, E. Schürmann, L. Simonis, dr J.R. Slotemaker de Bruïne, mr dr F.W.J. Snijder van Wissekerke, dr N.L. Söhngen, A. Staalman, C.J.G. Struycken, J. Tak, L.C. van der Tas, dr F.G. WalIer, Th.W. van der Woude, secretaris. Adjunct secretarissen: mr J.J.A. Bakker, mr J. Muller en dr B.H. de Jongh
De commissie werd ingesteld bij besluit van de minister van Koloniën van 16 november 1923 nr. 17, 2e afdeling, en had tot taak advies uit te brengen over de wenselijkheid van veranderingen in het bestaande systeem van belastingheffing op N.V.'s in Nederlandsch-Indië, gelet op de aanbevelingen van de Commissie tot herziening van het belastingstelsel in Nederlandsch-Indië
Bruins was lid en voorzitter van de commissie. De commissie werd ontbonden bij besluit van de minister van Koloniën van 26 maart 1924 nr. 22, 2e afdeling
Overige leden: H.B. Defoer, C.J.J. Janssen, mr dr J.H.R. Sinninghe Damsté, mr W. Sue rmondt Lzn., drs L.J. van der Waals, secretaris
Onder de papieren van prof. Bruins werden ook stukken aangetroffen, welke in het archief van deze commissie behoren te berusten. Deze stukken zijn apart beschreven. (Zie inventarisnummers 1014-1015)
De commissie werd ingesteld bij besluit van de ministers van Waterstaat en van Financiën van 30 januari 1924 nr. 17, resp. 31 januari 1924 nr. 107, en had tot taak van advies te dienen over principiële vragen met betrekking tot de eventuele wederopenstelling van de Postcheque- en Girodienst en de eventuele overgang van de oudenaar de nieuwe toestand, met name wat betreft het stelsel van de dienst (centralisatie of decentralisatie), de rentevergoeding en de provisieberekening
Bruins was gewoon lid van de commissie
Overige leden: mr dr A. van Doorninck, mr F.R.J. Dubois, A.P.F. Duijnstee, mr dr H.H.A. van Gijbland Oosterhoff, P. 't Hooft, ir A.A.H.W. König, W.M.H. Somers, prof. J.G.C. Volmer
De commissie werd ingesteld op de buitengewone algemene ledenvergadering van de vereniging op 9 juli 1924, en had tot taak rapport uit te brengen over de toestand, waarin de vereniging verkeerde en over de vraag, of die toestand aanleiding gaf om tot liquidatie, danwel tot voortzetting van de vereniging te besluiten. Bruins was voorzitter van de commissie
Wegens de benoeming tot Volkenbondscommissaris bij de Reichsbank in Duitsland heeft hij niet tot aan het opstellen van het rapport kunnen meewerken
Overige leden: A.C.J. Oor, A.J. Rutgers, J. Smarius, J. Speekenbrink, H.P.J. Thijssen, H. van der Velden
De commissie werd ingesteld bij gemeenschappelijk besluit van de ministers van Financiën en van Koloniën van 12 april 1929 nr. 77, afdeling Generale Thesaurie, resp. 18 april 1929 nr. 11. Zij kreeg de opdracht te onderzoeken of bij handhaving van de bestaande munteenheid tussen Nederland en zijn overzeese gebiedsdelen, vervanging van de grove zilveren munten door nikkelen stukken van dezelfde nominale waarde, onder gelijktijdige verlaging van die stukken tot pasmunt, uitvoerbaar was (al dan niet gepaard gaande met vervanging van de zilveren pasmunt door nikkelen munt). Op 20 augustus 1932 werd de commissie, na een ontwerprapport te hebben geproduceerd, op eigen verzoek voorlopig ontheven van haar taak
Bruins was gewoon lid van de commissie
Overige leden: H.J. van Brink, mr dr A. van Doorninck, J. van Ettinger, mr C.W. Ritter, secretaris, mr W. Suermondt Lzn., prof. dr C.A. Verrijn Stuart, mr G. Vissering, voorzitter
In oktober 1930 werd aan Bruins, mr dr A. van Doorninck en D.G.W. Spitzen gevraagd als voorzitter, resp. leden zitting te nemen in een commissie ter bestudering van de wijze, waarop de regering de in nood verkerende veenkoloniale aardappelmeelindustrie financieel te hulp zou moeten komen
In november 1930 werd aan Bruins, mr dr A. van Doorninck en D.G.W. Spitzen gevraagd als voorzitter, resp. leden zitting te nemen in een commissie ter nadere bestudering van vragen, die gerezen waren naar aanleiding van het plan van de Landbouwcrisiscommissie inzake steun aan de suikerbietenteelt, die door de extreem lage wereldsuikerprijs in een crisissituatie verkeerde
De commissie werd ingesteld bij besluit van de minister van Financiën van 8 september 1931 nr. 70 afdeling Generale Thesaurie, met de taak in overleg met de Nederlandsche Credietverzekeringsmaatschappij te Amsterdam een regeling op te stellen volgens welke particuliere verzekeringsmaatschappijen kredietverzekeringen bij de Staat kunnen herverzekeren, teneinde in het belang van de opvoering der werkgelegenheid ondernemingen in staat te stellen handelsbetrekkingen met het buitenland te onderhouden, te herwinnen of te herkrijgen
Bruins was gewoon lid. Hij kreeg op verzoek eervol ontslag op 15 juli 1946 in verband met de aanvaarding van zijn functie bij het Internationale Monetaire Fonds. Overige leden: prof. mr P.J.M. Aalberse, J.F. de Beaufort, mr J. Gerritsz, mr dr D.A.P.N. Koolen, mr R. Mees, dr H. Molhuijsen, mr C.W. Ritter, secretaris, A. Spanjaard, mr J. Westerman Holstijn, voorzitter
De commissie werd ingesteld door de ministers van Waterstaat en van Financiën bij besluit van 21 mei 1932 nr M 51, resp. van 28 mei 1932 nr. 2 afdeling Generale Thesaurie. De commissie kreeg de opdracht:
a) het bestaande streven tot oprichting van gemeentelijke girodiensten te beoordelen uit hoofde van een zo goed mogelijke verzorging van de belangen van het algemene geld- en betalingsverkeer;
b) de vraag te overwegen of andere dan rijks- of gemeentelijke instellingen, die geen banken in de eigenlijke zin zijn (b.v. spaarbanken), al dan niet een taak op het gebied van het kleine geld- en betalingsverkeer te vervullen hebben
De commissie werd ontbonden bij besluit van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën van 10 maart 1934 nr. M 5, resp. van 19 maart 1934 nr. 301. Bruins was gewoon lid
Overige leden: prof. dr H.W.C. Bordewijk, mr dr A. van Gijn, dr E. Heldring, voorzitter, mr D. Simons, secretaris, mr J. Westerman Holstijn
De commissie werd ingesteld bij besluit van de Gedeputeerde Staten van Gelderland van 12 oktober 1932 nr. 90, met de opdracht een onderzoek in te stellen naar de financiële verhouding van de provincie Gelderland en de Provinciale Geldersche Electriciteitsmaatschappij, en wanneer die verhouding bezwaar zou opleveren, van advies te dienen over een mogelijke oplossing
Bruins was lid en voorzitter
Overige leden: mr J.W. Beyen, mr D. Crena de Iongh, prof. mr dr J.H.P.M. van der Grinten, mr A.F. Leeman, ir H. Lohr, ir P.A. Roelofsen, dr ir Th. van der Waerden, mr J.V. Rypperda Wierdsma, secretaris
De commissie werd ingesteld bij beschikking van de minister van Koloniën van 5 september 1932 nr. 23, vierde afdeling, mede namens de ministers van Economische Zaken en Arbeid en van Financiën. De commissie kreeg als taak de bestudering van maatregelen ter verkrijging van een betere economische samenwerking met Nederlandsch-Indië (in verband met de crisisomstandigheden). De commissie werd ontbonden bij beschikking van de minister van Koloniën van 23 februari 1934 nr. 4, vierde afdeling
Onder de papieren van Bruins werden ook stukken aangetroffen, welke in het archief van deze commissie behoren te berusten. Deze stukken zijn apart beschreven. Zie inventarisnummers 1016-1019
Bruins was lid en voorzitter van de commissie
Overige leden: G.H. Crone, ir M.H. Damme, H.P. Gelderman C. Mzn, ir A. Groothoff, mr A.W. Hartman, W.P. Hillen, ir J.A. Kalff, Th. Ligthart, mr J.C.P. Loeff, secretaris, drs W. Reyseger, A.J. Schabeek, dr ir J.I.J.M. Schmutzer, dr Z.W. Sneller, mr M.P.L. Steenberghe, Ch. J.I.M. Welter. Aan de vergaderingen kon met raadgevende stem worden deelgenomen door dr H.M. Hirschfeld, L. Meyers en dr L.J. van der Waals