VRANCK VAN BORSELEN, graaf van Oostervant, was de eerste, die de goederen in Zeeland, later door ANNA VAN EGMOND ten huwelijk medegebracht, in één hand verenigde. De Zeeuwse lenen waren kwade lenen en vervielen bij gebreke van zoons aan de grafelijkheid. De rentmeester verkocht ze daarna aan de meestbiedende, meestal een verwant, die ze tegen een lagere prijs dan niet-verwanten kon "lossen"
Zie over het Zeeuwse leenrecht, de ambachten en de naam ambachtsheer in Zeeland R. FRUIN, Inventaris van de Leenregisters van Bewesten Schelde, 1911, Inleiding; IDEM, De provincie Zeeland en haar rechterlijke indeeling vóór 1795, 1933; ID., Schot en bede in Zeeland. In: Versl. van de alg. verg. v. h. Hist. Gen. te Utrecht, 1903; I. H. GOSSES, De rechterlijke organisatie van Zeeland in de Middeleeuwen, 1917.
Zo kocht VRANCK, grootvader van de graaf van Oostervant, in 1368 2825 gemeten ambacht met ambachtsgevolg in het land van Sint-Maartensdijk, die na de dood van zijn broeder FLORENS beschikbaar waren gewordenZie over Sint-Maartensdijk Archief van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen IV en F. NAGTGLAS, Zelandia illustrata II, 1880, bl. 316.
Behalve hetgeen FLORENS had toebehoord, kreeg VRANCK bij dezelfde akte de goederen, die verbeurd verklaard waren op de kinderen van PIETER GHERONXZ. of GHERONTSZ. VAN OVERBORDENE. Dit geslacht, gevestigd in de parochie OverbordeneDeze parochie wordt éénmaal vermeld in de Tiendregisters van Utrecht Bronnen kerkel. rechtspr. bisdom Utrecht, II, bl. 161. Het huis te Sint-Maartensdijk en het dorp Haestinge zullen aan deze, Overbordene aan gene zijde van het water de Borden hebben gelegen.
was zeer gegoed in het land van Sint-Maartensdijk. Zij hadden er een slot, dat in 1342 door de BORSELENS c.s. belegerd werdZei. Illustr. t.a.p.; Arch. Z. Gen. IV, bl. 100; VAN MIERIS, a.w. II, bl. 659; Werken v. h. Hist. Gen., Nieuwe serie, no. 30, II, bl. 38.
In 1354 kocht FLORENS VAN BORSELEN 1600 gemeten ambacht, die aan de grafelijkheid vervallen waren door overlijden van PIETER GHERONTSZ., en 900 gemeten, die verbeurd verklaard waren door verraad van PIETERS zoon JANLeenk. Holl. no. 48, fol. 32.
In het volgende jaar bevestigde graaf WILLEM V FLORENS in de brieven, die hij had van het goed van Sint-Maartensdijk, ambachten, molens, tienden "of in wat goede dat geleghen sy"Leenk. Holl. no. 25, fol. 3.
In 1357 wordt FLORENS heer van Sint-Maartensdijk genoemd en in 1418 werd de toenmalige FLORENS beleend met het gehele land van Sint-Maartensdijk met alle heerlijkheid.Bij een akte van 1368 werd aan het dorp Haestinge dezelfde tolvrijheid verleend, die het in 1357 onder FLORENS had ontvangen. Haestinge was de oorspronkelijke benaming van de latere stad Sint-Maartensdijk. Het dorp strekte zich uit van de watermolen tot Sluysee en Pannekine en van de Middeldijk tot de Borden
Reg. no. 278.
"De poort van Haestingen, die men Sint-Maartensdijk noemt"Reg. no. 445
vermeld in 1389, wijst er op, behalve dat het dorp inmiddels een stad is geworden, dat de oude naam begon te verdwijnen. Dat de graaf VAN OOSTERVANT toch nog in 1434 aan JACOBA VAN BEIEREN slot en land van Sint-Maartensdijk met de stad Haestinge als douarie geeft, behoeft niet meer te betekenen dan dat ook hier, zoals zo dikwijls, een oude beschrijving van een leen zich door de eeuwen handhaaft.Het huis te Sint-Maartensdijk, dat VRANCK VAN BORSELEN in vrijen eigendom bezat, droeg hij in 1374 op aan de graaf, die hem er vervolgens mede beleende als met een onversterfelijk leen met hoge heerlijkheid. De heerlijkheid omvatte het huis met het daaraan liggende dorpje en het eigen erf met de grachten binnen de buitenste singel tot in de Borden, benevens 16 gemeten ambacht, waarin het huis en het dorp gelegen waren
Reg. no. 374.
Dat een Zeeuws leen als onversterfelijk leen werd uitgegeven, geschiedde slechts bij uitzondering en als gunstbewijs. VRANK VAN BORSELENS kleinzoon, de graaf VAN OOSTERVANT, die reeds in 1456 van PHILIPS VAN BOURGONDIË vergunning had gekregen zijn goederen te vermaken aan wie hij wilde, liet deze met een enkele uitzondering na aan zijn zuster ALIENORA, gehuwd geweest, eerst met JAN VAN BUREN, en daarna met GIJSBRECHT VAN NYENRODE; zij werd er in 1471 mede beleend. In 1485, vier maanden voor haar dood, droeg zij haar Hollandse en Zeeuwse lenen op aan het Leenhof ten behoeve van haar achterkleinzoon FLORIS VAN EGMOND, die er vervolgens mede beleend werd. De tienden uit Sint-Maartensdijk en Scherpenisse, die zij in erfpacht had van Oudmunster, had zij hem al in 1474 gegeven. Haar kleinzoon, JASPER VAN CULEMBORCH, broeder van FLORIS' moeder ALEID, kwam hiertegen in verzet, zich erop beroepende, dat hij, als naaste erfgenaam, ab intestato de nalatenschap behoorde te erven, temeer daar in Maartensdijk en Scherpenisse mannelijke voor vrouwelijke nakomelingen in aanmerking kwamen, dus hijzelf en zijn nakomelingen vóór de nakomelingen van zijn zuster ALEID. Bij uitspraak van de Grote Raad in 1500 bleef FLORIS in het bezit van Sint-Maartensdijk en Scherpenisse alsmede van de tiendenHet vonnis van de Grote Raad van 1500 bevindt zich in het archief van het Huis de Haar Inv. no. 82 en heeft blijkens een dozsale notitie vroeger in het archief van de Nass. Domeinraad berust; een photo berust thans op het Algemeen Rijksarchief.
In Scherpenisse kwam FLORENS VAN BORSELEN in 1394 door koop van ALBRECHT VAN BEIEREN in het bezit van alle ambacht, dat door de dood van zijn neef FLORENS RASENZ. aan de grafelijkheid was vervallen
Leenk. Holl. no. 52, fol. 120. Het charter staat vermeld in de oude Inv. van de Nass. Domeinraad, maar is niet bewaard gebleven. De hier genoemde RAES was een broeder van FLORENS en VRANK de oude.
Dit bezit breidde hij in 1400 uit met goederen, verbeurd verklaard op de zoons van ADRIAEN VAN NYENHOVE, en in 1406 met die, afkomstig van wijlen JAN VAN BORSELEN, broeder van PHILIPS, heer van Borsele en CortgeneLeenk. Holl. no. 54, ult. cap., fol. 7.
Dit alles te zamen gaf FLORENS in 1407 als douarie aan zijn vrouw OEDE VAN BERGEN, die er als met een recht leen mede beleend werd. Het gevolg was, dat bij de belening van ALIENORA, die in 1471 het ambacht in Scherpenisse ontving, dat haar broeder VRANK van zijn vader had geërfd, de goederen van OEDE aan de grafelijkheid voorbehouden en van de belening uitgezonderd werden. In de beleningsakteReg. no. 1091.
wordt dit niet met zoveel woorden gezegd, maar wel in de akte, zoals zij in het leenregister is ingeschrevenLeenk. Holl. no. 118, cap. Zeeland, fol. 12vo.
die uitvoeriger is dan de akte, die ALIENORA in handen kreeg.Terwijl de BORSELENS zich van 1357 af steeds heer van Sint-Maartensdijk noemen, schijnen zij de titel "heer van Scherpenisse" niet de moeite waard gevonden te hebben. Evenmin wordt in de beleningsakten van een heerlijkheid Scherpenisse gesproken, doch wel van het ambacht, dat A of B in Scherpenisse bezit, of van zijn vader geërfd heeft
De ambachten waren immers in Zeeland splitsbaar tot in het oneindige; een ambachtsheerlijkheid behoorde aan een aantal portionarissen en iedere portionaris was ambachtsheer.
Toch hadden de BORSELENS in Scherpenisse de hoge heerlijkheid. In de handvest, die FLORENS VAN BORSELEN in 1420 voor bewezen diensten kreeg van JAN VAN BRABANT ten behoeve van Scherpenisse, kreeg hij het recht breuken, inclusief doodslag, te berechten en keuren te makenLeenk. Holl. no. 112, fol. XLV.
Dit zal een bevestiging van een eerder verkregen recht geweest zijn, zoals met Sint-Maartensdijk het geval was, waarvoor hij op dezelfde dag een gelijkluidende handvest kreegT.a.p., fol. XVIII.
terwijl de heer daar toch sinds lang de hoge heerlijkheid bezat; beide werden door JAN VAN BRABANT te Sint-Maartensdijk uitgevaardigd. FLORIS VAN EGMOND wordt in 1491 heer van Sint-Maartensdijk en Scherpenisse genoemd, misschien om bij JASPER VAN CULEMBORCH geen twijfel over zijn aanspraken te laten bestaan.Behalve Sint-Maartensdijk en Scherpenisse op het eiland Tholen, bezat de graaf VAN OOSTERVANT nog de heerlijkheden Borsele op Zuid-, en Cortgene op Noord-Beveland, met andere goederen op dat eiland
reg. nos. 1586, 1587, 1589 en 1817
1589 1527 April 15
Aerdt van Diest, ridder, Jacob Bake en Willem Pietersz., leenmannen van de grafelijkheid van Zeelandt, oorkonden, dat Jan Salmon(?) ingevolge volmacht dd. 1527 April 13 (Reg. No. 1587) en het octrooi dd. 1527 Februari 10 (Reg. No. 1586), beide hierin opgenomen, aan Lijsbet Ghootens, weduwe van Huybrecht van Cortrijck, verkocht heeft een rente, groot 20 rijnse guldens jaarlijks, losbaar met de penning 16, gevestigd op de heerlijkheden Sinte Mertensdijck en Cortkenne.
(duysent vijffhondert ende zessentwintich voor Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 568). De zegels van de oorkonders verloren. Met transfix dd. 1550 Augustus (Reg. No. 1782).
N.B. In dorso de akte dd. 1552 April 27 (Reg. No. 1817). Het stuk is gecancelleerd.
1817 1552 April 27.
Hendrick van Helmont, wonende te Berghen, verklaart ontvangen te hebben van de rentmeester van Sinte Mertensdijck, Gillis van Borre, 320 carolusguldens tot aflossing van de rente, vermeld in de akte dd. 1527 April 15 (Reg. No. 1589).
Oorspr. geschreven in dorso van de akte dd. 1527 April 15 (Reg. No. 1589).
reg. no. 1782
1782 1550 Augustus.
Gillis van Borre, Jacob Gillisz. en Jan van Borre, leenmannen van de grafelijkheid van Zeelandt, oorkonden, dat Hubrecht van Corterijcke, poorter van Antwerpen, in Juli 1550 heeft overgedragen aan Heyndrick Heyndricxz. van Helmont, wonende te Berghen opten Zoom, de rente, vermeld in de akte dd. 1527 April 15 (Reg. No. 1589), waardoor deze gestoken is.
Oorspr. (Inv. No. 568). De zegels van de oorkonders verloren.
N.B. De brief is gecancelleerd.
reg. nos. 1586, 1587 en 1590
1590 1527 April 15
Aerdt van Diest, ridder, Jacob Baeke en Willem Pieters, leenmannen van Zeelandt, oorkonden, dat Jan Salmen ingevolge zijn volmacht dd. 1527 April 13 (Reg. No. 1587) en het octrooi dd. 1527 Februari 10 (Reg. No. 1586), beide hierin opgenomen, aan Jan Huygs, poorter van Mechelen, verkocht heeft een rente, groot 67 rijnse guldens jaarlijks, losbaar met de penning 16, gevestigd op de heerlijkheden Sinte Mertensdijck en Cortkene.
(duysent vijffhondert ende zessentwintich voor Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 569). De zegels van de oorkonders verloren.
N.B. Aan deze akte is vastgehecht de akte dd. 1553 September 17 (Reg. No. 1835). De brief is gecancelleerd.
reg. no. 1835
1835 1553 September 17
Franchois Peeters alias Catz en Willem Staes, leenmannen van Zeelant, oorkonden, dat Pieter Huys uit Maestricht verklaard heeft, dat hij namens vrouwe Anna van Egmont, prinses van Orangien, heeft ontvangen 1233 rijnse guldens 18 stuivers als aflossing en 2 jaar achterstal van een rente, groot 67 rijnse guldens jaarlijks, uit de heerlijkheden Sint Martensdijc en Cortkeene.
(te Mechelen op den Beyaert).
Oorspr. (Inv. No. 569).
N.B. Deze brief is vastgehecht aan de brief dd. 1527 April 15 (Reg. No. 1590).
reg. nos. 1658 en 1659
1658 1538 Maart 16
Florijs van Egmondt, graaf van Bueren en Leerdam, heer van IJsselstain, Cranendonck, Sinte Martensdijck, Scerpenisse enz., kapitein-generaal van de keizer in de Nederlanden, geeft zijn rentmeester van Sinte Martensdijck volmacht om aan Frederick van Sombref, erfvoogd van Lonsen, te verkopen een rente, groot 400 rijnse guldens jaarlijks, losbaar met de penning 16, en deze te vestigen op de heerlijkheid Sinte Martensdijck en akte van willige condemnatie te vragen van de Groote Raad te Mechelen.
(Curyngen …. duysent vijfhondert seven ende dertich).
Geïnsereerd in de akte dd. 1538 Maart 19 (Reg. No. 1659).
1659 1538 Maart 19
De Groote Raad van Mechelen geeft op verzoek van Gillis van Borre, rentmeester van Sincte Martensdijck, gezien diens volmacht dd. 1538 Maart 16 (Reg. No. 1658), hierin opgenomen, akte van condemnatie in zake de verkoop aan Frederick van Sombref, erfvoogd van Lonsen, van een rente, groot 400 rijnse guldens jaarlijks, losbaar met de penning 16 en gevestigd op de heerlijkheid Sincte Martensdijck.
(Mechelen …. duysent vijfhondert sevenendertich).
Oorspr. (Inv. No. 570). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. De brief is gecancelleerd.
reg. no. 1660
1660 1538 Maart 22
Floris van Egmont, graaf Buren en Leerdam, heer van IJsselstain, Crendonck, Sinte Martinsdijck en Scerpenisse, bekrachtigd de verkoop van een rente, groot 400 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op de heerlijkheid Sinte Martensdijck, gedaan door zijn rentmeester aldaar aan Frederick van Sombreve, erfvoogd van Lonchijn, en de akte van condemnatie, gegeven door de Groote Raad te Mechelen dd. 1538 Maart 19.
(na stille des Hoefs van Ludicke ende inder stadt van Ludick).
Oorspr. (Inv. No. 570).
N.B. De brief is gecancelleerd.
reg. no. 1815
1815 1552 Maart 18
Frederick vonn Sombreff, erfvoogd van Lonsen, verklaart vanwege wijlen heer Maximiliaen van Egmont, heer van Buren enz., uit handen van Jaspar Schets en krachtens order van Jan van Ligne, graaf van Aremberg, ontvangen te hebben 6800 gulden aan achterstallige rente en aflossing van een rente, groot 400 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op de heerlijkheid Sint Mertensdick.
(Antorff …. stilo Romano).
Oorspr. op papier (Inv. No. 570). Met opgedrukt signet van de oorkonder.
reg. no. 1823
1823 1552 September 12.
Schout en schepenen van de keizerlijke abdij en dingstoel te Sente Cornelismonster boven Aken oorkonden, dat heer Frederick van Sombreff, erfvoogd van Lonttzen, verklaard heeft voldaan te zijn door Anna van Egmont, prinses van Orange, gravin van Nassau en Buren, van een rente, groot 400 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op de heerlijkheid Sinte Martensdijkck, losbaar met de penning 16, en dat hij Jasper Schets en Pieter Ploenis heeft gemachtigd om de akte van willige condemnatie dd. 1538 Maart 19 (Reg. No. 1659) te doen casseren.
a) Oorspr. (Inv. No. 570).
b) Opgenomen in de brief dd. 1553 Juni 12 (Reg. No. 1834), die aan het oorspr. is vastgehecht.
reg. no. 1834
1834 1553 Juni 12
De secretaris geeft akte, dat de Groote Raad te Mechelen op verzoek van Pieter Ploennis, gedaan ingevolge volmacht dd. 1552 September 12 (Reg. No. 1823), hierin opgenomen, casseert de akte van condemnatie dd. 1538 Maart 19 (Reg. No. 1659).
(Mechelen).
Oorspr. (Inv. No. 570).
N.B. Deze akte is vastgehecht aan die dd. 1552 September 12 (Reg. No. 1823).
In 1577 ging Tholen ingevolge de Pacificatie van Gent over tot de prins VAN ORANJE. Het beheer der geestelijke goederen werd in Zeeland gesteld onder een rentmeester van het "Extra-Ordinaris". Deze rentmeester was rekenplichtig aan een College van Gecommitteerde Raden, dat door de prins in overleg met de Staten was ingesteld. Hieraan werden onttrokken de goederen van de kerken en gilden in Maartensdijk en Scherpenisse, daar deze goederen door de Raad en Rekenkamer te Breda namens de graaf VAN BUREN waren aangeslagen krachtens het patronaatsrecht zowel als "van andere tytle van Hoocheyt ende gerechticgheyt". Gecommitteerde Raden legden zich daar aanvankelijk niet bij neer, bevreesd, dat dit voorbeeld navolging zou vinden, maar blijken toch spoedig toegegeven te hebben. Uit het door de Domeinraad in beslag genomen archief wordt men wel gewaar, hoe nauw de band tussen de heer en de kerk was en hoe de kerk, met de stichting van het kapittel en vele vicarieën, ook het grootste deel van haar bezittingen en inkomsten aan de heer te danken had. Het was dus niet onredelijk, dat de heer deze goederen aan zich trok, nu de oude bezitters, die ze tot hun onderhoud hadden ontvangen
Zie de clausule in de.akten dd. 1342 betreffende de stichting van het klooster O.-L.-Vrouwenberg te IJselstein, waar als voorwaarde wordt gesteld, dat bij verplaatsing van het klooster alle goederen ter beschikking van de heer komen.
zij het noodgedwongen, verdwenen waren. Natuurlijk bracht dit de verplichting tot onderhoud der gebouwen en uitbetaling van alimentatie aan oud-officianten mede. Het beheer van de geestelijke goederen werd ook in dit geval evenals in dat van IJselstein door de Rekenkamer niet vermengd met dat der andere goederen. Tot het laatste toe hebben er twee series rekeningen naast elkaar bestaan. Ook de charters zijn in de oude inventaris in een afzonderlijke afdeling beschreven, waaraan ik mij bij de indeling van de stukken gehouden hebZie de noot op blz. 18 onder Bemoeienis met geestelijke stichtingen.
Zie B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET, Geschiedkundig onderzoek naar den rechtstoestand der Zeeuwsche geestelijke goederen enz., 1906.
reg. no. 1011
1011 1463 Augustus 29.
Franck, graaf van Oestervant, heer van Borsselle, Voirne, Zuylen, Hoichstraten, Sente Martensdijck, Cortkene enz., geeft de rentmeester van het kapittel te Sinte Martensdijck verlof de opbrengst der goederen van het kapittel te innen en zo nodig in rechte op te treden op dezelfde wijze, als door de rentmeester van zijn domeinen geschiedt.
Oorspr. (Inv. No. 571). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. In dorso staat "brief ons gegonnen van die eedel grave van Oostervant om recht te sprekene voor dat wairtlijcke recht".
reg. no. 1155
1155 1475 November 30.
Ghijsbrecht van Nyenroede en zijn vrouw Alyenora van Borssele, heer en vrouwe van Sinte Martijnsdijck, geven de rentmeester van het kapittel aldaar volmacht om de inkomsten van het kapittel te innen en in rechte op te treden, zoals de rentmeester van de domeinen doet.
Oorspr. (Inv. No. 572). Met geschonden zegels van de beide oorkonders in rode was.
reg. nos. 1516, 1522, 1545 en 1553
1516 1516 Juni 25.
Philips van Bourgoigne, ridder van de Orde, admiraal en groot tresorier van Zeellant, heer Jacob van Domburch, ridder, heer van Sinte Aechtenkercke, en Anthonis van Waudripont, raad van de koning, commissarissen ter taxatie van goederen in de dode hand, sinds de dood van Karel, hertog van Bourgoigne, zonder consent verworven en niet geadmortiseerd, taxeren de goederen van de kapelrie, gesticht door Pieter Zands op het Sinte Gheertruyts altaar in de kerk van Sinte-Maertensdijck, op een retributie, groot 212 pond 16 schellingen 10 penningen.
Oorspr. (Inv. No. 573). Hieraan was vastgehecht, doch is daarvan losgeraakt een lijst van de goederen.
N.B. In dorso van het charter de akten dd. 1517 Maart 18, 1519 Maart 2 en 1520 Maart 25 (Reg. Nos. 1522, 1545 en 1553).
1522 1517 Maart 18.
Jan van Branteghem verklaart ontvangen te hebben van de beheerders van de goederen van de kapelrie, vermeld in de akte dd. 1516 Juni 25 (Reg. No. 1516), in dorso waarvan dit geschreven is, 10 pond 18 schellingen 5 penningen als helft van de verschuldigde belasting, daar de koning de andere helft heeft kwijt gescholden.
Oorspr. (Inv. No. 573).
1545 1519 Maart 2.
Jan van Branteghem verklaart van de goederen van de kapelrie, vermeld in de akte dd. 1516 Juni 25 (Reg. No. 1516), in dorso waarvan dit geschreven is, slechts 7 pond 5 schellingen 7 penningen ontvangen te hebben in plaats van het bedrag, vermeld in de akte dd. 1517 Maart 18 (Reg. No. 1522), daar de koning van de daar genoemde helft nog 1/3 heeft kwijtgescholden.
Oorspr. (Inv. No. 573).
1553 1520 Maart 25.
J. Pietersz. verklaart ontvangen te hebben van Symon Jansz., bezitter van de kapelrie, vermeld in de akte dd. 1516 Juni 25 (Reg. No. 1516), in dorso waarvan dit geschreven is, 3 pond 6 groten vlaams.
Oorspr. (Inv. No. 573).
reg. nos. 1717 en 1718
1717 1544 vóór December 7.
Deken en kanunniken te Sinte Martensdijck vragen Maximiliaan van Egmont vergunning om ergens 4 gemeten land uit te mogen turven ter betaling van de in de jaren 1538, 1542 en 1543 aan de keizer verleende twee subsidies, daar anders de proven te veel zullen verminderen, mede door de schade, die zij geleden hebben aan hun land in Scerpenisse, Poertvliet en Westekercke door grondbraak in Westekercke aan Gorishoeck; de pacht van het uitgedariede land zal onveranderd blijven.
Oorspr. op papier (Inv. No. 574).
N.B. Aan de voet beschikking dd. 1544 December 7 (Reg. No. 1718). Boven aan het blad "Fiat" met handtekening van Maximiliaan van Egmont.
1718 1544 December 7
F. Rustichy, (secretaris van Maximiliaan van Egmont), bericht het kapittel te Sint Maartensdijk op zijn rekenst (Reg. No. 1717), aan welks voet dit geschreven is, dat graaf Maximiliaan binnen kort te Sinte Martensdijck denkt te komen en, mocht hem dat niet schikken, dat supplianten dan te Grave of elders in zijn land bij hem kunnen komen.
(Ghendt).
Oorspr. (Inv. No. 574).
reg. no. 759
759 1431 Juli 31.
Willem Ellisz., Jan Willemsz. en Clays Outghersz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat aan het kapittel aldaar, na beslaglegging, de eigendom is toegewezen van het huis van Lyeman Pietersz. voor de 17 kronen 19 penningen, die deze aan het kapittel schuldig is.
Oorspr. (Inv. No. 576). Met geschonden zegels van Jan Willemsz. en Clays Outghersz. in bruine was; dat van Willem Ellisz. verloren.
reg. nos. 1196 en 1213
1196 1480 October 15.
Alienora van Borssellen, vrouwe van Zulen, Sinte Martijnsdijck enz., sticht een vicarie voor St. Jan evangelist op het altaar van St. Jan aan de zuidzijde van de kerk te Sinte Mertijnsdijc, waarvan de heren of vrouwen van Sinte Mertijnsdijck collator zullen zijn en geeft aan Jacob Bom Jansz. als eerste bezitter tot onderhoud der kapelrie een aantal goederen in het Oudelant, het Middellant en het Oudenyewelant benevens 16 gemeten in het nieuw bedijkte land van Ravensoirt, waarvan zij er 6 of een rente, groot 2 pond groten vlaams jaarlijks, uit de 16 gemeten, aan het kapittel geeft ter incorporatie om aan de functionaris te worden betaal d als presentiegeld.
Oorspr. (Inv. No. 577). Met geschonden zegel van de oorkondster in rode was.
N.B. In dorso de akte dd. 1482 Maart 20 (Reg. No. 1213).
1213 1482 Maart 20.
Cornelis Claesz. die Houwer, vicaris van de kapellerie van Sint Jan in de kerk te Sint Martensdijck, belooft het kapittel jaarlijks 2 pond groten vlaams te zullen geven ingevolge de akte dd. 1480 October 15 (Reg. No. 1196), in dorso waarvan dit geschreven is.
Oorspr. (Inv. No. 577).
reg. no. 1199
1199 1481 Maart 22.
Alienora van Borssellen, vrouwe van Zulen, Sinte Martijnsdijck enz., schenkt aan de deken van de kerk aldaar, mr. Heynrijck Zoudenbalch, voor de dekenie het huis en erf achter de kerk tussen de Heerstraat en de Vest.
Oorspr. (Inv. No. 578). Met geschonden zegel van de oorkondster in rode was.
reg. no. 1532
1532 1518 Maart 10.
Cornelis Jacopsz., Dyerick Jansz. en Jacop Adriaensz., schepenen van Sijnte Mertensdijck, oorkonden, dat Willem Pijnsz. van Scerpenisse als grondheer van de Hoeghen huyse ter beëindiging van een twist met de koralen van Sijnte Mertensdijck over een tekort aan een stuk land, groot 42 roeden op het terrein van den Hoeghen Huyse en hun door Willem Pijnsz. verkocht, hun toestaat dat te verhalen op een daaraan grenzend stuk land, groot ½ gemet 42 roeden.
Oorspr. (Inv. No. 579). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1220
1220 1482 October 31.
Adriaen Jansz., Huge Pietersz., Barwout Heinricxz., Lammen Cornelisz., Pieter Jansz., Philips Doedijnsz. en Pauwels Jacopsz., schepenen van Monster in Borsselen, oorkonden, dat Heinric Jacopsz. Vrancke afstand doet van alle landen, in Sinte Mertijnsdijck gelegen, die vroeger toebehoord hebben aan zijn oom Willem Vranckenz. en nu aan het kapittel van Sinte Mertijnsdijck.
Oorspr. (Inv. No. 580). Met een geschonden zegel en resten van twee andere in groene was.
Reg. no. 1393
1393 1500 Maart 15.
Waeyn Piersz., Jacob Heynricxz., Marynus Heynricxz., Jan Ysenoutsz. en Merten Jan Symoensz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, met consent van Cristoffel de bastaard van IJsselsteyn, baljuw, als oppervoogd van de wezen, uitspraak doende tussen Jan Willemsz., doctor, kanunnik aldaar, ter eenre-, en de erfgenamen van Lijsbet Kerstiaens dochter, wederom erfgename van haar broeder Heynrick anderzijds, over 29 pond 3 schellingen groten, die deze schuldig was aan mr. Jan Willemsz. voornoemd, wijst deze verschillende goederen toe in Screvels blok, het Oudelant het Middellant, het Oudenyewelant en de Zuythouck.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met het zegel van Marynus Heynricxz. in groene was, dat van Jacob Heynricxz. verloren, die der drie overigen in groene was en geschonden.
N.B. In dorso een lijstje van erven "die wy uyt desen brief vercoft hebben".
Reg. no. 1435
1435 1505 Mei 5.
Wayen Piersz., Herrent Piersz. en Bouwen Eerboutsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Mathijs Jansz. aan Jacob Diericx dochter verkocht heeft 2 gemeten land in het Middellant aldaar, onder voorbehoud, dat zij na haar dood deel zullen uitmaken van de nalatenschap van wijlen mr. Jan Willems, dokter.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met de zegels van de drie schepenen in groene was.
N.B. In dorso "Meelant".
Reg. no. 1436
1436 1505 Mei 5.
Waeyn Piersz., Herrent Piersz. en Bouwen Eerboutsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Mathijs Jansz. aan Jacob Dierics dochter verkocht heeft 2 gemeten land in het Middellant aldaar, onder voorbehoud, dat dit land na haar dood deel zal uitmaken van de nalatenschap van wijlen mr. Willemsz., doctor.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met de zegels van de drie schepenen in groene was.
N.B. In dorso "Int Meelant".
Reg. no. 1441
1441 1505 Augustus 18.
Marynis Heynricsz., Gillis Ariaensz., Cornelis Jacobsz., Bouwen Eerboutsz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Cornelis Jansz. aan Jacob Dierics dochter verkocht heeft 2 gemeten min 16 roeden land in het Uiterste Nyewelant aldaar, zuidwaarts grenzende aan de Middeldijk en noordwaarts aan de watergang, onder voorbehoud, dat dit land na haar dood deel zal uitmaken van de nalatenschap van wijlen mr. Willemsz., doctor.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met de zegels van de 5 schepenen in groene was.
Reg. no. 1452
1452 1506 Juli 28.
Gillis Aeriaensz., Bouwen Eerboutsz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Betkin, weduwe van Willeman, aan Jacob Diericx dochter verkocht heeft een gemet land in het Uiterste Nyewelant, onder voorbehoud, dat het na haar dood deel zal uitmaken van de nalatenschap van mr. Jan Willemsz., doctor.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met de zegels van Gillis Aeriaensz. en mr. Jan Bernertsz. en rest van dat van Bouwen Eerboutsz. in groene was.
Reg. no. 1453
1453 1506 Augustus 31.
Gillis Ariaensz., Cornelis Jacobsz. en Haeyman Michielsz., schepenen van Sante Martijnsdijck, oorkonden, dat Claes Aellaensz. aan Jacob Dierics dochter verkocht heeft 700 roeden land in het Uiterste Nyewelant aldaar, oostwaarts grenzende aan de watergang, onder voorbehoud, dat het land na haar dood deel zal uitmaken van de nalatenschap van wijlen mr. Jan Willemsz., doctor.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was.
Reg. no. 1454
1454 1506 September 24.
Herrent Piersz., Gillis Ariaensz., Bouwen Eerboutsz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Thoen Gillisz. aan Jacob Dierics dochter verkocht heeft 9 gemet 2 roeden land in het Middellant aldaar onder voorbehoud, dat dit land na haar dood deel zal uitmaken van de nalatenschap van wijlen mr. Willemsz., doctor.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met de zegels van de vier oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
N.B. In dorso "Int Melant".
Reg. no. 1462
1462 1507 December 6.
Herrent Piersz., Cornelis Jacobsz. en Bouwen Eerboutsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Jacob Danckertsz. aan Jacob Dierics dochter heeft verkocht 1/3 van 6 gemeten, 10 roeden land in het uiterste Nyewelant aldaar, zuid- en oostwaarts grenzende aan de heerweg, onder voorbehoud, dat deze goederen na haar dood deel zullen uitmaken van de nalatenschap van mr. Willemsz., doctor.
Oorspr. (Inv. No. 581). Met resten van de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1390
1390 1499 Juli 12.
Mathijs Jansz. verkoopt aan mr. Andries Cornelisz., priester, de helft van 500 roeden weiland in het Oudelant van Sinte Mertijnsdijck.
Oorspr. (Inv. No. 582). Met het zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1440
1440 1505 Juli 20.
Marynis Heynricxz., Gillis Ariaensz., Haeyman Michielsz. en Bouwen Eerboutsz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat de weeskinderen van jonge Jan Ysenoutsz. verkocht hebben aan Jan Costijnsz., priester en kanunnik aldaar, 1 gemet 9 roeden land in het Oudelant, oost- en zuidwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 583). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Haeyman Michielsz. geschonden.
reg. no. 1463
1463 1508 Februari 18.
Welleboert Cornelisz. Craghe verkoopt aan zijn neef mr. Jan Piersz. Crage, priester, 1 gemet 16 roeden land in Jan Daechs hoek in het Oudelant van Sinte Martijnsdijck, westwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 584). Met geschonden zegel van Gillis Ariaensz. in groene was.
N.B. In dorso staat, dat hiermede de door mr. Jan Craghe geschonken uitdeling op Paasdag betaald werd.
reg. no. 960
960 1458 Februari 4.
Cornelis Jan Moensz., Ysenout Jansz. en Clays Yesenz., schepenen van Sinte Maertijnsdijck, oorkonden, dat Jan Hughenz., barbier, aan Lyeven Hughensz., priester, verkocht heeft 200 roeden land in het Middellant aldaar, noordwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 585). Met de zegels van de oorkonders in groene was; het eerste en het laatste geschonden.
reg. no. 963
963 1458 Mei 13.
Jan Bettenz., Ysenout Jansz. en Clays Yesenz., schepenen van Sinte Maertijnsdijck, oorkonden, dat Florijs Diericxz. aan mr. Jan Claysz. de schoolmeester heeft overgedragen 409 roeden land in het Middellant aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 586). Met de zegels van Jan Bettenz. en Ysenout Claysz. in groene was, dat van Clays Yesenz. verloren.
reg. no. 1426
1426 1504 September 16.
Marynis Heynricxz., Cornelis Jacobsz. en Bouwen Eerboutsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Mergriete Pertoens weduwe heeft verkocht aan de kapelanie van St. Jan aldaar 7 kwartier en 5 roeden land in het Middellant aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 587). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Cornelis Jacobsz. geschonden.
reg. no. 1433
1433 1505 Februari 7.
Waeyn Piersz., Marynis Heynrixz. en Haeyman Michielsz., schepenen van Sante-Martijnsdijck, oorkonden, dat Gillis Ariaensz. bij schepenvonnis het huis en hofstede van Jan Claesz de Zwaeluwe in het Middelland aldaar heeft gepand voor een schuld, groot 9 schellingen 8½ groot.
Oorspr. (Inv. No. 588). Met geschonden zegel van Marynis Heynrixz. in groene was en resten van de zegels der beide andere oorkonders.
reg. no. 1439
1439 1505 Juli 20.
Marynis Heynricxz., Gillis Ariaensz., Haeyman Michielsz., Bouwen Eerboutsz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat de weeskinderen van jonge Jan Ysenoutsz. hebben verkocht aan Jan Piersz. Crage, kanunnik aldaar, 2 gemeten min 44 roeden land in het Middellant van Sinte Martijnsdijck, noordwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 589). Met de zegels van de vijf schepenen in groene was, alle min of meer geschonden.
reg. no. 1456
1456 1507 Februari 3.
Gillis Ariaensz., Cornelis Jacobsz., Haeyman Michielsz. en mr. Jan Bertsz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat Matheeus Cornelisz. aan deken en kapittel aldaar verkocht heeft 2½ gemet 1 roede land in het Middelland, westwaarts grenzende aan de heerweg, noordwaarts aan de Middeldijk.
Oorspr. (Inv. No. 590). Met de zegels van de vier oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
reg. no. 1457
1457 1507 Februari 5.
Gillis Ariaensz., Cornelis Jacobsz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat Cornelis Jacobs Naeuoege met consent van Evert van Eck, rentmeester van Sinte Mertijnsdijck, beloofd heeft zijn aanspraken op Matheeus Cornelisz. als zijn borg niet te zullen laten gelden op de goederen, die deze verkocht heeft aan deken en kapittel van Sinte Mertijnsdijck.
Oorspr. (Inv. No. 590). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
N.B. In dorso: "Van lant int Meelant ghecocht van Matheus Cornelisz.".
reg. no. 1478
1478 1510 Juli 1.
Herrent Piersz., jonge Willem Jacopsz. en Jan Piersz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat Jannettgen Cornelis’ dochter, na toestemming van deken en kapittel aldaar en van Aert van Eck, rentmeester van de heer, heer Florijs, zoon van IJsselsteyn, aan de scholasterie heeft overgedragen 1 gemet ½ kwartier land in het Melant, oostwaarts grenzende aan de heerweg, zuidwaarts aan de Herendijk.
Oorspr. (Inv. No. 591). Met resten van de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1485
1485 1512 Februari 9.
Gillis Anderiesz., Jan Jacopsz. en Claes Jansz. Ackerman, schepenen van Sinte Mertensdijck, oorkonden, dat Pier Piersz. met toestemming van deken en kapittel aldaar en van Evert Jansz. van Eck, rentmeester van heer Floris, zoon van IJsselsteyn, heer van Sinte Mertensdijck, heeft verkocht aan de scholasterie aldaar ½ gemet en een ½ kwartier land in het medelant.
Oorspr. (Inv. No. 592). Met de zegels van Gillis Anderiesz. en Jan Jacopsz. in groene was, waarvan het laatste geschonden, en rest van het zegel van Claes Jansz. Ackerman.
reg. no. 959
959 1457 October 10.
Cornelis Jan Moensz., Ysenout Jansz. en Clays Yesenz., schepenen van Sinte Maertijnsdijc, oorkonden, dat Gheraert Splintersz. aan mr. Jan Claysz. de schoolmeester heeft verkocht 2 gemeten 22 roeden land in het Oude Nyewelant.
Oorspr. (Inv. No. 593). Met de zegels van Cornelis Jan Moensz. en Clays Yesenz., dat van Ysenout Jansz. verloren.
N.B. In dorso staat "van den lande op zuyder Holvliet".
reg. no. 965
965 1458 October 18.
Jan Hughenz., Cornelis Jansz. en Heynrick Jansz., schepenen van Sinte Maertijnsdijck, oorkonden, dat Lyeven Hughenz., priester, als klein kameraar van het kapittel aldaar beslag heeft gelegd op alle gronden in het Oude Nyewelant, die Gillis Heynrixz. heeft nagelaten.
Oorspr. (Inv. No. 594). Met de zegels van de drie schepenen in groene was.
N.B. In dorso staat, dat dit is geschied ter betaling van Gillis Heynrixz. jaargetijde.
reg. no. 1012
1012 1464 Maart 16.
Jan Bettenz., Cornelis Jan Moenz. en Claes Yez., schepenen van Sinte Mertensdijck, oorkonden, dat aan deken en kapittel aldaar bij panding is toegewezen ½ gemet land in het Oude Nieuweland ten laste van Adriaen Pier Beuyensz.
Oorspr. (Inv. No. 595). Met weinig geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1034
1034 1466 Maart 11.
Claes Engbrechtsz., Pieter Danckertsz. en Jan Hugez., schepenen in Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat Cornelis Jan Daniëlsz. zoon aan mr. Jan Claes Keylsz., dr. in de medicijnen, verkocht heeft 7 kwartier en 35 roeden land in het Oudenieuwelant aldaar, zuidwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 596). Met de zegels van de oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
reg. no. 1040
1040 1466 Juli 31.
Franck, graaf van Oostervant, heer van Borsselle, Voirne, Zuylen, Hoichstraten, Sinte Martensdijck en Cortkene, machtigt zijn rentmeester in Sinte Martensdijck, Andries Pietersz., 6 pond groten vlaams, die Willem Jan Cansenz. bij testament vermaakt heeft aan zijn bastaardzuster, uit de opbrengst van diens nagelaten goederen te innen en hiervoor grond te kopen te haren behoeve.
Oorspr. op papier (Inv. No. 597). Met rest van het opgedrukte zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1052
1052 1467 Augustus 16.
Jan Bettez., Cornelis Jansz. en Clays Engbrechtsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Pieter Willemsz. de wagenmaker, gezien de volmacht van de graaf van Oostervant voor zijn rentmeester om de 6 pond, door Willem Jan Kanssez. vermaakt aan zijn bastaardzuster Pieternelle Jans dochter, te innen en er te haren behoeve land voor te kopen, haar 1½ gemet 16 roeden land in het Oude Nieuweland aldaar, grenzende oostwaarts aan de watergang en westwaarts aan de heerweg, verkocht heeft, waarbij bepaald is, dat het land bij kinderloos overlijden van Pieternelle voornoemd aan de Heilige Geest zal komen.
Oorspr. (Inv. No. 597). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1429
1429 1505 Januari 6.
Waeyn Piersz., Marynis Heynricxz. en Cornelis Jacobsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Eevert Jansz. van Eck ten behoeve van de kapelanie van Sint Jan aldaar verkocht heeft 4 gemeten en 70 roeden land in 3 stukken in het Oudenyewelant aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 598). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1444
1444 1505 December 31.
Pieter Lemsz. verkoopt met toestemming van Eevert van Eck, stadhouder van Cristoffel de bastaard van IJsselsteyn, baljuw van Sinte Martijnsdijck en Scerpenisse, ter afdoening van schuld van wijlen zijn broeder Pieter, aan Cornelis Ewoutsz. twee stukken land, waarvan het ene, groot 1 gemet 18 roeden, in het Oudenyewelant tussen de watergang en de heerweg, en het andere, groot 60 roeden, in het Oudelant tussen de zeedijk en de heerweg ligt, toebehoord hebbende aan wijlen Ariaenken, dochter van laatstgenoemde Pieter.
Oorspr. (Inv. No. 599). Met zegel van Marynus Henricxz. in groene was.
reg. no. 659
659 1419 Juli 2
Florens van Borselen, heer van Zulen en Sinte Martijnsdijc, sticht een vicarie in de kapel, door hem gebouwd aan de noordzijde van het koor in de kerk te Sinte Martijnsdijc, waarvan hij en zijn nakomelingen het collatierecht zullen hebben en waaraan hij 22 gemeten 3 kwartier land, geheten Westlake, in het Nyeweland aldaar schenkt.
(op Onser Liever Vrouwendach Visitatio).
Oorspr. (Inv. No. 600). Het zegel van de oorkonder verloren. Met transfix dd. 1419 Juli 22 (Reg. No. 662).
reg. no. 662
662 1419 Juli 22
Fredericus, bisschop van Trajectum, bekrachtigt de akte dd. 1419 Juli 2 (Reg. No. 659), waardoor deze gestoken is.
(ipso die Beate Marie Magdalene).
Oorspr. (Inv. No. 600). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 917
917 1450 Januari 27
Wilhelmus Wissenz., notaris, instrumenteert, dat Walterus van Bouchout, cureit van de kerk te Gouda en kanunnik van de kerk te Sinte Martijnsdijck, in deze kerk een kapelanie heeft gesticht ter ere van Maria, de Twaalf Apostelen, St. Agnes en St. Elizabeth, welke hij begiftigt met een aantal stukken land en inkomsten uit land, waaronder 10 gemeten in het Nieuweland, grenzende aan het gors de Warheyde en 4 in het Oude Nieuweland, waaraan Petrus Symonsz. en zijn vrouw Zoeta Johannes’ dochter nog 10 gemeten, grenzende aan de andere 10, hebben toegevoegd; als eerste kapelaan draagt de stichter Adrianus Ghijsbertusz. voor, terwijl voor het vervolg de heer van Sinte Mertijnsdijck of deken en kapittel aldaar de collatie zullen hebben.
(in domo habitationis Petri filii Symonis sita in opido de Sinte Martijnsdijck …. indictione decimatercia).
Oorspr. (Inv. No. 601). Met signatuur van de notaris en transfix dd. 1450 Februari 3 (Reg. No. 918).
reg. no. 918
918 1450 Februari 3.
Rodolphus, bisschop van Trajectum, bekrachtigt de stichting van de kapelanie, vermeld in de brief dd. 1450 Januari 27 (Reg. No. 917), waardoor deze gestoken is, en bevestigt de benoeming van Adrianus Ghijsbertusz. Kerchove tot kapelaan.
Oorspr. (Inv. No. 601). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 1200
1200 1481 April 16.
Eynoudt Dyricxz., Willem Bouwensz. en Arent Heynez., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Jan Costijnsz., priester, als rentmeester van deken en kapittel van Sinte Martijnsdijck beslag heeft gelegd tot een bedrag van 3 schellingen 12 miten op een erf van wijlen Jan Symoensz. in het Nuwelant aldaar, welk erf door deze belast was met een memorie.
Oorspr. (Inv. No. 602). Met de zegels van de drie schepenen in groene was.
reg. no. 1211
1211 1481 November 9.
Eynoudt Dyricxz., Arent Heynez., en Pieter Heynricxz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat aan deken en kapittel aldaar na panding een erf van wijlen Cornelis Pier Weelde, gelegen in het Nuwelandt, is toegewezen tot een waarde van 4 schellingen 7 penningen en 12 miten, welk land hij belast had met een memorie.
Oorspr. (Inv. No. 603). Met de zegels van Eynoudt Dyricxz. en Pieter Heynricxz. in bruine was, dat van Arent Heynez. verloren.
reg. no. 1110
1110 1472 Juni 28.
Jan Bettez., Clays Yez. en Eynoudt Dyricxz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat mr. Jan Clays Keylsz., doctor en raad van de heer en vrouwe van Sinte Martijnsdijck, ingevolge het testament van Aerst van der A heeft verkocht aan Jacob Gorijsz., kapelaan, ten behoeve van de door van der A gestichte kapelanie op het Sint Kathrynenaltaar in de kerk aldaar, 9 gemeten 121 roeden land in 3 stukken nl. 5 gemeten 90 roeden in het Oude Nieuwelandt op Noerderholvliet, 2 gemeten 22 roeden aldaar op Zuyderholvliet en 2 gemeten 9 roeden in het Middellandt.
Oorspr. (Inv. No. 604). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1111
1111 1472 Juni 28.
Jan Bettez., Clays Yez. en Eynoudt Dyricxz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat mr. Pieter Thoenmansz., deken aldaar, Willem van Leyden, prior van de Regulieren te Rugge bij den Bryele, Willem Woutersz., kanunnik te Bryele, en mr. Jan Keyl als executeurs van het testament van Aerst van der Aa 22 gemeten 67½ roede land in zes stukken in het Uiterste Nieuweland en het land, vermeld in de brief dd. 1472 Juni 28 (Reg. No. 1110), hebben overgedragen tot oprichting en begiftiging van de kapelanie op het Sint Kathrynenaltaar in de kerk te Sinte Martijnsdijck ter ere van Maria, SS. Philips en Jacob, apostels, en Sint Kathryne, waarvan Jacob Gorijsz. de eerste kapelaan zal zijn.
Oorspr. (Inv. No. 604). Met de zegels van de oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
reg. no. 1176
1176 1478 April 30.
Clais Yez., Kerstiaen Heynricxz. en Waeyn Pietersz., schepenen in Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Pieter Piers Toen aan de koralen aldaar verkocht heeft 200 roeden land in het Uiterste Nyewelandt aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 605). Met geschonden zegel van Clais Yez. en rest van dat van Kerstiaen Heynricxz. in groene was; het zegel van Waeyn Pietersz. verloren.
reg. no. 1278
1278 1486 September 3.
Eynoudt Dyricxz., Clays Engbrechtsz. en Willem Bouwijnsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Thonis Piersz. van Jacob Gorijsz., priester, gepacht heeft 22 gemeten 64 roeden in het Uiterste Nieuwelant van Sinte Martijnsdijck.
Oorspr. (Inv. No. 606). De zegels van de oorkonders verloren.
reg. no. 1430
1430 1505 Januari 6.
Hernent Piersz., Gillis Ariaensz. en Bouwen Eerboutsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Jacob Oellez. aan Merrynis Heynricxz. heeft getransporteerd 3 gemeten land in het Uiterste Nyewelant aldaar, oostwaarts grenzende aan de dijkwal.
Oorspr. (Inv. No. 607). Met de zegels van de drie oorkonders, waarvan dat van Herrent Piersz. geschonden. Met transfix dd. 1505 Januari 21 (Reg. No. 1432).
reg. no. 1432
1432 1505 Januari 21.
Merrynis Heynricxz. transporteert aan Cornelis Jansz., die voor zichzelf optreedt en tevens als voogd over zijn broeder Michiel, het land, vermeld in de akte dd. 1505 Januari 6 (Reg. No. 1430), waardoor deze gestoken is.
Oorspr. (Inv. No. 607). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1459
1459 1507 Maart 1.
Bouwen Eerbouts, Jacob Boeyensz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Martijnsdijck, oorkonden, dat Jacob Oellez. aan Michiel Jansz. verkocht heeft 500 roeden land in het Uiterste Nyeweland aldaar, westwaarts grenzende aan de Middeldijk.
Oorspr. (Inv. No. 608). Met de zegels van de oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
reg. no. 1503
1503 1515 Januari 22.
Gillis Andryesz., Heyndrick Jacopsz. en Symon Gillisz., schepenen van Sinte Mertensdijck, oorkonden, dat Jacop Jan Hughen aan Jacop Dyrix dochter verkocht heeft 1½ gemet en 16 roeden land in het Uiterste Nyewelant van Sinte Mertensdijck, tussen de Santworders en de dijk.
Oorspr. (Inv. No. 609). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan de laatste twee geschonden.
reg. no. 1442
1442 1505 September 15.
Herrent Piersz., Cornelis Jacobsz. en mr. Jan Bernertsz., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat Huge Govertsz. ten behoeve van de kapelanie van St. Jan aldaar verkocht heeft 1½ gemet en ½ kwartier land in Ravensoort, zuidwaarts grenzende aan de Middeldijk, noordwaarts aan de Winckelzee.
Oorspr. (Inv. No. 610). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Cornelis Jacobsz. geschonden.
reg. no. 888
888 1444 Juli 24
Petrus Cuper, notaris, instrumenteert, dat Wolferus Petrusz. en zijn vrouw Elizabeth een vicarie stichten ter ere van de HH. Petrus en Paulus en Barbara in de kerk te Sinte Martinsdijck en daaraan met toestemming van heer Franco van Borsalia, graaf van Oestervant, heer van Voern, Zulen, Hogestraten en Sinte Martijnsdijck, schenken 11 gemeten min 50 roeden land aldaar in heer Florens’ Damhoec en Kaeshoec, 6 gemeten min ¼ gemet aldaar in de parochie Ravensoert tussen de zeedijk en de Heerstraet en 1½ gemet min 27 roeden voor hun zieleheil en dat van hun ouders; als eerste bedienaar dragen zij hun neef Petrus Gerardusz., priester, ter institutie voor aan Walramus, elect van Trajectum, terwijl na hun dood de collatie aan de heer van Sint Martinsdijck zal staan.
(in domo habitationis domini Wouteri de Boechout in Sinte Martijnsdijck canonici ibidem).
Oorspr. (Inv. No. 611). Met signatuur van de notaris. Met transfix dd. 1445 Juni 12 (Reg. No. 895).
reg. no. 895
895 1445 Juni 12.
Walramus, elect van Trajectum, bekrachtigt de stichting van de vicarie, vermeld in de akte dd. 1444 Juli 24 (Reg. No. 888), waardoor deze gestoken is, maakt haar tot een beneficie en stelt de door fundators voorgedragen Petrus Gerardsz. aan tot kapelaan.
Oorspr. (Inv. No. 611). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 818
818 1437 October 4.
Huge Heynricxz., Jan Pietersz. en Pauwels Hugenz., schepenen in Scerpenisse, oorkonden, dat Jan Clays Jansz. zoon aan deken en kapittel van Sinte Martijnsdijck heeft overgedragen 2 gemeten min 19 roeden land in de Zoute polder.
Oorspr. (Inv. No. 612). Met geschonden zegels van de oorkonders in bruine was.
reg. no. 995
995 1462 Februari 21.
Cornelis Willemsz., Pieter Jansz. en Jan Jansz., schepenen van Scarpenisse, oorkonden, dat Govairt Volkairtsz. aan Anthonis Lauwereysz. heeft verkocht 1 gemet 18½ roede land, westwaarts grenzende aan de watergang.
Oorspr. (Inv. No. 613). Met de zegels van de oorkonders in groene was. Met transfix dd. 1462 Mei 28 (Reg. No. 999), waardoor deze brief is vastgehecht aan die dd. 1462 September 19 (Reg. No. 1003).
reg. no. 999
999 1462 Mei 28.
Jan Jansz., Pieter Jansz. en Jan Symonsz., schepenen in Scarpenisse, oorkonden, dat mr. Heynric Volkairtsz., priester, cureit te Emelisse en kanunnik te Berghen aan den Zoem, aan Anthonis Lauwerisz. verkocht heeft het land, vermeld in de akte dd. 1462 Februari 21 (Reg. No. 995).
Oorspr. (Inv. No. 613). Met de zegels van de eerste en de derde oorkonder in groene was, dat van Pieter Jansz. verloren.
N.B. Door deze brief is de brief dd. 1462 Februari 21 (Reg. No. 995) vastgehecht aan die dd. 1462 September 19 (Reg. No. 1003).
reg. no. 1003
1003 1462 September 19.
Jan Jansz., Pieter Jansz. en Jan Symonsz., schepenen van Scarpenisse, oorkonden, dat Anthonis Lauwerisz. aan mr. Jan Clays Keylsz. heeft verkocht het land, vermeld in de brieven dd. 1462 Februari 21 en Mei 28 (Reg. Nos. 995 en 999), die door deze gestoken zijn.
Oorspr. (Inv. No. 613). Met de zegels van de drie schepenen in groene was.
reg. no. 1004
1004 1462 October 27.
Jan Jansz., Pieter Jansz. en Jan Symonsz., schepenen van Scarpenisse, oorkonden, dat Willem Claisz., priester, Anthonis Lauwerisz. en Lauweris Jansz., kerkmeesters, met toestemming van baljuw, schout en schepenen ten behoeve van de bouw van een nieuw koor aldaar aan mr. Jan Clays Keylsz. 1½ gemet en 10 roeden land verkocht hebben.
Oorspr. (Inv. No. 614). Met de zegels van de oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden. Met transfix dd. 1463 Januari 12 (Reg. No. 1008).
reg. no. 1008
1008 1463 Januari 12
De provisor en deken van Zuytbevelant bekrachtigt de verkoop, vermeld in de brief dd. 1462 October 27 (Reg. No. 1004), waardoor deze gestoken is.
(feria quarta post Epiphaniam Domini).
Oorspr. (Inv. No. 614). Met geschonden zegel en contrazegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1105
1105 1472 Januari 17.
Pieter Jansz., Cornelis Cornelisz. en Cornelis Cornelisz. (sic), schepenen van Scarpenisse, oorkonden, dat Ghijesbrecht van Nieuwenroeden 4½ kwartier land heeft verkocht aan de koralen van Sinte Mairtensdijck, westwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 615). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Pieter Jansz. geschonden.
reg. no. 1529
1529 1517.
Mr. Danckert Cornelisz., Simon Jansz. en Cornelis Piersz., schepenen in Scerpenisse, oorkonden, dat Clais Jacopsz. aan deken en kapittel van Sinte Martensdick overgedragen heeft 54 roeden land, zuidwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 616). Met de zegels van de oorkonders in groene was, die van mr. Danckert Cornelisz. en Cornelis Piersz. geschonden.
reg. no. 1114
1114 1472 October 10.
Pieter Jansz., Jacob Cornelisz. en Cornelis Cornelisz., schepenen van Scarpenisse, oorkonden, dat Pieter van Dalem als voogd van zijn moeder, broeders en zusters verkocht heeft aan het kapittel van Sinte Mairtensdijck 2 gemeten 1 kwartier land te Scarpenisse aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 617). De zegels van de oorkonders verloren.
reg. no. 1013
1013 1464 Maart 24.
Mauweris Jansz., Willem Hughenz. en Cornelis Jansz., schepenen van Westkerke, oorkonden, dat Jan Andriesz. aan Cornelis Mochgielsz., priester, heeft verkocht 4½ gemet min 37 roeden land, in 2 stukken gelegen in de St. Geertrudepolder.
Oorspr. (Inv. No. 618). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1035
1035 1466 April 29.
Ye Lemsz., Mauris Jansz. en Cornelis Jan Lemsz., schepenen van Westkerken, oorkonden, dat Floris van Butlant verkocht heeft aan mr. Jacop Obrechtsz., priester, 4 gemeten 130 roeden land aldaar aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 619). Met de zegels van de oorkonders in groene was, alle weinig geschonden.
reg. no. 1113
1113 1472 Juli 26.
Mauris Jansz., Clays Willemsz. en Jan Claysz., schepenen van Weskerken, oorkonden, dat Jacop Jansz. aan de koralen van de kerk van Sinte Martensdijck heeft overgedragen 1½ gemet min 8 roeden land, westwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 620). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1109
1109 1472 Juni 4.
Mauris Jansz., Clays Willemsz. en Jan Claysz., schepenen in Weskerken, oorkonden, dat Michiel Cornelisz., priester, aan de koralen van Sinte Maertensdijck 5½ kwartier land, zuidwaarts grenzende aan de heerweg, verkocht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 621). Met zegel van Mauris Jansz. in groene was en resten van de zegels der beide andere schepenen.
reg. no. 1464
1464 1508 Februari 27.
Ynghel Jansz., Cornelis Jacopsz. en Eewout Claesz., schepenen van Weskerke, oorkonden, dat Pieter Jansz., koster, aan deken en kapittel van Sinte-Mertensdijck verkocht heeft 5 gemeten 120 roeden land in 3 stukken, groot 9 kwartier, westwaarts grenzende aan de herenvronen, 1 gemet 30 roeden, westwaarts grenzende aan de heerweg, en 2 gemeten 15 roeden, zuidwaarts grenzende aan de herevronen en westwaarts aan de middeldijk van Wylpendaele.
Oorspr. (Inv. No. 622). Met geschonden zegel van Cornelis Jacopsz. in groene was, de zegels van de beide andere oorkonders verloren. Met transfix dd. 1508 Mei 6 (Reg. No. 1466).
reg. no. 1466
1466 1508 Mei 6.
Jacop Janssz., Pieter Janssz. en Willem Pierssz., schepenen van Scerpenisse, oorkonden, dat Pieter Janssz. de koster belooft de verkoop van het land in Weskercke, vermeld in de akte dd. 1508 Februari 27 (Reg. No. 1464), waardoor deze gestoken is, te zullen vrijwaren met zijn goed in Scerpenisse en dat Toen Bouwensz. en Willem Pierssz. zich borg stellen voor schade, door Pieter Janssz. te lijden.
Oorspr. (Inv. No. 622). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1446
1446 1506 Februari 14.
Cornelis Heyndrixsz., Jan Piersz. en Adriaen Jansz., schepenen van Weskercke, oorkonden, dat Marike, weduwe van Arent Parijs, aan Jan Costijns, kanunnik van Sinte Martijnsdijck, verkocht heeft 1 gemet min 13 roeden land in Sinte Gertrutpolder, oostwaarts grenzende aan de Middeldijk en westwaarts aan de Zeedijk.
Oorspr. (Inv. No. 623). De zegels van de oorkonders verloren.
reg. no. 1489
1489 1512 October 23.
Jan Pietersz., Gielis Jacopsz. en Jan Thonisz., schepenen in Westkerken, oorkonden, dat de executeurs van heer Jan Costijn aan Heinrijck Lens als rentmeester van het kapittel van Sinte Maertensdijck verkocht hebben 5 gemeten min 70 roeden land in Westkerke en 1 gemet min 13 roeden vroonland in Sinte Gertruyden polder tussen de Middel- en de Zeedijk.
Oorspr. (Inv. No. 623). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. In dorso staat, dat in Juli 1545 hiervan verkocht zijn 5 gemeten min 70 roeden.
reg. no. 771
771 1432 September 10.
Symon Jansz., Cornelis Willemsz. en Heynric Meeusz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Jacop Ghovaertsz. aan Jan Pier Samensz. verkocht heeft 3 gemeten min 50 roeden land.
Oorspr. (Inv. No. 624). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 853
853 1440 November 14.
Clays van Scouwen Lauwerisz., Cornelis Pietersz. en Cornelis Willemsz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Jacob Jansz. genaamd Coppen Thijs aan deken en kapittel van Sinte Mertensdijck heeft overgedragen 2 gemeten 15 roeden land en ¼ van alle onroerende goederen, die Heynric Matthijsz., priester, in Poertvliet bezat en die Jacob voornoemd geërfd heeft.
Oorspr. (Inv. No. 625). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 887
887 1444 Maart 29.
Heynric Barthelmeeusz., Cornelis Willemsz. en Jan Hughenz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Florijs Dyerixz. aan Meeus Maertensz. heeft overgedragen 3 gemet min 27 roeden land.
Oorspr. (Inv. No. 626). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan het tweede geschonden.
reg. no. 889
889 1444 Augustus 17.
Heinric Bartelmeeusz., Cornelis Willemsz. en Jan Hughensz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Aerent Pier Samesensz. aan Meeus Martensz. heeft overgedragen 1½ gemet land.
Oorspr. (Inv. No. 626). Met de zegels van de eerste en de derde oorkonder in groene was, dat van Cornelis Willemsz. verloren.
reg. no. 902
902 1445 December 15.
Dieric Heinrixz., Cornelis Willemsz. en Willem Heinrixz., schepenen in Poertvliet, oorkonden, dat Jan Yenz. aan Willem Buchout verkocht heeft 3½ gemet min 21 schachten land in Hoesmans hoec, zuidwaarts grenzende aan de tweesprong, noodwaarts aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 627). Met de zegels van Dieric Heynrixz. en Cornelis Willemsz. in groene was, waarvan het laatste geschonden; dat van Willem Heinrixz. verloren.
reg. no. 903
903 1445 December 24.
Dieric Heinrixz., Cornelis Willemsz. en Willem Heinrixz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Jan Yenz. gezworen heeft, dat er in Poertvliet geen brieven zijn, waardoor Willem Buchout schade zou kunnen lijden aan het land, dat hij van Jan Yenz. gekocht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 543). Met zegels van de oorkonders in groene was; dat van Dieric Heinrixz. zeer, die van de beide andere weinig geschonden.
reg. no. 882a
882a 1443 December 14.
Dieric Heynricz., Jan Hughez. en Heynric Spyker Willemz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Wille Han Lemsz. aan Anderyes Pietersz. overgedragen heeft 2 gemeten land, noordwaarts grenzende aan de watergang.
Oorspr. (Inv. No. 628). Met resten van de schepenzegels in groene was. Met transfix dd. 1460 Maart 3 (Reg. No. 974), waardoor aan deze brief zijn vastgehecht de brieven dd. 1446 December 22 en 1453 Juni 5 (Reg. Nos. 908 en 936).
reg. no. 908
908 1446 December 22.
Dyeric Heynrixz., Willem Heynrixz. en Mathijs Boudijnsz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Pier Claeis Kozn. aan Andryes Pietersz. overgedragen heeft 1 gemet land.
Oorspr. (Inv. No. 628). Met de zegels van de oorkonders in groene was; dat van Mathjs Boudijnsz. geschonden.
N.B. Deze brief is door de brief dd. 1460 Maart 3 (Reg. No. 974) vastgehecht aan de brief dd. 1443 December 14 (Reg. No. 882a).
reg. no. 936
936 1453 Juni 5.
Heynric Bertelmeeusz., Cornelis Willemsz. en Willem Heynrijcz., schepenen van Poirtvliet, oorkonden, dat Willem Han Lemsz. aan Andries Pietersz. overgedragen heeft ½ gemet land, noordwaarts grenzende aan de watergang van Doerloe.
Oorspr. (Inv. No. 628). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. Deze brief is door die dd. 1460 Maart 3 (Reg. No. 974) bevestigd aan die dd. 1443 December 14 (Reg. No. 882a).
reg. no. 974
974 1460 Maart 3.
Clays Gillisz., Clays Danckaertsz. en Clays Hughenz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Andries Pietersz. aan Cornelis Michielsz., priester, overgedragen heeft al zijn rechten op de goederen, vermeld in de akten dd. 1443 December 14, 1446 December 22 en 1453 Juni 5 (Reg. Nos. 882a, 908 en 936), waardoor deze gestoken is.
Oorspr. (Inv. No. 628). Met de zegels van de oorkonders in groene was, die van Clays Gillisz. en Clays Hughenz. geschonden.
reg. no. 994
994 1461 November 16.
Hughe Hugensz., Cornelis Jansz. en Clays Aryaensz., schepenen van Poirtvliet, oorkonden, dat Pier Meeusz. aan Cornelis Michielsz., kanunnik in Sinte Maertensdijck, 6 gemeten min een kwartier land heeft verkocht, westwaarts grenzende aan de heerweg.
Oorspr. (Inv. No. 629). Het zegel van Hughe Hugenz. verloren, de zegels van de beide andere schepenen in groene was en geschonden.
reg. no. 947
947 1455 April 1.
Heynric Bertelmeeusz., Cornelis Willemsz. en Clays Gillisz., schepenen in Poertvliet, oorkonden, dat Domis Jansz. gezworen heeft, dat hem 1/24 van de nalatenschap van Heynric Mathijsz. toekomt.
Oorspr. (Inv. No. 630). Met de zegels van de 3 schepenen in groene was.
N.B. Aan deze brief is vastgehecht de brief dd. 1455 April 2 (Reg. No. 948).
reg. no. 948
948 1455 April 2.
Heynric Bertelmeeusz., Cornelis Willemsz. en Clays Gillisz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Domis Jansz. Willem Heynrixz. machtigt boedelscheiding te vragen van de nalatenschap van Heynric Mathijsz., zijn pachten te innen en zijn onverpachte landen te gebruiken.
Oorspr. (Inv. No. 630). Met de zegels van de 3 schepenen in groene was.
N.B. Deze akte is vastgehecht aan die dd. 1455 April 1 (Reg. No. 947).
reg. no. 949
949 1455 Mei 2.
Heynric Bertelmeeusz., Cornelis Willemsz. en Bouwen Laurisz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Domis Jansz. Griep aan Willem Heynrixz. heeft overgedragen alle roerende en onroerende goederen, die hij geërfd heeft van Heynric Mathijsz.
Oorspr. (Inv. No. 630). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1009
1009 1463 Januari 31.
Clays Gillisz., Clays Danckertsz. en Hughe Hugenz., schepenen van Poirtvliet, oorkonden, dat Willem Heynrycxz. aan het kapittel van Sinte Martensdijck overgedragen heeft al zijn goederen, grenzende aan die van het kapittel, waar ook gelegen, en alle rechten, die hij en Domis Jansz. hebben op de nalatenschap van Heynric Mathijsz.
Oorspr. (Inv. No. 630). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1032
1032 1465 September 17.
Clays Gillisz., Hughe Hugensz. en Jan Cornelisz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Jan Oude Jansz. heeft verkocht aan Cornelis Michielsz., kanunnik in Sinte Maertensdijck, 5 gemeten min 47 roeden land aan de heerweg te Poortvliet.
Oorspr. (Inv. No. 631). Met geschonden zegel van Hughe Hugensz., in groene was, die der beide andere oorkonders verloren.
N.B. In dorso staat: "van de capelrie, die heer Anthonis plach te besitten".
reg. no. 1058
1058 1468 Mei 11.
Adryaen Jansz., priester, kanunnik te Sinte Martensdijck, sticht een vicarie op het altaar van Sint Michiel en Sint Adryaen in de kerk aldaar en begiftigt haar met 4 gemeten min 100 roeden land bij het oude kerkhof, 6 gemeten 50 roeden in Ver Bertelemeet, 1½ gemet 43 roeden in Burchmee en 2 gemeten 1 kwartier min 16 roeden in Priestermeet, alle te Poirtvliet; de bezitter der vicarie zal na de dood van de stichter voor een wekelijkse zielmis ontvangen 7 gemeten 1 kwartier land in de Sante Geertrudenpolder, geheten de Moerdijc, en het kapittel zal voor het presentiegeld voor de kapelaan ontvangen de renten uit 3½ gemet land in Westkerke in Bobben weel en van 2 gemeten min 20 roeden in Huge Arents hoeck; het collatierecht zal na overlijden van de stichter aan de graaf van Oestervant en zijn nakomelingen, heeren van Sint Maartensdijk, komen.
Oorspr. (Inv. No. 632). Met de zegels van de graaf van Oostervant en de stichter in rode was, het laatste geschonden.
reg. no. 1039
1039 1466 Juli 27.
Clays Hugenz., Jan Cornelisz. en Cornelis Jan Bettenz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Jan Pier Samenz. heeft verkocht aan heer Cornelis Michielsz. of zijn voogd een huis met de hofstede, waarop het staat, en 131 roeden land aan de heerweg aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 633). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de eerste en de derde geschonden.
reg. no. 1049
1049 1467 Maart 15.
Clays Gillisz., Hughe Hugenz. en Heynrick Jansz., schepenen van Poertvliet, oorkonden, dat Jacob Jansz. aan heer Cornelis Michielsz. heeft overgedragen 1 gemet 28 roeden land aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 634). Met geschonden zegels van Clays Gillisz. en Hughe Hugenz. in groene was, dat van Heynrick Jansz. verloren.
reg. no. 1053
1053 1467 September 30.
Francke, graaf van Oostervant, heer van Borsselle, Voorne, Zuylen, Hoichstraten, Sinte Martensdijck, Cortkene enz., sticht ter uitvoering van het testament van mr. Jacob Jacob Clementsz. van Scerpenisse, in leven kanunnik in de Sint Martenskerk te Sinte Martensdijck, een kapelanie ter ere van St. Anthonis in de kapel van deze heilige, waar de ouders van heer Franck begraven liggen, waarvan de heren van Sinte Martensdijck het collatierecht zullen hebben, en wijst tot onderhoud verschillende goederen aan in Poirtvliet, Sinte Martensdijck, Scerpenisse en in de Gertrudenpolder, gedeeltelijk afkomstig van mr. Jacob, gedeeltelijk door heer Franck van hem geërfd, gedeeltelijk eigen goederen, benevens 4 gemeten 130 roeden ten behoeve van deken en kapittel om met de opbrengst presentiegeld te betalen aan de kapelaan.
Oorspr. (Inv. No. 635). Met zegel van de oorkonder in rode was. Met transfix dd. 1470 Juni 4 (Reg. No. 1082).
reg. no. 1082
1082 1470 Juni 4.
Franck, graaf van Oestervant, heer van Borsselle, Voorne, Zuylen, Hoighstraten, Sente Martensdijc, Cortkene enz., overwegende, dat de goederen, vermeld in de akte dd. 1467 September 30 (Reg. No. 1053), waardoor deze gestoken is, niet voldoende zijn voor het onderhoud van de daarin genoemde kapelanie, schenkt hieraan nog 7 gemeten land in 2 stukken liggende in de Rugendijck, zoals beschreven zijn in een schepenbrief van de Ouden Hoirne.
Oorspr. (Inv. No. 635). Met zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1540
1540 1518 October 19.
Andries Anthonisz., Jacop Claysz. en Jan Jan Pouwelsz., schepenen van Poortvliet, oorkonden, dat Cornelis Michielsz., wonende te Sinte Martensdijck, als gemachtigde van Mayken Marinus’ dochter, wonende te Mechelen, heeft verkocht aan het kapittel van Sinte Martensdijck 4 gemeten min 36 roeden land te Poortvliet in Cornelis Lem Deynoutsz. hoek, welk land aan drie zijden begrensd wordt door Jacop Cornelis Lem Deynouts erfgenamen.
Oorspr. (Inv. No. 646). Met de zegels van de eerste twee oorkonders en rest van dat van de derde in groene was.
reg. no. 1562
1562 1521 Juni 27.
Andries Anthoenisz., Jacop Hughenz. en Cornelis Heynrickxz., schepenen van Poortvliet, oorkonden, dat Jan Heynrickxz. Bigge, wonende in Westkercke, heeft verkocht aan Andries Goolesen priester, kanunnik in Sinte Martensdijck, 1½ gemet land min 20 roeden in Garbye Boeiyns hoek.
Oorspr. (Inv. No. 637). Met de zegels van de oorkonders in groene was, het eerste zeer geschonden.
reg. no. 989
989 1461 Januari 8.
Jan Pieter Gillisz., Jacob Heinrixz., Pieter Joesz., Cornelis Jansz., Jan Cornelisz., Jacob Willemsz. en Willem Eewoutsz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat Jan de bastaard van Steellant ten behoeve van de graaf van Oestervant beslag heeft gelegd op 4 stukken land aan de heerweg, groot 1½ gemet, 1½ gemet, 2 gemeten en 400 roeden, toebehorende aan Willoud Cornelisz. voor een schuld, groot 23 pond, 14 schellingen groten vlaams.
a) Oorspr. (Inv. No. 638). Met de zegels van Jan Pieter Gillisz., Jacob Willemsz. en Willem Eewoutsz. in groene was.
b) Gevidimeerd in de brief dd. 1463 Januari 4 (Reg. No. 1006).
reg. no. 990
990 1461 Februari 14.
Jan Pieter Gillisz., Jacob Heynricxz., Pieter Joesz., Cornelis Jansz., Jan Cornelisz., Jacob Willemsz. en Willem Eewoutsz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat Jan de bastaard van Steellandt ten behoeve van de graaf van Oestervant beslag heeft gelegd op 2 stukken land, groot 395 roeden, noordswaarts grenzende aan de zeedijk, en 1½ gemet 5 roeden, toebehorende aan Willoud Cornelisz., voor een schuld, groot 9 pond 6 schellingen 4 groten, die deze de graaf schuldig is.
a) Oorspr. (Inv. No. 638). Met de zegels van drie schepenen onder wie Jacob Willemsz. in groene was.
b) Gevidimeerd in de brief dd. 1463 Januari 4 (Reg. No. 1006).
reg. no. 992
992 1461 Juni 9.
Jacob Heinrixz., Jan Pietersz., Cornelis Heynrixz., Pieter Joesz., Jacob Willemsz., Willem Eewoutsz. en Heinric Willemsz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat Jan de bastaard van Steellant ten behoeve van de graaf van Oestervant beslag heeft gelegd op 2½ gemet min roeden land gelegen in 3 stukken, groot 1 gemet 20 roeden, 1 gemet min 35 roeden en ½ gemet min 6 roeden, toebehorende aan Willoud Cornelisz. voor een schuld, groot 9 pond 6 schellingen en 4 groten.
a) Oorspr. (Inv. No. 638). Met resten van de zegels van Pieter Joesz. en Heinric Willems. in groene was; een derde zegel verloren.
b) Gevidimeerd in de brief dd. 1463 Januari 4 (Reg. No. 1006).
reg. nos. 989, 990, 992 en 1006
1006 1463 Januari 4.
Jacop Heinrixz., Jan Pietersz., Cornelis Heinrixz., Pieter Joesz., Jacob Willemsz., Willem Eewoutsz. en Heinric Willemsz., schepenen van Monster in Borssellen, geven vidimus van de brieven dd. 1461 Januari 8, Februari 14 en Juni 9 (Reg. Nos. 989, 990 en 992).
Oorspr. (Inv. No. 638). Met de zegels van Jacob Heinrixz., Cornelis Heynrixz., Pieter Joesz. en Heinric Willemsz. in groene was.
reg. no. 993
993 1461 October 13.
Jacop Heinrixz., Jan Pietersz., Cornelis Heinrixz., Pieter Joesz., Jacob Willemsz., Willem Woutersz., Willem Eewoutsz. en Heinric Willemsz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat de baljuw aan Jan de bastaard van Steellant, gezien diens schepenbrieven en nadat aan alle formaliteiten was voldaan, ten behoeve van de graaf van Oestervant heeft overgedragen 11½ gemet 30 roeden land, aldaar gelegen aan 9 stukken, ten laste van Willoudt Cornelisz.
Oorspr. (Inv. No. 638). Met de zegels van Jacob Heinrixz., Cornelis Heinrixz., Pieter Joesz. en Jacob Willemsz. in groene was.
N.B. Aan deze brief is vastgehecht de brief dd. 1463 Januari 4 (Reg. No. 1007).
reg. nos. 993 en 1007
1007 1463 Januari 4.
Jacop Heinrixz., Jan Pietersz., Cornelis Heinrixz., Pieter Joesz., Jacob Willemsz., Willem Eewoutsz. en Heinric Willemsz., schpenen van Monster in Borssellen, geven vidimus van de brief dd. 1461 October 13 (Reg. No. 993).
Oorspr. (Inv. No. 638). Met de zegels van Jacop Heinrixz., Cornelis Heinrixz., Pieter Jansz. en Heinric Willemsz., het laatste geschonden, alle in groene was.
N.B. Deze akte is vastgehecht aan die dd. 1461 October 13 (Reg. No. 993).
reg. no. 968
968 1459 Mei 10.
Jacob Heynrixz., Jan Pietersz., Cornelis Heynric Woutersz., Willem Jan Tsmonnickenz., Pieter Joesz., Jan Willemsz. en Hughe Pietersz., schepenen van Monster in Borsselen, oorkonden, dat Willem Stoffelsz. van Jan de bastaard van Steelant de accijns, opslag en tol in Borsselen voor 1 jaar gepacht heeft, en dat Willoud Cornelisz. en Jan Jan Vosz. zich borg stellen.
Oorspr. (Inv. No. 639). Met de zegels van Cornelis Heynric Woutersz., Willem Jan Tsmonnickenz. en Pieter Joesz. in groene was.
reg. no. 978
978 1460 Mei 16.
Jacob Heynrixz., Heynric Hughe Moens, Pieter Joesz. en Eewout Wolfertsz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat Willoudt Cornelisz. van Jan de Bastaard van Steellant de accijns, opslag en tol in Borssellen Bewesten Vijfzoede voor 1 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 639). Met de zegels van Jacob Heynrixz., Heynric Hughe Moens en Pieter Joesz. in groene was.
reg. no. 1036
1036 1466 Mei 16.
Jacob Heinrixz., Jan Pietersz., Jacop Willemsz., Cornelis Jansz., Willem Eewoutsz., Tonis Pietersz. en Heinric Cornelisz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat Jan de bastaard van Steellant ten behoeve van de graaf van Oestervant een stuk land, noordwaarts grenzende aan de zeedijk, ten laste van Cornelis Willoudsz. heeft afgepand wegens verschuldigd schot.
Oorspr. (Inv. No. 639). Met twee schepenzegels, waarvan een van Heinric Cornelisz. en rest van een derde in groene was.
reg. no. 1043
1043 1466 October 29.
Jacop Heinrixz., Jan Pietersz., Jacop Willemsz., Cornelis Jansz., Willem Eewoutsz., Tonis Pietersz. en Heinric Cornelisz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat na vertoon van een schepenbrief en nadat aan alle formaliteiten is voldaan, de baljuw het land, toebehorende aan Cornelis Willoudsz., noordwaarts grenzende aan de zeedijk, na afpanding wegens verschuldigd schot, heeft overgedragen ten behoeve van de graaf van Oostervant.
Oorspr. (Inv. No. 639). Drie schepenzegels verloren.
reg. no. 1055
1055 1467 October 20.
Jacop Heinrixz., Jan Pietersz., Jacop Willemsz., Cornelis Jansz., Tonis Pietersz., Symon Symonsz. en Lammen Cornelisz., schepenen van Monster in Borsselen, oorkonden, dat Jan de bastaard van Steellant ten behoeve van de graaf van Oestervant een stuk land, grenzende noordwaards aan de zeedijk, heeft afgepand voor 23 schellingen 3 groten 20 miten, die wijlen Willoudt Cornelisz. en wijlen diens vader Cornelis Willouds. schuldig waren aan schot.
Oorspr. (Inv. No. 639). Met een geschonden zegel en resten van twee andere in groene was.
reg. no. 1071
1071 1469 October 14.
Cornelis Jan Jacopsz., Tonis Pietersz., Pieter Jacobsz., Claes Willemsz., Adriaen Jansz., Cornelis Willemsz. en Barwout Heynrixz., schepenen van Monster in Borssellen, oorkonden, dat de baljuw, gezien de pandingbrief en nadat aan alle formaliteiten voldaan was, een stuk land, groot 4 gemeten min 12½ roede, noordwaarts grenzende aan de zeedijk, heeft overgedragen aan Jan de bastaard van Steellant wegens het schot, dat wijlen Willoudt Cornelisz. en wijlen diens vader Cornelis Willoudtsz. schuldig waren.
Oorspr. (Inv. No. 639). Met geschonden zegels van Cornelis Willemsz. en een andere schepen en rest van een derde in groene was.
reg. no. 1085
1085 1470 Juli 14.
Jacob Vierloesz., Jan Heinricsz., Willem Jansz., Claes Joesz., Jan Mateusz., Pieter Claesz. en Martin Danckaertsz., schepenen van Westkercke in Borssellen, oorkonden, dat de baljuw aan Jan de bastaard van Steellant ten behoeve van de graaf van Oestervant de eigendom heeft overgedragen van het land, toebehorende aan Adriaen Jan Adriaensz., dat Jan de bastaard had afgepand wegens het niet betalen van schot.
Oorspr. (Inv. No. 640). Met geschonden zegels van vier der oorkonders, waaronder dat van Jan Mateusz., in groene was.
reg. no. 1104
1104 1472 Januari 5
Claes Heinricxz., Jacob Vierloesz., Danckaert Pietersz., Jan Heinricxz., Willem Jansz., Clays Joesz. en Jan Mateusz., schepenen van Westkercken in Borssellen, oorkonden, dat Adriaen Jan Adriaensz. aan de erfgenamen van de graaf van Oestervant heeft verkocht 60 roeden land, welke hij gemeen had met Willem Heinrick Vrancken, wiens aandeel wegens schuld aan schot in beslag is genomen.
(dusent vierhondert tweëntseventich na tscryven in Borssellen(?)).
Oorspr. (Inv. No. 641). Met de zegels van Jan Heinricxz., Claes Joesz. en Jan Mateusz. in groene was.
reg. no. 1177
1177 1478 Mei 9.
Alyenora van Borssellen en Nyenrode, vrouwe van Zulen, Sinte-Martijnsdijck enz., geeft voor de zielen van haar en haar echtgenoot Ghijsbrecht van Nyenrode, aan deken en kapittel van de kerk van Sinte Martijnsdijck een rente, groot 100 rijnse guldens jaarlijks, zoals zij sedert het overlijden van haar broeder, heer Franck van Borssellen, graaf van Oestervant, reeds betaald heeft, verzekerd op al haar goederen, totdat daarvoor bepaalde goederen aangewezen zullen worden.
a) Oorspr. (Inv. No. 642). Met rest van het zegel van de oorkondster in rode was.
b) Afschrift in Inv. No. 499.
reg. nos. 1224, 1274, 1579 en 1591
1224 1483 Januari 23.
De notaris Cornelius Brune instrumenteert, dat mr. Johannis Nicolaus Outghersz., priester, kanunnik van de collegiale kerk te Sinte Martijnsdijck, zijn testament maakt, waarbij hij een officie sticht op het altaar van St. Jacob apostel aan de noordzijde van de kerk, tot onderhoud waarvazn hij verschillende goederen in Westkercke en St. Martijnsdijck aanwijst en waarvoor hij als eerste bedienaar zijn neef Jan Pieters Crage voordraagt, die opgevolgd zal worden door de oudste zoon van de oudste tak der familie, na wier uitsterven het collatierecht aan de kerkmeesters val komen.
Oorspr. (Inv. No. 643). Met signatuur van de notaris.
N.B. In dorso de akten dd. 1485 December 20, 1524 Augustus 14 en 1528 Januari 20 (Reg. Nos. 1274, 1579 en 1591).
1274 1485 December 20.
Johannis Robertusz., priester, kapelaan in de kerk te Agger Sancti Martini, biechtvader van wijlen Agata, dochter van Johannis Hugoz., verklaart, dat zij aan het officie, vermeld in de akte dd. 1483 Januari 23 (Reg. No. 1224), in dorso waarvan dit geschreven is, 3 gemeten land, voor de helft gelegen in Poertvliet aan de zandweg bij de kapel en voor de andere helft in het Middellant van Sinte Martinsdijc, vermaakt heeft tegen de verplichting van het lezen van een wekelijkse mis.
Oorspr., geschreven in dorso van de akte dd. 1483 Januari 23 (Reg. No. 1224).
1579 1524 Augustus 14.
Notaris Everardus Cornelisz. instrumenteert, dat wijlen Jan Crage, priester, nadat heer Florijs van Egmont, heer van Sinte Martijnsdijck, op zijn verzoek het officie, vermeld in de akte dd. 1483 Januari 23 (Reg. No. 1224), in dorso waarvan dit geschreven is, geamortiseerd en tot een vicarie gemaakt had tegen het recht van collatie voor zich en zijn nakomelingen, hieraan geschonken heeft de rente, groot 2 pond 14 schellingen, van een kapitaal, groot 43 pond 8 schellingen 3 groten, geleend aan het godshuis van Sint Marten buiten Sinte Martensdijck voor de bouw van een kerk, benevens de tiende van 2 gemeten 105 roeden land in Duvelant als leen van de Oude Monster te Utrecht en dat de door heer Florijs als eerste bezitter aangewezen Jheronymus Adriaensz. een rente schenkt, groot 1 pond vlaams jaarlijks, gevestigd op zijn goederen in Sinte-Martensdijck en Scherpenisse.
Oorspr. geschreven in dorso van de akte dd. 1483 Januari 23 (Reg. No. 1224). Met signatuur van de notaris.
N.B. In margine een aantekening, dat de 43 pond, 8 schellingen 3 groten afgelost zijn op 17 April 1539.
1591 1528 Januari 20.
Notaris Wilhelmus Rosendael instrumenteert, dat Hieronymus Adriaensz. de rente, groot 1 pond groten vlaams jaarlijks, vermeld in de akte dd. 1524 Augustus 14 (Reg. No. 1579), in dorso waarvan dit geschreven is, gevestigd heeft op 4 gemeten 18 roeden land in Priestermaet te Poortvliet.
Oorspr., geschreven in dorso van de akte dd. 1483 Januari 23 (Reg. No. 1224). Met signatuur van de notaris.
reg. no. 951
951 1455 December 11.
Danckert Oertz., Cornelis Jansz., Michiel Oertz., Hughe Eynout en Heynrick Jansz., schepenen van Sinte Maertijnsdijck, oorkonden, dat Goel Hartz. verkocht heeft aan Phylips Phylipsz. Capoen een huis in de straat achter de kerk, zuidwaarts grenzende aan heer Willem Wissenz. en noordwaarts aan Aerst van der A.
Oorspr. (Inv. No. 644). Met de zegels van de eerste drie oorkonders en resten van die der laatste twee in groene was.
reg. no. 1076
1076 1470 Februari 27.
Claes Yez., Evert Willemsz. en Symon Yez., schepenen van Sinte Mertijnsdijck, oorkonden, dat Phillips Capoen, priester, verkocht heeft aan de graaf van Oistervant enz. een huis, staande achter de kerk en noordwaarts grenzende aan het huis van de graaf, met de inboedel, hierin beschreven en getaxeerd, welk huis Phillips Capoen zal blijven bewonen, totdat hij het afgelost heeft, en van de koopsom waarvan hij een kapelrie zal stichten op het St.-Kathrijnenaltaar in de kerk te Sinte Mertensdijck en ten eeuwigen dage des noens de klok driemaal zal laten kleppen.
Oorspr. (Inv. No. 644). Met de zegels van de oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.
reg. no. 1106
1106 1472 Januari 23.
Claes Yez., Heynrick Jansz. en Kerstiaen Heynricxz., schepenen van Sinte Maertijnsdijck, oorkonden, dat Lievijn Hugez., priester, verklaard heeft schuldig te zijn aan deken en kapittel van Sinte Martijnsdijck 36 pond vlaams ten behoeve der kapelrie, die Phillips Capoen gesticht heeft op het Sint Kathrynen altaar in de kerk aldaar, welke schuld hij verzekert op een huis achter de kerk.
Oorspr. (Inv. No. 644). Met zegel van de eerste oorkonder en rest van dat van de derde in groene was; dat van de tweede oorkonder verloren.
reg. no. 1715
1715 1544 Mei 6.
Maximiliaen van Egmondt, graaf van Bueren en Leerdam, heer van IJsselsteyn, Cranendonck, Sinte Mertensdijck, Scherpenisse enz., stadhouder en kapitein-generaal in Vrieslandt, Overijssel, Grueningen en de Omlanden, belooft deken en kapittel van de kerk te Sinte Mertijnsdijck voor de koralen aldaar, in plaats van het gors met dijk in Poortfliet en 3½ kwartier weiland in Mallant, welke zij voor 7 jaar van hem in huur hebben, een erfelijke rente, groot 6 pond groten vlaams jaarlijks, losbaar met de penning 16 en gevestigd op bovengenoemd gors en 13½ gemet land in het Oudeland.
Oorspr. (Inv. No. 645). Het zegel van de oorkonder verloren, de zegels van Jacop Cornelisz. Weeld, Jacop Jacopsz. en Merten Cornelisz., schepenen van St. Maartensdijk, in groene was, het tweede geschonden.
reg. no. 1689
1689 1541 October 7.
Jan Pietersz., Jacob Gillisz. en Jan Pronijn, schepenen van Sinte Martensdijck, oorkonden, dat heer Pieter Cornelisz. Remuer, bedienaar van de kapelanie van Sint Lauwereys in de kerk aldaar, verklaard heeft sinds 1508 de rente ontvangen te hebben van de 8 gemet ½ kwartier land in de polder Mosselhouck in de heerlijkheid Tholen, door wijlen de kanunnik Wouter van Bochoute bij testament aan de kapelanie vermaakt, welk testament bij de brand van 23 Mei 1540 met Pieter Corneliszoons huis verbrand is.
Oorspr. (Inv. No. 646). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. In dorso: "heer Pieter Remoer II schellingen".
reg. no. 411
Zie inv.no. 303.
411 1383 November 7
Jacob Smijt en Florens Benne, schepenen van Scoenhoven, oorkonden, dat Claes Pleynoetsz. en Gherijt Damaesz. aan heer Jan Tolnaer Hughenz. 4 pond hollands jaarlijks hebben beloofd, die tot het altaar van O.L.V. in de kerk aldaar behoren en gevestigd zijn op een stuk land tussen de haven en de Koestraat onder voorbehoud, dat deze brief niet langer van kracht zal zijn dan een jaar na het aftreden van bovengenoemde schepenen.
(op Sinte Willebroerds dach).
Oorspr. (Inv. No. 647). Met zegel van Jacob Smijt in groene was; dat van Florens Benne verloren.
reg. no. 394
394 1376 December 24
Vranke van Borselen, heer van Sinte Martijnsdijc, geeft wegens de geringe opbrengst van 2 gemeten land, waarvoor de kosterie van Sinte Martijnsdijc 2 lampen moet branden in de kerk aldaar, 1 pond jaarlijks uit de bieraccijns.
(opten Kersavont).
Oorspr. (Inv. No. 648). Met de zegels van de oorkonder en van zijn neef Jan, provisor en deken van Zuid-Beveland, in groene was; het tweede met contrazegel en geschonden.
reg. no. 812
812 1437 Maart 3
Franck van Borssele, graaf van Oistervant, heer van Voirne, Zuylen, Hoochstraten, Sinte Mertensdijck en Cortkene, schenkt 100 gouden pietermannen jaarlijks aan deken en kapittel van de Sint Martijnskerk te Sinte Martinsdijck voor de ziel van zijn echtgenote, vrouwe Jacob, hertogin in Beyeren enz., en die van zijn ouders.
(Brielle …. duysent vierhondert zesseëndertich nair beloope 's Hoofs van Hollandt).
a) Oorspr. (Inv. No. 649). Met rest van het zegel van de oorkonder in rode was.
b) Authentiek afschrift (Inv. No. 1187).
c) Afschrift in Inv. No. 499.
reg. no. 815
815 1437 Maart 26
Deken en kapittel van de collegiate kerk in Sinte Martijnsdijck beloven heer Vranck van Borsselen, graaf van Oistervant, heer van Voirne, Zulen, Hoochstraten, Sinte Martijnsdijck, en Cortkene, verschillende missen jaarlijks op te dragen voor wijlen vrouwe Jacob, hertogin in Beyeren enz., en na zijn dood ook voor hemzelf tegen een rente van 100 gouden pieters jaarlijks.
(dusent vierhondert zes ende dertich na den beloop 's Hoifs van Holland).
Oorspr. (Inv. No. 649). Het kapittelzegel verloren.
N.B. In dorso: "Roerende mynder genade vrouwen zielmisse in S. Mertensdijck".
reg. no. 1087
1087 1470 November 16.
De notarissen Jacobus Johannisz. uit Borsalia en Wilhelmus Wouterusz. instrumenteren, dat heer Franck van Borsselen graaf van Oestervant, zijn testament heeft gemaakt, waarbij hij aan de kerk enige renten vermaakt.
Oorspr. (Inv. No. 650). Met signaturen van de beide notarissen.
reg. no. 1131
1131 1474 Maart 16
Cornelis Adriaensz., Maertijn Pietersz., Cornelis Jansz., Willem Jansz. en Pieter Claisz., schepenen van Brigdamme, oorkonden, dat Boudijn Boudijnsz., klerk van het schot, namens de heer van Ravesteyn na gerechtelijk vonnis beslag heeft gelegd op de pastoorsgoederen van Gapinghe voor schot, bedragende 17 groten per gemet.
(dusent vierhondert drie ende tseventich).
Oorspr. (Inv. No. 651). Met de zegels van Cornelis Adriaensz., Pieter Claisz. en Willem Jansz. in groene was; een vierde zegel, dat op de eerste plaats heeft gehangen, verloren.
N.B. In dorso staat: "littera evictionis certarum terrarum in Gapinghen quae redempta per vicecuratum capituli …. pro VIII sc. gross. flandr. quos sibi capitulum defalcavit in solution arrende sue anno XCIo XXI Junii in loco capitulari".
Reg. no. 1130
1130 1474 Maart 12
Cornelis Adriaensz., Maertijn Pietersz., Cornelis Jansz., Willem Jansz. en Pieter Claeisz., keurschepenen van Brigdamme, oorkonden, dat Boudijn Boudijnsz., landmeter, als klerk van het schot namens de stad Middelburch, na gerechtelijk vonnis, beslag heeft gelegd op de goederen van de pastoor van der Gapie voor schot, bedragende 17 groten per gemet.
(MCCCC drie ende tseventich voer Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 651). Met de zegels van Maertijn Pietersz., Pieter Claeisz. en Willem Jansz. in groene was. Met transfix dd. 1475 Maart 24 (Reg. No. 1147).
Reg. no. 1147
1147 1475 Maart 24
Cornelis Adriaensz., Maertijn Pietersz., Cornelis Jansz. en Pieter Claisz., keurschepenen van Brigdamme, oorkonden, dat Boudijn Boudijnsz. voor 22½ groot per gemet aan schot, verschuldigd door de pastoor te Gapie, wederom beslag heeft gelegd op het land, vermeld in de brief dd. 1474 Maart 12 (Reg. No. 1130), waardoor deze gestoken is, welk land 1 gemet groot is en uit twee stukken bestaat.
(MCCCC viere ende tseventich …. voer Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 651). Met de zegels van Maertijn Pietersz., Cornelis Jansz. en Willem Jansz. in groene was.
Reg. no. 1282
1282 1487 Februari 20.
Gillis Pietersz., Pier Everdeysz., Matheeus Sturmsz., Cornelis Heynricxz. en Jacob Heynricxz., schepenen van de Gapinge, oorkonden, dat Maertijn Claisz., schout, en Gillis Pietersz. zich borg gesteld hebben voor hetgeen Oolaerdt Bertolmeeusz., vicecureit aldaar, beloofd heeft jaarlijks te betalen aan het kapittel van Sinte Maertijnsdijck.
Oorspr. (Inv. No. 651). Met de zegels van Gillis Pietersz. en Mattheeus Sturmsz. en resten van een derde zegel in groene was.
reg. nos. 1467 en 1468
1467 1508 Juni 20
Johannes Slootmaker, notaris te Bergae supra Zomam, instrumenteert, dat Gerardus Adriaensz. Mannee, schout te Goes, en zijn echtgenote Johanna Claus’ dochter hun testament maken, waarbij zij een som geld aan de collegiate kerk van Sanctus Martinus te Sint Martijnsdijck vermaken voor het houden van verschillende plechtigheden o.a. een gulden mis.
(in posteriore camera domus decanalis van Sinte Martijnsdijck ibidem situate).
Oorspr. (Inv. No. 653). Met signatuur van de notaris.
N.B. In dorso de akte dd. 1508 Juni 21 (Reg. No. 1468).
1468 1508 Juni 21
Johannes Slootmaker, notaris te Bergis supra Zomam, instrumenteert, dat Johanna Claus’ dochter, echtgenote van Gerardus Adriaensz. van Mannee, belooft, indien zij de langstlevende is, binnen een jaar na de boedelscheiding tussen haar en de kinderen van Gerardus 140 vlaamse ponden te betalen om te voldoen aan de bepalingen van het testament dd. 1508 Juni 20 (Reg. No. 1467), in dorso waarvan deze akte geschreven is.
(in posteriori camera domus decanalis van Sinte Martijnsdyck ibidem situate).
Oorspr., geschreven in dorso van de akte dd. 1483 Januari 23 (Reg. No. 1467). Met signatuur van de notaris.
reg. no. 1502
1502 1514 November 4.
Dyrck Jansz., Hayman Michilsz., Cornelis Jacopsz. en Gillis Andryesz., schepenen van Sinte-Mertensdijck, uitspraak doende tussen Cornelis Ortz. Roemeyn, kanunnik, kameraar en rentmeester van de kleine kamer, en Jacop Ariaensz. Smit over het betalen van twee dubbele jaargetijden, wijst de eis van Cornelis Ortz. toe.
Oorspr. (Inv. No. 654). Het zegel van Dyrck Jansz. verloren, die van de overige oorkonders in groene was min of meer geschonden.
N.B. In dorso: "over 2 dubbel jaerghetyden mit Sondachs ghebet van Adriaen Smit ende sijn wijf".
reg. no. 1638
1638 1533 April 1.
Jacop Cornelisz. Weelde, Jan Pietersz. en Jacop Cornelis Oelez., schepenen van Sinte Maertensdijck, oorkonden, dat Willem Adriaensz., priester, heeft verklaard, dat hij, met toestemming van Aerst Taes van Amerongen, baljuw, en van het kapittel, door verkoop van een stuk land in het Oude Nieuwelant in het Zuider Holvliet, ten behoeve van dijkage, 2 pond vlaams heeft ontvangen, waarvan hij 2 schellingen jaarlijks zal betalen ten behoeve van het beneficie van Sint Andries in de kerk aldaar, waarvan hij possessor is.
Oorspr. (Inv. No. 655). Met resten van de zegels van de oorkonders in groene was.
Cortgene, de enige stad op Noord-Beveland, erfde PHILIPS VAN BORSELEN van zijn vader CLAES. Toen de tak Cortgene in 1431 met PHILIPS uitstierf, verkocht JACOBA VAN BEIEREN het aan VRANK VAN BORSELEN uit de tak Sint-Maartensdijk. Bij dezelfde akte kreeg deze de andere goederen op Noord-Beveland, die in dit hoofdstuk beschreven worden, zoals PHILIPS VAN BORSELEN ze bezeten had
Leenk. Holl. no. 62, fol. 149 vo.
JACOBA had Cortgene in 1418 tegelijk met Borsele tot een hoge heerlijkheid verhevenVAN MIERIS, a.w. IV, bl. 461.
VRANK VAN BORSELEN schonk het met toestemming van KAREL DE STOUTE aan zijn bastaardzoon FLORENS, die er in 1470 mede beleend werdLeenk. Holl. no. 118, cap. Zeeland, fol. 9
. Daar FLORENS' zoon VRANK, uit zijn huwelijk met KATHERINA VAN EGMOND, geen nakomelingen naliet, vermaakte deze Cortgene aan FLORIS VAN EGMOND, neef zowel van hemzelve als van zijn vrouw. FLORIS werd in 1522 beleend met de heerlijkheid, stad en slot met 993 gemeten ambacht, veren, aanwassen en alle heerlijkheidLeenk. Holl. no. 124, cap. Zeeland, fol. 31
. In 1530 werd Cortgene overstroomd en eerst in 1681 weder bedijkt. WILLEM III schonk het in 1670 aan WILLEM VAN NASSAU-ODIJKZie Archief Zeeuwsch Gen. V, bl. 49; NAGTGLAS, a.w. II, bl. 135
reg. nos. 985, 1001 en 1002
985 1460 December 3.
Heinrick Jansz. van Wissenkercke, raad van de hertog van Bourgongiën en rentmeester Bewesterschelt, verklaart, dat Jan van de Zadeleere, rentmeester-generaal van de graaf van Oestervant, hem een authentiek afschrift heeft getoond van een overeenkomst tussen de hertog en de voornoemde graaf dd. 1459 October 25 ) benevens een authentiek afschrift van een lijst van brieven en schuldbekentenissen ten laste van de hertog.
Gelijktijdig authentiek afschrift (Inv. No. 656).
reg. no. 970
970 1459 October 25
Phillips, hertog van Bourgoengnen enz., graaf van Holland enz., verrekent met heer Vranck, heer van Borssele, graaf van Oistervant, hun wederzijdse vorderingen en belooft hem te betalen 6000 clinkaarts als achterstallige uitkering uit het graafschap Oistervant, hem toegezegd bij zijn huwelijk met Jacoba van Beyeren, te voldoen in 6 jaar, voor de helft door de rentmeester Bewester-, en voor de helft door die Beoisterschelt in Zeelland, met korting van hetgeen de heer van Borssele de grafelijkheid schuldig is en zijn zal aan schot over zijn ambachten aldaar met de bepaling, dat de ontvanger-generaal van Henegouwen hem voortaan jaarlijks 500 clinkaarts moet uitbetalen uit genoemd graafschap, waarmede hij opnieuw beleend wordt, en dat zijn ambachten, tienden en dijkgraafschappen in Noordbeveland op zijn bastaardzoon Florijs van Borssele mogen vererven voor diens leven.
(Bruessel).
Oorspr. (Inv. No. 656). Met zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. In dorso interinement van commiezen van de domeinen en financiën dd. 1460 Augustus 24.
reg. no. 971
971 1459 October 25
Phelippe, hertog van Bourgoingne enz., graaf van Hollande enz., beveelt ten vervolge van zijn brief van deze zelfde datum (Reg. No. 970), dat de ontvanger-generaal van Haynnau heer Franck, heer van Borssele, graaf van Ostrevant, 500 clinkaarts jaarlijks uit de inkomsten van dit graafschap zal betalen, welke hem bij akte van 1434 Juni 2 zijn beloofd.
(Bruxelles).
Oorspr. (Inv. No. 656). Met resten van het zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. In dorso interinement van commiezen van de domeinen en financiën dd. 1460 Augustus 24.
reg. no. 972
972 1459 October 25
Philippe, hertog van Bourgoengnen, graaf van Holland enz., verklaart ten vervolge van de brief van deze zelfde datum (Reg. No. 970), dat hij door heer Vranck, heer van Borssele, graaf van Oistrevant, voldaan is van alle schulden, die deze aan hem hebben mocht.
(Bruessel).
Oorspr. (Inv. No. 656). Met zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1001
1001 1462 Juli 13
Phelippe, hertog van Bourgoingne enz., graaf van Hollande enz., beveelt de rentmeester Bewesterschelt voortaan aan heer Vranck, heer van Borssele, graaf van Oostrevant, de 500 clinkaarts jaarlijks, hem toegezegd bij akte van 1434 Juni 2, uit te betalen benevens de achterstallige 1000 clinkaarts over de jaren 1460 en 1461, daar de rentmeester-generaal van Haynnau, die bij akte van 1459 October 25 (Reg. No. 970) met de uitkering belast werd, daaraan niet kan voldoen.
(Bruxelles).
a) Oorspr. (Inv. No. 656). Het zegel van de oorkonder verloren.
b) Gelijktijdig authentiek afschrift (Inv. No. 656).
N.B. In dorso van het oorspr. bevel van die van de domeinen en financiën aan de rentmeester Bewesterschelde tot uitvoering van deze opdracht.
reg. no. 1002
1002 1462 Augustus 4.
Jehan Aubert, raad van de hertog van Bourgogne, rentmeester-generaal van Haynnau, verklaart, dat de graaf van Ostrevant van hem niets ontvangen heeft van de 500 clinkaarts jaarlijks, hem bij akte van 25 October 1459 toegezegd, en dat de hertog bij akte van 13 Juli j.l. beslist heeft, dat dit bedrag uit de ontvangsten van Bewesterschelt moet worden voldaan.
a) Oorspr. (Inv. No. 656). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
b) Gelijktijdig authentiek afschrift (Inv. No. 656).
reg. no. 1568
1568 1522 April 15
Kaerle, Rooms keizer, scheldt heer Florys van Egmond, graaf van Buren, heer van IJsselstein, voor bewezen diensten 3000 vlaams kwijt van het bedrag, benodigd voor lossing van de ambachten van wijlen de heer van Cortkene op Noort- en Zuytbevelant alsmede van de helft van de tienden aldaar, waarvan de andere helft de graaf van Hoichstrate toebehoort.
(duysent vijfhondert eenentwintich voer Paesschen Bruessel).
Authentiek afschrift 16e eeuw (Inv. No. 657).
reg. nos. 1577
1577 1524 April 22.
Kaerle, keizer, staat af aan Florys van Egmond, graaf van Bueren, heer van Yselstain, en Philips van Lalaing, natuurlijke zoon van heer Anthonys van Lalaing, graaf van Hoochstrate, ingevolge beloft, kort na de dood van de heer van Cortkienne door hem gedaan aan de graven van Bueren en van Hoochstrate, de tienden op Zuyt- en Noortbevelant, aan hem vervallen door het overlijden van Frans van Boorsselle, heer van Cortkienne, aan ieder voor de helft.
Oorspr. (Inv. No. 657). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. In dorso interinement van de tresorier-generaal dd. 1524 Augustus 18.
reg. no. 1678
1678 1540 Mei 10.
Jeronimus Sandelin, heer van Herentaut, raad van de keizer en rentmeester-generaal van Zeelandt Bewesterschelt, beleent heer Maximiliaen van Egmondt, graaf van Bueren, met 4620½ gemet 47½ roede ambacht in diverse parochies op Noortbevelandt, welk ambacht hij geërfd heeft van zijn vader, heer Floris van Egmond.
Oorspr. (Inv. No. 658). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. nos. 1785, 1896, 1897 en 1902
1785 (1550).
J. Collin verklaart van vrouwe Margriet van Bourbon, abdis van het klooster Waterlooswerve, ontvangen te hebben 4 pond 9 schellingen 8 penningen hollands aan tienden in Noordijck gelegen, verschuldigd over 4 jaar, eindigende half Augustus 1550.
Afschrift, geschreven op hetzelfde blad als de akte dd. 1563 October 26 (Reg. No. 1902).
1896 1563 Januari 7
Philips, koning van Castilliën enz., beveelt op verzoek van Margriet van Bourbon, abdis, en priorin en convent van Onser Vrouwen Camere van de Cisterciënser orde te Domburch, vroeger gevestigd te Noortdijck, de deurwaarder van het Hof van Hollant om Henrick Boomgaert te Berghen opten Zoom, Wisse Jacobsz. te Armuyden en Jan Pronijn, schout van Sinte Martinsdijck en rentmeester Bewesterschelt, aan te zeggen zich ten behoeve van bovengenoemd klooster terug te trekken van de schorren in Emelisse, Ekinge en Haemstede op Noordtbevelandt, waar vóór de overstroming het klooster Noortdijck stond, en hen bij weigering op te roepen om voor het Hof van Hollant te verschijnen.
(Mechelen …. XVcLXII).
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 659).
N.B. Hieraan zijn vastgehecht de afschriften van de akten dd. (1550) en 1563 Maart 7 en October 26 (Reg. Nos. 1785, 1897 en 1902).
1897 1563 Maart 7
Joost Mahieus, deurwaarder van het Hof van Hollant, verklaart het bevel, vermeld in de brief dd. 1563 Januari 7 (Reg. No. 1896), waaraan deze is vastgehecht, te hebben uitgevoerd en Jan Pronijn aangezegd te hebben te verschijnen voor het Hof op de eerste dag na Beloken Pasen.
(XVcLXXII stijl van Hollant).
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 659).
1902 1563 October 26.
J. Wijnrick verklaart van vrouwe Margriet van Bourbon, abdis van Waterlooswerve, ontvangen te hebben 14 pond 11 schellingen 5 penningen aan tienden in Noordijck over de jaren 1551-1563.
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 659). Vastgehecht aan het afschrift van de akte dd. 1563 Januari 7 (Reg. No. 1896). Op hetzelde blad de akte dd. (1550) (Reg. No. 1785).
reg. no. 1925
1925 1566 October 15.
Burggraaf en leenmannen van Zeelant Bewesterschelt te Goes geven er, op verzoek van de schout, Adriaen de Proost, raad en auditeur van de prins van Orangnen, akte en zegeltocht van, dat hij de rentmeester-generaal verzocht heeft de ambachten, welke de graaf van Bueren, heer van Sinte Martensdijck, op Noortbevelant bezit, te mogen verheffen, welk verhef niet heeft plaats gehad, omdat de prins van Orangnen geweigerd heeft 7 schellingen 6 groten vlaams per gemet te betalen, daar geïnundeerde landen niet onder deze bepaling van de Zeeuwse keur vallen.
Oorspr. op papier (Inv. No. 660).
reg. no. 1924
1924 1566 October 15.
Leenmannen van Zeellandt verklaren, dat aan Adriaen de Proost, raad en auditeur van de prins van Orangnen, die verzocht heeft de ambachten, die de graaf van Buren in Noortbevelant heeft geërfd van zijn moeder, vrouwe Anna van Egmondt, te mogen verheffen, hetgeen niet geschied is wegens onenigheid over het verschuldigde bedrag, zoals vermeld in de brief van dezelfde datum (Reg. No. 1925), zegeltocht gegeven zal worden.
Oorspr. (Inv. No. 660). Met resten van de zegels van de leenmannen Gillis Pieterssen, Ghijs en Jooris van Steynemolen, in rode was; dat van Arent van Valckesteyn verloren.
reg. nos. 1933, 1937 en 1941
1933 1569 Mei 11.
M. Piggen schrijft aan X., dat hij zeer bezet is met het afhoren van rekeningen en met rondreizen; te Sinte Mertensdijck zijnde, heeft hij de rentmeester gevraagd naar de beleningsakten van de lenen in Noordtbeverlant, maar hij had alleen die van graaf Maximilien; die van wijlen madame zouden in de Rekenkamer te Breda moeten zijn, hetgeen hem niet bekend is; zij zouden te Bueren kunnen zijn; het is hoog tijd, dat de rentmeester van Nyervaert de meer dan 200 bunder bouwland komt verpachten (veinse faire les admodiations).
Oorspr. op papier (Inv. No. 661).
1937 1570 Juni 20
Pieter Woutersz., rentmeester van Sint Martinsdijck, koopt ten behoeve van de graaf van Buren bij openbare verkoop 281½ gemet ambacht in het Nieuweland van Cats, in Hamerstede en in het noordambacht van Emelisse, afkomstig van jonkvrouwe Marie van Hamerstede, vrouw van Lucas Roelofsz. (van Meghen).
(Ziercxzee).
Oorspr. op papier (Inv. No. 661).
1941 1571 November 30.
Andries Coene, (klerk van de rentmeester Bewesterschelt), bericht Pieter Woutersz., rentmeester van Sinte Maertensdijck, dat om verschillende redenen de verlijbrieven van goederen, door hem ten behoeve van de graaf van Buren gekocht, nog niet afgeleverd kunnen worden.
Oorspr. op papier (Inv. No. 661).
reg. no. 1929
1929 1568 Februari 12
Philibert van Seroiskercke, heer van Mourmondt, Stavenisse enz., rentmeester van Bewesterschelt, beleent Philips Willem, graaf van Bueren, met 6 gemeten 122 roeden ambacht in het Noordambacht van Emelisse en 3 gemeten 61½ roede in Tser Wittekinderen ambacht, de koning aangekomen van resp. wijlen jonkvrouw Margarieta Antheunis Banestons dochter en Pieter Jansz. Rutinck, die verzuimden de goederen te lossen.
(XVc zeveëntzestich stilo Hollandie).
Oorspr. (Inv. No. 661). Met zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1381
1381 1497 October 27.
De Groote Raad, uitspraak doende tussen heer Florijs van Berssele, heer van Cortkene, appellant, en de rentmeester van Zeelandt, gedaagde, die met dwang een bijdrage in de oorlogslasten bij het beleg van Sluys heeft geëist, terwijl Cortkene exempt is van alle lasten, veroordeelt de rentmeester tot restitutie.
Oorspr. (Inv. No. 662). Het zegel van Philips de Schoone verloren.
reg. no. 1611
1611 1530 November 21
Karel, keizer, condoleert de graaf van Buren met de schade, geleden door de overstroming in Zeeland, en zegt er op te vertrouwen, dat hij zonder uitstel alles doen zal, wat nodig is tot herstel en ter voorkoming van erger.
(Ausbourg).
Oorspr. op papier (Inv. No. 663). Met sluitzegel onder papier.
Reg. no. 1609
1609 1530 Maart 2
Kaerle, Rooms keizer enz., geeft de graaf van Bueren, heer van Cortkenne, kapitein-generaal in de landen van herwaarts over, en de bewoners van Noortbevelandt 4 jaar lang 450 pond jaarlijks uit het door hen op te brengen schot, in handen te stellen van hen, die door de rentmeester Bewesterschelt en de Staten gecommitteerd zullen worden tot herstel van de dijkage.
(duysent vijfthienhondert negen en twintich, Mechelen).
Oorspr. (Inv. No. 663). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. In dorso consent van het hoofd en de tresorier-generaal van de domeinen en financiën van de keizer dd. 1530 Maart 15.
Reg. nos. 1612 en 1613
1612 1530 November 22
Kaerle, Rooms keizer, beveelt de prelaat van Middelburch, de heer van Beveren, admiraal, de heren van Cruiningen en Loodijck, mr. Lambrecht van der Bryarde, raad en meester van de rekesten, en Adolf Herdinck, raad en rentmeester Bewesterschelt, om de schade, veroorzaakt door de storm op 5 November, te inspecteren en alle nodige maatregelen te nemen tot terugwinning van het overstroomde land.
(Mechelen).
Geïnsereerd in de brief dd. 1530 December 2 (Reg. No. 1613).
1613 1530 December 2.
Maximiliaen van Bourgoignen, abt van Onser Vrouwen klooster te Middelburch, Adolf van Bourgoignen, heer van Bevren, Tornehem, Veere, Vlissingen enz., admiraal, Lambrecht van Bryaerde, raad en meester van de rekesten van de keizer, committeren ingevolge de brief dd. 1530 November 22 (Reg. No. 1612), hierin geïnsereerd, 8 personen om in overleg met de graaf van Bueren de dijkdoorbraken op en om Noortbeveland te inspecteren en te repareren.
Oorspr. (Inv. No. 663). Het zegel van de abt van Middelburg verloren.
reg. no. 1616
1616 1531 Januari 4.
Pieter Ysenoutsz., Claes Dirxsz., Vranck Jansz. en Andries Cornelisz., kerkmeesters van de kerk te Cortkene, verzoeken, met toestemming van heer Floris van Egmont, graaf van Bueren, heer van Cortkene, aan schepenen van Grijssoort om hun pastoor, mr. Hughe Bruys, een door hen gezegelde rentebrief te geven van een hoofdsom, groot 15 pond vlaams, losbaar met de penning 16, welk bedrag deze hun geleend heeft voor de dijkage van land, dat de kerk heeft in Sint Adolfs land, en van andere zoute polders, waarvoor zij hebben verbonden het land, dat de kerk bezit in het Oude land te Grijssoort.
Oorspr. (Inv. No. 664). Met geschonden zegel van Pieter Ysenoutsz. in groene was, die van de andere oorkonders verloren. Met twee transfixen dd. 1531 Januari 17 en 1542 Juli 28 (Reg. Nos. 1617 en 1694).
N.B. De brief is gecancelleerd.
reg. no. 1617
1617 1531 Januari 17.
Gillis Cornelisz., Yeman Jacopsz. en Jacop Cornelisz., schepenen van Grijssoirt, gezien het verzoek van kerkmeesters van Cortgene, vermeld in de brief dd. 1531 Januari 4 (Reg. No. 1616), waardoor deze gestoken is, geven mr. Hughe Bruys, pastoor aldaar, een rentebrief, groot 20 schellingen jaarlijks, op de in die brief vermelde voorwaarden.
Oorspr. (Inv. No. 664). Met de zegels van de oorkonders in groene was. Met transfix dd. 1542 Juli 28 (Reg. No. 1694).
N.B. De brief is gecancelleerd.
reg. no. 1694
1694 1542 Juli 28.
Willem Gillisz., mr. Cornelis Jacopsz. en Powels Cornelisz., schepenen van Grijssoordt, oorkonden, dat mr. Jan Pietersz., medeschepen, heeft overgedragen aan de heer van Bueren de rentebrief (Reg. No. 1617), waardoor deze gestoken is, welke rentebrief Jan Pietersz. gelost heeft uit de opbrengst van goederen, de graaf van Bueren toebehorende van wege de kerk van Cortgenen.
Oorspr. (Inv. No. 664). De zegels van de oorkonders verloren.
N.B. De brief is gecancelleerd.
reg. no. 1648.
Borsele-Brigdamme en nadat deze zonder zoons na te laten gestorven waren, kreeg VRANK het als douarie. Hij kocht in 1453 het recht er over te mogen beschikken, niettegenstaande dat het douariegoed was, en vermaakte het aan JASPER VAN CULENBORCH, kleinzoon van zijn zuster ALIENORA
1648 1536 Januari 22
De Grote Raad van Mechelen doet uitspraak in het geschil tussen heer Jehan de Hesdin, ridder, en de erfgenamen van zijn echtgenote, Maria de Strabant, eisers ener-, en de graaf van Buren als erfgenaam van heer Franchois van Borsell, heer van Cortkenne, anderzijds, over het uitbetalen van een rente, groot 200 pond vlaams jaarlijks, gevestigd op de goederen van de heer van Cortkenne in Zeeland benevens van een rente, groot 125 dergelijke ponden, gevestigd op zijn landen in de Schaepspolder, en wijst eisers hun eis toe.
(Malines …. mil cincq cens trente cincq).
Oorspr. (Inv. No. 667). Het zegel van de oorkonder verloren.
Het gors Orizand, vroeger Worighezant, door de Grote Faal gescheiden van Noord-Beveland, werd in 1361 door ALBRECHT VAN BEIEREN ter bedijking uitgegeven. De bedijking kwam niet tot uitvoering, zodat het in 1580 nog een onbedijkt schor was, bestaande uit West- en Oost-Orizand. Beide verdwenen in de loop der 17e eeuw
Zie Arch. Zeeuwsch Gen., V, bl. 85 en A.A. BEEKMAN, Holland, Zeeland en West-friesland in 1300. III. Zeeland (Geschiedkundige atlas van Nederland, Tekst bij Kaart V), 1921, bl. 70.
reg. nos. 590 en 600
590 1408 Mei 24.
Johan, elect van Ludic, hertog in Beyeren, heer van Voirne enz., verkoopt aan heer Claes van Borsselen, heer van Brigdamme, heer Florijs van Borsselen, heer van Sinte Martijnsdijck en Zuylen, heer Florijs van den Abeele, ridders, Florijs van Borsselen Gillisz., Jan de bastaard van Borsselen heer Vranckenz., Heynrick Crabel en Otte Condenar zijn deel van het gors Worige sandt tussen Scouwe en Noortbevelandt en Willem, hertog van Beyeren, graaf van Hollandt enz., bevestigt het.
Opgenomen in de brief dd. 1409 December 26 (Reg. No. 600).
600 1409 December 26.
Claes van Borssele, heer van Brigdamme, verklaart, dat zijn neef, Jan de bastaard van Borssele heer Vranckenz., 600 gulden heeft betaald van de koopsom voor het gors, vermeld in de brief dd. 1408 Mei 24 (Reg. No. 590), hierin opgenomen, hetgeen deze recht geeft op 60 kronen jaarlijks, en dat de koopbrief door hemzelve bewaard zal worden en zo nodig ter beschikking zal staan van de medekopers.
Authentiek afschrift 16e eeuw (Inv. No. 668).
reg. no. 1781
1781 1550 Maart 6
Cornelis Lievensz. Werckendet machtigt enige personen om in de Geheime Raad te consenteren in de interpositie van het decreet met betrekking tot de openbare verkoop, gedaan op verzoek van Jan de Gros c.s. van het gors Worisant, voorzover het behoorde aan wijlen heer Maximiliaen van Egmont, graaf van Bueren, en behoudens het 1/14, dat Cornelis Lievensz. gemeenschappelijk met de graaf van Bueren bezit, en zich tegen de interpositie te verzetten, wanneer dit 1/14 in het decreet begrepen mocht zijn.
(Bruessele duysent vijffhondert en negenenveertich stijl van Brabant).
Afschrift (Inv. No. 669).
N.B. Hieraan vastgehecht een extract van het decreet van het Hof van Holland dd. 1548 November 26.
reg. nos. 1959 en 1960
1959 1578 November 7
Pieter Woutersz. schrijft aan Bartelmeus Cauwe, dat hij het 1/8 in Oeresandt, dat deze van hem in pacht heeft, verkocht heeft aan de graaf van Bueren.
(Sinte Maertensdijck).
Oorspr. op papier (Inv. No. 670).
1960 1578 November 8
Raden en rentmeester-generaal van de prins van Oranje, mede belast met de directie van de zaken van de graaf van Bueren en de jonkvrouw van Oraengiën, verpachten aan Bartholomeeus Cauwen een achtste part van het gors in Oresandt, dat Peter Woutersz. aan de graaf van Bueren heeft verkocht voor 9 jaar.
(St.-Martensdijck).
Oorspr. op papier (Inv. No. 670).
reg. no. 1935
1935 1570 Juni 6.
Leenmannen van de grafelijkheid van Zeellant oorkonden, dat Pieter Woutersz., rentmeester van de graaf van Bueren te Sinte Martinsdijck, heeft opgedragen ten behoeve van de graaf van Bueren in ruil voor de inkomsten, die hij int uit de goederen en renten, die deze bezit in de grafelijkheid van Zeellant, een achtste part van het gors van Orisant met zijn daarop gaande schapen ten getale van c. 1400.
Oorspr. (Inv. No. 670). Met geschonden zegel van Pieter van den Velde in rode was; die van Cornelis Willem Symonsz. en mr. Cornelis Adriaensz. verloren.
reg. no. 1958
1958 1578 November 6.
Pieter Cuyper, Anthonis Gielisz. en Cornelis Cop Mertens, schepenen van stad en land van St. Martensdijck, oorkonden, dat mr. Jan Basius en Michiel Piggen, raden, en Marcq van Steelant, rentmeester-generaal van de prins van Orengien, mede gecommitteerd tot het beheer van de goederen van de graaf van Bueren en de jonkvrouwe van Oraengien ener-, en Pieter Woutersz. anderzijds, tot overeenstemming zijn gekomen aangaande de waarde van een achtste part van het gors van Orisande, dat Pieter Woutersz. voor het Leenhof van Zeelandt heeft opgedragen ten behoeve van de graaf van Bueren, losbaar binnen twee jaar.
Oorspr. (Inv. No. 670). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.
De aanwas Colijnsplaat, ten N.O. van Noord-Beveland en door de Kleine Faal daarvan gescheiden, werd in 1489 voor het eerst onder die naam aan FLORIS VAN BORSELEN, heer van Cortgene, ter bedijking uitgegeven. Inpoldering bleef evenwel uit en in 1517 werd de uitgiftebrief bevestigd. FLORIS VAN EGMOND erfde het van VRANK VAN BORSELEN in 1522.
Zie Arch. Zeeuwsch Gen., V, bl. 84.
reg. no. 1528
1528 1517 December 12
Kaerle, koning van Castillen enz., bevestigt ten behoeve van zijn raad en kamerling Vranck van Borssele, heer van Cortkene, de uitgifte van het schor, genaamd Colijnsplate, tussen Westenschouwen en Noortbevelant, in 1489 door zijn grootvader gedaan aan Vrancks vader, wijlen Florijs van Borssele, heer van Cortkene, op de hierin genoemde voorwaarden.
(Mechelen).
a) Oorspr. (Inv. No. 670a). Met zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. In dorso het interinement van hoofden en tresorier-generaal van de Domeinen en Financiën dd. 1518 Maart 27.
b) Afschrift 16e eeuw (Inv. No. 670a).
reg. no. 1547
1547 1519 Juni 15
Karle, koning van Castillieën enz., verlaagt op verzoek van zijn raad en kamerling, Vranck van Borsselle, heer van Cortkene, de cijns van het gors van Colinsplaat, in het bezit waarvan hij onlangs tegen verzwaarde voorwaarden bevestigd is, van 24 op 14 pond vlaams.
(Bruessel).
a) Oorspr. (Inv. No. 670a).
N.B. In dorso interinement van die van de Domeinen en Financiën dd. 1519 Juli 14.
b) Afschrift 16e eeuw (Inv. No. 670a).
reg. no. 1514
1514 1516 Maart 20
Jan Tseraerts en Adriaen Boont, schepenen van de vrijheid van der Vueren, oorkonden, dat Jan Herdewijck een huis met 3½ bunder land aldaar en nog 25 bunder en 3 dagwinnens ) land in verschillende stukken, waarvan 10 dagwinnens in de heerlijkheid Ophem liggen, heeft opgedragen in handen van de grondheer en er voor schepenen afstand van heeft gedaan ten behoeve van Gelande van Yssche, voorsnijder van vrouwe Eleonora, die 24 rijnse guldens jaarlijks uit deze goederen aan Jan Herdewijck zal betalen, losbaar met de penning 18.
(vijfthienhondert ende vijfthien opten twintichsten dach van Meerte voer Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 670b). Met zegel van Jan Tseraerts in bruine was, dat van Adriaen Boont verloren. Met transfix dd. 1516 Maart 21 (Reg. No. 1515), terwijl hieraan is vastgehecht de brief dd. 1517 Juni 26 (Reg. No. 1525).
reg. nos. 1514 en 1515
1515 1516 Maart 21
Jan Tseraerts en Adriaen Boont, schepenen van de vrijheid van der Vueren, oorkonden, dat Franck van Borsselle, heer van Korkenen, geërfd is in het bezit van het huis met toebehoren, vermeld in de brief dd. 1516 Maart 20 (Reg. No. 1514), waardoor deze gestoken is, na opdracht voor de grondheer en afstand voor schepenen door Gelande van Yssche.
(vijfthienhondert ende vijfthien opten XXI dach van Maerte voer Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 670b). De zegels van de beide schepenen verloren.
reg. nos. 1514 en 1525
1525 1517 Juni 26.
Jan Tseraerts en Henrick van Haecht, schepenen in de vrijheid van der Vueren, oorkonden, dat Franck van Borsselle en zijn vrouw, Katherine van Egmont, elkaar vermaakt hebben het huis met toebehoren, vermeld in de brief dd. 1516 Maart 20 (Reg. No. 1514), en voorts alle roerende en onroerende goederen, die zij hebben of alsnog verkrijgen.
Oorspr. (Inv. No. 670b). Met resten van de zegels van de beide schepenen.
N.B. Deze brief is vastgehecht aan die dd. 1516 Maart 20 (Reg. No. 1514).
reg. no. 1564
1564 1522 Februari 4
Floris van Egmond, graaf van Bueren, heer van IJsselstain, Sinte Mertensdijck enz., ridder van de Orde, kapitein-generaal van de keizer ener-, en Katerine van Egmond, zijn nicht, weduwe van jonker Vranck van Borssele, heer van Corkeegne, anderzijds, maken een overeenkomst aangaande de nalatenschap van Vranck van Borssele, waarbij Katerine het vruchtgebruik krijgt van Colinsplate en een huis ter Vueren; graaf Floris mag zich als erfheer van stad en heerlijkheid Colinsplate laten ontvangen en zal zijn nicht beschermen tegen violenties door wie ook en in het bijzonder door de graaf van Hoechstraten en de heer van Wassenare.
(anno XVc een ende twintich nae stijl van Brabant).
Oorspr. (Inv. No. 670b). Met de zegels van de oorkonders in rode was.
reg. nos. 1713 en 1733
1713 1544 Maart 6
Lambert van der Ee en Philipe Doublet, executeurs van het testament van Catherine d’Egmont, weduwe van de heer van Cortkene, verklaren ontvangen te hebben van de graaf van Buren, heer Maximilien d’Egmond, ridder van de Orde, 967 pond 8 schellingen ingevolge een sententie van de Groote Raad dd. 1538 November 29, uitgesproken tussen de executeurs ener-, en wijlen de vader van de tegenwoordige graaf van Bueren anderzijds, sprekende o.a. van een bedrag, dat betaald moet worden voor het gors de Colinsplate.
Oorspr. op papier (Inv. No. 670c).
1733 1546 Mei 6.
Arnoult van der Goes verklaart ontvangen te hebben van heer Maximilien d’Egmonde, graaf van Bueren en Leerdam, heer van Yselsteyn, 600 carolusguldens ten behoeve van de executeurs van het testament van de vrouwe van Cortkene en belooft hem hierover een akte van willige condemnatie van de Groote Raad en een kwitantie van de executeurs te doen toekomen met andere bijbehorende stukken.
Oorspr. op papier (Inv. No. 670c).
Met de naam Borsele werden oorspronkelijk enige eilanden aangeduid ten Zuid-Westen van Zuid-Beveland, waarmede zij in 1300 verenigd waren. Dit waren West- en Oost-Borsele en West- en Oost-Baarland. West- en Oost-Borsele waren van elkaar gescheiden door de Yve en door verbastering van Yve-zode (zode is dijk) werd het westelijke deel Borsele bewesten Vijfzoden genoemd; de drie andere delen verloren de naam Borsele. In Borsele bewesten Vijfzoden verenigde PHILIPS VAN BORSELEN langzamerhand alle ambacht in één hand; de laatste portie kreeg hij na overlijden van zijn broeder JAN in 1406
Leenk. Holland no. 54, ult. cap., fol. 7 vo.
In 1418 werd Borsele tot hoge heerlijkheid verheven. Na PHILIPS dood gaf JACOBA VAN BEIEREN het aan de broeders BOUDEWIJN en FLORENS uit de tak Borsele-Brigdamme en nadat deze zonder zoons na te laten gestorven waren, kreeg VRANK het als douarie. Hij kocht in 1453 het recht er over te mogen beschikken, niettegenstaande dat het douariegoed was, en vermaakte het aan JASPER VAN CULENBORCH, kleinzoon van zijn zuster ALIENORAZie Arch. Zeeuwsch Gen. VI; REYGERSBERCH-BOXHORN, Chronijk van Zeeland, 1644, bl. 403; BEEKMAN, a.w.
reg. no. 857
857 1441 Maart 24
Heynrick van Borssell, heer van der Veer en van Sandenburch, ridder, Florens, heer van Borssell en Zobburch, en Jan Ruychrock, mannen van de grafelijkheid van Zeelant, oorkonden, dat zij de graaf, om de kosten, die hij gemaakt heeft, toen hij in Zeelant rechtsprak, een bede van 4, en voor de sententie van de Spanjaarden een van 3 groten per gemet geconsenteerd hebben, tegen welk consent heer Franck van Borssell, graaf van Oestervant, heer van Voirne enz., geprotesteerd heeft, voor zover het Borsselle bewesten Vijfzode betreft, wegens de douariebrief, die hij daarvan heeft.
(MCCCC ende veertich naden lope 's Hoefz van Hollant).
Oorspr. (Inv. No. 671). Met de zegels van de oorkonders in rode was.
reg. no. 933
933 1453 Maart 1
Philips, hertog van Bourgoignen, graaf van Hollant, Zeelant enz., staat heer Franck, heer van Borsselle, graaf van Oestrevant, toe nog bij zijn leven het land van Borsselle bewester Vijfzode, welke heerlijkheid na zijn dood aan de grafelijkheid zou vervallen, aan een ander te vermaken als leen en verklaart, dat zijn rentmeester-generaal hiervoor 4500 klinkaarts ontvangen heeft.
(Rijssele …. duysent vierhondert twee ende vijftich).
Oorspr. (Inv. No. 671). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. Gedrukt in Archief Zeeuws Genootschap der Wetenschappen VI, bl. 217. Aan deze brief is bevestigd de brief dd. 1453 Maart 9 (Reg. No. 935).
reg. no. 935
935 1453 Maart 9
Guillaume de Poupet, raad en rentmeester-generaal van de hertog van Bourgogne, verklaart ontvangen te hebben 4500 klinkaarts, vermeld in de brief dd. 1453 Maart 1 (Reg. No. 933), waaraan deze is vastgehecht.
(l'an mil CCCC cinquante deux).
Oorspr. (Inv. No. 671). Met opgedrukt signet van de oorkonder in rode was.
N.B. Gedrukt in Archief Zeeuws Genootschap der Wetenschappen VI, bl. 220.
VRANK VAN BORSELEN komt in 1371 en later voor met de titel "heer van Pendrecht", zo ook VRANK II en zijn zuster ALIENORA, vrouw van GIJSBRECHT VAN NYENRODE. Deze werd er in 1476 mede beleend. In de uitspraak over ALIENORA'S nalatenschap
Zie bl. 81, noot 2
wordt het vermeld als een schor, geheten de heerlijkheid van Pendrecht; het maakte geen deel uit van de goederen, die FLORIS VAN EGMOND erfde. Het dorp was bij de vloed van 1373 voor goed verdwenenreg. no. 15
15 1290 Mei 1.
Florens, graaf van Hollant, schenkt tolvrijheid aan degenen, die wonen in het ambacht van heer Antonis van Riede n.l. Payndrecht.
Oorspr. (Inv. No. 671a). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. V.d. Bergh, II, No. 715, noemt het charter, maar drukt het niet af.
Bij de voorwaarden voor het huwelijk van FLORIS VAN EGMOND, heer van IJselstein, en MARGRIET VAN BERGEN, dochter van CORNELIS, heer van Zevenbergen
12 November 1500 in Koninklijk Huisarchief, Inv. 12, V, 10, 2e.
kreeg de bruid de rechten op het ambt en de pandschap van stad en slot van Grave en het land van Kuik, zoals haar vader die bezat, mede. Zolang deze in het bezit bleef, zou hij 800 rijnse guldens jaarlijks betalen aan het echtpaar, dat desgewenst zijn intrek te Grave bij de ouders kon nemen. In December 1508 kreeg FLORIS wegens overlijden van zijn schoonvader het ambt van drossaard en kapitein van Grave, Kuik en Kessel, zoals CORNELIS VAN BERGEN het vervuld hadD. PARINGET, Beschrijving van de stad Grave en den lande van Cuyk II, 1752, no. 59.
FLORIS noemde zich gouverneur en pandheer. Grave en Kuik, oorspronkelijk als Brabants leen in het bezit van de heren van Kuik, was in 1400 door JOHANNA, dochter van WENNEMER VAN CUYCK, aan WILLEM, hertog van Gelre en Gulik, afgestaanArch. Nass. Dom., Fol. 654, no. I, thans overgedragen aan het Rijksarchief in Gelderland. Gedrukt in Nijhoff's Gedenkw. III, no. 233
. KAREL DE STOUTE had er zich als pandheer van Gelre laten huldigen, maar op verzoek van de Staten van Brabant had MAXIMILIAAN VAN OOSTENRIJK het met Brabant herenigd en bij die gelegenheid tevens bepaald, dat Grave hofvaart op Den Bosch zou hebbenPARINGET, a.w. II, no. 52
. Toen Grave hierop zowel van Gelre als van Brabant beschrijvingen ter dagvaart kreeg, beval MAXIMILIAAN, dat het aan geen van beide gehoor zou geven doch neutraal tussen beide zou blijven tot andere tijdenT.a.p., no. 54.
In 1550 loste KAREL V de pandschap af aan ANNA VAN EGMOND, gravin van Buren, met financiële steun van Grave en Kuik, verleend uit dankbaarheidT.a.p., nos. 71, 73 en 74.
Hij bevestigde de privileges en verklaarde, dat zij "apart" en alleen van zichzelve dependent zouden zijn, zoals zij onder de heren van Kuik en de hertogen van Gelre en Brabant en derzelver pandheren geweest waren. Van de vonnissen zou geen appèl, maar wel reformatie mogelijk zijn op de Raad van Brabant. PHILIPS II verpandde het in 1559 wederom, nu aan prins WILLEM I en kreeg, evenals KAREL V bij de aflossing, nu, alweer uit dankbaarheid, een bijdrage bij de verpanding. De prins kreeg het als Brabants leen. Prins MAURITS kreeg het in 1611 als onversterfelijk leen in bezit, waarna de ORANJES het tot 1795 hebben behoudenreg. no. 1471
1471 1509 Januari 26
Floris van Yselsteyn, ridder van de Orde ener-, en Maximiliaen van Bergen voor zijn moeder en het sterfhuis van wijlen zijn vader Cornelis anderzijds, komen overeen, dat heer Floris, ingevolge de huwelijksvoorwaarden tussen hem en zijn vrouw Margriete van Bergen, het ambt en de pandschap van stad en slot van Grave en het land van Cuyck krijgt, zoals Cornelis van Bergen die had, en het recht van Maximiliaen op de helft van Zambeke met de renten van de Hatendonck erkent.
(XVc acht naer scryven 's Hoofs van Brabant).
Authentiek afschrift 16e eeuw (Inv. No. 672).
reg. no. 1874
1874 1559 Mei 6
Philips, koning van Castilliën enz., geeft de prins van Oraengnyen, graaf van Nassau enz., op diens verzoek de pandschap van stad en heerlijkheid van Grave en het land van Cuyck, zoals de graven van Bueren die hadden, als een Brabants leen, ingegaan op 1 November 1558 en losbaar na 10 jaar.
(Bruessele).
Oorspr. (Inv. No. 673). Met geschonden zegel van de oorkonder met contrazegel in rode was. In dorso interinement van hoofden, tresorier-generaal en gecommitteerden van de financiën dd. 1559 Mei 7.
N.B. Gedrukt bij Paringet, a.w. I, bl. 229.
reg. no. 1881
1881 1560 Juli 23.
Hoofdlieden, schepenen en ingezetenen van de gerechten en banken van het land van Cuyck geven de prins van Orangien 16000 carolusguldens als gratuïteit ter tegemoetkoming in de betaling van de pandschap, op te brengen binnen 7 jaar.
Oorspr. (Inv. No. 674). Met de zegels van Joest van Steenhuys voor de hoofdlieden, Jan die Leuwe en Herman van der Geest voor schepenen van Cuik, de gemene-schepenzegels van Vierlingsbeek, Maas- en Holthees, Beugen, Oploo, Ledeakker, Mil, Escharen, Gassel en Beers en die van Frans Schyllinck en Jan die Kaw, schepenen van Nederloon, in groene was; het eerste en dat van Oploo geschonden, dat van Wyllem van Kessel voor de hoofdlieden en dat van schepenen van Sambeek verloren.
reg. no. 1780
1780 1550 Januari 4
De keizer, gezien het verzoek van het land van Kuyck en de stad Grave om cassatie van een vonnis, uitgesproken door de Raad van Brabant in appèl van een vonnis van de leenkamer van Kuyck, verklaart de eis van supplianten ongegrond en beslist, dat het land van Kuyck en de stad Grave onder de Raad van Brabant ressorteren.
(Bruessele …. XVc negenenveertich).
Oorspr. (Inv. No. 675).
N.B. Aan de voet de mededeling, dat de uitspraak 18 Juni in de Raad van Brabant is voorgelezen.
J. VAN AMSTEL VAN MIJNDEN werd in 1538 aangesteld door graaf FLORIS VAN EGMOND
Zeer waarschijnlijk alle voor de rentmeester bestemd geweest
reg. no. 1093
1093 1471 Mei 6.
Johan van Doernen en Jacop Maesz., schepenen van Grave,, oorkonden, dat ten behoeve van Derick van Rijswijck volgens schepenvonnis huis en erf van heer Johan van den Donck, ridder, gerechtelijk verkocht zijn wegens een schuld van 12 mud rogge jaarlijks.
Oorspr. (Inv. No. 685). Met het zegel van Johan van Doernen in groene was. Met transfix dd. 1471 Mei 24 (Reg. No. 1097).
N.B. In dorso staat: "Dit sijn mijns genadigen heren brieven van heren Jans huyss van den Donck".
reg. no. 1097
1097 1471 Mei 24.
Goessen van den Griende en Ghijsbert van Tuyl, schepenen van Grave, oorkonden, dat Derick van Rijswijck en Mergriet, zijn vrouw, aan heer Arnolt, hertog van Gelre en Guylich, graaf van Zutphen, hebben getransporteerd het huis en erf van heer Johan van der Donck, ridder, aldaar op de stadsmuur tussen het erf van de begijnen en de gemene straat, welk huis hem is toegepand en gerechtelijk verkocht is, zoals vermeld in de brief dd. 1471 Mei 6 (Reg. No. 1093), waardoor deze gestoken is, behoudens 12 mud rogge jaarlijks daaruit.
Oorspr. (Inv. No. 685). Met zegels van de beide oorkonders, waarvan dat van de tweede geschonden.
reg. no. 1797
1797 1552 Januari 20
Kaerle, keizer enz., verkoopt aan Godevaert van Vechel een rente, groot 75 pond vlaams jaarlijks, losbaar met de penning 12 en gevestigd op zijn kwartier van Grave en het land van Cuyck.
(Bruessele …. vyfhondert ende eenenvijftich).
Oorspr. (Inv. No. 689). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. In dorso het interinement van hoofden en gecommitteerden van de financiën dd. 1553 October 5. Hieraan vastgehecht de kwitantie voor Godevart van Vechel wegens betaling van de hoofdsom dd. 1553 Februari 14.
reg. no. 1800
1800 1552 Februari 2
Kaerle, keizer enz., verkoopt een rente, groot 18 pond vlaams jaarlijks, losbaar met de penning 14 en gevestigd op het gemaal van de stad Grave en het gemaal en de watertol van het land van Cuyck, aan Jan Roeloffsz. Bruessere.
(Bruessele …. duysent vyffhondert een ende vijfftich style van Brabant).
Oorspr. (Inv. No. 690). Met resten van het zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. In dorso het interinement van hoofden en gecommitteerden van de financiën dd. 1553 October 5. Hieraan vastgehecht de kwitantie voor Jan Roelofsz. Bruessere wegens betaling van de hoofdsom dd. 1553 Februari 14.
reg. no. 1798
1798 1552 Januari 31
Kaerle, keizer enz., verkoopt aan Frans van der Cammen een rente, groot 18 pond vlaams jaarlijks, losbaar met de penning 16, gevestigd op het gemaal van de stad Grave en het gemaal en de watertol van het land van Cuyck en verder op alle domeinen en inkomsten aldaar.
(Bruessele …. duysent vijffhondert een ende vijftich stijl van Brabant).
Oorspr. (Inv. No. 691). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. In dorso het interinement van hoofden en gecommitteerden van de financiën dd. 1553 October 5. Hieraan vastgehecht de kwitantie voor F. Cammens wegens betaling van de hoofdsom dd. 1553 Februari 14.
Zie ook Inv. nos. 346, 351 en 478
FLORIS VAN EGMOND kocht slot en heerlijkheid Ackoy met hoog en laag gerecht in 1513 van JOOST VAN KRUININGEN. Hij werd er eerst in 1517 mede beleend, nadat JOOST VAN KRUININGEN het nog in 1514 in leen had ontvangen. Het was leenroerig aan de heren van Voorne en in die kwaliteit traden later de graven van Holland bij de beleningen op. In 1330 bevestigde de hertog van Gelre ten behoeve van GERARD VAN VOORNE de kwijtschelding van leenplicht voor Ackoy aan Gelre. HERBEREN VAN HEUKELOM is de oudste heer van Ackoy, die in de hier beschreven stukken voorkomt. Hij werd er in 1386 mede beleend zoals zijn vader OTTO VAN ARKEL het gehad had. Na zijn dood verkocht zijn zoon JAN het in 1417 aan HUBRECHT VAN CULEMBORCH. Van HUBRECHTS' vrouw YOLANTE VAN GAESBEEK vererfde het in 1454 op haar broeder JACOB, die het aan WILLEM VAN BOXMEER verkocht. In 1475 werd JAN VAN MONTFOORT er mede beleend na opdracht door WILLEM VAN BOXMEER, en in 1489 AGNIESE VAN MONTFOORT, vrouw van JAN VAN KRUININGEN. Hun zoon Joost verkocht het aan FLORIS VAN EGMOND. Ackoy was onafhankelijk zoals Buren en Leerdam; de hoge regering berustte dus bij de Domeinraad. Met Leerdam had het één drossaard en werd het in 1795 bij Holland ingelijfd
Zie Leenk. Holland; A. P. VAN SCHILFGAARDE, Het archief der heeren en graven van Culemborg, 1949, en A. H. MARTENS VAN SEVENHOVEN, Schets van de geschiedenis der burgelijke gemeenten in Gelderland. In : Bijdr. en Meded. Ver. Gelre XII.
reg. no. 94
94 1330 November 5
Willaem, graaf van Henegouwen, Holland enz., doet uitspraak in het geschil tussen Reynoud, graaf van Ghelre, en heer Gheraerd, heer van Vorne, burggraaf van Zeeland, in die zin, dat de eerste aan de tweede 500 pond tournoois jaarlijks, losbaar met de penning 10, als leen zal bewijzen op goederen in de Thyelre- of Boemelrewaerd, dat verschillende vorderingen te niet gedaan worden, maar de brief, die de heer van Vorne heeft van wijlen de graaf van Ghelre, betreffende de kwijtschelding van de leenmanschap voor het huis van Ackoye, van kracht blijft.
(tot Hoighestrate des Manendaghes na Alre Heylighen dach).
Oorspr. (Inv. No. 692). Met geschonden zegel van de oorkonder in bruine was.
N.B. Gedrukt bij v. Mieris II, bl. 505.
reg. nos. 1499, 1523 en 1541
1499 (1513) December 5
Florijs, heer van IJsselsteyn, bericht aan Evert van Eck, dat hij voor 9000 gulden Ackoy van de heer van Cruiningen gekocht heeft en dat Evert 6000 gulden aan Laurijs Spernagel moet uitbetalen.
(Antwerpen).
Oorspr. op papier (Inv. No. 693).
1523 1517 Mei 10.
Jehanne de Halwijn vrouwe van Wassenaire, verklaart ontvangen te hebben van Florijs van Egmonde, heer van IJsselstain, 1200 pond vlaams, waarvan zij er 1000 zal geven aan haar (schoon)zoon de heer van Gronninghen (Kruiningen) voor de verkoop van Acoye en 200 aan Jehan de Groninghen, die dit bedrag aan de heer van IJsselstain geleend heeft.
Oorspr. op papier (Inv. No. 693).
1541 1518 Oktober 29.
Laureis Spernagel erkent ten behoeve van de heer van Cruningen ontvangen te hebben van de heer van IJsselsteyn 1000 rijnse guldens als laatste termijn van de koopsom van Ackoy.
Oorspr. op papier (Inv. No. 693).
Reg. no. 1501
1501 1514 Juli 1.
Laureys Spernagel, gemachtigde van Joos, heer van Cruiningen, geeft akte, dat heer Floris van Yselsteyn, stadhouder van Hollant, op 18 November 1513 van de heer van Cruiningen de heerlijkheid Ackoy heeft gekocht voor 9000 gulden en een jaarlijkse losrente van ongeveer 26 of 30 gulden daaruit.
Oorspr. (Inv. No. 693).
N.B. Het stuk is een chirograaf.
reg. no. 1521
1521 1517 Maart 3
Karele, koning van Castilliën, beleent heer Floris van Egmond, zoon van IJsselsteyn, heer van Sinte Mertensdijck, ridder van het Gulden Vlies, stadhouder en kapitein-generaal van Oistvrieslant, met de heerlijkheid Ackoye na opdracht door heer Joost, heer van Cruininghen en Heenvliet.
(duysent vijfhondert ende zestiene naer tscriven ons Hoofs van Hollant).
Oorspr. (Inv. No. 694). Met zeer geschonden zegel en contrazegel van het Leenhof van Holland in rode was.
reg. no. 1595
1595 1528 December 10.
Rijck Lambersz. en Stees Jansz., schepenen van Ackoy, oorkonden, dat enige personen, op verlangen van de drost hebben getuigd, dat de visserij van de heerlijkheid Ackoy begint bij de Horn tot Swanendael, dat van Swanendael tot de Veerdam de visserij aan beide zijden aan de heer van Asperen toebehoort, van de Veerdam tot de Laer aan de heer van Ackoy op zijn zijde en van de Laer tot de Reynoysche sluis op beide zijden, uitgezonderd in Ghijsbert van der Meers wiel, terwijl het wiel bij de Reynoysche sluis door de heer van Ackoy of het land van Reynoy bevist placht te worden.
Oorspr. (Inv. No. 695). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van de tweede geschonden.
reg. no. 1142
1142 1474 September 7.
Bartelmeeus van Raephorst stelt zich borg voor zijn neef Lauweris Anthonisz., aangesteld tot schout en rentmeester van Ackoy.
Oorspr. (Inv. No. 697). Met het zegel van de oorkonder in rode was.
Uit andere stukken blijkt, dat DIRCK OTTENSZ., die dit stuk ondertekend heeft, secretaris van Ackoy was in 1541-1543, 1546 en 1548
reg. no. 1816
1816 1552 April 23.
Hermen Jansz. en Airnt. Heynensz., schepenen van Ackoy, oorkonden, dat Otte Jansz. aan Berndt Willem Hartochs weduwe heeft overgedragen de helft van 2 morgen land aldaar, geheten het Vette landt.
Oorspr. (Inv. No. 701). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Harmen Jansz. geschonden.
reg. no. 1868
1868 1559 Januari 22.
Heyman Aertsz. en Wouter Willemsz., schepenen van Ackoy, oorkonden, dat Adriaen Willemsz. aan de heer van Ackoy heeft overgedragen 2 morgen land in Ackoy, geheten ’t Vette lant.
Oorspr. (Inv. No. 701). Met de zegels der oorkonders in groene was.
reg. no. 1961
1961 1578 December 7.
Jan Aertsz. en Jan Ottensz., schepenen van Ackoy, oorkonden, dat ten overstaan van Cornelis Claesz. van Braemsloyt, schout aldaar, als rechter van ’s heren wege, Willem Cornelisz. Peertcopers heeft overgedragen aan de graaf van Bueren en Leerdam, heer van Ackoi, 1½ morgen land aldaar voor een schuld, groot 95 carolusguldens 10 stuivers 1 penning, aan landpachten als anderszins, voor welk bedrag hij het land kan terugkopen.
Oorspr. (Inv. No. 702). Met de zegels van de beide oorkonders in groene was.
reg. no. 1385
1385 1498 September 14
Charles (van Egmond) antwoordt de heer van Nassau op zijn advies om de heer van Crueningen niet lastig te vallen om 6 jaar achterstallige pacht van de tienden te Ackoy, dat hij het geld in zijn omstandigheden niet missen kan.
(Nymegen).
Oorspr. op papier (Inv. No. 706).
ANNA, dochter van WILLEM VAN EGMOND en MARGRIET VAN MEER, en daardoor vrouwe van Haps en Boxmeer, huwde in 1506 met WILLEM VAN DEN BERGH, uit welk huwelijk een zoon OSWALD werd geboren. Na de dood van WILLEM VAN DEN BERGH in 1511 hertrouwde zij met PHILIPS VAN VIRNEBURG. Ook uit dit huwelijk werd een zoon geboren, die echter op jeugdige leeftijd stierf. PHILIPS matigde zich de rechten op Boxmeer en Haps aan, die hem betwist werden door de voogden van zijn stiefzoon OSWALD. PHILIPS werd ermede beleend en verkocht in 1533 zijn rechten aan FLORIS VAN EGMOND, wiens zoon MAXIMILIAAN ze tegen een hoge schadevergoeding afstond aan OSWALD VAN DEN BERGH
Zie VAN SCHILFGAARDE, Inleiding archief huis Bergh.
reg. nos. 1641 en 1642
1641 1533 September 15.
De koningin-gouvernante, gehoord het voorstel van Floris van Egmond, graaf van Bueren, dat de keizer de 10000 gulden zal betalen, waarvoor Floris voor verdedigingsdoeleinden het huis van Meeren heeft gekocht van de graaf van Vernenberch, wanneer dit huis in het proces, dat daarover hangende is voor de Raad van Brabant, aan de graaf van den Berghe mocht worden toegewezen, besluit, dat de keizer de eigendom en graaf Floris het gebruik van het huis zal krijgen en de keizer in het boven gestelde geval 5000 gulden zal betalen.
Afschrift (Inv. No. 707).
1642 1533 November 8.
Philips, graaf van Vernenbergh en Nuwenar, heer van Saffenbergh, verkoopt zijn rechten op huis en heerlijkheid Boxmeer en Haeps aan de keizer voor 10000 gulden en belooft het Floris van Egmont, graaf van Burenn, in handen te stellen.
Afschrift (Inv. No. 707).
reg. no. 1731
1731 1545 Augustus 17.
Oeswalt, graaf van den Berge, heer van den Bylant, Wysch, Hoemoet, Boixmeere en Haeps, belooft Maximiliaen van Egmont, graaf van Bueren en Leerdam, heer van IJsselsteyn, Sinte Mertensdijck en Cranendonck, stadhouder-generaal van Vrieslant, Overijssel, Grueninge en de Omlanden, die hem huis en heerlijkheid van Boixmeer en Haeps teruggegeven heeft, dat hij hem binnen 6 weken een brief van de keizer zal geven, waarin deze toestemming geeft tot de overdracht en afstand doet van alle aanspraken.
Authentiek afschrift (Inv. No. 708).
reg. no. 1730
1730 1545 Juli 20.
Kaerle, Roomsch keizer enz., staat Maximiliaen van Egmont, graaf van Bueren, toe huis en heerlijkheid van Bocxmer en Haips in handen te stellen van graaf Oeswalt van den Berge, zoals zijn vader graaf Floris het van graaf Philips van Vernenburg heeft verworven.
Oorspr. (Inv. No. 708).
reg. no. 1732
1732 1545 Augustus 20.
Thonis van Baickell, Johan van Esseren en Gijssbert Petersz., schepenen van Cuyck, oorkonden, dat heer Oeswalt en jonkvrouwe Elyzabeth, graaf en gravin van den Berge, heer en vrouwe van den Bylant, Wyssch, Hoemoet, Boxmeer en Haeps enz., aan heer Maximiliaen van Egmondt, graaf van Bueren en Leerdam enz., stadhouder-generaal van de keizer in Vrieslant, Oeverijssel en Groenyngen, goeverneur van de stad Graeff en het land van Cuyck, hebben gegeven een rente, groot 1000 carolusguldens jaarlijks, uit de inkomsten van de heerlijkheid Haeps, losbaar met de penning 16.
Oorspr. (Inv. No. 708). Met weinig geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. Gecancelleerd.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Zie de inleiding bij MAXIMILIAAN VAN EGMOND, bl. 185. Lingen werd nog tijdens het leven van ANNA VAN EGMOND verkocht. (Zie Archief Nass. Domeinraad Deel I, Reg. no. 3451)
reg. no. 1735
1735 1546 December 10
Karl de vijfde, Rooms keizer enz., schenkt Maximilian van Egmond, graaf van Buren en Leerdam, heer van IJsselstain en Cranendonck, de op Tido von Knyphausen, lid van de Schmalkaldische bond, verbeurd verklaarde goederen, waarvan de onroerende in leen.
(Ratenburg an der Tauber).
Oorspr. (Inv. No. 716). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1768
1768 1549 Februari …..
Charles, keizer, in aanmerking nemende, dat hij wijlen Maximiliaan van Egmond beleend had met het graafschap Teckelenburg en de heerlijkheden Linghen en Rede en andere op Conrad, graaf van Teckelenburg, geconfisqueerde goederen, en dat Conrad, nadat hij in genade was aangenomen, met Maximiliaan een verdrag gesloten heeft, waarbij hij Teckelenburg en Rede teruggekregen heeft, beleent Anne d’Egmond met de heerlijkheid Linghen, waarvoor Maximilian de Bourgoigne, heer van Bèvres, als voogd de eed aflegt.
Oorspr.(?) (Inv. No. 716).
N.B. Het charter is ondertekend door Karel V, maar vertoont doorhalingen en correcties; de datum is niet ingevuld en het zegel ontbreekt.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Het huis Beverweerd te Werkhoven was een Stichts leen, dat in de 13e eeuw, en, na een korte onderbreking, wederom in het begin van de 14e eeuw in het bezit was van een tak der ZUILENS. Door het tweede huwelijk van MECHTELD, dochter van heer JAN, (haar eerste man was OTTE VAN IJSELSTEIN), kwam Beverweerd in 1354 aan heer SWEDER VAN VIANEN, zoon van HENDRIK, heer van Vianen. Op SWEDER volgde zijn zoon JOHAN, beleend in 1395, gehuwd met ELISABETH, dochter van ALARD, heer van Buren. JOHANS ZOON GIJSBRECHT liet uit zijn huwelijk met CLEMENTIA VAN POUCQUES een dochter JOHANNA na, die Beverweerd aan het geslacht BOUCHOUT bracht door haar huwelijk in 1441 met JOHAN VAN BOUCHOUT, heer van Boulaer en Schendelbeke. Vóór haar huwelijk had JOHANNA enige jaren onder voogdij gestaan van haar tweede moeder ANNA, dochter van WOUTER DE HENNIN, heer van Bossu, die later de vrouw werd van WILLEM VAN EGMOND. JOHANNA'S zoon DANIËL, beleend in 1502, liet uit zijn huwelijk met MARIE VAN LUXEMBURG wederom alleen dochters na, van wie de oudste, MARIE, HUGO DE LANNOY, heer van Lannoy, Rollencourt, Wahaignies en Tronchiennes, huwde. Zij werd in 1527 beleend. Hun dochter FRANÇOISE werd de vrouw van MAXIMILIAAN VAN EGMOND en de moeder van ANNA, gemalin van WILLEM I. Françoise stierf in 1562, haar moeder in 1563, zodat PHILIPS WILLEM Beverweerd en de andere bovengenoemde goederen rechtstreeks van zijn overgrootmoeder, MARIE DE LANNOY, erfde. In 1564 werd hij met Beverweerd beleend, dat in 1536 tot een ridderhofstad was verklaard. Tot de annexen zijn te rekenen de goederen, die tezamen met het huis in eenzelfde akte in leen werden gegeven, terwijl hier tevens beschreven zijn de stukken betreffende goederen, die de heer van Beverweerd in de omliggende gemeenten bezat en die in de oude Inventaris onder het hoofd Beverweerd zijn gebracht. Zoals bekend is, vermaakte prins MAURITS Beverweerd aan zijn zoon LODEWIJK evenals de heerlijkheid Odijk, waarmede dezelfde tak der VIANENS, die Beverweerd bezat, door de heren van Vianen beleend werd. De heren van Vianen hadden het als een Gelders leen. Odijk vererfde op dezelfde wijze als Beverweerd op PHILIPS WILLEM. Prins MAURITS kreeg beide heerlijkheden eerst nadat PHILIPS DE MÉRODE, afstammeling van een jongere zuster van MARIE VAN BOUCHOUT en in 1620 beleend, afstand had gedaan in hetzelfde jaar
Zie het H.S. van VAN RIEMSDIJK; Geneologische en Heraldische Bladen II, 1907, bl. 338 en Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden XII, 1772, bl. 332 e.v.
reg. no. 241
241 1351 October 1
Johan, bisschop van Utrecht, beleent Mechteld, vrouwe van Beverweerd, met een viertel land bij Eiteren over de Ysel met een daaraan grenzende kil, na opdracht door haar echtgenoot, heet Otte van Yselsteyne, ridder.
(Utrecht op Sunte Remeys' dach).
Oorspr. (Inv. No. 721). Met geschonden zegel van de bisschop in rode was.
reg. no. 1289
1289 1487 Juli 27.
David van Bourgoengiën, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat voor hem en leenmannen Johanna van Vianen van Beverweerde, weduwe van Boeler enz., haar zoon, Danyëll van Bouchout, heer van Boeler, Schyndelbeke enz., al haar leen- en tinsgoederen heeft vermaakt, bij gebreke van erfgenamen van Danyëll te vererven op Johan van Bouchout, heer van Loenhout, kanunnik ten Dom te Utrecht.
Oorspr. (Inv. No. 721). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1584
1584 1525 Juni 27.
Henrick, elect van Utrecht, hertog in Beyeren, beleent Daniël van Bouchout, heer van Boulaer, met het huis Beverweerde met de hofstede en 40 morgen land, strekkende van de Rijn, waaraan het huis staat, tot de Meer en aan de bovenzijde begrensd door de hofstede Ten Veen, 2 hoeven land daarbij gelegen met dagelijks gerecht, tijns en tienden, 12 morgen land naast Beverweerd over de Rijn, waar de molen op staat, geheten Schoenoeversvelt, tussen de Rijn en de Meer, grenzende aan Ten Veen, de visserij en de zwanendrift in de Minne van de Hoelrebrug tot Pauwes culen, behorende bij het huis Beverweerdt, voorts met het goed te Zoechwijc in het kerspel Odewijck met dagelijks gerecht enz., het goed Ten Rijn in Bunnick met dagelijks gerecht, een viertel land in het land van IJsselsteyn naast Eiteren over de IJssel met kil en de tol op Odewijcker brug.
Oorspr. (Inv. No. 721). Met zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 398
398 1378 October 23
Johan en Arnt van Buren, ridders en broeders, verkopen aan heer Sweder van Vyanen, ridder, 1½ morgen land aan de Houdijc, 6 morgen op Vlowijc te Werconden, 2 hond land te Jutfaes, 8 hond land achter Starkenborch aan de hoofdwetering, 7½ schelling in het gerecht van den Goye, 4 hond land in Schalcwijc, 5 hond te Odijc op Attevelt, ½ morgen achter het dorp Werconden aan de Rijn en 7 hofsteden te Werconden, van welke goederen heer Sweder reeds 2/3 bezit.
(des Saterdaghes nae Elfdusent Meghede dach).
Oorspr. (Inv. No. 722). Met de zegels van beide oorkonders in groene was.
reg. no. 551
551 1403 Mei 3.
Wilhelmus van Gore beleent als tinsmeester van heer Johan van Vyanen van Beverweerde, Ghijsbert van Colvenscoten met het tinsgoed Cleine Langbalghen te Ameronghen na opdracht door Lubbert Heinenz.
Oorspr. (Inv. No. 723). Het zegel van heer Johan van Vyanen verloren.
reg. no. 1033
1033 1465 December 10
Gijsbert van Buren, richter van Zuelmonde en Asch, oorkondt, dat voor hem en gerichtslieden Gijsbert van Raporst heeft overgedragen aan Arnt Sigerz. en Goirt Ponsenz. de helft van 8 morgen land, geheten Roelofs kamp, in Asch, grenzende aan de Verckens-grave, de straatweg en aan de jonker van Culenborch met Schencken akker.
(des naisten Dynxdage nae Onser Liever Vrouwen dach Conceptionis).
Oorspr. (Inv. No. 724). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1118
1118 1473 Februari 1
Henric van Rapers verkoopt aan zijn nicht Janna van Vyanen, vrouwe van het land van Boellaer, van Scyndelbeeck, Beverweerde en Odijck, de helft van 8 morgen land, geheten Roelofs Camp te Asse, grenzende aan de Verkensgrave, aan de straatweg en aan de jonker van Culenborch met Schencken akker, tegen 3 oude schilden jaarlijks.
(op Sunte Bryen dach der joncfrouwen).
Oorspr. (Inv. No. 724). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1078
1078 1470 Maart 6.
Marcelijs Dircxz van der Wederhorst, schout van Bunninck en Vechten in het gerecht van de bisschop van Utrecht en van heer Johan van Rynesse van Rynouwen, ridder, oorkondt, dat voor hem en landgenoten Johan van Beesde heeft overgedragen aan jonkvrouwe Johanna van Boichout van Beverweerde, vrouwe van het land van Boelaer, van Scijnrebeeck, Beverweerde en Odijck, een hofstede te Bunnick tussen Bunnikker wedde en Sint Anthonis’ hofstede.
Oorspr. (Inv. No. 725). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 343
343 1368 Januari 13
Johan van Viernenborch, bisschop van Utrecht, beleent Johan Swedersz. van Vyanen met 24 morgen land met gerecht en tiende in Dribergher Broek na opdracht door Elyaes van Lare.
(op Sente Poncians avent).
Oorspr. (Inv. No. 726). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 465
465 1392 November 2
Jutta, weduwe van Ghizebrecht Hermansz., verkoopt aan heer Zweder van Vyanen, ridder, haar rechten op een halve hoeve land in Driberghen.
(des anderen daghes na Alre Heylighen dach).
Oorspr. (Inv. No. 727). Het zegel van Beernt van Dolre verloren.
reg. no. 285
285 1358 December 22
Sweder van Vyanen, knaap, beleent Godevaerd Johan Woutersz. zoon met 3 morgen land in het Ghoey als een onversterfelijk leen.
(des Saterdaghes na Sinte Thomaes' dach).
Oorspr. (Inv. No. 728). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 446
446 1389 Februari 10.
Ghisebrecht, heer van Vyanen en van den Goye, beleent met goedvinden van zijn beide zoons – heer Henric, heer van Ameyden, en Johan – zijn broeder, heer Zweder van Vyanen, met het huis ten Goye met gerecht en heerlijkheid, dat hij van de grafelijkheid van Hollant in leen heeft, ten overstaan van leenmannen van Hollant en van Vyanen.
Oorspr. (Inv. No. 729). Met de zegels van de oorkonder, zijn zoons Henric en Johan, de eerste tevens als leenman van Hollant, heer Johan van Vyanen, ridder, en Henric van den Rijn, knaap, idem, Henric van Vyanen en Johan van Brakel, ridders, Gherijd van Oostrum en Lambrecht Gherijtsz. als leenmannen van Vyanen en van den Goye, in groene was; dat van heer Henric van Vyanen geschonden.
reg. no. 267
267 1356 Februari 27
Everaed van den Rine, knaap, verklaart, dat Sweder van Vyanen en zijn vrouw Mechtelt van Beverweert het erf te Jutfaes, waarmede Mechtelt Everaeds vrouw Agnyse heeft beleend, afgelost hebben, en belooft hun de leenweer van het goed kwijt te schelden, wanneer zij dat wensen.
(des Saterdaghes na Sinte Mathijs' dach).
Oorspr. (Inv. No. 730). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1212
1212 1482 Maart 12.
Aernt Clessz. verkoopt aan jonkvrouw Janna van Vyaenen van Beverwerd en Odijck, weduwe van Boelair enz., een huis in Jutfaes, staande aan de Rijn.
Oorspr. (Inv. No. 731). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 423
423 1385 Februari 22
Johan van Kersbergen, ridder, verklaart met zijn vrouw Lisebet ontvangen te hebben gedurende hun beider leven van heer Sweder van Vyanen 7 morgen 2 hond land op Lakervelt, geheten het Kyveland.
(op Sunte Peters dach ad Cathedram).
Oorspr. (Inv. No. 732). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 406
406 1381.
Otte Over de Vechte, schout van wege de Dom te Utrecht in het gerecht van de Nywendike in [de parochie] Werconden, oorkondt, dat voor hem en landgenoten Dyric van Voerde heeft overgedragen aan heer Zweder van Vyanen, ridder, het goed Ten Winkel.
Oorspr. (Inv. No. 733). Met geschonden zegels van de oorkonder en van Ludekin Eve, landgenoot, in groene was.
reg. no. 938
938 1454 Januari 20.
Bartout van Dryel, schout van Nyendijcx gerecht van wege de domproost te Utrecht, oorkondt, dat voor hem en landgenoten Mechtelt van Vyanen, gravin van Meghen, heeft verkocht aan Janna van Vyanen van Beverweerde, jonkvrouwe van Bouchout, haar nicht, de helft van 18 morgen land aldaar, geheten In de Wynkell, die zij geërfd heeft van haar zuster, Katrijn van Vyanen, vrouwe van Nyevelt.
Oorspr. (Inv. No. 733). Met rest van het zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 469
469 1393 Juni 12
Roelof van Tule heer Ghijsbrechtsz. geeft aan heer Zweder van Vyanen, ridder, in erfpacht 1/11 van 12 morgen land in Odijc, geheten Kreyenhoeve.
(op Zunte Odolfs dach).
Oorspr. (Inv. No. 734). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 639
639 1415 Juli 15
Gherijd Lambertsz., schout van Odijc van wege heer Johan van Vyanen van Beverweerde, oorkondt, dat Johan van Roemst heeft overgedragen aan Dirc van Beverweerde, bastaard, ten behoeve van heer Johan voornoemd, 3 morgen land aldaar, grenzende aan het Langhe Ghoer.
(op Alle der Apostolen dagh).
Oorspr. (Inv. No. 735). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 1151
1151 1475 Juli 24
Wyllem van Hattem, tinsmeester van wege jonker Gherit, heer van Culemborch, Weerde en Lienden, beleent ten overstaan van tinsgenoten jonkvrouwe Johanna van Vianen van Beverweerde, vrouwe van Boeler en Schendelbeeck, met een hofstad land, groot 10 hond, voorts 2 morgen in het ‘sWijffsdijckvelt, strekkende van de Wijffdijck tot de Broecksteghe, en 3½ morgen, geheten Struven kamp, tussen de Broecksteghe en het Middelpat in Rijswijck, na opdracht door Goesen, vrouw van Ghoedert Pons.
(op Sunte Jacops avont aposstoll).
Oorspr. (Inv. No. 736). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 246
246 1352 Augustus 29
Jacob Zoudenbalch, abt, en prior en convent van Oestbroec verkopen aan heer Daniël van den Vene, ridder, het goed geheten Ten Vene, waartoe Johanne van Arkel, bisschop van Utrecht, zijn toestemming geeft.
(op Sinte Johans dach Decollacio).
Oorspr. (Inv. No. 737). Met geschonden zegel van de bisschop in rode, en rest van het conventszegel in groene was.
reg. no. 346
346 1368 April 4
Jacob Eerstsz. van Catwijc, rechter, en Willam van der Hare, Dyderic van Catwijc, Stulting van Bunnic en Volquin van Zalland, landgenoten en buren van Werconden, oorkonden, dat Johan van den Vene heeft overgedragen aan Zweder van Vyanen het goed Ten Vene aldaar, dat hij geërfd heeft van zijn broeder Danyel van den Vene met de bijbehorende stukken, die Danyels vrouw, Lent van den Moorter, hem gegeven heeft.
(des Dinxdaghes na Palmdach).
Oorspr. (Inv. No. 737). De zegels van Jacob Eerstsz. en Dyderic van Catwijc, Willam van der Hare en Johan van den Vene, knaap, verloren.
reg. no. 347
347 1368 April 22
Johan van den Vene belooft Zweder van Vyanen de vrije eigendom te geven van de hofstede Ten Vene met 8 morgen land, waarmede Zweder hem belenen zal, zodra hij (Johan) het goed afgelost zal hebben.
(des Zaterdaghes na Beloken Paesschen).
Oorspr. (Inv. No. 737). Met zegel van de oorkonder in bruine was.
N.B. In dorso: "beruert die hoffstede van den Veen te Werkhoven".
reg. no. 355
355 1369 Februari 1
Jacob Eerstsz. van Catwijc, schout, en Gherijd van Oostrem, Willem van der Hare en Aelbrecht van den Zande, landgenoten te Werconden, oorkonden, dat jonkvrouw Ermgaerd van den Vene heeft getransporteerd aan Zweder van Vyanen ten behoeve van heer Ghisebrecht, heer van Vyanen en van den Ghoeye, al haar rechten op het goed Ten Vene, die zij van haar broeder, heer Danyel geërfd mag hebben.
(op Onser Vrouwen avont te Lichtemisse).
Oorspr. (Inv. No. 737). Met de zegels van Jacob Eerstsz. van Catwijc, Willem van der Hare en Aelbrecht van den Zande in groene was, het tweede geschonden; de zegels van Gherijd van Oostrem en Ermgaerd van den Vene verloren.
reg. no. 365
365 1370 Mei 3
Jacob Eerstsz. van Catwijc, schout, Gherijd van Oostrem, Johan Over de Vecht en Willem van der Hare, landgenoten en buren van Werconden, oorkonden, dat jonkvrouw Hildegonde, weduwe van Johan van den Vene, met haar zoon Henric en verdere kinderen hebben overgedragen aan Zweder van Vyanen alle recht, dat zij hebben mogen op het goed Ten Vene.
(des Vrydaghes na Meyedach).
Oorspr. (Inv. No. 737). Met geschonden zegel van Johan Over de Vecht en Henric van den Vene in groene was; de zegels van Jacob Eerstsz. van Catwijc, Gherijd van Oostrem en Willam van der Hare verloren.
reg. no. 820
820 1437 November 26.
Jan Eerstz. van Oemmeren, schout van Werconden, oorkondt, dat jonkvrouw Anna van Bossuut, vrouwe van Brugdam en Beverweerde, voogdes van Bergen in Henegouwen, voor hem en landgenoten beloofd heeft het goed Ten Veen, dat zij van Roetaert Proys en jonkvrouw Aeve, zijn vrouw, gekregen heeft, aan Janna, dochter van wijlen haar man, Gijsbrecht van Vyanen en van Beverweerde, zal overdragen, wanneer zij meerderjarig zal zijn.
Oorspr. (Inv. No. 737). Met zegel van de oorkonder in groene was.
reg. no. 859
859 1441 Augustus 19
Sweder Henric Buddincsz., schout van Werckonden, oorkondt, dat jonkvrouw Anna van Boutsuut, vrouwe van Brugdam en Duvelant, voogdes van Berghen in Henegouwen, heeft overgedragen aan jonkvrouw Janna van Vyanen van Beverweerde, vrouw van jonker Johan van Bouchout, het goed Ten Veen, gelegen tussen de Rijn en Langbroeker wetering en langs de Veense steeg.
(des Saterdaghes na Onser Vrouwen dach Assumpcio).
Oorspr. (Inv. No. 737). Met geschonden zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 860
860 1441 Augustus 23.
Anna van Boussuyt, vrouwe van Brugdam en Duvelant, voogdes van Bergen in Henegouwe, verklaart ontvangen te hebben als lijftocht tot een bedrag van 400 franse kronen van Jan van Bouchout en Johanna van Vyanen, vrouwe van Beverwerde, zijn vrouw, 7 morgen land geheten het Schuerlant, 11 morgen geheten de Weert, 4 morgen, geheten de Roede Hovel, 28 morgen, geheten Foyssen Camppen, nog een weerd, groot 12 morgen, waar de molen op staat, 28 morgen in het Goye aan het overste einde, waar het gerecht van de heer van Abcoude placht te beginnen, 28 morgen daaraan grenzende, 27 morgen bij de voorgaande gelegen op Gheenkens Damme, een stuk bouwland te Tulle tussen de Leck en de Waelre wetering, verder te Werconden c. 12 morgen, geheten Scoenoeversvelt, met de Ganscamp, 3 stukken bouwland, het goed Ten Ven tussen de Rijn en de Langebroeker wetering en langs de Vense steeg, en 1½ hoeve land op Vloewijc.
Oorspr. (Inv. No. 737). Met zegel van de oorkondster in rode was.
reg. no. 333
333 1366 September 1
Johan de Rover en Hubrecht de Paep Dyderic Moeyaerts zonen verkopen aan Sweder van Vyanen 12 morgen land in Werconde.
(op Sinte Gillis' dach).
Oorspr. (Inv. No. 738). Met resten van de zegels van Johan van Alendorp en Wouter Reynaertsz., borgen, in bruine was.
reg. no. 461
461 1392 Februari 28
Willam van den Rijn, knaap, huurt van heer Jan van Vyanen, ridder, 4 morgen land in Werkonde aan de Eyntsloet voor 10 jaar.
(des Woensdaghes na Grote Vastelavont).
Oorspr. (Inv. No. 739). Met zegel van Willam van Oostrum in groene was, weinig geschonden.
reg. no. 477
477 1394 Juli 6
Johan de Ridder Claesz., schout van Werconden van wege de bisschop van Utrecht, oorkondt, dat jonkvrouw Aleyd, weduwe van Dirc van Voorde, voor hem en landgenoten heeft overgedragen aan haar zoon Gherijd van den Velde, die zij had bij haar man voornoemd, 4 morgen land aldaar op Vlowijc, deel uitmakende van 22 morgen, bij kinderloos overlijden van Gherijd te vererven op Ghisebrecht van der Weyde Dirxz., Dirc van den Velde, Vrederic Prooys en Lijsebet, kinderen van Aleid en Dirc van Voorde.
(des Manendaghes na Sinte Martijns dach Translacio).
Oorspr. (Inv. No. 740). Met de zegels van de oorkonder, Steven Heynenz. en Spronc Henrixz., landgenoten, in groene was.
reg. no. 478
478 1394 Juli 6
Johan de Ridder Claesz., schout van Werconden van wege de bisschop van Utrecht, oorkondt, dat jonkvrouw Aleid, weduwe van Dyric van Voerde, voor hem en landgenoten heeft overgedragen aan haar zoon Dyric van den Velde, die zij had bij haar man voornoemd, 4 morgen land aldaar op Vlowijc, deel uitmakende van 22 morgen, bij kinderloos overlijden van Dyric te vererven op Ghisebrecht van der Weyde Dirxz., Gherijt van den Velde, Vrederic Prooys en Lysebet, kinderen van Aleid en Dyric van Voerde.
(des Manendaghes na Zinte Martijns dach Translatio).
Oorspr. (Inv. No. 741). Met de zegels van de oorkonder en van Steven Heynenz. en Spronc Henrixz., landgenoten, in groene was.
reg. no. 507
507 1398 Januari 8
Johan de Ridder Claesz., schout van Werconden, oorkondt, dat Dyrc van Voorde Ghisebrechtsz. voor hem en landgenoten heeft overgedragen aan heer Jan van Vyanen en van Beverweerde 6 morgen land aldaar op Vlowijc in het bijzijn van zijn voogden en magen, medegerechtigden in 22 morgen, waarvan deze 6 deel uitmaken.
(des Dinxdaghes na Dertienden dach).
Oorspr. (Inv. No. 741). Met zegels van Steven Heynenz. en Aernt Spronc, landgenoten, in groene was; die van de oorkonder en Willam van Lopic verloren.
reg. no. 485
485 1395 April 30
Johan de Ridder Claesz., schout van Werconden, oorkondt, dat Johan van Voerde, Gherijd, Ghizebrecht, Dirc en Vrederic, zoons van Dirc van Voerde, voor hem en landgenoten alle recht, dat zij hebben op 2 akker land, groot 6 morgen, tussen de Rijn en Attenvelt hebben overgedragen aan Bernyer Dircsz.
(opten Meye avont).
Oorspr. (Inv. No. 742). Met de zegels van de oorkonder, Aernt Spronc en Steven Heynenz., landgenoten, in groene was.
reg. no. 570
570 1406 October 9
Johan van Wulven, abt, en prior en convent van Oestbroec, geven heer Johan van Vyanen en van Beverweerde gedurende zijn leven en dat van zijn leenvolger in pacht 24 morgen land op Scoonoeversvelt bij Werconden.
(op Sinte Victoers avont).
Oorspr. (Inv. No. 743). Met zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 660
660 1419 Juli 12
Jonkvrouw Gherijt van der A, weduwe van Jan van Clarenborch, beleent Henric van Risenborch met een hoeve land, geheten de Hoeve van der A, grenzende aan de hofstede te Nyendale, na opdracht door haar neef Alfer van der A en zoals zij haar van de Domproost te Utrecht houdt.
(op Sente Margrieten avont).
Oorspr. (Inv. No. 744). Met de zegels van de leenmannen Ghijsbert van der A en Ghijsbert van der Eem in gele was, die van jonkvrouw Gherijt van der A en Ghijsbert van Nyenrode verloren.
reg. no. 680
680 1421 Juni 27
Alfer van der A verkoopt aan Heynric van Risenborch een hoeve land, geheten de Hoeve van der A, te Werconden.
(des Vridages na Sinte Jans dach te midsomer).
Oorspr. (Inv. No. 744). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 702
702 1424 December 6
Henric van Risenborch en zijn vrouw, jonkvrouw Weyndelmoet van der Cule, oorkonden, dat jonker Ghijsbert van Vyanen van Beverweerde een hoeve land op Vlowijc, die zij van hem in leen hebben, over drie jaar mag aflossen met 300 hollandse schilden, waarvoor zij dan ander land als leengoed zullen kopen.
(op Sente Niclaes'dach).
Oorspr. (Inv. No. 745). Met zegel van Hubert van Laer in gele was, dat van Henric van Risenborch verloren.
reg. no. 1120
1120 1473 November 30
Jan van Limbeeck, schout van Werconden, oorkondt, dat voor hem en landgenoten Lubbert van Groenenwoude heeft overgedragen aan Johan, broeder van Bochout, heer van Bolar, Schindelbeeck en Beverwairde, een hoeve land tussen de Rijn en de landscheiding te Werconden.
(op Sinte Andries' dach).
Oorspr. (Inv. No. 746). Met zegel van de oorkonder in groene was; dat van Aelbert van Sand, landgnoot, verloren.
reg. no. 1121
1121 1473 November 30
Jan van Lymbeeck, schout van Werconden, oorkondt, dat voor hem en landgenoten Lubbert van Gruenenwoude heeft overgedragen aan Johan, broeder van Bochout, heer van Boelar, Schindelbeeck en Beverweerde, 8 hond land op Hedrijcwijck van de Rijn tot over de Trechtweg en 10 hond tussen het dorp en dezelfde weg.
(op Sinte Andries' dach).
Oorspr. (Inv. No. 747). De zegels van de oorkonder en Aelbert van Zande verloren.
reg. no. 495
495 1397 Februari 14
Jan van den Velde Aelbertsz. verkoopt aan heer Jan van Vyanen van Beverweerde, ridder, 4 morgen 4 hond land, waar hij nu op woont.
(op Sinte Valentijns dach).
Oorspr. (Inv. No. 748). Met zegel van de oorkonder in gele was.
reg. no. 385
385 1375 December 13
Baers Jacobsz., rechter van Honswijc van wege de heer van Culenborch, oorkondt, dat voor hem en landgenoten Heynric van Bloemensteyn, knaap, aan zijn neef, heer Sweder van Vyanen, heeft overgedragen zijn renten uit ½ hoeve land in Honswijc.
(op Sente Luciën dach).
Oorspr. (Inv. No. 749). De zegels van de oorkonder en Heynric van Bloemensteyn verloren.
reg. no. 429
429 1386 Maart 30
Ghizebrecht, heer van Vyanen en van den Goye, beleent met goedvinden van zijn zoon, heer van der Ameyde, zijn broeder, heer Sweder van Vyanen, met het haankoren uit het kerspel Houten.
(des Vrydaghes na Onser Vrouwen dach Annunciacio).
Oorspr. (Inv. No. 750). Met de zegels van de oorkonder en van zijn zoon Henric, heer van Ameyde, in groene was; het tweede geschonden.
reg. no. 1849
1849 1556 Augustus 17.
Marie van Bouchout, vrouwe van het land van Boelaer, pairesse (herrighe) van Vlaenderen, vrouwe van Beverwerde, Scendelbeck en Odijck, douairière van Lannoy, Gaesbeck enz., geeft op verzoek van de gebruikers van de landen in het Beverweertse broek, die hun watergang door de meren hebben, een schouwbrief.
Oorspr. (Inv. No. 751). Met zegel van de oorkondster in rode, en van Gijsbert Claesz., schout van Werkhoven, in groene was en geschonden.
Bij haar huwelijk met MAXIMILIAAN VAN EGMOND, graaf van Buren, bracht FRANÇOISE DE LANNOY, dochter van HUGO en MARIE VAN BOUCHOUT, mede de heerlijkheden Lannoy in Henegouwen, Santes, Wahaignies, Cointise en Coquenplus onder Rijssel, Tronchiennes in Oost-Vlaanderen en Rollencourt in Artois. Alleen van de hoge heerlijkheid Rollencourt zijn stukken bewaard gebleven; zij was leenroerig aan het graafschap Saint-Pol. FRANÇOISE DE LANNOY gaf deze goederen aan haar dochter ANNA mede bij haar huwelijk met prins WILLEM I, uitgezonderd Tronchiennes, dat MAXIMILIAAN VAN EGMOND verkocht had, maar waarover FRANÇOISE beloofde niet te zullen "querelleeren". Nadat PHILIPS WILLEM deze goederen geërfd had van zijn overgrootmoeder, die haar dochter en kleindochter overleefde, heeft hij ze met toestemming van zijn zuster, MARIA VAN HOHENLOHE, alle verkocht behalve Lannoy. Deze heerlijkheid verwierf PHILIPS DE MÉRODE, die aanspraak maakte op deze bezittingen, omdat zij bij kinderloos overlijden van ANNA VAN EGMONDS kinderen zouden terugkeren aan de vrouwelijke linie
Zie procesbundels in Archief Nass. Dom., Inv. Hingman nos. 665 en 666.
reg. no. 916
916 1449 November 22.
Andrien Levesque, zegelbewaarder des konings in het baljuwschap van Amiens in de provôté van Beaucquesne, oorkondt, dat voor hem en auditeurs Walléran de Chastillon, heer van Dampierre en Rollencourt ener-, en Bon de Saveuses, heer van Bays en Savye, gouverneur van Béthune, voor zijn dochter Jehanne anderzijds, huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt.
Oorspr. (Inv. No. 752). Met afgesleten onherkenbaar zegel, waarschijnlijk van de eerste auditeur, Jehan de Villers, en resten van de zegels van de oorkonder en de tweede auditeur, Jehan Raoul, in groene was.
reg. no. 1126
reg. no. 1126
1126 1474 Januari 19
David Le Burier, zegelbewaarder in de prévôté van Monstreul, oorkondt, dat Jehenne de Saveuses, weduwe van Walleran de Chastillon, heer van Dampierre, Rollencourt en Beauval, en Philipe de Lannoy, heer van Santes, raad en kamerling van de hertog van Bourgoigne, voor zich en zijn vrouw Marguérite de Chastillon, oudste dochter van Walleran voornoemd, overeen zijn gekomen, dat de 12 pond parijs jaarlijks voor een cantuarie in de kapel in het slot te Rollencourt en het geld voor de stichting van de obiits ingevolge Wallerans testament zal komen ten laste van de bezitters van Rollencourt en dat Jehenne in het bezit blijft van alle roerende goederen en haar leven lang het vruchtgebruik zal hebben van Rollencourt en Donvest.
(Rolencourt mil CCCC soixante treize).
a) Oorspr. (Inv. No. 753). Met zegel met contrazegel van de oorkonder en de zegels van de auditeurs Anthoine Loseman en Jehan de Ruit in groene was. Met transfix dd. 1474 Juli 26 (Reg. No. 1141).
b) Oorspr. (Inv. No. 753). Met zegels als boven.
reg. no. 1141
1141 1474 Juli 26.
De zegelbewaarder in de prevôté van Beaucquesne oorkondt, dat vrouwe Marguéritte de Chastillon, gemachtigd door haar echtgenoot Phelipe de Lannoy, ridder, heer van Santes, de inhoud van de brief dd. 1474 Januari 19 (Reg. No. 1126), waardoor deze gestoken is, geratificeerd heeft.
Oorspr. (Inv. No. 753). Met het zegel met contrazegel van de oorkonder in groene was, die van twee auditeurs verloren.
reg. no. 1044
1044 1466 December 10.
Guillame de Guisnes, procureur en bewaarder van het zegel des konings in de prevöté Monstroeul, oorkondt, dat Walleran de Chastillon, heer van Dampierre, Rollancourt en Beauval, en zijn vrouw, Jehenne de Saveuses, voor hun dochter Marguéritte huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt met Philippe de Lannoy, heer van Santes.
a) Oorspr. (Inv. No. 754). Met het zegel van de oorkonder met contrazegel in groene was; de zegels van de auditeurs Guilbert Dansque en Jaques de Bersac verloren.
b) Oorspr. (Inv. No. 754) met de zegels van de auditeurs in groene was, waarvan het tweede geschonden; dat van de oorkonder verloren.
reg. no. 1044
reg. nos. 1392 en 1527
1392 1500 Januari 20
Jehan Bertoul, zegelbewaarder in de prévôté Beauquesne, oorkondt, dat Phelipes de Lannoy, heer van Santes en Lannoy, Pierre, heer van Dompiere, Guilbert, heer van Willerval, en Magdelaine, vrouwe van Tronchiennes, kinderen van wijlen Phelipes de Lannoy en Marguérite de Chastillon, beloofd hebben zich aan de boedelscheiding, door hun ouders gemaakt, te zullen houden.
(mil quatre cens quatrevings et dixneuf).
Gevidimeerd in de brief dd. 1517 November 23 (Reg. No. 1527).
1527 1517 November 23.
Jacques de Luxembourg, heer van Fiennes, Armentières, Guinghehem, Sottenghien, Gavres enz., raad en kamerling van de koning, kapitein en gouverneur van Lille, Douay en Orchies, geeft vidimus van de brief dd. 1500 Januari 20 (Reg. No. 1392).
Oorspr. (Inv. No. 755). Met de zegels van de oorkonder en de auditeurs Jacques de Brullart en Guillaume Vingre in groene was, waarvan het eerste weinig, het tweede zeer geschonden.
reg. no. 1601
1601 1529 Augustus 16.
Marie de Luxembourg, hertogin-weduwe van Vendosmois, gravin van Saint Pol enz., oorkondt, dat Marie de Bouchault, weduwe van Hugues de Lannoy, in leven ridder, heer van Rollencourt, Waihaignies etc., moeder en voogdes van Françoise de Lannoy, haar betaald heeft, wat zij schuldig was voor de belening met Rollencourt, leenroerig aan Saint Pol, waaraan zij ingevolge de schenking door Phelippe de Lannoy, heer van Santes, aan zijn zoon Hugues gedaan bij diens huwelijk, haar douarie heeft, en gelast de seneschalk van Saint Pol Françoise zonder verdere kosten te belenen.
a) Oorspr. (Inv. No. 756). Met zegel met contrazegel van de oorkondster in rode was.
b) Opgenomen in de akte dd. 1530 Januari 24 (Reg. No. 1605).
reg. nos. 1486 en 1596
1486 1512 Maart 23
De Raad van de keizer condemneert Philipe de Lannoy en zijn vrouw Bonne, heer en vrouwe van Lannoy, Rollencourt en Santes ener-, en jonker Daniel de Bochaute, heer van Boullers en Beverweerde anderzijds, tot naleving van het huwelijksverdrag, gemaakt voor Hugues de Lannoy en Marie de Bochaute, waarbij Hugues de heerlijkheid Walengres in het burggraafschap Lille krijgt, zodra het huwelijk gesloten zal zijn, en na de dood van zijn ouders de heerlijkheden Rollencourt, Lannoy en Santes met de bepaling, dat eventuele kinderen, wanneer hun ouders eerder overlijden dan hun grootouders, als erfgenamen in de plaats hunner ouders treden.
(mil cincq cens et onze).
Geïnsereerd in de akte dd. 1529 Februari 7 (Reg. No. 1596).
1596 1529 Februari 7
Jacques de Luxembourg, graaf van Gavre, heer van Fiennes, ridder van het Gulden Vlies, raad en kamerling van de keizer, kapitein en gouverneur van Lille, Douay en Orchies, oorkondt, dat Phelippe de Lannoy, heer van Santes, Rollencourt etc., en zijn vrouw Bonne, wegens overlijden van hun zoon Hugues, de schenkingen, gedaan bij huwelijksverdrag dd. 1512 Maart 23 (Reg. No. 1486), hierin opgenomen, bevestigen ten behoeve van zijn enig nagelaten kind, Franchoise, en procureurs machtigen haar te doen belenen met Wahaignies, Rollencourt, Santes en Lannoy, te aanvaarden na hun dood.
(mil cincq cens vingthuit).
Oorspr. (Inv. No. 756). Met geschonden zegels van het baljuwschap van Lille, Douay en Orchies en van de auditeurs Beltremieu de le Mer en Gerard Ridde in groene was. Met twee transfixen dd. 1530 Januari 24 en 26 (Reg. Nos. 1605 en 1606).
reg. nos. 1486, 1596, 1601, 1604 en 1605
1604 1530 Januari 13
Marye de Bouchaut, vrouwe van Boulers en Beverweerd, weduwe van Hugues de Lannoy, heer van Rollencourt, Wahaignies etc., machtigt o.a. Jehan Dupréom en Gilles Bourse om zich voor haar dochter Françoise en haarzelve in het bezit te stellen van de heerlijkheden Wahaignies, Rollencourt, Santes en Lannoy ingevolge de akte van ratificatie dd. 1529 Februari 7 (Reg. No. 1596), zich daarmede te laten belenen, de eed af te leggen en zo nodig ambtenaren aan te stellen.
(mil Vc vingt et noeuf).
a) Geïnsereerd in de brief dd. 1530 Januari 24 (Reg. No. 1605).
b) Geïnsereerd in de brief dd. 1530 Januari 26 (Reg. No. 1606).
1605 1530 Januari 24
Simon Broquet, ridder, stadhouder-generaal van de drost van Ternois, baljuw van het graafschap Saint Pol en zegelbewaarder van het drostambt, oorkondt, dat Adrien van Campene, baljuw van Boullers, ingevolge procuratie dd. 1529 Februari 7 (Reg. No. 1596), waardoor deze gestoken is, voor hem en leenmannen de heerlijkheid Rollencourt heeft opgedragen en dat Jehan Dupré de Jonge, ingevolge volmacht dd. 1530 Januari 13 en brief dd. 1529 Augustus 16 (Reg. Nos. 1604 en 1601), beide hierin opgenomen, zich daarmede heeft laten belenen en de eed heeft afgelegd namens Franchoise de Lannoy.
(mil Vc vingt noeuf).
Oorspr. (Inv. No. 756). Met rest van het zegel van het drostambt en geschonden zegels van 5 van de 6 genoemde leenmannen, waarvan te herkennen zijn de zegels van Hugues de la Vacquerie, Jacques Maupetit en Loys Wallon.
reg. nos. 1486, 1596, 1602, 1604 en 1606
1602 1529 Augustus 16.
Marie de Luxembourg, hertogin-weduwe van Vendosmois etc., kasteleines van Lille, verklaart, dat Marie de Bouchault, weduwe van Hugues de Lannoy enz., als voogdes van haar dochter Franchoise betaald heeft, wat zij schuldig mocht zijn voor de belening met de heerlijkheid Wahaignies, leenroerig aan haar Hof van Phallempin, en beveelt de baljuw van de kastelenij er Françoise mede te belenen.
Opgenomen in de brief dd. 1530 Januari 26 (Reg. No. 1606).
1606 1530 Januari 26
Jehan Bauduin, stadhouder van Charles Carondelet, ridder, heer van Potelles, Maubiles, Merlain enz., baljuw van de kastelenij van Lille voor vrouwe Marye de Luxembourg, hertogin-weduwe van Vendosmois etc., kasteleines, gezien de akte van procuratie dd. 1529 Februari 7 (Reg. No. 1596), waardoor deze gestoken is, de kwitantie dd. 1529 Augustus 16 (Reg. No. 1602) en de akte van procuratie dd. 1530 Januari 13 (Reg. No. 1604), beide hierin opgenomen, stelt ten overstaan van leenmannen van de kastelenij voor het leenhof van Phalempin, de heerlijkheid Wahaignies in handen van Gilles Bourse ten behoeve van Franchoise de Lannoy.
(mil cincq cens vingt neuf).
Oorspr. (Inv. No. 756). Met de zegels van de oorkonder, Guillaume en Rogier Haugonart, Jehan Bridoul, Jehan Le Fortrie en Jacques de Landas, leenmannen, in rode was, behalve het eerste alle min of meer geschonden.
reg. no. 1650
1650 1536 Februari 13
Simon Broquet, knaap, stadhouder van de drost van Ternois, baljuw van het graafschap Saint Pol, gehoord de procureurs van Franchoise de Lannoy, vrouwe van Rollencourt, Santes enz., vrouw van Maximylien d’Exmont, ridder heer van Ilsestain, Herry de Withan en zijn vrouw Jehenne de Lannoy, de procureur-generaal van de gravin van Saint Pol, de procureur van de abdij te Auxy en leenmannen van Saint Pol, bevestigt vrouwe Bonne de Lannoy, weduwe van Phelipes de Lannoy, heer van Sangtes, Rollencourt, Wahagnyes, ridder van het Gulden Vlies, in haar douarie van de heerlijkheden Rollencourt en Donvez.
(mil cincq cens trente et cincq).
Oorspr. (Inv. No. 757). De zegels van het drostambt en van twee ongenoemde leenmannen verloren; een zegel van een leenman in groene was.
reg. no. 1836
1836 1553 October 8
Charles, keizer, wijst, op advies vvan de landvoogdes, aan Franchoise de Lannoy, vrouwe van Lannoy, weduwe van de graaf van Buren, ter vergoeding van de schade, door haar in haar heerlijkheid Rollencourt geleden ten gevolge van de oorlog, tijdelijk de inkomsten toe uit 27 lenen, toebehorende aan de heer van la Hargerie en gelegen in de parochies van Bondues, Linselles en Wambrechies, en 400 pond uit de heerlijkheid Buire au Bois, toebehorende aan de broeder van de hertog van Vendosme, alles zolang de oorlog duurt of tot nadere beschikking.
(Bruxelles).
Oorspr. (Inv. No. 758). Met geschonden zegel met contrazegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1855
1855 1557 October 9.
Philipe, koning van Castilië enz., wijst aan de gravin-weduwe van Buren, vrouwe van Lannoy, ter vergoeding van oorlogsschade, geleden in haar heerlijkheid Rollencourt, waarvan de inkomsten, na aftrek van lasten, 2000 pond jaarlijks bedragen, tijdelijk de inkomsten toe uit 17 lenen, gelegen in Linselles en toebehorende aan de heer van la Hargerie, benevens 300 pond, die de erfgenamen van wijlen Claude Doingnies, heer van Estrees, schuldig zijn aan vrouwe Jehenne de Lattre, weduwe van de heer de Harpaison, ingevolge vier brieven, aan de koning vervallen volgens oorlogsrecht.
Oorspr. (Inv. No. 758). Met geschonden zegel met contrazegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1845
1845 1555 Maart 27
Het provinciale Hof in Arthois, uitspraak doende in het proces tussen Henri de Withem, heer van Bersele, en zijn vrouw Jehenne de Lannoy, dochter van wijlen Phelipes, in leven heer van Lannoy, Rollencourt, Cointize etc., na hun dood voortgezet door hun zoon Maxiilien ener-, en Maximilien van Egmond, graaf van Burre, en zijn vrouw Franchoise de Lannoy en, na Maximiliens dood, Franchoise alleen anderzijds, over het bezit van Rollencourt en Wahames, waaronder Cointise begrepen is, waarop Jehenne aanspraak maakt als oudste dochter van Phelipes’ zoon Hue, die het bij zijn huwelijk met Marie Boucault, vrouwe van Boullers, bij gift onder de levenden heeft gekregen en die bij eerder overlijden van hem dan van Phelipes door zijn kinderen vervangen zou worden, wijst de goederen toe aan de gravin van Buuren.
(XVc cincquante quatre).
Oorspr. (Inv. No. 759).
reg. no. 1883
1883 1560 October 19.
De Groote Raad van Malines, uitspraak doende in het proces tussen Henri de Witthem, heer van Berssele, en zijn vrouw Jehenne de Lannoy, dochter van Phelipe, heer van Lannoy, Rollencourt, Cointise etc., en na hun dood voortgezet door hun zoon Maximilien, appellanten van het provinciale Hof in Arthois ener-, en wijlen Maximilien van Egmond, graaf van Buren, en zijn vrouw Franchoise de Lannoy en na zijn dood Franchoise alleen anderzijds, over het bezit van Rollencourt en Cointise, beslist, dat ten onrechte is geappelleerd en het vonnis van het Hof van Arthois effect zal sorteren.
Oorspr. (Inv. No. 759). Met geschonden zegel met contrazegel van Philips II in rode was.
reg. no. 1884
1884 1560 October 19.
De Groote Raad beslist ten nadele van George de Withem, ridder van het Gulden Vlies, heer van Yssche, en Philippe Doignies, ridder, appellanten van een vonnis van het Hof van Arthois in hun proces tegen vrouwe Franchoise de Lannoy, gravin-douairière van Buren, geïntimeerde, dat ten onrechte geappelleerd is en het vonnis van het Hof van Arthois effect zal sorteren.
Oorspr. (Inv. No. 759).
Reg. no. 448
448 1389 April 24.
Loys de Germonville, knaap, baljuw van Clermont, oorkondt, dat Jehan Warin en zijn vrouw, Agnes, enige personen hebben gemachtigd om hun huis te Rollancourt te verkopen aan Pierre Ansel en zijn vrouw en deze in het bezit daarvan te doen stellen door de heer van Rollancourt.
Oorspr. (Inv. No. 761). Met zegel van de oorkonder en resten van de zegels van de auditeurs Colart Bouchart en Jehan des Prez in groene was.
N.B. Het charter is vastgehecht aan dat dd. 1476 Januari 25, (Reg. No. 1156).
Reg. no. 765
765 1431 November 24.
Jehan Desailly, stadhouder van de baljuw van Rollancourt, oorkondt, dat voor het hof van het kasteel van Rollancourt Pierre Legay dit Le Flamenc en zijn vrouw, Maine La Rousse, hebben verkocht aan Willem Ansel een hoeve in Rollancourt, te houden van het slot.
Oorspr. (Inv. No. 761). Met de zegels van de oorkonder en Jehan Haie in groene was, die van Jehan de Lennelle en Jehan Lecomment verloren.
N.B. Het charter is vastgehecht aan dat dd. 1476 Januari 25 (Reg. No. 1156).
Reg. no. 785
785 1434 April 19.
Jehan Desailly, stadhouder van het baljuwschap van Rollancourt, oorkondt, dat voor het hof van het kasteel van Rollancourt Simon Ansel, oudste zoon en erfgenaam van Pierre Ansel ener-, en zijn broeders Willem en Jehan anderzijds, overeengekomen zijn, dat Jehan twee oeven in Rollancourt krijgt, die wijlen zijn vader gekocht heeft en die gehouden worden van de vrouwe van Dampierre en Rollancourt.
Oorspr. (Inv. No. 761). Met omwikkelde zegels van de oorkonder en Jehan Haie, dat van Jehan Deflers in groene was, dat van Tussant de le Mielle verloren.
N.B. Het charter is vastgehecht aan dat dd. 1476 Januari 25 (Reg. No. 1156).
Reg. no. 1156
1156 1476 Januari 25
Jehan Millet, stadhouder van de baljuw van Rollancourt, oorkondt, dat voor het hof aldaar Jehan Ansel, zoon en erfgenaam van wijlen Willame en diens vrouw Willemine Ansel, heeft verkocht aan jonkvrouwe Barbe de Chastillon een hoeve aldaar.
(mil quatrecens soixante quinze).
Oorspr. (Inv. No. 761). Met de zegels van Guillame Desailly en Jehan Haye (het laatste losgeraakt) in groene was, die van de oorkonder en Jehan Le Noble verloren. Met transfix dd. 1476 December 15 (Reg. No. 1162).
N.B. Aan dit charter zijn vastgehecht de charters dd. 1389 April 24, 1431 November 24 en 1434 April 19 (Reg. Nos. 448, 765 en 785).
Reg. no. 1162
1162 1476 December 15.
Anthoine Briois, baljuw van stad en heerlijkheid Rollancourt voor Phelipe de Lannoy, ridder, heer van Santes, als man van Marguérite de Chastillon, oorkondt, dat Barbe de Chastillon heeft overgedragen aan haar moeder Jehenne de Saveuses, weduwe vazn de heer van Dampierre, de hoeve, vermeld in de brief dd. 1476 Januari 25 (Reg. No. 1156), waardoor deze gestoken is.
Oorspr. (Inv. No. 761). Met zegel van de oorkonder met contrazegel in rode was; die van Jehan Martin, Jehan de Sichens en Jehan Le Noble verloren.
Domvast lag tussen Auchy en Rollencourt. Zie ook Inv. nos. 753 en 757
reg. no. 979
979 1460 Mei 18.
Jehan Canesson de jonge, bewaarder van het zegel van de koning in de prevôté van Vimeu, oorkondt, dat Jehan Gibert, ridder, heer van Donpierre en Donvest, de heerlijkheid Donvest, leenroerig aan de abdij Saint-Silvin te Auchy bij Hesdin, heeft verkocht aan Walleran de Chastillon, heer van Dampierre, Rollencourt en Biauval, en zijn vrouw Jehenne de Saveuzes, te vererven op hun dochter Marguérite.
Oorspr. (Inv. No. 762). Met de zegels van de oorkonder en van de auditeurs, Martin Vilain en Jehan Grivaise, in groene was, het eerste met contrazegel. Met transfix dd. 1460 Mei 21 (Reg. No. 980).
reg. no.980
980 1460 Mei 21.
Baljuw en mannen van de abdij Saint-Silvin te Auchy bij Hesdin in haar heerlijkheid Werchin en Liezy stellen Walleran de Chastillon, heer van Dampierre, Rollencourt en Beauval, in het bezit van de heerlijkheid Donvestz, hem verkocht zoals vermeld in de brief dd. 1460 Mei 18 (Reg. No. 979), waardoor deze gestoken is.
Oorspr. (Inv. No. 762). Met het zegel van de baljuw in groene was, die der leenmannen verloren.
reg. no. 1228
1228 1483 Juni 15.
Jehan Domnessent, stadhouder van de gouverneur van Lille, Douay en Orchies, oorkondt, dat Phelipe de Lannoy, ridder, heer van Santes en Wilerval, en zijn vrouw Marguérite de Chastillon aan Jehenne de Saveuses, weduwe van Walleran de Dampierre, hun moeder, de heerlijkheid Donvests, leen van de abdij Saint-Silvin bij Auchy en gelegen tussen Auchy en Rollancourt, hebben verkocht, opdat zij van de inkomsten daaruit een dagelijkse mis en een andere cantuarie in de kerk te Rollancourt zal kunnen stichten.
Oorspr. (Inv. No. 762). Met zegel van de "souverain Baillage" in groene was. Met transfix dd. 1490 Februari 22 (Reg. No. 1307).
reg. no. 1307
1307 1490 Februari 22
Jehan Le Ratte, baljuw van de abdij Saint-Silvin te Auchy in haar heerlijkheid Luisy, oorkondt, dat deze de verkoop van de heerlijkheid Donvests, vermeld in de brief dd. 1483 Juni 15 (Reg. No. 1228), geratificeerd heeft en de koopster in het bezit heeft gesteld.
(mil CCCC quatrevingtz et noeuf).
Oorspr. (Inv. No. 762). Met de zegels van de oorkonder en Jehan Dominus in papier gewikkeld; dat van Jehan de la Haye in groene, die van Robert Roussel en Jehan le Bergnier in rode was.
reg. no. 1317
1317 1491 Juli 20.
Amandus Oudreghest, abt van de Benedictijner abdij van Sanctus Silvinus te Alciaco bij Hisdunum in het bisdom Morini, en het convent keuren goed, dat Johanna de Saveuses, weduwe van heer Walerandus de Chastillon, in leven heer van Dampierre, Rollancourt en Beauval, 30 pond jaarlijks uit de aan de abdij leenroerige heerlijkheid Donvest vast zet op een of twee kapelaans, te kiezen door de heer van Rollancourt, die een euwige dagelijkse zingende mis zullen houden na haar dood, beurtelings op het altaar van de H. Maria en op dat van S. Nicolaus in de parochiekerk te Rollancourt.
a) Oorspr. (Inv. No. 763). De zegels van abt en convent verloren. Met transfix dd. 1492 Februari 17 (Reg. No. 1323).
b) Opgenomen in de brief dd. 1493 Januari 4 (Reg. No. 1331).
reg. no. 1323
1323 1492 Februari 17
De vicarissen-generaal van Anthonius van Croy, bisschop van Morini, ratificeren de brief dd. 1491 Juli 20 (Reg. No. 1317), waardoor deze gestoken is.
(millesimo quadringentesimo nonagesimo primo).
a) Oorspr. (Inv. No. 763). Met zegel van het vicariaat in rode was in papier gewikkeld.
b) Opgenomen in de brief dd. 1493 Januari 4 (Reg. No. 1331).
reg. nos. 1317, 1323 en 1331
1331 1493 Januari 4
Jehan Le Ratte, baljuw van de heerlijkheid Lusy voor de abdij Saint Silvin te Auchy, gezien de brieven dd. 1491 Juli 20 en 1492 Februari 17 (Reg. Nos. 1317 en 1323), hierin geïnsereerd, stelt Baudin Toffin en de toekomstige kapelaans voor de cantuarie in de parochie Rollancourt in het bezit van de 30 pond jaarlijks, in die brieven vermeld, en Marguérite de Chastillon, vrouwe van Santes en Rollancourt, in dat van de heerlijkheid Donvest, door Lusy leenroerig aan de abdij.
(Rollancourt mil quatre cens quatrevingtz et douze).
Oorspr. (Inv. No. 763). Met zegels van de oorkonder, Jehan Morel en Jehan Le Bergnier in rode was; dat van Jehan Dominus verloren.
reg. no. 1184
1184 1480 Februari 27
Pierre Leguin, zegelbewaarder in de stad en prévôté Monstroeul, oorkondt, dat Jehan de Soissons, ridder, heer van Moreul, Poix en Mareul, raad en kamerling van de koning, en jonkvrouw Jehenne de Saveuses, weduwe van Walleran de Chastillon, huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt voor Jehans zoon, Jehan, en Barbe, dochter van Jehenne, die de heerlijkheid Beauval medekrijgt.
(Hesdin mil quatrecens et soixante dixnoeuf).
Oorspr. (Inv. No. 765). Met de zegels van de auditeurs Pierre Henry en Anthoine Loseman in groene was, dat van de oorkonder verloren. Met transfix dd. 1480 Maart 9 (Reg. No. 1185).
reg. no. 1185
1185 1480 Maart 9
Hugues Malicorne, knaap, heer van Millencourt, panetier van de koning, zegelbewaarder in Pontieu, oorkondt, dat vrouwe Jehanne de Craon, vrouw van Jehan de Soissons, ridder, heer van Moreul, Poix en Mareul, de akte dd. 1480 Februari 27 (Reg. No. 1184), waardoor deze gestoken is, ratificeert.
(Mareul mil CCCC soixante dixnoeuf).
Oorspr. (Inv. No. 765). Met zegel van de auditeur Nicolas de Coquessart en resten van de zegels van de oorkonder en de auditeur Jehan de Maisons (het laatste losgeraakt) in groene was.
Reg. no. 1187
1187 1480 April 13.
Jehan de Soissons, knaap, heer van Dommarcq bij Ponthieu, verklaart ontvangen te hebben van zijn schoonmoeder, vrouwe Jehenne de Saveuses, vrouwe van Dampierre en Rollancourt, 6000 francs in mindering van de 8000, hem bij huwelijksvoorwaarden toegezegd.
Oorspr. (Inv. No. 765). Het zegel van de oorkonder verloren.
Reg. no. 1219
1219 1482 October 28.
Waleran Dongnies, heer van Villeman, raad en kamerling des konings, baljuw van Hesdin, verklaart ontvangen te hebben van vrouwe Jehenne de Saveuse, vrouwe van Dampierre en Rollaincourt, 2000 francs, betaald voor de heer van Moreul, vader van Walerans vrouw, Marguérite de Soissons, volgens hun huwelijksverdrag.
Oorspr. (Inv. No. 765). Met zegel van de oorkonder in rode was.
Reg. nos. 1127 en 1299
1127 1474 Januari 19
David le Burier, zegelbewaarder in de prevôté Monstreul, oorkondt, dat Phelipes de Lannoy, heer van Santes, ridder, raad en kamerling van de hertog van Bourgoigne, voor zichzelf en als man van Marguérite de Chastillon, oudste dochter van Walleran de Chastillon, heer van Dampierre, Rollancourt en Beauval ener-, en jonkvrouwe Barbre, jongre dochter, met haar moeder Jehenne de Saveuses e.a. anderzijds, tot een accoord zijn gekomen, volgens hetwelk Marguérite alle goederen van wijlen haar vader erft behalve Beauval, dat Barbre vrij van lasten zal ontvangen benevens een rente.
(en la ville de Rollancourt mil quatrecens et soixante treize).
Gevidimeerd in de brief dd. 1488 Mei 12 (Reg. No. 1299).
1299 1488 Mei 12.
Schepenen van Lille geven vidimus van de brief dd. 1474 Januari 19 (Reg. No. 1127).
Oorspr. (Inv. No. 765). Het zegel ten zaken van Lille verloren.
Reg. no. 1373
1373 1496 October 4.
Arthur de Francqueville, heer van Festel, zegelbewaarder in Pontieu, oorkondt, dat Jehan de Soissons, ridder, heer van Dompmart, Preure en Marreul, en zijn vrouw Barbre de Chastillon, vrouwe van Beauval, verklaren, dat Phelipes de Lannoy, ridder, heer van Santes, en zijn vrouw Marguérite de Chastillon, hun zuster en zwager, de rente, groot 320 pond, door hun vader Waleran, heer van Dampierre, verkocht aan de graaf Deu en zijn vrouw Hellame de Meleun en gevestigd op de heerlijkheid Beauval, ingevolge verdrag hebben afgelost op 10 Augustus 1495, en dat Marguérite, inmiddels weduwe geworden, de achterstallige rente benevens proceskosten heeft betaald en de stukken heeft overgedragen.
Oorspr. (Inv. No. 765). Met zegel van de auditeur Jehan Dechaulx en geschonden zegel van Pierre de Coquessart, eveneens auditeur, in groene was; dat van de oorkonder verloren.
reg. no. 486
486 1395 Mei 20.
Charle de Bethencourt, knaap, zegelbewaarder in het baljuwschap van Amiens oorkondt, dat Hue, heer van Noeuville en Allennes, ridder, ener-, en monseigneur de Lannoy, erfgenaam van mons. de Maingoval anderzijds, een accoord hebben gesloten, waarbij de heer van Noeuville door de heer van Lannoy voldaan verklaard te zijn voor de aanspraken, die hij had op de heerlijkheid Maingoval als erfgenaam van Euxtasse de Noeuville, zijn broeder, die de genoemde aanspraken van mons. de Maingoval had gekregen bij zijn huwelijk met nu wijlen Jehanne de Mailli.
Oorspr. (Inv. No. 766). Met de zegels van de oorkonder en Pierre Biulli, auditeur, in bruine was; dat van de auditeur Thomas Wallon verloren.
reg. no. 840
840 1439 Juni 20.
Jehan Pochole, bewaarder van het koninklijk zegel in het baljuwschap van Amiens in de prevôté van Monstroeul, oorkondt, dat voor hem en auditeurs vrouwe Jehenne de la Rivière, vrouwe van Dampierre, met goedvinden van haar zuster Perrette de la Rivière, vrouwe van La Roche, afstand heeft gedaan van haar erfenis van haar broeder Charles, heer van La Rivière, ten behoeve van Jehennes oudste zoon, Jaques de Chastilon, heer van Dampierre.
Oorspr. (Inv. No. 767). De zegel van de oorkonder en een van de twee auditeurs verloren; dat van de andere auditeur, mr. Jehan de Sussavilegier, in groene was en geschonden.
reg. no. 941
941 1454 April 20
Olivier Sainton, bewaarder van het zegel des konings in Tours, oorkondt, dat de notaris Guillaume Desvoloire instrumenteert, ten behoeve van de procureur van Walléran de Chastillon, heer van Dampierre, Rollandcourt en Beauval, dat vrouwe Pierete geantwoord heeft op het haar voorgelezen verzoek van Walléran om hem de goederen te waarborgen, die zij hem heeft toegezegd uit hoofde van de nalatenschap van de heer de la Rivière, dat zij de brief naar haar raadsman zou zenden en daarna beantwoorden.
(Sabmedi vingtiesme jour d'Avril l'an mil CCCC cinquante et troy savant Paques).
Oorspr. (Inv. No. 767). Met geschonden zegel met contrazegel van de oorkonder in groene was.
reg. nos. 922 en 1182
922 1451 Mei 23.
De garde de la prevôté van Paris oorkondt, dat Walléran de Chastillon, heer van Dampierre, en zijn broeder Loys, heer van Sompuis, knapen, afstand hebben gedaan van de helft van de nalatenschap van hun oom Charles, heer van La Rivière – door hun moeder Jehanne de la Rivière, vrouwe van Dampierre, met goedvinden van haar zuster Perette de la Rivière, vrouwe van La Rocheguyon, afgestaan aan wijlen hun oudste broeder Jaques – ten behoeve van Perette, die haar neven Walléran en Loys daarvoor in de plaats geeft slot en heerlijkheid La Rivière, de heerlijkheden Druy, Breuyères, Granches en Buisy en een huis te Paris.
Gevidimeerd in de brief dd. 1479 Juni 28 (Reg. No. 1182).
1182 1479 Juni 28.
Meier en schepenen van Hesdin geven vidimus van de brief dd. 1451 Mei 23 (Reg. No. 922).
Oorspr. (Inv. No. 767). Met geschonden zegel ten zaken van Hesdin met contrazegel in bruine was.
reg. no. 940
940 1454 April 2
Schepenen van Hesdin oorkonden, dat Jacques de Labroye, ridder, heer van Cornay, en zijn broeder Jehan als procureur van Jacques’ vrouw, Jehenne de Gafferte, verkocht hebben aan Philipes de Maisnil, heer van Maisnil en Lespault, een huis met erf te Hesdin, grenzende aan het kerkhof van de Notre Dame.
(mil IIIIc et LIII).
Afschrift op perkament (Inv. No. 768). Hieraan zijn vastgehecht de brieven dd. 1466 Juni 20 en 23, 1470 Januari 16 en 1481 Mei 18 (Reg. Nos. 1037, 1038, 1074 en 1204).
reg. no. 1037
1037 1466 Juni 20.
Meier en schepenen van Hesdin oorkonden, dat Jehan de Crepioeul genaamd Levesque, knaap, heer van Enquignegatte, Guy de Labroye, priester in de Notre-Dame te Hesdin en Jehan de Hericourt, raad van de hertog te Hesdin, executeurs-testamentair van Philipe, heer van Maisnil en Lespault, aan diens weduwe weduwe Jehenne een huis te Hesdin, grenzende aan het kerkhof van de Notre-Dame hebben getransporteerd ter voldoening van een schuld, die haar man bij zijn overlijden aan haar had.
Afschrift op perkament (Inv. No. 768).
N.B. Deze brief is vastgehecht aan die dd. 1454 April 2 (Reg. No. 940).
reg. no. 1038
1038 1466 Juni 23.
Meier en schepenen van Hesdin oorkonden, dat Jehane de Crepioul, weduwe van Philipe, heer van Maisnil en Lespault, heeft verkocht aan Jehan, heer van Gouy en Tortefaintes, ridder, een huis te Hesdin, grenzende aan het kerkhof van de Notre-Dame.
Afschrift op perkament (Inv. No. 768).
N.B. Deze brief is vastgehecht aan die dd. 1454 April 2 (Reg. No. 940).
reg. no.1074
1074 1470 Januari 16
Schepenen van Hesdin oorkonden, dat Jehan, ridder, heer van Gouy en Tortefontaines heeft verkocht aan Jehan De Héricourt, raad te Hesdin, een huis aldaar, grenzende aan het kerkhof van de Notre-Dame.
(mil CCCC et soixante et noef).
Afschrift op perkament (Inv. No. 768).
N.B. Deze brief is vastgehecht aan die dd. 1454 April 2 (Reg. No. 940).
reg. no. 1204
1204 1481 Mei 18.
Schepenen van Hesdin oorkonden, dat Marguérite Le Brun, weduwe van Jehan Hericourt, in leven raad te Hesdin, en Jehan Le Brun als voogd van zijn vrouw, Ysabeau de Hericourt, en hun kinderen, hebben verkocht aan vrouwe Jehenne de Saveuses, vrouwe van Dampierre en Rollencourt, een huis te Hesdin, grenzende aan het kerkhof van de Notre-Dame.
Afschrift op perkament (Inv. No. 768). Met transfix dd. 1501 Juni 19 (Reg. No. 1405).
reg. no. 1405
1405 1501 Juni 19.
Robert de la Pasture, heer van la Pasture, rechter en (zegel)-bewaarder van de prévôté Monstreul, oorkondt, dat Yzabeau de Héricourt, weduwe van Jehan Le Brun, en haar zoons Jehan en Jacques, op verzoek van vrouwe Jehenne de Saveuzes, vrouwe van Dampierre en Rollancourt, de akte dd. 1481 Mei 18 (Reg. No. 1204), waardoor deze gestoken is, geratificeerd hebben.
Oorspr. (Inv. No. 768). Met zegel van de oorkonder in papier gewikkeld.
reg. no. 270
Betreft goederen in Frankrijk.
270 1356 September 21.
Gillebert, ridder, kastelein van Berghes, heer van Le Couppele, en Aliame, dochter van Jehan le Poisson, ridder, maken huwelijksvoorwaarden.
Oorspr. (Inv. No. 769). Met geschonden zegels van Gillebert en zijn neven Rase, heer van Wiske en Bienvile, en Jehan, heer van Hassonval en Beau Couroy, in rode was.
Zie ook no. 828
Het huis Stoutenburg ten oosten van Amersfoort behoorde aan het geslacht VAN AMERSFOORT, dat zich later naar Stoutenburg noemde. Het was een Stichts leen. EVERARD VAN STOUTENBURG droeg het in 1316, na er mede beleend te zijn, op aan de leenheer, maar behield de aan het huis verbonden Leenkamer. De leengoederen onder deze Leenkamer kwamen voor een deel aan het geslacht IJSELSTEIN, waaruit heer ARNOUT in 1325 het huis Stoutenburg met het schoutambt van Amersfoort en Eemland in pandschap kreeg van bisschop JAN VAN DIEST; JAN VAN ARKEL loste het als momber van het Sticht in 1341 af. De hier vermelde goederen liggen alle in het oude kwartier van Eemland
Zie A. Joh. Maris, Eemnes, 1947 en Van voogdij tot maarschalkambt, 1954. Uit de leenregisters van IJselstein, thans in het Rijksarchief te Utrecht, eerder in het Algemeen Rijksarchief, kon vastgesteld worden, welke goederen tot de Stoutenburgse lenen behoorden.
reg. nos. 111, 126, 136 en 140
111 1336 April 2
Johan, bisschop van Utrecht, belooft heer Ghysebrecht, heer van Yselsteyn, de 200 pond zwarte tournooizen, door deze uitgegeven voor het huis ten Ouden Gheyne, binnen 2 maanden na aanmaning te betalen, terwijl bij niet-betaling heer Ghysebrecht het huis Stoutenbergh met het schoutambt van Amersfort zal behouden, totdat hij betaald is.
(tot Arnem des Denxdaghes nae Paeschdach).
Opgenomen in de brief dd. 1340 December 13 (Reg. No. 140).
N.B. Gedrukt bij A. Joha. Maris, Van voogdij tot maarschalkambt, 1954, bl. 111-116.
126 1338 November 18
De notarissen Jacobus van Hole en Hubertus van Budel instrumenteren, dat Johannes, bisschop van Trajectum, het kasteel Stoutenborgh en het schoutambt en baljuwschap van Amersfordia en Emeland verpand heeft aan heer Arnoudus van Yselsteyn voor 4000 pond zwarte tournooizen.
(in domo habitacionis dicti domini episcopi infra civitatem trajectensem prope ecclesiam trajectensem sita in magna camera sive aula in qua dictus dominus episcopus dormire solet).
Opgenomen in de brief dd. 1340 December 13 (Reg. No. 140).
N.B. Gedrukt bij A. Joha. Maris, a.w., bl. 111-116.
136 1340 Mei 24
Johan, bisschop van Utrecht, verklaart de rekening van heer Arnoud van Yselsteyn van het schoutambt van Amersfort en Emeland sinds November 1338 afgehoord te hebben en hem, na aftrek van 600 pond als boete voor de doodslag van Otte van Cattenbroke, 1265 pond 10 schelling 8 penningen zwarte tournooizen schuldig te zijn behalve de 4000 pond, die hij hem reeds schuldig was.
(tot Horst in onse camer).
Opgenomen in de brief dd. 1340 December 13 (Reg. No. 140).
N.B. Gedrukt bij A. Joha. Maris, a.w., bl. 111-116.
140 1340 December 13
Johan, heer van Erkel, optredende namens de graaf van Holland als voogd en momber van het Sticht, verklaart ontvangen te hebben van heer Arnoud van Yselsteyn de brieven dd. 1336 April 2, 1338 November 18 en 1340 Mei 24 (Reg. Nos. 111, 126 en 136), hierin opgenomen, na aflossing van de pandschap van het huis Stoutenburg met het schoutambt van Amersfoort en Eemland.
(op Sente Luciën dach).
Oorspr. (Inv. No. 770). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was.
N.B. Gedrukt bij A. Joha. Maris, a.w., bl. 111-116.
reg. no. 156
156 1343 Maart 11
Reynout, hertog van Gelren en graaf van Zutphen, vergeeft heer Arnolt van Yselsteyn, ridder, zijn partij kiezen voor zijn neef Willaem Hasicken tegen de proost van Arnhem in de twist betreffende het huis te Stoutenbergh, daar hij heeft aangetoond, dat hij om de graaf van Holland niet anders doen kon.
(op Sente Gregoriis' avont).
Oorspr. (Inv. No. 771). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 337
337 1367 April 5
Jan, heer van Egmond en Yselsteyn, en zijn vrouw, Ghyote, oorkonden, dat zij Ghisebrecht van Stoutenberch beleend hebben met de goederen, die zijn broeder Everaed van Ghyotes vader in leen hield.
(des Manendaghes voir Palmen).
Oorspr. (Inv. No. 772). De zegels der beide oorkonders verloren.
reg. nos. 57 en 58
57 1316 Mei 31
Everaerd van Stoutenberch, knaap, verklaart, dat zijn vader, heer Everaerd van Stoutenberch, ridder, met zijn toestemming verkocht heeft aan heer Adaem van Lochorst, ridder, de goederen, geheten Emelaer en Daetselaer.
(des Manendaghes na Pijnsteren).
a) Gevidimeerd in de brief dd. 1316 Augustus 4 (Reg. No. 58).
b) Gevidimeerd in de brief dd. 1328 Maart 30 (Reg. No. 82).
58 1316 Augustus 4
Florans, domproost te Utrecht, geeft vidimus van de brief dd. 1316 Mei 31 (Reg. No. 57).
(des Woensdaghes na Sinte Peters daghe tot ingaenden Oest).
Oorspr. (Inv. No. 773). Met geschonden zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 82
82 1328 Maart 30
Broeder Henric, waarnemend commandeur van Sinte Katerina te Utrecht voor de bisschop van Zuden, en zelf intendant (scaffenaer), geeft vidimus van de brief dd. 1316 Mei 31 (Reg. No. 57).
(des Woensdaghes na Palme).
Oorspr. (Inv. No. 773). Het zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 84
84 1328 November 2
Elyaes van Woudenberch, knaap, geeft aan heer Arnoud van Yselsteyn, ridder, mede uit naam van zijn vrouw Agnese, het goed Emelaer.
(op Alre Zielen dach).
Oorspr. (Inv. No. 773). Met het zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 86
86 1328 November 30
Wouter, Henric, Phylips en Jan, kinderen van heer Jan van Woudenberch, geven heer Arnout van Yselsteyn, ridder, het goed Emelaer.
(op Zente Andries' dach).
Oorspr. (Inv. No. 773). Met het zegel van Wouter van Woudenberch in groene was.
reg. no. 129
129 1339 Juni 23
Agniese, jonkvrouwe van Woudenberch, oorkondt, dat haar oom, de heer van Yselsteyn, op haar verzoek aan haar neef, heer Harbaren van Riede, ridder, 3 brieven gegeven heeft betreffende haar lijftocht, de 1e van de graaf van Cleve, inhoudende, dat zij haar lijftocht heeft uit al het goed van Woudenberch, de 2e van dezelfde, inhoudende, dat hij, na opdracht door Elyaes, Johan van Woudenberch met het goed te Woudenberch heeft beleend behoudens lijftocht voor Elyaes en haarzelve, en de 3e van de heer van Apcoude, inhoudende, dat zij haar lijftocht heeft aan het goed Oeverlaer, en dat Harbaren van Riede op haar verzoek die brieven te Jaersvelt in ontvangst heeft genomen.
(des Woensdages voer Sente Johans avont te midde soemer).
Oorspr. (Inv. No. 774). Het zegel van de oorkondster verloren.
reg. nos. 449-451, 454 en 462
449 1390 Maart 17
Goe van Hillenhorst getuigt, dat dezelfde paal, die Holenhorst, Daetselaer en Emelaer scheidde, ook Emelaer en Sconenvoerde scheidt.
(op Sente Gheertruden dach).
Oorspr. (Inv. No. 775). Met geschonden opgedrukt zegel van Herman Lumansz. in bruine was.
450 [1390 Maart]
Segher van Emellaer, jonge Rolof Lubbert van Riesche, Wouter Seghersz., Hein van Dashorst, Arnt Willamsz. van Achtenvelde, Hein van Malkenhorst en Maes van Vijnselaer geven getuigenis aangaande de grens tusschen Emellaer en Scoenrevoerd.
Oorspr. (Inv. No. 775).
451 1390 Maart 26
Beel van Merten geeft getuigenis aangaande de grens tussen Emelaer en Scoenrevoerde.
(opten Palme avont).
Oorspr. (Inv. No. 775). Met geschonden opgedrukt zegel van Wouter van der Tangen.
454 (1390).
Mews Seghersz. getuigt, dat de zijde van de weg van Emeler naar Daetseler, die met boomen beplant is, van Mews van Emeler was en de andere zijde tot het goed Emeler behoorde, en Gherijt Sandersz. getuigt, dat Mews van Emeler de pacht van het land te Quattelenborch placht te innen.
Oorspr. op papier (Inv. No. 775). Met geschonden opgedrukt zegel in bruine was van Lantfrecht of – Fert van Briler.
N.B. De Quattelenborch komt ook voor als Kuackelenberch, Quachelenborch, Quartelenborch.
462 1392 Maart 19
Aernd, heer van Egmond en Yselstein, machtigt Heinric, rentmeester, Florens van Alkemade, zijn neef, en Roelof van den Dam om de scheiding bekend te maken, die hij gemaakt heeft tussen het goed, door Mewes Ghisebrechtsz. van Vlieder en dat, door Ghisebrecht Zandersz. van Emelaer van hem in leen gehouden.
(des Dinghesdaghes nae Sinte Gheertruden dach).
Oorspr. (Inv. No. 775). Met geschonden opgedrukt zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 130
130 1339 November 29
Johan, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat Ricoud Everaerdsz. van den Bosch en Arnoud Willamsz. van den Bosch aan heer Arnoud van Yselsteyn, ridder, het goed ten Bossche, gelegen in de maalschap van Emminclaer, verkocht hebben.
(op Sente Andries' avond).
Oorspr. (Inv. No. 776). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 8
8 1272 April 5
Johannes, elect van Traiectum, verpacht met toestemming van zijn minsterialen zijn goed in Middelare aan Wolterus van Amersfordia, ridder.
(feria tertia post Dominicam Letare).
Oorspr. (Inv. No. 777). Het zegel van de oorkonder verloren.