De rekeningen over 1780-1788 ontbreken.
In het Duits.
1. In het Duits.
2. Van de akte van verdeling is alleen de laatste bladzijde bewaard gebleven.
In het Duits.
Enkele stukken in het Frans, enkele in het Duits.
Zie ook inv.nr. 1234.
Zie ook inv.nr. 1374.
Deze rekeningen zijn afgehoord door Adriaen van der Laan die de totalen in zijn rekening weer verantwoordt.
Zie inv.nr. 1372.
Bevat ook gegevens van landerijen te Noordwijk en Sassenheim.
Het huis Dever bij Lisse, eigendom van heer Reinier die Ever, werd in 1370 door deze in leen opgedragen aan graaf Jan van Blois. Sedert 1398 was het huis leenroerig aan de graven, later de Staten van Holland. Door vererving kwam Dever in 1565 in handen van Johan van Matenesse.De heerlijkheid Lisse, leenroerig aan de graven, later aan de Staten van Holland, kwam in 1592, na overdracht door François de Viry, eveneens in het bezit van Johan van Matenesse.Beide lenen werden na diens dood in 1624 onderwerp van een geschil dat in 1699 werd beslecht ten gunste van Willem de Wael van Vronesteyn. Door vererving via het geslacht Van Scherpenzeel kwamen Dever en Lisse in 1738 in handen van Diderik Johan Heereman van Zuydtwijck. Zij bleven in het bezit van de familie Heereman van Zuydtwijck totdat ze na afloop van de tweede wereldoorlog aan de Staat der Nederlanden vervallen werden verklaard.(Wittenaar, 'Beschrijving eener verzameling stukken'..., p. 341-343; Hulkenberg, Het huis Dever te Lisse, passim).
Gedrukt in:Kleijntjens 'Leenbrief', p.212-213 (met foutief jaartal).
De belening van Maria van Matenesse heeft plaatsgevonden in 1624; de akte is foutief gedateerd.
Voor de stukken betreffende het proces over de nagelaten goederen van Johan van Matenesse, waaronder de heerlijkheid Lisse c.a., zie de inv.nrs. 1220-1229.
In het Frans.
Gedrukt.
Gedrukt.
Deels in het Frans.
Deels in het Frans, deels in het Duits.
Voor benoemingen van predikanten en diakenen zie inv.nrs. 1435-1471.
Gedeeltelijk gedrukt in: Hulkenberg, 'Het 'onse vrouwe ghilde' ..., p. 141-152.
Verbonden aan het huis Dever.Voor een overzicht van de lenen van het huis Dever zie: archief huis Dever, Leenregister A en Hoek, 'Repertorium op de lenen van ...Dever' p. 133-144.
Bij Hoek foutief gedateerd op 1634.
Gedrukt.
Zie ook inv.nrs. 141-153 en 1402.
Voorheen inv.nr. 1475.
Bevindt zich in 4.HZF, inv.nr. 8.
Gedrukt.
1. Deze stukken hebben waarschijnlijk gediend als bewijs voor de eigendomsrechten van de erfgenamen van Maria van Bosvelt en van Claes Cornelisz. van Sparen op het verkochte land in de Poelpolder (zie inv.nr. 1502).
2. Zie onderstaande tabel (nog in te voegen).
Kaart bevindt zich in 4.HZF, inv.nr. 9.
1. Een van de stukken in tweevoud.
2. Zie ook inv.nrs. 1525 en 1898.
Zie ook inv.nr. 1524.
Gedrukt.
Het resterende een derde deel was reeds in het bezit van Johan van Matenesse.
De hoge heerlijkheid Hagestein werd in 1692 door Diderik Frans Heereman van Zuydtwijck verworven van George Frederik vorst van Waldeck. Door vererving kwam de heerlijkheid in het bezit van Frederik Jacob Heereman van Zuydtwijck (1712-1745) en Silvester Andries Heereman van Zuydtwijck (1745-1755). Deze laatste bood de heerlijkheid in 1755 ter openbare verkoop aan; de volgende heer werd Louis Trip van Marez, heer van Nieuwkoop.(R.A. Zuid-Holland, archief Hagestein, inv.nr. 1 en Heniger, 'Lijst van regerende heren en vrouwen van Hagestein', p.59).
De brief in het Frans.
Het goed Nijenstein te Hagestein, leenroerig aan de bisschop van Utrecht, kwam in 1556 in het bezit van Adriaen I van Camons. In 1577 werd zijn zoon Willem ermee beleend. (Maris, Leenprotocollen, p. 85-86).
De hofstad Rijsestein, voorheen genaamd Reygerstein, te Hagestein, leenroerig aan de baronie van Liesveld werd in 1640 door Adriaen II van Camons gekocht van Gerrit van Reygersteijn. Na het overlijden van Isabella Catharina van Camons raakten de twee delen waaruit het bezit bestond in verschillende handen. Eén deel werd in 1674 verkregen door Adriaan de Wael van Vronesteyn. Via Erasmus Bernard en Johan IV van Scherpenzeel kwam de hofstad in 1742 in handen van Diderik Johan Heereman van Zuydtwijck.(Zie ook Hoek, 'De leenkamer van de hofstad te Liesveld', p. 337).
In viervoud.
met als retroacta de.
akte van transport, ten overstaan van drost en schepenen van Hagestein, van de helft van vier morgen uiterwaard door Adriaan Albertsz. en zijn echtgenote Jannichgen Henderick Jansdr. aan Hendrik Aertsz. Tucker en Franck Sebastiaensz., 1617, met dorsale kwitantie wegens betaling van de koopsom, 1618.
akte van verdeling ten overstaan van schout, schepenen en gerecht van Hagestein, van een uiterwaard waarvan één vierde deel wordt toegewezen aan Dirck Aertsz. Tucker, 1559, authentiek afschrift, 1634.
akte waarbij de kapittels van de Dom en Oudmunster te Utrecht enerzijds en Hendrik Aertsz. Tucker anderzijds hun geschil over de grens tussen hun uiterwaarden te Hagestein aan scheidsrechterlijke uitspraak onderwerpen, [ca. 1635], concept; met kaart van de uiterwaard op verzoek van beide partijen vervaardigd, 1636.
met als retroacta.
de akte van transport,ten overstaan van schout en schepenen van Hagestein, van drie morgen uiterwaard te Hagestein door Dirck Aertsz. namens zijn echtgenote Mechteltgen aan Henrick Gijsbertsz., 1546, afschrift, [ca. 1600?] en.
de akte van vestiging van een losrente, ten overstaan van drost en schepenen van Hagestein op een huis en hofstede, vier morgen uiterwaard en een boomgaard gelegen te Hagestein door Claes Jansz. en zijn echtgenote Jannichje Cornelisdr. ten gunste van Adrianus Henricus, als bezitter van een vicarie van St. Nicolaas in de kerk van Oudmunster te Utrecht, 1645, authentiek afschrift.
Het origineel in tweevoud.
Een van de stukken in tweevoud.
van drie morgen uiterwaard aan Adriaan Hendricks van Pelt, gepasseerd voor notaris Joost Jonas te Vianen, 1685.
van de totale uiterwaard, mede namens de andere eigenaars, de kinderen van Johan III van Scherpenzeel en de heer van Hagestein, aan Johan van Reenen, 1693; met ondergeschreven kwitanties wegens de verrekening met de andere eigenaars, 1693 en 1697.
van drie vijfde deel van de uiterwaard, mede namens de kinderen van Johan III van Scherpenzeel aan Johan van Reenen, 1694, 1695, 1697.
aan Adriaen van Roijen, 1689, met akte van accoord over het rooien van notebomen staande op het verpachte land door Adriaan de Wael van Vronesteyn, 1609.
aan Jan Anthonisse Uijttewael, 1681; aan Johan van Reenen, 1693; met kwitantie wegens betaling van de pacht, 1706.
aan Jan Peters Peeck, gepasseerd voor notaris Johan Andries Becker te Utrecht, 1698, authentiek afschrift, 1699.
aan Jan Peters Peeck, gepasseerd voor notaris Johan Andries Becker te Utrecht, 1705, authentiek afschrift, 1707.
aan Arien Hendricks Goes, 1718 en 1723.
door Elisabeth Catharina van Scherpenzeel aan Cornelis Jansse Veen, 1717.
door Frederik Jacob Heereman van Zuydtwijck, namens Mechteld Jacoba van Scherpenzeel, aan Cornelis Jansse Veen, 1724.
Zie ook inv.nr. 1367.
(Thans provincie Noord-Brabant).
Voorheen inv.nr. 1605
Bevindt zich in 4.HZF, inv.nr. 1.
Een van de akten in tweevoud.
De-rente kwam later in het bezit van leden uit het geslacht Heereman van Zuydtwijck.
Gedrukt in: Van der Laan, Oorkondenboek van Amsterdam nr. 334a.
Gedrukt in: Van der Laan, Oorkondenboek van Amsterdam nr. 586a.
1. De huizen waren in 1746 in het bezit van Maria Catharina Heereman van Zuydtwijck.
2. Voor de huizen 'De Cat' en 'De Reus' zie: Kam, Warmoesstraat, p. 363-366.
Dirck Boelens zegelde de oorkonde als schepen.
De vidimus in het Latijn.
In het Latijn en 1 charter.
In het Latijn.
In het Latijn.
In het Latijn.
Gedruk in: De Bont, 'O.L. Vrouwe- of Nieuwe Kerk', p. 223-225.
Zie ook Nieuwer-Amstel en Sloten.
De andere helft van de sloot is eigendom van Pieter Jacobsz. Schaep.
Voorheen inv.nr. 1668.
Bevindt zich in 4.HZF, inv.nr. 2.
Zie ook inv.nrs. 1872-1873, 1876-1877, 1879, 1887.
Met als retroacta:
Gedrukt in: Kleijntjens, 'Verkoopbrief' p. 214.
Een van de charters gecancelleerd.
Een van de akten gecancelleerd.
Een van de stukken gedrukt.