Bij Koninklijk Besluit van 3 april 1854 nummer 51 werd aan Lodewijk Johan van der Koog op zijn verzoek toestemming verleend de naam 'Van Toulon' bij de zijne aan te nemen. Daar hij verzuimd had voor de 3 kinderen, voor die datum geboren, eveneens toestemming te vragen, moest alsnog een apart verzoekschrift aan de koning worden ingediend. Bij de geboorteakten van Pauline Martina en Johanna Geertruida van der Koog heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Tilburg 15 september 1868 aantekening gemaakt van het Koninklijk Besluit, waarbij aan Lodewijk Johan van der Koog toestemming verleend was de naam 'Van Toulon' aan de naam 'Van der Koog' toe te voegen. De ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Wijk-bij Duurstede, waar Jan Vincent Maarten van der Koog geboren was, weigerde echter, zodat voor hem een aparte procedure gevolgd moest worden.
Maarten van der Koog en Johanna Paulina Jacoba van Toulon. Maarten van der Koog werd 21 juni 1772 te Dordrecht geboren als zoon van Nicolaas van der Koog en Elisabeth Bonket. 11 november 1795 kwam hij als extra-ordinaris klerk bij het Comité tot de zaken der Marine, een instantie, kort tevoren opgericht, waarin de 5 Admiraliteiten geconcentreerd werden, belast met de inning der convooien en licenten. Tot zijn ontslag op 16 december 1829 bleef hij steeds werkzaam als ambtenaar bij de dienst der in- en uitgaande rechten, zoals die bestonden eerst tijdens de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland, vervolgens gedurende de inlijving bij Frankrijk, en daarna in het Koninkrijk der Nederlanden. Zijn gehele loopbaan is nauwkeurig te volgen man de hand van de staat van dienst, door hemzelf in 1826 (inventarisnummer 26) opgemaakt bij zijn eerste poging om pensioen te bekomen. Daarnaast was hij korte tijd, 1831-1832, lid van de Raad der stad Gouda.
In 1801 trad Maarten van der Koog in het huwelijk met Esther Sara Elisabeth Rijgerbos, geboren 1780, overleden 1813. Uit dit huwelijk werden geboren: Elisabeth Clazina en Anthony Jan Cornelis. Enige stukken van hen afkomstig werden met andere in 1942 geschonken aan mr Lodewijk Johan van Toulon van der Koog, en zijn opgenomen in hoofdstuk I van het tweede deel van de inventaris.
17 januari 1822 hertrouwde Maarten van der Koog te Gouda met Johanna Paulina Jacoba van Toulon, geboren 24 maart 1794 te 's-Gravenhage, dochter van mr Lodewijk van Toulon, burgemeester van Gouda, en Johanna van Nispen. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren: Lodewijk Johan.
Maarten van der Koog overleed 2 oktober 1839 te Utrecht en Johanna Paulina Jacoba van Toulon 3 april 1884 eveneens aldaar. Behalve stukken van persoonlijke aard zijn van Maarten van der Koog enige ambtelijke stukken bewaard gebleven: zowel enige stukken betreffende benoeming of ontslag in of uit enkele der door hem vervulde posten en betreffende zijn pensioen, als ook enige archivalia, voortvloeiend uit zijn werkzaamheden.
De archieven van de familie Van Toulon en aangehuwde families, die door het huwelijk van Johanna Paulina Jacoba van Toulon met Maarten van der Koog vererfden in de familie (Van Toulon) van der Koog, zijn beschreven in de hoofdstukken II en III.
Zie ook inventarisnummer 517.
De ontwerpen zijn waarschijnlijk van de hand van mr L. van Toulon.
Afzenders: N.C. de Frémery, namens het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, bij het toezenden van het levensbericht van mr Lodewijk van Toulon, 15 juli 1840. Van Aken(?) voor de verjaardag van haar zoon Lodewijk Johan van der Koog, 21 december 1843.
Waarschijnlijk gericht aan de Raadpensionaris der Bataafse Republiek en afkomstig van Gogel, Secretaris van Staat voor Financiën.
Maarten van der Koog werd 23 januari 1806 benoemd tot ontvanger der convooien en licenten te Nijmegen.
Het is mogelijk, dat deze copieën gemaakt werden in verband met het aanvragen van pensioen.
Dit stuk had Maarten van der Koog ingesloten als bijlage bij zijn verzoek om pensioen in 1826 en werd hem tegelijk met de beschikking, waarbij het verzoek werd afgewezen, teruggezonden.
Bij Koninklijk Besluit van 16 december 1829, nr. 101, kreeg Maarten van der Koog eervol ontslag als ontvanger der Directe Belastingen, In- en Uitgaande Rechten en Accijnsen te Gouda.
Als hoofdcommies ter secretarie van het Departement van Financiën speciaal voor de convooien en licenten, tevens secretaris bij de Raad ter Judicature over de Middelen te water en te lande, 16 juli 1805-23 januari 1806
Als Provisioneel Commissaris tot het werk der convooien en licenten te Harlingen, waaronder resorterende de provinciën Friesland, Groningen, Drente en Overijssel, 7 december 1813-1 september 1814
Lodewijk van der Koog werd op 21 december 1822 te Gouda geboren uit het huwelijk van Maarten van der Koog met Johanna Paulina Jacoba van Toulon.
Nadat hij vanaf 1840 als adjunct-commies bij het Provinciaal Bestuur van Utrecht werkzaam geweest was, kwam hij in 1841 als surnumerair bij het kantoor der Registratie te Utrecht, en bleef steeds verbonden aan deze dienst tot hij in 1881 eervol ontslag kreeg wegens zijn zielszieke toestand. Achtereenvolgens was hij ontvanger der Registratie te Ommen (in 1846 benoemd), te Lemmer (in 1847), te Tilburg (in 1848) en te Wijk bij Duurstede (in 1852); in 1855 werd hij inspecteur te Deventer en in 1859 te Utrecht. Zijn gehele loopbaan is nauwkeurig te volgen aan de hand van een lijst van stukken, overgelegd door zijn zoon Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog bij het request, waarin hij om pensioen voor zijn vader verzocht. (zie inventarisnummer 81). Op 5 april 1849 trad Lodewijk Johan van der Koog te Heerenveen in het huwelijk met Martha Kinnema Wijndels, geboren 13 augustus 1824 te Franeker, dochter van David George Wijndels en Johanna Geertruida de Swart. Uit het huwelijk werden geboren: Pauline Martina, Johanna Geertruida, Jan Vincent Maarten, Hillegonda Maria en Martha Kinnema. Bij Koninklijk Besluit van 3 april 1854, nr. 51 kreeg Lodewijk Johan van der Koog toestemming de geslachtsnaam "Van Toulon" bij de zijne aan te nemen. Zijn jongste dochters, geboren in 1857 en 1860 heetten dus direkt bij hun geboorten "Van Toulon van der Koog", maar voor de drie andere kinderen moesten hiervoor aparte procedures gevolgd worden.
Martha Kinnema Wijndels overleed te Utrecht 15 december 1870 en Lodewijk Johan van Toulon van der Koog 20 juni 1901 eveneens te Utrecht.
De nagelaten stukken zijn meerendeels van persoonlijke aard. Hoewel de stukken aangaande de naamstoevoeging van Lodewijk Johan van Toulon van tier Koog persoonlijk afkomstig zijn, betreffen ze toch mede al zijn nakomelingen in mannelijke lijn, en werden daarom opgenomen in de afdeling a van dit hoofdstuk, de stukken betreffende de familie (Van Toulon) van der Koog in het algemeen. Ook zijn er enige stukken bewaard gebleven betreffende benoeming, ontslag en pensionnering van Lodewijk Johan van Toulon van der Koog bij de dienst van Registratie en Domeinen.
Archivalia betreffende de familie Wijndels en verdere verwanten, door het huwelijk van Martha Kinnema Wijndels met Lodewijk Johan van der Koog vererfd in de familie (Van Toulon) van der Koog, zijn beschreven in hoofdstuk 4.
Zie hierover verder inventarisnummers 494-497.
Het testament, genoemd in inventarisnummer 59 was waarschijnlijk het concept voor het hier genoemde olografische testament.
... Buurs, n.a.v, het lenen van enige pamfletten, 29 september 1879.
Een brief van Louise Egbertina van Nispen aan Lodewijk Johan van der Koog, 9 maart 1838, is voor in een aan hem door haar aangeboden boek geplakt, zie inventarisnummer 605.
Afzenders: E. Tallon, député du Puy de Dôme in de Assemblée Nationale, en A. Tallon, chef de bureau de Ministère de l'Intérleur, 4 juli 1875 en 2 augustus 1875, over de afkomst van de familie Tallon,
jhr mr W. Six, gemeentesecretaris van 's-Gravenhage, over Mr Pieter Lyonet, 9 augustus 1875; met aantekeningen van M.A.A.J. van Neck, februari 1902.
jhr A.N.F. Flugi van Aspermont, inspecteur der Registratie te Dordrecht, over de Toulon-selaan te Dordrecht, met aantekeningen door L.J. van Toulon van der Koog, 10 mei 1876; 1877.
mr G.A. de Raadt, burgemeester van Dordrecht, 14 juli 1877; A. van Maarseveen, oud-hoofdambtenaar ter Burgerlijke Stand, 12 juli 1877 en 16 mei 1878; over de familie Van der Koog, met aantekeningen door L.J. van Toulon van der Koog, 28 juni 1877.
de in de brief d.d. 12 juli 1877 genoemde genealogie is opgenomen in deel II, hoofdstuk III, inventarisnummer 564.
jhr mr Adriën Jonathan Rethaan Macaré, 28 december 1878 en 21 juni 1879, over het wapen van de familie Van Toulon van der Koog; met aantekeningen door M.A.A.J. van Neck, 1902.
De tweede brief is waarschijnlijk de begeleidende brief bij de tekening opgenomen in deel II, hoofdstuk III, inventarisnummer 566.
J.J. van Oordt, 22 en 27 februari 1879, over de afkomst van Adriana Maria van Oordt geboren van Toulon.
.... (onleesbaar), 16 december 1879, met aantekeningen door L.J. van Toulon van der Koog en M.A.A.J. van Neck, ongedateerd, over de moord op de Franse Staatsraad Foulon in 1789, bij vergissing gelezen als 'Toulon'.
Lodewijk van Toulon overleed 5 januari 1840.
Dit deeltje bestaat uit de boekomslag en de titelpagina van de juridische dissertatie van Lodewijk Gerard Greeve, 1846, verder uit onbedrukte bladzijden, waarvan voor deze aantekeningen gebruik gemaakt werd. Voorin een opdracht aan Lodewijk Johan van der Koog van zijn vriend Lodewijk Gerard Greeve.
Tot losse omslag dient een dienstregeling van de treinen naar en van Utrecht vanaf 15 oktober 1879.
Zie ook de genealogische aantekeningen van Lodewijk van Toulon, inventarisnummer 242.
Een blad met genealogische aantekeningen over Ludovicus van Toulon in het handschrift van Lodewijk Johan van Toulon van der Koog is voor in inventarisnummer 144 geplakt.
Op 8 september 1838 richtte Lodewijk Johan van der Koog samen met enige vrienden, onder wie Lodewijk Gerard Greeve, een letterkundig gezelschap op, onder de zinspreuk "Paulatim Floreat". Zie verder het archief van dit gezelschap, opgenomen in deel II, hoofdstuk II.
Het notitieboekje was geleverd door de "Leverancier van de nodige Schryfbehoeftens ten dienste van de Collecte der Gemeene Lands Middelen binnen de Stadt Leyden", 15 juli 1789, en werd aangetroffen bij de nagelaten boedel van Petronella Jacoba Louise van Toulon, overleden op 29 mei 1877. Het heeft waarschijnlijk behoord aan haar vader mr Lodewijk van Toulon, die klerk op het kantoor voor de Gemene Middelen van Holland te 's-Gravenhage was geweest van 1786 tot 1795.
Waarschijnlijk afkomstig uit inventarisnummer 252.
Lodewijk Johan van der Koog was bij Koninklijk Belsuit van 6 februari 1846 nummer 65 benoemd tot ontvanger der Registratie te Ommen.
Bij Koninklijk Besluit d.d. 15 mei 1881 nummer 16 kreeg Lodewijk Johan van Toulon van der Koog ontslag als inspecteur der registratie te Utrecht.
Johanna Geertruida van der Koog werd op 15 januari 1851 te Tilburg geboren als tweede dochter van Lodewijk Johan van der Koog en Martha Kinnema Wijndels. 13 juni 1872 huwde zij te Utrecht met jhr Abraham Théodore Calkoen, geboren 24 november 1840 te Utrecht, zoon van jhr Hendrik Maurits Cornelis Calkoen en Agnes Maria Gerardine barones Snouckaert van Schauburg. Hij overleed te Utrecht 21 december 1899. 18 april 1906 hertrouwde Johanna Geertruida van Toulon van der Koog te Utrecht met mr Gustaaf Willem baron van der Feltz, lid van de Eerste Kamer, geboren te Arnhem 18 december 1853, zoon van mr Jacobus van der Feltz en jkvr Anna Christina Mollerus. 30 oktober van hetzelfde jaar werd het huwelijk ontbonden. Zij overleed kinderloos 29 juni 1930 te Bilthoven. Bij haar geboorte-akte in het betreffende register van de Gemeente Tilburg werd op 15 september 1868 in margine aangetekend, dat bij Koninklijk Besluit van 3 april 1854 nummer 51 aan Lodewijk Johan van der Koog toestemming was verleend de geslachtsnaam "Van Toulon" bij de zijne aan te nemen.
Jan Vincent Maarten van der Koog werd op 19 augustus 1852 te Wijk bij Duurstede geboren als zoon van Lodewijk Johan van der Koog en Martha Kinnema Wijndels.
Bij Koninklijk Belsuit van 4 augustus 1870 nummer 11, werd aan de minderjarige Jan Vincent Maarten van der Koog toestemming gegeven de geslachtsnaam "Van Toulon" bij de zijne aan te nemen. Hoewel in Duitsland opgeleid voor de suikerindustrie en voornemens naar Nederlands Indië te gaan, veranderde Jan Vincent Maarten later zijn plannen, ging enige tijd werken op de gemeente-secretarie van Alphen aan de Rijn en Aarlanderveen, tot hij burgemeester van Wijk bij Duurstede werd, benoemd bij Koninklijk Besluit van 6 juni 1879, nummer 10.
Na vanaf ongeveer 1885 getracht te hebben van standplaats te veranderen, werd hij burgemeester van Renkum met ingang van 1 april 1893, benoemd bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1893, nummer 8. In 1907 ging hij met pensioen, maar bleef in de gemeente wonen op zijn buitenplaats "Hoogerheide" te Oosterbeek, waar hij op 10 januari 1914 overleed.
Op 28 augustus 1879 trad Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog te Tiel in het huwelijk met Christine Henriëtte Tydeman, geboren 31 mei 1855 te Tiel, dochter van mr Meinard Tydeman en jkvr Henriëtte Ewaldine Hé1ène Reuchlin, reeds overleden in 1856. Uit het huwelijk werden 8 kinderen geboren: Lodewijk Johan, Henriëtte Ewaldine Hélène, Martha Kinnema, Meinard, Agnes Maria, Christine Henriëtte, Jan Pieter en Paulina Geertruida Maria.
Christine Henriëtte Tydeman overleed te Oosterbeek op 14 juni 1918.
De nagelaten stukken zijn alle van persoonlijke aard, er bevinden zich ook stukken betreffende onroerende goederen onder.
Stukken betreffende de toevoeging van de naam "Van Toulon" voor Jan Vincent Maarten van der Koog zijn opgenomen in de eerste afdeling van dit hoofdstuk, bevattende stukken betreffende de familie Van Toulon van der Koog in het algemeen.
Enige stukken afkomstig van de vader en grootmoeder van Christine Henriëtte Tydeman zijn opgenomen in de laatste afdeling van dit hoofdstuk, bevattende stukken van aangehuwde familieleden.
Henri Baudouin heette volgens Nederlandse Patric. 1956, blz. 349: Hendrik Boudewijn.
Zie betreffende de hofstede ook inventarisnummer
Mevrouw Emants-Greeve, over het overlijden van mr L.G. Greeve. 2 oktober 1889.
L.A. de Kruyff, pachter van de hofstede "Ottestein". 23 maart 1895, 24 februari 1907 en 22 april 1908. Met concepten voor uitgaande brieven. Met concept voor een brief aan G. Formijne te Tiel over herstelwerkzaamheden aan de hofstede "Ottestein", 27 maart 1895, 23 augustus 1896, 7 juni 1904. 7 juni 1904.
Mr Lodewijk Johan van Toulon van der Koog, advocaat te Haarlem, over een grenskwestie betreffende de hofstede "Ottestein". 28 oktober 1907.
Uitgaande brieven aan mr Pieter Herman Adriaan Tydeman, o.m. over de hofstede "Ottestein". met bijlage. Concepten. 19 maart en 30 december 1906 en 23 maart 1907,
J.F. van Someren, bij het terugzenden van geleende archivalia, met excerpt uit "Boekzaal der geleerde wereld" betreffende Ludovicus van Toulon, er aan vastgeplakt. 13 oktober 1905,
Uit de akte, waarbij de gemeenschap van winst en verlies bestaan hebbend tussen Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog en Christine Henriëtte Tydeman gescheiden werd, blijkt dat tot deze gemeenschap o.a. behoorden 2 percelen uiterwaard, weiland en hooiland, in de Wijkerwaardse polder, onder de gemeente Wijk bij Duurstede, bij het kadaster dier gemeente bekend in sectie E nummers 884 en 927, tezamen groot 17 ha, 73 are, 45 ca. (zie inventarisnummer 95). Van deze aankoop zijn geen stukken aanwezig.
Hieronder zijn enige stukken opgenoemd, die als oude aankomsttitels aan Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog zijn overgegeven, toen hij in 1858 deze uiterwaarden kocht van Gerrit Vas Visser, die ze op zijn beurt in 1871 gekocht had van Samuel Johan graaf van Limburg Stirum, die bij de verkoop tevens optrad als gemachtigde van zijn schoonmoeder Johanna Maria Warin, douairière jhr mr Andries Cornelis Willem Munter.
In de koopakten uit 1871 en 1888 worden de percelen nog nader bepaald: "strekkende van de togtsloot bij de Lekdijk Zuidwaarts op tot in de Lek", en in de koopakte uit 1888 wordt nog vermeld, dat het perceel belast was met een "uitgang groot twintig gulden 's jaars ten behoeve van het Ewoud- en Elisabethgasthuis te Wijk bij Duurstede, en ten eeuwigen dage met de op brengst of de betaling van 2 mudden weit Utrechtschen maat aan de Roomsch Catholieke Armen van de stad Wijk bij Duurstede om alle winter te worden uitgedeeld, blijkens akte van transport den 24 van slagtmaand 1809 voor schepenen van Wijk bij Duurstede verleden".
Samuel Johan graaf van Limburg Stirum en zijn lastgeefster hadden de percelen geërfd van jhr mr Andries Cornelis Willem Munter, aan wie ze als prelegaat toevielen uit de nalatenschap van zijn moeder, Wendela Eleonora ten Hove, vrouwe van Sleeburg enz., douairière Jan Carel Godin, heer van Bolenstein enz., zoals blijkt uit de akte van scheiding van haar nalatenschap. Deze uiterwaarden worden daarbij niet nader omschreven.
Wendela Eleonora ten Hove, douairière Godin, had de 2 uiterwaarden bij 2 verschillende gelegenheden verworven. Op 12 september 1792 kocht Wendela Eleonora ten Hove van Herman Frederik Richard Lijnslager een waard, leenroerig aan de Staten van Utrecht, en op 17 december daar aan volgende werd zij ermee beloond.
registers voor de ... overschrijving der akten van eigendomsovergang enz., kadaster kantoor Amersfoort, gedeponeerd kadaster kantoor te Utrecht, deel 276 en 182 (nummer 42).
zie inventarisnummer 108.
aldus gelegateerd door Cornelis van Wijkerslooth in zijn testament d.d. 19 augustus 1783 voor notaris van de Clefay te Utrecht, aanwezig G.A. Utrecht.
27 augustus 1814 voor notaris mr Jan Fabius, aanwezig in G.A. Amsterdam, notarieel archief, inventarisnummer 19987.
inventarisnummer 104 en koopakte voor notaris Theodorus Koppen, aanwezig G.A. Utrecht.
Digna Catharina Anna Schade van Westrum, weduwe van Cornelis van Wijkerslooth, zie blz. 34.
Herman Frederik Richard Lijnslager was met de uiterwaard beleend als erfgenaam van zijn oud-tante Anna Juliana van Diest, vrouwe van huize Doorn, die verzuimd had verlei te verzoeken, zodat van haar geen beleningsakte bestaan heeft. Zij had de uiterwaard geërfd van haar neef Frederik Willem van Eck van Pantaleon, heer van huize Doorn, wiens voogd er 23 oktober 1728 mee beleend was. Frederik Willem van Eck van Pantaleon had de uiterwaard weer geërfd van zijn grootvader Frederik Willem van Diest, heer van huize Doom, Domproost, die de uiterwaard had gekocht.
[Rijksarchief Utrecht: Rechterlijke Archieven inventarisnummers: 1881, "Register der fidei-commissen etc. op alle leenen ... 1700 tot 1756 ... B", f.o. 93 - v.o.; 1891, Registers der Gaasbeexe leenen... 1754 tot 1766", f.o. 115; 1893: repertorium op de Gaasbeekse leenregisters, 1554 t/m 1799 f.o. 55 e.v.]
Een leenakte voor Frederik Willem van Eck van Pantaleon zelf ontbreekt. Daar hij reeds op 5 januari van het volgende jaar overleed, is het mogelijk, dat hij nog niet meerderjarig geworden was.
Op 24 november 1809 kocht Wendela ten Hove van de erfgenamen van Cornelis van Wijkerslooth een waard grenzende aan een waard, die zij reeds in eigendom had.
De waard, die Cornelis van Wijkerslooth na zijn overlijden op 6 juni 1791 naliet was oorspronkelijk afkomstig van Dirkje van Loenen, weduwe van Cornelis van Accuoy.
Dirkje van Loenen had bij 2 verschillende gelegenheden 2 stukken land onder Wijk bij Duurstede gekocht.
In 1705 kocht Dirkje van Loenen van Susanna Godin, vrouwe van Bolenstein, een uiterwaard, genaamd Heer Janswaard van de Poel, leenroerig aan de Staten van Utrecht, en in 1708 werd zij ermee beleend. In de leenregisters is de geschiedenis van de waard nauwkeurig te volgen. De waard was afkomstig van David Godin, drossaard van St-Maartensdijk, grootvader van Susanna Godin. Hij was aanvankelijk met de gehele Heer Janswaard van de Poel beleend en had later daaruit een gedeelte van 14 morgen 205 roeden getransporteerd, welk gedeelte in 1792 in het bezit was gekomen van Wendela Eleonora ten Hove.
Het gedeelte, dat Dirkje van Loenen van Susanna Godin had gekocht, vererfde op haar kleindochter Theodora van Grasveld, gehuwd met Cornelis van Wijkerslooth, die er als "weduwnaar en geïnstitueerde erfgenaam van Theodora van Grasveld" op 29 november 1783 mee werd beleend. En na zijn overlijden werd zijn tweede echtgenote Digna Catharina Anna Schade van Westrum als "weduwe en lijftogteresse" van Cornelis van Wijkerslooth er op 9 maart 1792 mee beleend. Met haar overlijden op 1 mei 1809 verviel het vruchtgebruik.
In 1711 kocht Dirkje van Loenen een boomgaard bij Wijk bij Duurstede, die op dezelfde wijze als de uiterwaard Heer Janswaard van de Poel vererfd zal zijn op haar kleindochter Theodora van Grasveld, en van haar weer op Cornelis van Wijkerslooth, haar echtgenoot, na wiens overlijden zijn tweede echtgenote en weduwe Digna Catharina Anna Schade van Westrum het vruchtgebruik zal hebben genoten tot haar overlijden op 1 mei 1809, waarna de eigenaren, de erfgenamen van Cornelis van Wijkeslooth, vrij over de uiterwaard konden beschikken en tot verkoop overgingen.
R.A. Utrecht: Rechterlijke Archieven, inventarisnummers 1891, "Register der Gaasbeexe leenen ... 1726 tot 1753", f.o 15, 208-v.o en 320-v.o; 1893: repertorium op de Gaasbeekse leenregisters, 1554 t/m 1799, f.o 54 e.v.
De laatste belening had plaats in 1792; de Staatsregeling der Bataafse Republiek van 1798 schafte het leenstelsel af.
De hofstede "Ottestein" was aan Christine Henriëtte Tydeman toebedeeld bij onderhands scheiding van de nalatenschappen van haar grootouders jhr Pierre Adrien Reuchlin en Christine Henriëtte Remy op 6 oktober 1877 en werd door haar ten huwelijk aangebracht, en viel op grond van de huwelijkse voorwaarden buiten de huwelijksgemeenschap.
Zie betreffende de hofstede ook inventarisnummer 106.
Martha Kinnema van Toulon van der Koog werd 25 november 1860 te Utrecht geboren als jongste dochter van Lodewijk van Toulon van der Koog en Martha Kinnema Wijndels. 16 mei 1882 huwde zij te Utrecht met mr Reep Boudewijn Ambrosius ver Loren van Themaat, commies bij het Hoog Militair Gerechtshof te Utrecht, geboren te Amersfoort 28 december 1856, zoon van mr Hendrik ver Loren van Themaat, president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, en van Cecilia Thierry de Bye. Martha Kinnema van Toulon van der Koog overleed te Utrecht op 17 mei 1884 en haar echtgenoot op 14 oktober van hetzelfde jaar te Hoogland. Hun minderjarige zoon Hendrik Boudewijn kwam onder voogdij van zijn oom Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog.
Lodewijk Johan van Toulon van der Koog werd 30 juli 1880 te Wijk bij Duurstede geboren als zoon van Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog en Christine Henriëtte Tydeman. 18 mei 1906 huwde hij met Engelina Henriëtte van den Honert, geboren te Amsterdam 9 oktober 1883, dochter van Joan van den Honert en Apollonia Catharina Philips. 1916-1948 was hij directeur van een hypotheekbank te Amsterdam. Hij overleed 23 oktober 1966 te Oosterbeek.
Op 2 uitzonderingen na is van hem alleen correspondentie aanwezig over het bij hem berustende familie-archief, over de genealogie der families, waarvan het archief afkomstig is. over archivalia, die hem werden aangeboden, en over publicaties, waarvoor het familie-archief geraadpleegd werd.
.... (onleesbaar), over het wanen van de familie Van der Koog, 10 februari 1928.
A.J.C. Jonquière, over portretten van leden van de familie Van der Koog, 7 februari-25 april 1934; en over de afkomst van de familie Van Toulon, 17 april 1938. Jhr mr Adrien Jacques Corneille Rethaan Macaré, over het bestaan van een portret van Ludovicus van Toulon, 13 september 1941. Henriëtte Constance te Loo geboren Ising, voornamelijk over de familie Croiset en aanverwanten, met genealogische tabel betreffende de verwantschap tussen de families Van Toulon van der Koog en Ising. 4-20 augustus 1943,
Mr W.W. van Valkenburg, over de afkomst van Jeanne Pauline Jacqueline Croiset, gehuwd met Jan Hendrik Ising, met kwartierstaat. 14 augustus 1943, Jhr mr A.J.M. van Nispen tot Pannerden, over de afkomst van de familie Van Nispen, waarvan Johanna van Nispen, echtgenote van mr Lodewijk van Toulon, afstamde: 26 november en 14 december 1956; met concept voor uitgaande brief, 3 december 1956.
De hier genoemde verzameling stukken zijn opgenomen in deel II, hoofdstuk III, inventarisnummers 568 en 592.
De aangeboden stukken zijn opgenomen in deel II, hoofdstuk III, inventarisnummers 585 en 586.
De hier genoemde verzameling archivalia is opgenomen in deel II, hoofdstuk I.
De hier genoemde verzameling archivalia is opgenomen in deel II, hoofdstuk II. De vader van jkvr Joanna M.E. van de Poll, jhr Frederik Harmen van de Poll (1823-1909), was evenals Lodewijk Johan van Toulon van der Koog, sr, lid van dit gezelschap. Zie ook inventarisnummer 74.
Het artikel is opgenomen in deel II, hoofdstuk III, afdeling kranten- en tijdschriftartikelen, inventarisnummer 594.
Zie ook de inleiding bij inventarisnummer 455.
De publicaties van mr W.J.M. Benschop, waarvoor hij gebruik maakte van genoemde archiefstukken, zijn te vinden in aanhangsel 3: Publicaties.
De foto is opgenomen in de artikelenreeks: "Hoe de Nederlandsche Posterijen nationaal werden", zie aanhangsel 3: Publicaties, nr. 2.
Een bijgesloten publicatie van J.L. van Eijk over de genealogie van de familie Van Eyck is opgenomen in deel II, hoofdstuk III, iventarisnummer 572.
De datum 18 maart 1948 boven een der brieven is een vergissing en moet zijn: 1949.
Een brief d.d. 10 december 1951 van dr E.A.B.J. ten Brink, hoofd van de geschiedkundige afdeling vanwege het hoofdbestuur der P.T.T. aan mr L.J. van Toulon van der Koog is voorin een hem namens mr W.J.M. Benschop aangeboden publicatie geplakt, zie aanhangsel 3, nummer 5.
Uitgewerkt tot 32 kwartieren: Van der Koog, Biertjens, Bonket, Mortier, Van Toulon, Van Eyck, Van Nispen, Croiset, Wijndels, (Hillegjen Jans), Escher, Mattheus, De Swart, Croon, Van Glinstra, Lycklama Nijeholt, Tydeman, Onkruydt, Hugenholtz, Broes, Van der Willigen, Hoogstad, Schagen van Campen, Voet, Reuchlin, Raymond, Borsje, Van Sprangh, Remy, Thierens, Dutilh, Van Meerloo.
Arnoldus Willems noemde zich later Arnoldus Willem Wijndele, waarmee "Wijndels" verder de familienaam werd.
Hillegjen Jans had geen familienaam.
Hieronder zijn enige stukken beschreven, waarvan niet meer is na te gaan van wie van de leden van de familie Van Toulon van der Koog ze afkomstig waren.
Bij haar geboorte-akte in het betreffende register van de gemeente Tilburg werd op 15 september 1868 in margine aangetekend, dat bij Koninklijk Besluit van 3 april 1854 nummer 51 aan Lodewijk Johan van der Koog toestemming was verleend de geslachtsnaam "Van Toulon" aan de zijne toe te voegen. 16 januari 1850 te Tilburg geboren als oudste dochter van Lodewijk Johan van der Koog en Martha Kinnema Wijndels, 18 juni 1869 te Utrecht gehuwd met mr François Willem Pietermaat, 7 oktober 1844 geboren te Soerabaja. Na haar huwelijk vertrok zij naar Nederlands Indië, waar haar echtgenoot zich in Semarang vestigde als advocaat. In 1875 keerde zij met haar beide dochtertjes als weduwe terug, nadat haar echtgenoot 23 december van het voorafgaande jaar overleden was door een aanslag op zijn leven. Zij overleed 21 juni 1924 te 's-Gravenhage.
De datering 18 juli is vermoedelijk onjuist, omdat zij op een zondag viel. Vermoedelijk moet gelezen worden (vrijdag) 18 juni.
18 april 1857 te Deventer geboren als dochter van Lodewijk Johan van Toulon van der Koog en Martha Kinnema Wijndels, 3 september 1891 te Utrecht gehuwd met Frederik Hendrik Coblijn, wethouder der gemeente Utrecht, 24 november 1840 geboren te Tiel, die reeds eerder gehuwd geweest was met jkvr Marie Marguérite Adelaide Jeanne Calkoen, een zuster van jhr Abraham Théodore Calkoen. Hij overleed 11 augustus 1908 te Utrecht
1 juli 1884 te Wijk bij Duurstede geboren als zoon van Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog en Christine Henriëtte Tydeman, 16 april 1912 gehuwd met Charlotte van Braam 29 december 1887 geboren te Arnhem. In 1916 vestigde hij zich als advocaat te Haarlem en in 1918 werd hij administrateur van de bond van bloembollenhandelaren. Hij overleed te Bloemendaal 25 december 1940 en Charlotte van Braam 19 maart 1965 te Hilversum.
Meinard Tydeman werd 11 mei 1827 te Tiel geboren als zoon van dr Petrus Hermannus Tydeman, rector van de Latijnse school aldaar en Maria Arendina van der Willigen. Zijn moeder overleed 14 september van hetzelfde jaar en 8 april 51 1830 hertrouwde zijn vader te Tiel met Johanna Christina Rink, 13 december 1809 aldaar geboren. Zij was de moeder van Gertrude Jeanne, Angelique Elisabeth Jeanne en Hendrik Jan Tydeman, en overleed 24 februari 1868 te Amsterdam. Op 24 juni 1851 huwde Meinard Tydeman te Tiel met jkvr Henriëtte Ewaldine Hélène Reuchlin, geboren te Tiel 14 november 1829, dochter van jhr Pierre Adrien Reuchlin en Christine Henriëtte Rémy. Zij overleed reeds 4 december 1856 te Tiel. Uit het huwelijk waren geboren: Pieter Herman, Meinard en Christine Henriëtte. Meinard Tydeman studeerde rechten en was vanaf 1868 directeur van de Nederlandsche Maatschappij voor Brandverzekering te Tiel.
Hij overleed 10 april 1906 te Tiel.
In 1879 huwde Christine Henriëtte Tydeman met Jan Vincent Maarten van Toulon van der Koog.
Hieronder volgen enige briefjes en wensjes geschreven door Christine Henriëtte Tydeman als klein meisje, en door enkelen van haar kinderen, en meest gericht aan haar vader; verder stukken betreffende de bruiloft van Christine Henriëtte en het van haar geschilderde portret. Al deze stukken zullen later als herinnering zijn teruggegeven.
Het versje moet door een ander geschreven zijn, daar Henriëtte Ewaldine Hélène van Toulon van der Koog toen nog geen 4 jaar oud was.
Waarschijnlijk een Kinderjuffrouw, die de vroeggestorven moeder van Christine Henriëtte Tydeman verving.
De familie Van Toulon was verwant aan de familie Van der Koog door het huwelijk van Johanna Paulina Jacoba van Toulon, dochter van mr Lodewijk van Toulon en Johanna van Nispen, met Maarten van der Koog in 1822 en door het huwelijk van Petronella Vincentie van Toulon, jongste zuster van Johanna Paulina Jacoba, in 1841 met mr Anthony Jan Cornelis van Bijnkershoek van der Koog, zoon van Maarten van der Koog en zijn eerste vrouw Esther Sara Elisabeth Rijgerbos. Anthony Jan Cornelis van der Koog kreeg in 1821 toestemming de naam "Van Bijnkershoek" bij de naam "Van der Koog" aan te nemen (zie inventarisnummer 521).
Door het huwelijk van Johanna Paulina Jacoba van Toulon met Maarten van der Koog vererfden archivalia, afkomstig van de familie Van Toulon en aanverwante families en personen in de familie (Van Toulon) van der Koog.
Het archief-Van Toulon bestaat uit enige portefeuilles stukken, afkomstig van mr Lodewijk van Toulon en Johanna van Nispen, en enige stukken afkomstig van zijn broers, zusters en van twee van zijn dochters, alsmede van zijn ouders mr Martinus van Toulon en Adriana Maria van Eyck en van zijn oom en tante mr Lodewijk van Toulon en Johanna Hélèna van der Graaf de Vapour, heer en vrouwe van Wulven, terwijl het oudste gedeelte gevormd wordt door de stukken van Ludovicus van Toulon, grootvader van mr Lodewijk van Toulon, en van Henrica Magdelina Verboom, diens derde echtgenote.
Een aantal stukken en aantekeningen, waarvan niet meer is na te gaan van wie van de leden van de familie Van Toulon ze afkomstig waren, zijn in een aparte afdeling bijeengebracht. De afstamming van de familie Van Toulon is historisch terug te voeren tot Louys Ventelon en Anne Masson, die in 1627 in de Waalse kerk te Dordrecht in het huwelijk traden. Uit de lijst van lidmaten van de Waalse kerk blijkt, dat in die tijd de meeste van hen afkomstig waren uit Luik en omgeving, misschien kwam Louys Ventelon daar ook vandaan. Zijn naam komt op deze lidmatenlijst echter niet voor.
Ook de volgende generaties woonden in Dordrecht en de naam Ventelon (of Fantelon) verhollandste tot Van Telon en Van Toulon, welke laatste versie definitief de familienaam werd. Later ontstond een familielegende als zou de familie Van Toulon afstammen van de Franse Hugenoot Louis de Toulon, die na de opheffing van het Edict van Nantes in 1685 naar de Republiek gevlucht zou zijn.
In de laatste afdeling van dit hoofdstuk zijn stukken opgenomen door huwelijk in het bezit van de familie Van Toulon gekomen. Het zijn enige stukken betreffende het overlijden van mr Vincent van Eyck, schoonvader van Martinus van Toulon, genealogische aantekeningen betreffende de families Hofkens en Verbeeck, verwant aan de familie van Eyck en een stuk van mr Hendrik van der Graaf de Vapour, heer van Wulven, schoonvader van Lodewijk van Toulon, heer van Wulven.
Het archief van de familie van Nispen, door huwelijk verwant aan de familie Van Toulon, is met verdere verwanten opgenomen in hoofdstuk III van deze inventaris.
Zoals de familie Van Toulon van der Koog afstammend van Johanna Paulina Jacoba van Toulon in het bezit was gekomen van het hieronder beschreven archief Van Toulon, zo erfde jkvr Vincence Adrienne Rethaan Macaré enige archivalia-Van Toulon van Petronella Vincentia van Toulon, haar grootmoeder van moederszijde. Na haar overlijden heeft haar echtgenoot mr Hendrik Kronenberg deze stukken met andere aangeboden aan mr Lodewijk Johan (jr) van Toulon van der Koog, die toen het familiearchief-Van Toulon van der Koog onder zijn beheer had. De stukken zijn opgenomen in hoofdstuk I van het tweede deel van de inventaris.
Behalve het hieronder beschreven archief-Van Toulon en de archivalia-Van Toulon opgenomen in hoofdstuk I van deel II, die eigendom zijn van de familie Van Toulon van der Koog, zijn er nog andere stukken afkomstig van de familie Van Toulon en aanverwante families.
Een aantal archivalia-Van Toulon behoort tot het familieararchief-Des Tombe, gedeponeerd op het Rijksarchief te Utrecht. Zoals er door het huwelijk van Johanna Paulina Jacoba van Toulon met Maarten van der Koog archivalia-Van Toulon in de familie Van Toulon der Koog vererfden, zo zijn er enige archivalia-Van Toulon in het bezit van de familie Des Tombe gekomen door het huwelijk van mr Jacob des Tombe met jkvr Henriëtte Johanna Martina Beeldsnijder, die een dochter was van de oudste zuster van Johanna Paulina Jacoba van Toulon: Martina Adriana Maria van Toulon, gehuwd met jhr Gerard Johannes Beeldsnijder, heer van Voshol en Vrije Nes.
Op het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage bevindt zich een portefeuille met brieven van ministers-plenipotentiarissen der Bataafse Republiek, gedecodeerd door mr Lodewijk van Toulon toen hij secretaris van het "cijffer" was, in 1950 geschonken door jhr mr Adrien Jacques Corneille Rethaan Macaré, jongere broer van jkvr Vincence Adrienne Rethaan Macaré en kleinzoon van Petronella Vincentia van Toulon.
Zie V.R.O.A. 1950, 2e serie XXIII, 's-Gravenhage, 1951. blz. 19, aanwinsten.
A.R.A.: Inventaris 64. Buza. nummer 204-A.
De hierboven beschreven bladen zijn waarschijnlijk losgescheurd uit een familiebijbel, zie inventarisnummer 403.
Ludovicus werd geboren te Dordrecht op 1 juni en gedoopt op 2 juni 1702 als Lovijs, zoon van Martinus van Toulon, commies ter recherche bij de Admiraliteit op de Maas te Rotterdam, en van Barbara van der Werf. Hij studeerde theologie aan de Leidse academie en deed 20 juli 1727 zijn intrede als predikant te Klaaswaal, en huwde aldaar in hetzelfde jaar op 28 december met Elisabeth Hallingh, geboren in 1693, dochter van mr Herman Hallingh, raad in de vroedschap te Dordrecht, en Johanna van der Mast; zij overleed reeds op 6 december het jaar daarop. 10 december 1731 hertrouwde Ludovicus van Toulon te Dordrecht met Alida Maria de la Coste, geboren te Dordrecht 9 mei 1712, dochter van Ludovicus de la Coste, predikant te Dordrecht, en Catharina van Zeebergh. Uit het huwelijk werden geboren: Barbara, [24 september 1732 te Dordrecht, gehuwd 18 oktober 1757 met Leonard van Meerten, predikant te Arkel, en overleden 14 februari 1762], en Martinus.
25 mei 1735 deed Ludovicus van Toulon zijn intrede als predikant te Gorinchem, waar Alida Maria de la Coste op 10 oktober 1737 overleed.
3 februari 1739 hertrouwde hij te Gorinchem met Henrica Machtelina Verboom, geboren te Gorinchem 20 april 1702, dochter van mr Adriaan Verboom, raad in de vroedschap der stad Gorinchem, en Maria Adriana van der Walle. Uit dit huwelijk werden geboren: Adriana Maria, 12 september 1743 te Gorinchem, 25 oktober 1763 gehuwd met Martinus Adrianus van Meerten, broer van Leonard van Meerten, en overleden 22 december 1805 te Alkmaar, en Lodewijk.
Ludovicus van Toulon overleed te Gorinchem op 10 februari 1763. Henrica Machtelina Verboom overleed 8 september 1794 bij haar zoon Lodewijk op kasteel Nieuw-Wulven.
Er zijn van hen slechts enkele persoonlijke stukken bewaard gebleven.
Zie ook bij inventarisnnmmer 73.
Martinus van Toulon werd geboren te Gorinchem op 12 februari 1736 uit het huwelijk van Ludovicus van Toulon en Alida Maria de la Coste. Hij studeerde rechten aan de Leidse hogeschool, en werd 1 januari 1762 gekozen tot raad in de vroedschap der Gouda, waar een familielid, mr Gerard van Brandwijk, heer van Bleskensgraaf, raad in de vroedschap, er eerder voor gezorgd had, dat hij burger van Gouda werd.
25 maart 1764 trad hij te Gouda in het huwelijk met Adriana Maria van Eyck, gedoopt 27 october 1747, dochter van mr Vincent van Eyck, raad in de vroedschap der stad Gouda, en Catharina Hofkens.
Uit dit huwelijk werden geboren: Lodewijk, Vincentia Catharina, Alida Maria Petronella, Huberta Jacoba, Gerard Willem, Johan Adriaan, behalve nog enige jong-overleden kinderen. Met ingang van 1 Januari 1768 werd Martinus van Toulon thesaurier-ontvanger der stad, van 1 mei 1776 tot 1 mei 1782 was hij baljuw en schout, terwijl hij ook enige malen schepen was. In 1783 en in 1787 werd hij voor 2 jaar tot burgemeester gekozen. Bovendien was hij vanaf 1765 controleur en vanaf 1780 ontvanger der convooien en licenten bij de Admiraliteit op de Maze. Ook vertegenwoordigde hij regelmatig met andere gedeputeerden de stad Gouda in de vergaderingen van de Staten van Holland. Hij behoorde daar bij de anti-stadhouderlijke stroming, die ten tijde van de vierde Engelse zeeoorlog ontstond, en werd 12 juni 1787 benoemd in de zogenoemde Commissie ter defensie van Holland en de stad Utrecht, zodat hij medeverantwoordelijk was voor het vasthouden door het Goudse vrijcorps van prinses Wilhelmina bij de Goejanverwellesluis op 28 juni daaraan vooraf, en na het herstel van het stadhouderlijk gezag voor altijd uit alle openbare ambten ontslagen werd. Hij zag zich zelfs al genoodzaakt de wijk te nemen en vertrok naar Brussel, maar na enige tijd keerde hij in het geheim terug in verband met zijn werkzaamheden als ontvanger der convooien en licenten, welke post hij verder ongestoord kon blijven vervullen.
Na de omwenteling in januari 1795 werd hij Provisioneel lid van de Municipaliteit der stad Gouda, maar trok zich aan het eind van hetzelfde jaar uit het openbare leven terug.
Bij het supprimeren der ambten als gevolg van de inlijving bij Frankrijk in 1811 verloor hij zijn ambt als ontvanger der convooien en licenten.
Martinus van Toulon overleed te Gouda 25 maart 1818, terwijl Adriana Maria van Eyck hem op 15 juni 1802 al was voorgegaan, eveneens te Gouda.
De nagelaten stukken zijn vrijwel alle van persoonlijke aard, en hierbij bevindt zich een door Martinus van Toulon in 1812 opgestelde levensbeschrijving, waarin ook vele gegevens omtrent zijn loopbaan te vinden zijn.
Enige stukken betreffende Vincent van Eyck en de aanverwante families Hofkens en Verbeeck, die door het huwelijk van Adriana Maria van Eyck met Martinus van Toulon vererfden in de familie van Toulon, zijn beschreven in de afdeling: stukken afkomstig van aanverwante familieleden.
Deze lijst, die later weer werd bijgewerkt, heeft Martinus van Toulon waarschijnlijk aangelegd bij gelegenheid van het overlijden van zijn vader, Ludovicus van Toulon in 1763, en wederom gebruikt bij zijn huwelijk in 1764 en bij andere gelegenheden.
Een exemplaar van het ontwerp voor de staatsregeling bevindt zich in de afdeling der door Lodewijk van Toulon verzamelde stukken, inventarisnummer 257.
Deze lijst werd later (na 1805) bijgewerkt, waarschijnlijk om bij andere gelegenheden wederom dienst te kunnen doen.
Martinus van Toulon werd 11 augustus 1752 ingeschreven als student in de rechten en promoveerde 15 juli 1757 tot J.U. doctor.
Het huwelijk werd te Dordrecht gesloten in 1754.
Voor een tweede exemplaar, zie inventarisnummer 388.
De in dit stuk genoemde pensionaris van Brandwijk overleed in 1779.
Alle hierboven genoemde regenten waren raden in de vroedschap der stad Gouda.
Lodewijk van Toulon werd 18 februari 1745 te Gorinchem geboren uit het huwelijk van Ludovicus van Toulon met Henrica Machtelina Verboom.
Hij studeerde rechten aan de Leidse academie. In die tijd moet hij poorter der stad Alkmaar geweest zijn, (zie inventarisnummers 179 en 184. Het gemeentearchief te Alkmaar kon hierover echter geen nadere inlichtingen verstrekken), maar werd schepen der stad Gorinchem in 1769 en raad in de vroedschap in 1773. Verder was hij hoogheemraad van het Land van Arkel beneden de Gouwe en vanaf 1 mei 1784 voor de driejaarlijkse termijn Gecommitteerde Raad der Staten van Holland. 22 juni 1774 trad hij in het huwelijk met Johanna Helena van der Graaf de Vapour, geboren 7 augustus 1754, dochter van mr Hendrik van der Graaf de Vapour, heer van Wulven, raad in de vroedsehap der stad Gorinchem, en Adriana de la Barre.
Na het herstel van het stadhouderlijk gezag in Holland in 1787 werd ook Lodewijk van Toulon niet meer in de vroedschap opgenomen. Vanaf de omwenteling in januari 1795 was hij gedurende enige maanden Provisioneel lid van de Gorkumse Munipaliteit, maar bleef na de verkiezingen op 28 maart niet aan. Johanna Helena van der Graaf de Vapour werd na het overlijden van haar moeder door de staten van Holland op 17 april 1780 beleend met de ridderhofstad en heerlijkheid Wulven. Zij overleed kinderloos op 17 oktober 1790, waarna volgens haar testamentaire beschikking Wulven vererfde op haar zuster Adriana Hendrika, gehuwd met Thomas Dolegius Adriaan Verboom, terwijl Lodewijk van Toulon het vruchtgebruik behield tot aan zijn overlijden op 10 oktober 1804.
Er zijn van hen slechts enkele persoonlijke stukken bewaard gebleven, die doordat Lodewijk van Toulon geen kinderen had in het bezit van de nakomelingen van zijn broer Martinus gekomen zullen zijn, en hierbij is ook een stuk afkomstig van Hendrik van der Graaf de Vapour, dat is opgenomen in de afdeling stukken van aangehuwde familieleden.
Lodewijk van Toulon werd op 17 augustus 1767 te Gouda geboren als zoon van Martinus van Toulon en Adriana Maria van Eyck. Hij studeerde rechten aan de Utechtse hogeschool en promoveerde in 1786 tot J.U. doctor om de post van ordinaris klerk op het kantoor voor de collectieve middelen van Holland in den Haag te kunnen aanvaarden. Op 1 februari 1791 huwde hij te 's-Gravenhage met Johanna van Nispen, geboren te 's-Gravenhage 8 augustus 1771 als oudste dochter van mr Johan van Nispen, raadsheer in het hof van Holland en Zeeland, en Paulina Jacoba Croiset. Uit het huwelijk werden 5 kinderen geboren: Martina Adriana Maria, Johanna Paulina Jacoba, Marten Louis, Petronelle Jacoba Louise en Petronella Vincentia.
Meteen na de omwenteling in Holland en wel op 2 februari 1795 werd Lodewijk van Toulon op voorstel van het Haagse Burgercomité gekozen in het Provisioneel College van Crimineele en Civile Justitie van 's Hage, dat de schepenbank verving, tot 31 maart, toen er een definitief college kwam.
Op 4 maart was hij reeds door de Provisionele Representanten van het Volk van Holland benoemd tot commies-generaal der Posterijen van Holland en nam ontslag bij het kantoor der gemene middelen. De secretaris van het College van Commissarissen der Posterijen van Holland, onder wie hij nu werkte, was Samuel Egbert Croiset, een oom van Johanna van Nispen. Het volgend jaar werd hij bovendien op verzoek van de secretaris der "cijffers", dit was eveneens Samuel Egbert Croiset, door de Nationale Vergadering der Bataafse Republiek benoemd tot adjunct-secretaris.
Bij de unificatie van het Bataafse postwezen in 1803 werd Samuel Egbert Croiset secretaris van het nieuw opgerichte College van Commissarissen der Bataafse Posterijen, en toen hij nog in datzelfde jaar met pensioen ging, werd Lodewijk van Toulon door het Staatsbewind tot opvolger benoemd. Bovendien was Lodewijk van Toulon in 1802 door het Staatsbewind aangesteld tot lid van het gemeente-bestuur van Den Haag, waarin hij in 1806 provisioneel gecontinueerd werd, en in deze functies bekleedde hij weer verschillende nevenfuncties. Daarnaast had het Departementaal Bestuur van Holland in 1804 Lodewijk van Toulon benoemd in de toen opgerichte armencommissie, en toen de Raad van den Haag in 1805 een commissie voor armenzorg en werkverschaffing instelde, was hij ook daarvan lid en tevens voorzitter geworden. Tot 1808 zou hij deze ambten blijven vervullen. Op 5 februari 1808 werd Lodewijk van Toulon door koning Lodewijk Bonaparte, sinds 1806 koning van Holland, benoemd tot staatsraad in gewone dienst, zodat hij zich nu te Utrecht moest vestigen, waarheen de koning de residentie in de zomer van 1807 verlegd had. Zijn gezin liet hij echter in den Haag achter. Hij moest nu zijn betrekking als secretaris-generaal bij de posterijen opgeven, evenals het wethouderschap van den Haag, waartoe hij kort tevoren benoemd was.
Wegens de reorganisatie van het werk der "cijffers" kreeg hij nu ook eervol ontslag als adjunct-secretaris der "cijffers". In april 1808 werd hij met 2 anderen door Lodewijk Bonaparte aangezocht om een rapport voor een algemeen stelsel van armenzorg op te stellen.
In september 1808 aanvaardde hij de benoeming tot hoofdschout en hoofdofficier van den Haag, en kon toen weer bij zijn gezin terugkeren. Dit ambt hield echter op te bestaan per 1 april 1811 toen de Franse rechterlijke organisatie werd ingevoerd als gevolg van de inlijving van ons land bij het Franse Keizerrijk in 1810.
Na enige mislukte sollicitaties naar een ander ambt vertrok Lodewijk van Toulon naar Parijs om naar een prefectuur te solliciteren, maar aanvaardde met nog twee andere Nederlanders een plaats als raadsheer in het Keizerlijk Hof van Cassatie.
Na de ineenstorting van het Franse Keizerrijk keerde Lodewijk van Toulon naar zijn vaderland terug, in april 1814. Zijn gezin had hij de voorafgaande zomer na een vakantiereis reeds bij familie achtergelaten. Hij nam ontslag uit het Hof van Cassatie en bood de Souvereine Vorst zijn diensten aan, maar verkreeg pas in maart 1815 een benoeming en wel in het burgemeesterscollege van zijn geboortestad Gouda, met J.F. van Harencarspel Dekker van Beverwijk, als president, en J.P. Kemper.
12 januari 1816 werd hij tot referendaris 1ste klasse benoemd om werkzaam te kunnen zijn in de door koning Willem samengestelde commissie voor het armenwezen. Het burgemeesterschap der stad Gouda zou hij nu moeten neerleggen, maar hij bleef dit waarnemen op verzoek van de Raad.
Na het overlijden van Van Harencarspel Dekker in 1817 volgde Lodewijk van Toulon hem niet alleen op als president-burgemeester, maar werd ook door de Raad aangesteld om zitting te nemen in de vergadering der Staten van Holland vanwege de stad Gouda. Hij werd herbenoemd als burgemeester in 1820 en weer in 1824 op het kort tevoren ingevoerde nieuwe reglement voor de steden.
In 1819 werd hij door de vergadering der Staten van Holland gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en herkozen in 1822, 1825, 1828 en 1831, maar legde dit ambt korte tijd later weer neer, evenals het burgemeesterschap van Gouda en het lidmaatschap der Staten van Holland, wegens zijn benoeming tot goeverneur der provincie Utrecht, welk ambt hij vervulde tot zijn overlijden op 5 januari 1840 te Utrecht.
Johanna van Nispen overleed 20 november 1854 eveneens te Utrecht. Hun archief bestaat voor een deel uit persoonlijke stukken, brieven en aantekeningen, en een deel wordt gevormd door archivalia die verband houden met de vele ambten, die Lodewijk van Toulon bekleedde.
Bij de persoonlijke stukken bevindt zich een door Lodewijk van Toulon opgestelde levensbeschrijving, waaraan veel van het bovenstaande ontleend is. Bij de persoonlijke brieven werden ook de vertrouwelijke brieven ingedeeld, die Lodewijk van Toulon ontving van tijdgenoten, die evenals hij belangrijke ambten bekleedden.
Verder zijn er veel losse aantekeningen en stukken betreffende allerlei onderwerpen waar Lodewijk van Toulon belang in stelde.
Het ambtelijke gedeelte van het archief is onderverdeeld in stukken, brieven en aantekeningen betreffende benoeming, ontslag e.d. en stukken die voortgekomen zijn uit ambtelijke functies. Bij het ene onderdeel is een portefeuille met de bijna voltallige besluiten, waarbij Lodewijk van Toulon benoemd of ontslagen werd in of uit de vele ambten, die hij bekleedde. Bij het andere onderdeel zijn slechts voor een klein gedeelte originele stukken en brieven, de meeste zijn concepten of copieën, die evenals de aantekeningen door Lodewijk van Toulon werden opgemaakt of afgeschreven voor eigen gebruik bij zijn onderscheidelijke ambten. Ze zijn bij de betreffende ambten in de inventaris opgenomen.
De archivalia-Van Nispen, en verdere verwanten, die door het huwelijk van Johanna van Nispen met Lodewijk van Toulon vererfden in de familie Van Toulon, zijn beschreven in hoofdstuk 3.
Lodewijk van Toulon had deze akte ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Deze lijst met namen van familieleden heeft Lodewijk van Toulon waarschijnlijk samengesteld ten behoeve van het verzenden der "communicatiebrieven" ter gelegenheid van zijn voorgenomen huwelijk met Johanna van Nispen in 1791.
Lodewijk van Toulon had deze akte ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had dit certificaat ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon werd 27 september 1808 benoemd tot hoofdschout en hoofdofficier van den Haag.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
De bijlagen waarvan in de brief wordt gerept, ontbreken.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Zie ook de onderhandse copie, die echter langer is, inventarisnummer 578.
Deze lijst is waarschijnlijk na het overlijden van Lodewijk van Toulon door de nabestaanden samengesteld voor het verzenden van de overlijdensaankondigingen.
Misschien opgesteld door jhr Gerard Johannes Beeldsnijder, zie ook inventarisnummer 254.
5 stukken in losse perkamenten band met inventarisnummers 231, 232 en 233.
Martin Louis van Toulon werd in 1823 vergeefs door dr Haan voor een opkomende blindheid behandeld. Doordat hij van toen af ook geestelijk zeer achteruit ging, moest hij tot aan zijn overlijden verpleegd worden.
Afzenders: .. Haan, doctor in de chirurgie, 6 november 1831.
Martina Adriana Maria van Toulon, 7 november 1831.
Tobie Constantin de Bordes en Alida Maria Petronella van Toulon. 10 november 1831.
Adam George Camillus Alsche, gehuwd met Louise Jeanne de Bordes, 14 november 1831.
Aafje Bleuland, weduwe van Adrianus van Wijnoxbergen, eerder weduwe van Gerard Willem van Toulon, 14 november 1831.
Afzenders en geadresseerden:
Gerard Willem van Toulon, 10 december (1803),
zie ook inventarisnummer 338.
Koning Lodewijk Napoleon, met concepten van uitgaande brieven, 9 november 1808, 1806-1809.
Delprat, (waarschijnlijk D.J.F. Delprat, secretaris en archivist van de kanselarij van de Koninklijke Orde der Unie), 24 juni 1807.
Isaak Lodewijk van Panhuys, secretaris van den Haag, 28 januari 1808.
Mr Johan van Hees van Berkel en Rodenrijs, wethouder van den Haag en lid van de raad der gemeente, 1 en 20 februari en 22 september 1808.
.. Hamburg? 2 april 1808.
Mr Cornelis Felix van Maanen, minister van Justitie en Politie, en persoonlijke vriend, 9 september en 10 november 1808, 19 december 1810, 23 april 1811, met concepten voor uitgaande brieven, 2, 8 en 19 november 1808. Lamoraal Joachim Johan Rengers, in 1806 lid van het Wetgevend Lichaam, in 1811 maire van de Lemmer, 29 me goeverneur-generaal en 4 augustus 1812, met concept voor uitgaande brief, 22 juli 1809. Concept voor uitgaande brief aan ? , 1809 ? Hertog van Plaisance, van de Hollandse departementen in het keizerrijk, concepten voor uitgaande brieven, 1 september 1810, 18 mei 1811 en ongedateerd, gedeeltelijk in een ander handschrift, zie ook inventarisnummers 234, 315 en 317.
Graaf Desaix, divisie-generaal. met concept voor uitgaande brief, 28 januari 1811, 15 januari 1812.
Johannes Goldberg, voormalig gezant van de koning van Holland te Berlijn, met concept voor een uitgaande brief aan graaf Daru, 22 april 1811, 4 en 22 maart 1813, 9 maart 1813, ? ? , 6 mei 1811.
Graaf Daru, minister van Binnenlandse Zaken van het Franse Keizerrijk. 14, 15 en 16 mei 1811, 5 januari 1812, 12 en 21 maart 1813, met concepten voor uitgaande brieven 7 juni (1811) en 7 januari 1812; voor uitgaande brief 9 maart 1813; zie bij Johannes Goldberg. Hertogin de Montebello, hofdame der keizerin. 5 juni 1811.
Opperkamerheer des keizers, 6 juni 1811 en ongedateerd (poststempel 1 augustus 1811). Johan Adriaan Hendrik van Toulon, 3 oktober 1811.
Martinus van Toulon, 8 oktober 1811, 20 april 1814.
Tobie Constantin de Bordes, 5 november 1811. Carolus Sulpicius Flamant, eerste bibliothecaris van de Koninklijk Bibliotheek te Den Haag. 14 november 1811.
Willem Otto Blois van Treslong, schout bij nacht, aide de camps van de koning van Holland. Ongedateerd (waarschijnlijk eind 1811 of begin 1812).
Hertog de Cadore, intendant-generaal van het Hof. Ongedateerd (poststempel 28 januari 1812).
Maarten van der Goes, heer van Dirksland. 23 februari en 7 maart 1812.
Directeur van de indirecte belastingen te Antwerpen aan Lodewijk van Toulon op weg van Parijs naar den Haag. 1 juli 1812.
A. Hoynk van Papendrecht, dijkgraaf van Schieland in 1813. 23 augustus 1813.
Gravin van Hohenlohe, schoonmoeder van Dirk van Hogendorp, in 1811 benoemd tot divisie-generaal van Toulon, oudere broer van Gijsbert Karel van Hogendorp. 26 augustus 1813. Concept voor uitgaande brief aan zijn gezin (?) in Holland. Ongedateerd (waarschijnlijk winter 1813-1814).
Johanna van Nispen en Johanna Paulina Jacoba van Toulon. 20 april 1814.
.. Hubert, vroegere buurman in Parijs. 21 april 1814.
Hermannus Carolus Casparus Bartholomeus van Nispen tot Pannerden, heer van Pannerden. 6 november 1814 en 6 januari 1815. Met concepten voor uitgaande brieven 27 oktober en 17 november 1814 (met genealogische aantekeningen over Johannes van Nispen, jr, en zijn kinderen) en 31 januari 1815, zie ook inventarisnummers 242, 245, 255, 452 en 453.
Sophie Tenneson (of Tenesion ?), 18 juni 1814. Mr Pieter Jacob de Bye, in 1811 en 1812 lid van het Franse hof van cassatie, belast met het onderhandelen met de Franse regering over de liquidatie der vorderingen op Frankrijk. 12 maart en 7 mei 1816.
Baron Barris, president van het Franse hof van cassatie, Met concept voor uitgaande brief. mei 1816. 10 april 1816.
Jhr mr dr Frederik Auguste van Leyden van West-Barendrecht, goeverneur van Holland. Met concept voor uitgaande brief, 9 december 1816. 11 december 1816.
Anton Reinhard Falcq, secretaris van staat, Met concept voor uitgaande brief, 29 december 1816. 26 december 1816.
Jean Henri Appelius, minister van staat voor het beheer der ontvangsten. 16 juni 1821, en van Taider (?). Ongedateerd.
Concept voor uitgaande brief waarschijnlijk aan de goeverneur van Holland. 27 juni 1825. J. Weldijk, lid van de provinciale staten van Holland voor de landelijke stand, district Ridderkerk, Met concept voor uitgaande brief, 6 juli 1825. 10 juli 1825.
D.G. van Teylingen, 14 oktober 1825. A. Daey, 7 november 1831.
.. van der Hoeven, 7 november 1831. Jhr François van Harencarspel Eckhardt, gehuwd met Louise Guillemine Constance Croiset, 7 november 1831.
Jeanne Pauline Jacqueline Croiset, weduwe van Jan Hendrik Ising, 7 november 1831.
Gauthier Theodore Benjamin Croiste, 7 november 1831.
Willem Frederik graaf van Reede, opperkamerheer des konings, 8 november 1831.
Prins Frederik der Nederlanden, tweede zoon van koning Willem , naar aanleiding van het overlijden op 1 november 1834 van diens zoontje prins Willem Frederik Nicolaas Karel, geboren 6 juli 1833. 25 november 1834.
Concept voor uitgaande brief aan ...? naar aanleiding van de bevordering tot commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. 4 juni 1836.
Concept uitgaande brief aan ..? Ongedateerd. Copie van of concept voor uitgaande brief aan de koning om na het overlijden van Lodewijk van Toulon verzonden te worden. Ongedateerd.
1 Een ongedateerde brief van prof dr Ph.W. van Heusde, bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek te Utrecht, en een van luitenant-kolonel A.P.P.C.R. de Ceva, adjudant van Prins Frederik der Nederlanden van 23 juni 1836, zijn ingedeeld bij het verslag van het bezoek van Prins Frederik aan de jubilerende universiteit, zie inventarisnummer 240.
2 De losse perkamenten band, waarin dit inventarisnummer is opgeborgen, draagt op de rugzijde als opschrift: "zevende reekening 1760"; op de voorzijde aantekeningen in het handschrift van Lodewijk Johan van Toulon van der Koog (sr).
2 stukken, in losse perkamenten band met inventarisnummers 229, 232 en 233.
Men leze in het naschrift van Lodewijk van Toulon bij de brief van Martina Adriana Maria van elke regel eerst de rechter helft.
1 stuk, in losse perkamenten band met inventarisnummers 229, 231 en 233.
Afzenders: Tobie Constantin de Bordes. Vincentia Catharina van Toulon en Pieter Samuel Crommelin.
Jan Samuel van Nispen. Jhr François van Harencarspel Eckhardt en Louise Guillemine Constance Croiset. Gauthier Theodore Benjamin Croiset en Henriëtte Irhoven van Dam.
R.V. van der Hoeven. Anna Barbara Schilperoort, weduwe van Hendrik van Meerten, predikant te Gouda, paedagoge. Johan Gijsbert baron Verstolk, heer van Soelen, minister van buitenlandse zaken. Jhr mr Gerard Beelaerts van Blokland, secretaris van de Raad van State. Cornelis Felix van Maanen, minister van Justitie. Hendrik Merkus baron de Kock, minister van Binnenlandse zaken.
allen van 6 januari 1840.
Huberta Jacoba van Toulon. Adam George Camillus Alsche, gehuwd met Louise Jeanne de Bordes. Jeanne Pauline Jaqueline Croiset, weduwe van Jan Hendrik Ising.
J.L. (?) van der Hoeven en O.J. Servaas. Aafje Bleuland, weduwe van Adrianus van Wijnoxbergen, eerder weduwe van Gerard Willem van Toulon. Daniel Frans Crommelin, stiefzoon van Vincentia Catharina van Toulon. Prins Frederik der Nederlanden, jongere zoon van koning Willem I. Constantijn Johan Wolterbeek, directeur-generaal van marine. Frederik Willem Floris Theodorus baron van Pallandt van Keppel, oud-minister van justitie a.i. Hendrik Jacob baron van Doorn van Westkapelle, oud-minister van binnenlandse zaken Franciscus Josephus Maria Theresia de Relichij de Lichtervelde, directeur-generaal voor de Rooms-Katholieke Eredienst.
.. van Stralen, namens koning Willem I.
.. Schuurman, directeur-generaal van oorlog.
allen van 7 januari 1840. George van der Mieden van Opmeer, zoon van Vincentia Catharina van Toulon. Catharina Elisabeth Häger, weduwe van Jan Adriaan Hendrik van Toulon. Cornelis Louis Bernard Jonquière en Aafje van Wijnoxbergen.
.. de Normandie Jacob, namens de Erfprins van Oranje.
A.. van der Goes. Jean Chretien baron Baud, minister van koloniën.
allen van 8 januari 1840. Helena Margareta van Dielen, weduwe van Otto van Romondt, lid Gedeputeerde Staten van Utrecht. 10 januari 1840.
J.T. Bodel Nijenhuis, secretaris van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. 19 januari 1840. Adriaan Hendrik van Oordt en Adriana Maria van Toulon. Ongedateerd. Arnaud Jacob Theodore de Bordes, zoon van Alida Maria Petronella van Toulon. Ongedateerd.
De losse perkamenten band, waarin de inventarisnummers 229, 231, 232 en 233 zijn opgeborgen, draagt op de rugzijde het opschrift: "veertiende rekening 1767", en op de voorzijde aantekeningen in het handschrift van Lodewijk Johan van Toulon van der Koog (sr).
De hertog van Plaisance werd bij keizerlijk decreet van 9 juli 1810 benoemd tot goeverneur-generaal der Hollandse departementen in het keizerrijk. Lodewijk van Toulon vertrok 23 april 1811 naar Parijs.
Voor de brieven van Lodewijk van Toulon aan de hertog van Plaisance, zie inventarisnummer 230. De brief van 1 september 1810 is waarschijnlijk het antwoord op de opdracht voor deze vertrouwelijke mededelingen.
Het klad is geschreven aan de achterzijde van een blad papier, waarop de datum 23 januari 1826 voorkomt.
De autobiografie is gedrukt, zie inventarisnummer 577.
Zie ook inventarisnummer 73.
Met enkele kleine wijzigingen gecopieerd van inventarisnummer 453.
Zie ook inventarisnummer 230 concept-brief van 27 oktober 1814 van Lodewijk van Toulon aan Carel Herman van Nispen.
3 katerns in omslag, in losse leren band met inventarisnummers 247, 248 en 249.
De gecopieerde stukken zijn: de eed van Philips II in 1549, korte inhoud van het Verbond der Edelen in 1565, Pacificatie van Gent van 1576, korte inhoud van religie-vrede van 1578, de Unie van Utrecht, gesloten in 1579 met "verclaringhe van 't 13 articul".
3 katerntjes in omslag, in losse leren band met inventarisnummers 246, 248 en 249.
De eerste brief ontbreekt.
1 deel, in losse leren band met inventarisnummers 246, 247 en 249.
6 katerns, in losse leren band met inventarisnummers 246, 247 en 248.
De inventarisnnmmers 246, 247, 248 en 249 bevinden zich tesamen in een losse leren band met gouden opdruk, luidende: "Domino V. van Eyck dedicata".
Indeling der onderwerpen:
A: Verhandelingen en aantekeningen betreffende maatschappelijke, staatkundige en juridische onderwerpen.
B: Verhandelingen en aantekeningen betreffende godsdienstige en filosofische onderwerpen.
C: Verhandelingen verstrekkende statistische gegevens en overzichten betreffende verscheidene onderwerpen.
D: Verhandelingen en aantekeningen betreffende allerlei andere onderwerpen. Hierbij o.a. een verhandeling over Zweedse mijnen, zie ook inventarisnummer 75.
E: Copieën en uittreksels van eigentijdse binnen- en buitenlandse staatsstukken en gerechterlijke uitspreken.
F: Levensbeschrijvingen.
G: Gedichtjes, epigrammen, anecdotes e.d. betreffende verscheidene personen en onderwerpen.
Bijlagen bij de brief van Hermannus Carolus Casparus Bartholomeus van Nispen aan Lodewijk van Toulon van 6 januari 1815, inventarisnummer 230. Zie ook inventarisnummers 245, 452 en 453.
Aangezien mr Lodewijk van Toulon zelf een lijst van de titels der pamfletten aan dit pak toevoegde, leek het niet nodig ze apart te beschrijven en in de inventaris op te nemen. Een uitzondering is gemaakt voor het ontwerp voor een staatsregeling, zie inventarisnummer 257.
Uit deze lijst blijkt, dat enige pamfletten van deze verzameling gegeven zijn (waarschijnlijk door Lodewijk Johan van Toulon van der Koog) aan prof dr T.T.H. Jorissen, hoogleraar te Amsterdam, en een aan prof mr G.W. Vreede, hoogleraar te Utrecht.
Lodewijk van Toulon had het ontwerp ingedeeld bij de politieke pamfletten, zie inventarisnummer 256. Het ontwerp moet aan hem (of aan zijn vader) zijn toegestuurd tegelijk met de oproep om erover te stemmen, zie inventarisnummer 156.
De op deze lijst vermelde stukken, die geen eigenlijke benoemingsbesluiten zijn, zijn elders in de inventaris opgenomen, zie inventarisnummers 183, 185, 186, 187, 188, 190, 191, 192, 194, 202, 203, 210, 211, 212, 301, 302, 308, 309, 313, 314, 321, 330, 360, 361.
Uit deze lijst blijkt, dat de volgende stukken ontbreken:
- Besluit van burgemeester der stad Gouda als ambachtsheren van Capelle aan de Yssel, waarbij Lodewijk van Toulon benoemd wordt tot schout van Capelle aan de Yssel.
- Decreet van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland betreffende de tractementen van o.m. de commies-generaal der Posterijen van Holland, 19 november 1795.
- Instructie voor de commies-generaal der Posterijen van Holland.
- Koninklijk decreet, waarbij Lodewijk van Toulon benoemd wordt tot secretaris-generaal der Posterijen van het koninkrijk Holland, 10 oktober 1807.
- Koninklijk Besluit van 22 april 1808, waarbij o.m. Lodewijk van Toulon benoemd wordt tot lid van een commissie om alle publieke instellingen van weldadigheid te Amsterdam te inspecteren, en te adviseren over een algemeen stelsel van armenonderhoud. Besluit van de Staten van Holland, waarbij Lodewijk van Toulon benoemd wordt tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Holland, 1819.
- Koninklijk Besluit van 27 juni 1836 nummer 60, waarbij de goeverneur der provincie Utrecht benoemd wordt tot voorzitter van een commissie tot het doen van voorstellen ter verbetering van de droogmaking van de Mijdrechtse plas en - bij goedkeuring daarvan - tot beheer en toezicht van de uitvoering.
Voor een onderhandse copie van dit Koninklijk Besluit, zie inventarisnummer 328.
Dit besluit is in bruikleen afgestaan aan het Nederlands Postmuseum te 's-Gravenhage en aldaar geregistreerd: B1 389.
Dit besluit is in bruikleen afgestaan aan het Nederlands Postmuseum te 's-Gravenhage en aldaar geregistreerd: Bl 388.
Een tweede bijlage, waarvan in de kennisgeving wordt gerept ontbreekt.
De stukken waarvan in de brief wordt gerept ontbreken.
De bijlagen, waarvan in het besluit wordt gerept ontbreken.
Voor dit "Reglement voor de Regering", zie inventarisnummer 38.
Het laatste op deze lijst genoemde besluit is het Koninklijk Besluit van 27 juni 1836, zie inventarisnummer 328.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, inventarisnummer 300.
Het concept voor een antwoord is geschreven achterop een blaadje papier, waarop de datum 11 juni 1801 voorkomt.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, als bijlage bij het benoemingsbesluit. Het benoemingsbesluit ontbreekt, zie de lijst op blz. 99.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Het staat niet vast of Lodewijk van Toulon met de aanduiding: "Remotie te Capelle op d' Yssel, april 1795" in de inhoudsopgave (inventarisnummer 300) deze brieven heeft bedoeld of een officiële aanzegging.
Zie inventarisnummer 301.
Lodewijk van Toulon had deze brief ingedeeld bij de benoemingsbesluiten. Zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze brief ingedeeld bij de benoemingsbesluiten. Zie inventarisnummer 300.
De gevraagde brief, waarover in deze brief gerept wordt, was waarschijnlijk een brief, die de hertog van Plaisance geschreven had aan de minister van Binnenlandse Zaken van het Franse keizerrijk om Lodewijk van Toulon bij hem te introduceren.
Zie ook inventarisnummer 324.
Lodewijk van Toulon had deze aantekening ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummers
Lodewijk van Toulon werd 11 oktober 1807 benoemd tot secretaris-generaal der Posterijen van het Koninkrijk Holland, zie inventarisnummer 274.
Voor de volledige brief van de koning, zie inventarisnummer 230.
Lodewijk van Toulon had deze aantekening ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, als bijlage bij inventarisnummer 278.
Zie ook de brief van de hertog van Plaisance aan Lodewijk van Toulon, van 29 april 1811, inventarisnummer 317.
In de inhoudsopgave bij de benoemingsbesluiten, inventarisnummer 300, wordt het ontslag als raadsheer in het Hof van Cassatie genoemd. Het is niet duidelijk of de originele brief wordt bedoeld of deze copie.
In de inhoudsopgave bij de benoemingsbesluiten wordt de benoeming tot president van de commissie voor de Mijdrechtse droogmaking genoemd. Het is niet duidelijk of het gebruikelijke afschrift van het benoemingsbesluit wordt bedoeld of deze onderhandse copie.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, als bijlage bij inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
De bijgevoegde staat ontbreekt.
Deze sleutel is in bruikleen afgestaan aan het Nederlands Postmuseum te 's-Gravenhage en aldaar geregistreerd: B1 392.
Zie ook inventarisnummer 455.
Met "minister" wordt bedoeld: minister plenipotentiaris, d.w.z. gezant.
Carel Hendrik van Grasveld verbleef in 1799 tijdelijk in Parijs op weg naar Italië. Anton Boudewijn Gijsbert van Dedem vertrok in 1801 naar Stuttgart als minister plenipotentiaris der Bataafse Republiek bij de hertog van Würtenberg.
Deze sleutels zijn in bruikleen afgestaan aan het Nederlands Postmuseum te 's-Gravenhage, maar aldaar niet afzonderlijk geregistreerd.
Mr Isaak Lodewijk van Panhuys van toen secretaris van de vaste commissie van Binnenlandse correspondentie van de Nationale Vergadering en mr Frederik August van Leyden van West-Barendrecht van de vaste commissie van Buitenlandse Zaken en later lid van het Wetgevend Lichaam.
Zie ook de brief van Gerard Willem van Toulon aan zijn broer Lodewijk van 10 december (1803) inventarisnummer mr Pieter Adriaan 't Hoen was toen secretaris van de Raad der gemeente van Den Haag.
Op deze ranglijst staan (behalve Lodewijk van Toulon) vermeld: de leden van het gemeentebestuur) en de secretarissen, de schepenen en de secretaris, de thesaurier en de ontvanger der gewezen-Societeitsinkomsten).
Het college van de Sociëteit binnen 's-Gravenhage werd in 1802 opgeheven. Het bestond vanaf 1795 (tot 1802) uit enige leden van het Hof van Holland, van het Comité van Algemeen Welzijn (zie blz. 75) en van de municipaliteit van 's-Gravenhage en ging over de financiële en andere zaken tussen deze colleges gemeen. Bovendien stelde dit college een der stadsartsen aan veelal met de titel van professor voor ontleed- en heelkundig onderwijs aan chirurgijns en hun leerlingen.
Dr Pieter de Riemer werd in 1804 aangesteld met de titel van rector voor het onderwijs in de ontleeden heelkunde aan chirurgijns na het overlijden van de Mr-chirurgijn Joh. Chr. Damen.
Op de buitenzijde is geschreven in het handschrift van Lodewijk van Toulon: Stedelijke Schoolcommissie 's Hage 1802.
Lodewijk van Toulon had dit stuk ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Lodewijk van Toulon had deze stukken ingedeeld bij de benoemingsbesluiten, zie inventarisnummer 300.
Zie ook hierover de brieven aan de koning d.d. 19 december 1808 en 3 januari 1809, inventarisnummer 230.
Een der pas benoemde ridders was mr Pieter Jacob de Bye, een der Nederlandse raadsheren in het Hof van Cassatie, evenals Lodewijk van Toulon.
De Wet op de Rechterlijke Organisatie, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetboeken traden op maandag 1 oktober 1838 in werking.
De installatie en beëdiging van het Provinciaal Gerechtshof te Utrecht had plaats op donderdag 27 september, en van de arrondissementsrechtbank aldaar op vrijdag 28 september 1838.
Zie het bij inventarisnummer 376.
Lodewijk van Toulon werd 5 februari 1808 door de koning van Holland benoemd tot staatsraad, het ambt verviel op 1 augustus 1810.
Vincentia Catharina van Toulon werd 30 november 1769 te Gouda geboren als dochter van Martinus van Toulon, vroedschap der stad Gouda en Adriana Maria van Eyck. 27 februari 1797 huwde zij te Gouda met Joan Jacob van der Mieden, heer van Opmeer, schepen te Alkmaar, geboren te Alkmaar 10 november 1765, zoon van Gualterus George Gideon van der Mieden, heer van Opmeer, raad in de vroedschap te Alkmaar en Maria Cardinaal. Hij overleed te Alkmaar 10 april 1800. Vincentia Catharina van Toulon hertrouwde te Alkmaar 20 maart 1803 met Pieter Samuel Crommelin, ontvanger der rijksbelastingen geboren 14 augustus 1765, zoon van Jacob Crommelin, raad in de vroedschap der stad Haarlem, en Anna Petronella Gerlings. Zij overleed te Zoeterwoude 10 november 1843 en Pieter Samuel Crommelin 26 mei 1853 te Leiderdorp.
Alida Maria Petronella van Toulon werd 25 januari 1772 te Gouda geboren als dochter van Martinus van Toulon, raad in de vroedschap der stad Gouda, en Adriana Maria van Eyck. Op 6 april 1801 huwde zij te Gouda met Tobie Constantin de Bordes toen secretaris van de Raad van Financiën der Bataafse Republiek, later procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, geboren te Amsterdam 13 december 1772, zoon van Philips de Bordes, koopman en Anne-Marie Jordan. Zij overleed te 's-Gravenhage 28 oktober 1844 en haar echtgenoot eveneens aldaar op 3 oktober van het volgende jaar.
Huberta Jacoba van Toulon werd 10 november 1773 te Gouda geboren als dochter van Martinus van Toulon, raad in de vroedschap der stad Gouda, en Adriana Maria van Eyck. Zij overleed te Gouda 4 december 1848.
Gerard Willem van Toulon werd 3 februari 1778 te Gouda geboren als zoon van Martinus van Toulon, raad in de vroedschap der stad Gouda, en Adriana Maria van Eyck. Hij studeerde geneeskunde aan de Utrechtse hogeschool. 16 maart 1802 huwde hij te Utrecht met Aafje Bleuland, dochter van Jan Bleuland, hoogleraar in de geneeskunde te Utrecht en Aafje Kuypers. Hij was als geneesheer gevestigd te Rotterdam en overleed 4 januari 1808 te Gouda. Zijn weduwe hertrouwde 19 december 1808 met Adrianus van Wijnoxbergen, geneesheer te Rotterdam. Zij overleed 18 januari 1862.
Johan Adriaan Hendrik van Toulon werd 2 februari 1780 te Gouda geboren als zoon van Martinus van Toulon, raad in de vroedschap der stad Gouda, en Adriana Maria van Eyck. Hij was werkzaam bij de dienst der in- en uitgaande rechten te Amsterdam, eerst als commies tenslotte als commissaris. 30 januari 1817 trad hij in het huwelijk met Catharina Elisabeth Hëger, dochter van Jan Casper Häger en Gesina Hendriks, geboren 20 mei 1783 te Amsterdam. Johan Adriaan Hendrik van Toulon overleed te Amsterdam 19 januari 1833 en zijn weduwe 12 september 1855.
Martina Adriana Maria van Toulon werd 20 augustus 1792 te Gouda geboren als oudste dochter van Lodewijk van Toulon, toen klerk der Gemene Middelen van Holland, en van Johanna van Nispen. Aldaar huwde zij 12 maart 1818 met Gerard Johannes Beeldsnijder, heer van Voshol en Vrije Nes, kapitein van de schutterij te Amsterdam, geboren te Amsterdam 30 mei 1791 als zoon van mr Johannes Beeldsnijder, eertijds schepen van Amsterdam, en van Henriëtte Everdina Beeldsnijder, beiden reeds overleden.
Bij K.B. d.d. 3 mei 1828, nummer 17 werd Gerard Johannes Beeldsnijder verheven in de Nederlandse adel en nam als lid van de ridderschap zitting in de Provinciale Staten van Utrecht. Hij overleed 19 april 1853 te Utrecht. Martina Adriana Maria van Toulon schilderde, aanvankelijk onder leiding van Willem Hekking, veelal stillevens. Zij was vanaf 1828 lid van de Koninklijke Academie te Amsterdam en vanaf 1833 van het genootschap "Arti Sacrum" te Rotterdam. Tussen 1828 en 1836 exposeerde zij ook. Zij overleed te Utrecht op 2 oktober 1880.
Een duplicaat bevindt zich in inventarisnummer 169.