Terug naar zoekresultaten

1.08.06 Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582): Stukken betreffende rechten en goederen van Anna van Buren, 1166-1580: Inventaris

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.08.06
Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582): Stukken betreffende rechten en goederen van Anna van Buren, 1166-1580: Inventaris

Auteur

S.W.A. Drossaers, S. van Splunter (bewerking en aanvullingen)

Versie

15-09-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1955, 2020 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II
Nassause Domeinraad / Anna van Buren Nassause Domeinraad / Anna van Buren

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1166-1580

Archiefbloknummer

1262

Omvang

2098 inventarisnummer(s); 12,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, een gedeelte is in het.
Middelnederlands
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Charters en geschreven documenten, kennis van het middeleeuwse handschrift is noodzakelijk.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Raad van de graaf van Buren te Buren Raad en Rekenkamer van de prins van Oranje te Breda

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit archief bevat charters en stukken betreffende de goederen en rechten, door Anna van Egmond, gravin van Buren, medegebracht bij haar huwelijk met Willem I. Het gaat dan voornamelijk om stukken betreffende aan de van Egmonds toebehorende heerlijkheden (o.a. Buren, IJsselstein, Arkel) over o.a. aankomsttitels, goederenbeheer, verhouding tot de landsheer, bestuur en rechtspraak, militaire aangelegenheden en waterstaatszaken. Daarnaast zijn er ook stukken betreffende onroerende goederen en inkomsten uit goederen niet gelegen in aan de Egmonds toebehorende heerlijkheden, betreffende collatierechten en betreffende personen, voornamelijk uit het geslacht van Egmond.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De bezittingen van Anna van Egmond
In dit deel worden de stukken behandeld betreffende de goederen en rechten, door Anna van Egmond, medegebracht bij haar huwelijk met WILLEM I, berustende deels op het kasteel te Buren, deels in de Rekenkamer te Breda in het jaar 1581, voor zover deze stukken later onder de Domeinraad te 's-Gravenhage zijn gekomen.
De Egmonds, begonnen als advocati en leenmannen van de abdij, wisten zich van deze banden, voor zover deze niet in hun voordeel waren, in het einde van de 14e en het begin van de 15e eeuw los te maken. Zij waren rijk door huwelijken en gezocht om hun rijkdom, o.a. als geldschieters van hun souvereinen, hetgeen hun weer hoge ambten bezorgde. De eerste aanwinst door huwelijk was de heerlijkheid IJselstein, waarnaar zij zich noemden, totdat zij graven van Buren werden. Niet minder belangrijk was het huwelijk van Jan II in 1409 met Maria van Arkel, van moederszijde erfgename van Gelre en Zutfen, van vaderszijde van de Arkelse goederen, die o.a. aanspraken op Leerdam inhielden. Frederik vermeerderde het bezit met Buren door schenking, met Cranendonk en Eindhoven door koop en met Leerdam door bevestiging van de bovengenoemde aanspraken. Door zijn huwelijk met Aleid van Culemborg kreeg zijn zoon Floris de Zeeuwse goederen Sint-Maartensdijk, Scherpenisse e.a.. Floris zelf kreeg door huwelijk de pandschap van Grave en Kuik, door gift Jaarsveld, door koop Ackoy, en Cortgene door erfenis. Zijn schoondochter Françoise de Lannoy eindelijk bracht bij haar huwelijk met Maximiliaan van Egmond, behalve Odijk en Beverweerd, enige goederen in Frankrijk mede, waarvan haar kleinzoon Philips Willem de meeste verkocht. Hetzelfde deed hij met Jaarsveld, dat Floris in 1489 van Maximiliaan van Oostenrijk had gekregen.
De Raad van de graaf van Buren
Het beheer van de goederen van de Burense tak van het geslacht Egmond was te Buren gecentraliseerd.
Een Raad vinden we te Buren, evenals dit te Breda het geval was, eerst in het eerste kwart van de 16e eeuw in de stukken vermeld. In 1522 gaan inwoners van Sint-Maartensdijk in beroep bij de Raad van de graaf. In 1527 houdt de Raad zich bezig met de verdediging van Buren. In Buren zelf, waar van ouds beroep op de Hoge Brug van het kasteel bestond, werd bij ordonnantie van 1545 beroep van de Brug op 's graven Raad toegestaan.
Uitgezonderd de bemoeienis met de verdediging, die men onder politie zou kunnen indelen, schijnt de Raad te Buren zich uitsluitend met justitie te hebben ingelaten en niet met administratie. Het woord Rekenkamer komt dan ook in de stukken niet voor. Dat de raad Brielis Van Rapenburch zich zowel herhaaldelijk naar Sint-Maartensdijk begeeft om processen te beëindigen als te Buren rekeningen controleert en afhoort, moet dan als een personele unie beschouwd worden van lid van de Raad en toezichthouder op de rentmeesters en de rentmeester-generaal.
Hoe het ook zij, de beheersfunctie over de Burense goederen is later overgegaan op de Raad en Rekenkamer te Breda. De Raad van Buren ging in 1581 uiteen.
De Raad en Rekenkamer te Breda
Na de dood van zijn vrouw Anna Van Egmond (1558), belastte Willem I als voogd van zijn zoon Philips Willem, die de nalatenschap van zijn moeder had geërfd, de Rekenkamer te Breda met het opperbeheer. De rentmeestersrekeningen werden te Breda afgehoord of ter plaatse door afgevaardigden uit Breda, die zo nodig elders zitting hielden bv. te IJselstein; de Raad werd gehoord bij het nemen van beslissingen en zonder zijn voorkennis mochten geen verpachtingen worden gehouden. Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden van zijn bemoeienis met het beheer van het Burense goederencomplex. In 1563 kreeg de Raad te Breda dan nog de bevoegdheid in appèl recht te spreken in processen te Buren, IJselstein, Leerdam óf elders, een bevoegdheid, die de Raad van de graaf van Buren had bezeten ( Zie Ie deel, bl. XXIII. ) . Na de confiscatie van de goederen van prins Willem I in 1568 werkte de Raad te Breda onder oppertoezicht van de Raad van Beroerten. Voor de goederen van Philips Willem stelde Philips II daartoe twee momberheren aan, Charles, baron van Berlaymont, hoofd van de Financiën, gouverneur van Namen, en Philippe, heer van Oignies, groot-baljuw van Brugge en het Vrije, beide verwanten van de pupil van moederszijde, die beide te vergeefs hadden getracht zich aan de benoeming te onttrekken ( Afschrift van de akte van aanstelling in het Kon. Huisarchief zie Inv. XII Afd. 5, no. 14. ) . De raad Hovelmans te Breda werd door de voogden belast met het beheer. Nadat de prins bij de pacificatie van Gent in het bezit van zijn goederen hersteld en in 1577 teruggekeerd was, droeg hij het beheer van de goederen van Philips Willem op aan zijn dochter Maria om dat tezamen met haar vader te voeren, d.w.z. zij zou in alles door zijn raden gekend worden. Na zijn dood (1584) werd zij door de Staten-Generaal gemachtigd het beheer over de moederlijke goederen, gelegen binnen de Verenigde Provinciën, te blijven voeren en daartoe raden te benoemen. Deze raden waren te Delft gevestigd, totdat de graaf van Hohenlohe, met wie Maria in 1595 gehuwd was, in 1603 een Rekenkamer te Buren instelde ( Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarch. in de prov. Utrecht over 1892 R. Fruin, Inventaris van het archief der Gemeente IJselsten, no. 20. ) . In 1609 nam Philips Willem zelf het beheer in handen, waartoe hij in 1606 toestemming had gekregen van de Staten-Generaal. Hij vestigde zijn Rekenkamer te Breda ( Zie verder de Inleiding tot het Ie deel. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief te Breda
Voor de archieven der Burense goederen hadden de wijzigingen in het beheer vóór 1581 geen grote gevolgen gehad. De verzamelingen bleven, waar zij waren, en werden daar voortgezet.
Wel vormde zich te Breda een nieuw archief. Zo werden de bijlagen bij de te Breda afgehoorde rekeningen daar vastgehecht aan een lias "Ontvangsten uit Buren". Eveneens werden stukken naar Breda gebracht, wanneer dat voor een onderzoek of beter inzicht in het beheer nodig was, zodat het kon voorkomen, dat de griffier niet wist, of bepaalde stukken te Breda dan wel te Buren waren. De griffier Piggen, na de inneming van Breda door de Spanjaarden aldaar gebleven als bewaarder van de charters, zegt dan ook in 1584 ( Ie deel Reg. no. 3451. ) een deel van de Burense charters onder zich te hebben en krijgt in 1587 van Florent de Berlaymont, die zijn vader Charles als voogd van Philips Willem was opgevolgd, volmacht de stukken te verzamelen, die zich te Breda bevonden aangaande de goederen, die Philips Willem van vaders- zowel als van moederszijde had geërfd, ook voor zover deze in Frankrijk lagen, met opdracht daarvan een inventaris te maken, totdat een besluit tot transport genomen zou zijn ( Nass. Dom. Oude Inv. Fol. 1846. no. 7. ) .
In de Inleiding tot het Ie deel is reeds gezegd, dat het grootste deel van het archief te Breda eerst in 1637 naar Den Haag werd overgebracht.
Het archief te Buren
De archieven, die op het kasteel te Buren gebleven waren, zijn onder prins Maurits naar Den Haag overgebracht. In 1619 (Philips Willem was in 1618 overleden) liet hij "alsoo tot Buren noch diversche charters zijn" door enige raden een onderzoek daarnaar instellen met last deze te inventariseren, waarna hij een beschikking zou nemen aangaande het transport naar Den Haag ( Nass. Dom. Inv. Hingman, no. 5613. ) . De raden besteedden er enige dagen aan, maar vonden er nog maar weinig, dat volgens hen de moeite waard was. Dit weinige werd naar Den Haag gebracht en door de griffier Le Sage aldaar gevoegd bij de Burense archieven, die zich reeds in Den Haag bevonden. Deze raden hebben bij hun nasporingen op het kasteel te Buren niet gezien "de groote verzameling (later) haveloze papieren", een "rudis indigestaque moles" ( Jaarverslagen van het Rijksarchief te 's-Gravenhage 1882, 1883. ) , waarvan het in 1849 bekend werd, dat zij te Culemborg voor scheurpapier verkocht was. Toen het Rijk er 400 gulden voor bood, bleken de heren Beeldsnijder van Voshol, Drieling en Van Asch Van Wijck reeds eigenaars te zijn geworden. Beeldsnijder verrijkte er zijn verzameling autografen uit, Van Asch van Wijck publiceerde een groot aantal charters, brieven enz. in de Werken van het Historisch Gezelschap te Utrecht, waarna hij er enkele van verkocht. Toen de erven Beeldsnijder en Drieling van deze onverdeelde boedel af wilden zijn, werd het Rijk in 1857 eigenaar voor het dubbele van de eerst geboden som ( R. Fruin. De Gestie van Dr. R. C. Bakhuizen van den Brink. Fruin neemt, zoals hij zegt, het verslag van deze geschiedenis over uit het in het Algemeen Rijksarchief aanwezige H. S. van Van Riemsdijk: Verslag aangaande het archief van het graafschap Buren. ) .
De bestanddelen van deze verzameling zijn zo heterogeen, dat zij geen houvast geven tot het vinden van een oorzaak der scheiding van deze stukken van de overige. Zowel zeer oude charters betreffende verschillende personen en goederen als pakken bijlagen bij de rentmeestersrekeningen uit het midden der 16e eeuw bevinden zich er onder, de grote verzameling brieven aan Frederik, Floris en Maximiliaan van Egmond zowel als vele andere personalia, waaronder die met betrekking tot Cornelis van Bergen, heer van Zevenbergen. De aanwezigheid van deze laatste zou evenals die van de brieven op Grave als plaats van herkomst kunnen wijzen. Cornelis van Bergen was de zwager van Floris van Egmond. Floris' schoonvader, Cornelis van Bergen, pandheer van Grave en Kuik, woonde te Grave en stond aan Floris bij huwelijksvoorwaarden toe met zijn a.s. vrouw zijn intrek te nemen op het kasteel te Grave, waar zij inderdaad veelal gewoond hebben evenals hun zoon Maximiliaan.
Nog kort geleden ontving het Algemeen Rijksarchief ( Dank zij de Rijksarchivaris in Noord-Brabant ) de huwelijksvoorwaarden van Floris' dochter Anna, welk stuk als omslag van een register in het gemeentearchief te Grave had gediend. De aanwezigheid van personalia van Philips van Hohenlohe doet evenwel vermoeden, dat de stukken, tijdens het beheer van de Hohenlohe's voor Philips Willem, zich weder te Buren bevonden, maar niet bij de overige archieven geplaatst waren.
Eerdere inventarisaties van het archief
Na enige mislukte pogingen, door anderen gedaan, schiep Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, in 1882 benoemd tot Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, orde in de massa, die overgebleven was van de archieven van de Nassause domeinen, en maakte een voorlopige globale inventaris, verdeeld in 5 hoofdafdelingen ( De eerste afdeling bevatte stukken, behorende tot het archief van de graven en hertogen van Gelre, welke stukken in hoofdzaak op het kasteel te Buren gekomen zijn, doordat Arnold van Egmond, hertog van Gelre, daar herhaaldelijk verbleef, voordat hij het slot aan Frederik van Egmond schonk; deze stukken werden in 1884 afgestaan aan het Rijksarchief in Gelderland. Dezelfde weg ging later een deel van de stukken uit de IVde afdeling, welke het rentambt Buren betroffen, uit de 17e en 18e eeuw dateren en waarschijnlijk deel uitmaakten van het archief van de rentmeester, alsmede de stukken van de Ve afdeling, die tot het archief van de Leenkamer aldaar behoorden. Het resultaat van de onderzoekingen, die Van Riemsdijk voor de ordening moest doen, heeft hij neergelegd in twee opstellen, getiteld: Verslag aangaande het archief van het graafschap Buren en De heerlijke rechten en goederen der graven van Buren, beide in handschrift aanwezig op het Algemeen Rijksarchief. ) . De tweede afdeling bevatte de stukken, behorende tot het archief van de graven van Buren.
De collectie Beeldsnijder werd in 1921 door Prof. Fruin werd opgelost. De charters uit deze verzameling werd verdeeld over diverse charterverzamelingen op het Algemeen Rijksarchief. Ook het Burense archief werd hersteld in het bezit van stukken die er van ouds toe behoorden.
Het archief van de Raad en Rekenkamer te Breda is als onderdeel van het archief van de Nassause Domeinraad in 1827-1828 voorlopig, en in 1834 definitief aan het (Algemeen) Rijksarchief overgedragen.
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
In de voorliggende inventaris zijn de stukken uit de tweede afdeling van de inventaris van Van Riemsdijk (zie onder Geschiedenis van het archiefbeheer) beschreven tezamen met de Burense stukken die zich in het archief van de Domeinraad te 's-Gravenhage bevonden. Het spreekt vanzelf, dat het werk van Van Riemsdijk mij de inventarisatie in hoge mate heeft vergemakkelijkt.
Van het beginsel dat de stukken beschreven zouden worden voor zover zij onder bewaring van de Domeinraad te 's-Gravenhage zijn gekomen, is op één punt afgeweken. Een belangrijke verzameling charters en papieren is nl. te Buren van het overige archief afgeraakt. Ze zijn als de verzameling Beeldsnijder door koop in 1857 verworven en in 1921 over een aantal charterverzamelingen verdeeld. Hoewel deze stukken dus niet onder de Domeinraad te 's-Gravenhage hebben berust, worden zij hier toch met de overige beschreven.
Ordening van het archief
De indeling van dit tweede deel van de Inventaris van de Nassause Domeinraad is dezelfde als die van het eerste behoudens twee uitzonderingen. De stukken, daar beschreven onder het hoofd schuldvorderingen, zijn hier opgenomen onder de stukken betreffende personen, waarvan zij toch in de praktijk moeilijk te scheiden waren. Ten tweede is geen afzonderlijke afdeling gemaakt voor leenzaken. Ook hier zijn de stukken ingedeeld naar de heerlijkheden en de heerlijkheden naar het jaar van aankomst aan het geslacht van Egmond.
In een aanhangsel zijn ondergebracht: 1) stukken, afkomstig van de bij de reformatie opgeheven kapittels van IJselstein en Sint-Maartensdijk, voor zover zij geen betrekking hebben op goederen en niet vallen onder het hoofdstuk "Bemoeienis van de heer met geestelijke stichtingen"; 2e) stukken aangaande goederen, toebehoord hebbende aan Cornelis van Bergen, zwager van Floris van Egmond, en de daarmede in verband staande stukken betreffende personen; 3e) stukken, bestemd voor Wolferd van Borselen uit de tak Brigdamme, en 4e) stukken, waarvan het verband met het archief niet is gebleken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Gezien de ouderdom en kwetsbaarheid van de stukken is raadpleging van een gedeelte niet mogelijk.
Andere toegang
  • toegang nr. 1.08.07
  • toegang nr. 1.08.08
  • Op de brieven (1467-1548) van Anna van Buren met betrekking tot haar rechten en goederen is een digitale regestenlijst(oud toegangsnummer 1.08.09 en 1.08.10) beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II, nummer toegang 1.08.06, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nassause Domeinraad / Anna van Buren Nassause Domeinraad / Anna van Buren, 1.08.06, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
charters, rollen
Afgescheiden archiefmateriaal
Ook voor dit onderdeel van het archief van de Domeinraad is het te betreuren, dat de verdeling tussen het Rijksarchief en het Koninklijk Huisarchief in 1834 niet oordeelkundiger is geschied dan het geval is. Het betreft hier in hoofdzaak huwelijksvoorwaarden, testamenten enz., die hun voornaamste belang ontlenen aan de bijzonderheden aangaande de goederen, die er in vermeld worden. Uit hun verband gerukt, vormen zij nu een enigszins "zwevende eigendom" in het Huisarchief.
Verwante archieven
  • Toegang nr. 1.08.01 Raad en Rekenkamer te Breda tot 1585 (de nalatenschap van Willem de Zwijger)
  • Toegang nr. 1.08.11 Nassause Domeinraad sinds 1585

Bijlagen

Archiefbestanddelen

    • De hoge heerlijkheid van IJselstein kwam door het huwelijk van GYOTE, erfdochter van IJselstein, met JAN I, heer van Egmond, in 1330, aan de EGMONDS. Zij omvatte het slot en de stad van die naam en de drie schoutambten IJselstein, Benschop en Noord-Polsbroek. In het schoutambt IJselstein lagen de gerechten Opburen of Oudeland, Meerlo en Overijsel, later IJselveld geheten, die gaandeweg, als delen van IJselstein, niet meer afzonderlijk genoemd worden. Nagenoeg het gehele gebied werd oorspronkelijk in erfpacht of in leen gehouden 1e van het Sticht d.w.z. de bisschop of de kapittels van de Dom, Oudmunster of St. Marie, 2e van de Amstels, van wie de heren van IJselstein in een jongere tak afstamden, en 3e van Holland

      De Stichtse lenen.

      ARNOUD VAN AMSTEL kocht in 1277 het gerecht van Eiteren aan weerszijden van de IJsel met cijns, veer en visserij van WALTER UTEN GOYE, met goedvinden van JOHAN VAN KUIK als leenheer, die zelf voor deze goederen weer leenman was van het Sticht

      Inv. no. 3.

      Dit was blijkens een beleningsakte van 1319

      Inv. no. 13.

      de hoge heerlijkheid over het gebied, dat zich uitstrekte links van de IJsel van Opburen tot Snodelhoek en rechts van het Gein tot Fellenoord. Bij de villa Eiteren was vóór 1279 de burcht IJselstein gebouwd, waarschijnlijk door GIJSBRECHT VAN AMSTEL heer ARNOUDSZ., de eerste AMSTEL, die zich naar IJselstein noemde en die in een akte van 1279

      Cod. Dipl., IV : 2, bl. 85 en DE GEER, bijdr., bl. 355.

      spreekt over zijn voorvaders, die heren waren van Benschop, Noord-Polsbroek en IJselstein, "dat daer toe behoert". Bij deze burcht, die een Hollands leen was, kwam de latere stad tot ontwikkeling, vooral toen de parochiekerk van Eiteren naar IJselstein was verplaatst, waar zij in 1310 onder het patronaat van St. Nicolaas werd ingewijd. In 1331 had IJselstein stadsrecht. Dit, behalve de burcht, Stichtse leengoed, verkocht OTTO VAN KUIK in 1327 met al zijn andere lenen en manschappen in het Sticht aan WILLEM III, graaf van Holland, waarbij hij zijn leenheren verzocht er de graaf mede te belenen

      F. VAN MIERIS, Groot charterboek der graaven van Holland enz., I 1753, bl. 379.

      Van die belening komt in de practijk natuurlijk niets en Holland beschikt er verder over als over vrij goed

      De Amstelse lenen.

      Van heer GIJSBRECHT, heer van Amstel, hield zijn neef, de bovengenoemde GIJSBRECHT, heer van IJselstein, gerecht, tienden, de kerkgift en 32 morgen land in Benschop, gerecht en tienden van Noord-Polsbroek en het halve gerecht van Opburen in leen. Deze goederen gaf JAN II, graaf van Holland, in 1300 na verbeurdverklaring wegens medeplichtigheid aan de moord op FLORIS V, aan zijn broeder, GUY VAN HENEGOUWEN, gedurende diens leven of totdat hij een bisdom of een daarmee gelijk te stellen goed zou krijgen

      A.W., bl. 11.

      Tegen deze afspraak in gaf GUY, bisschop van Utrecht geworden, de goederen niet terug maar beleende er in 1314 heer GIJSBRECHT, heer van IJselstein mede, wiens zoon ARNOUT inmiddels gehuwd was met GUY's dochter MARIA. JAN, heer van Amstel, heer GIJSBRECHTSZ. droeg na GUY's dood in 1317 zijn aanspraken op deze Amstelse goederen over aan GIJSBRECHT en zijn zoon ARNOUT, waarop graaf WILLEM III in 1318, en zijn opvolgers na hem, er de heren van IJselstein mede beleenden

      De Hollandse lenen.

      Het was eveneens door bemiddeling van GUY VAN HENEGOUWEN, dat WILLEM III in 1309 GIJSBRECHT en zijn zoon ARNOUT na de verbeurdverklaring weer beleende met de goederen, die ARNOUD VAN AMSTEL.overl. 1291 van Holland had gehouden. Dit waren het huis te IJseistein, met 32 morgen land, waar het huis op stond, 71/2 hoeve in Gein, 60 in Rijpikerwaard, 44 in Benschop, 75 in Polsbroek, 18 in Hoencoop en 12 in Blokland. Zo was tenslotte Holland leenheer voor de drie groepen van goederen geworden, maar ARNOUD VAN IJSELSTEIN vond het toch nodig zich te verzekeren tegen moeilijkheden van de Stichtse kant

      Inv. no. 18.

      In de beleningsakten worden sindsdien de lenen niet meer onderscheiden, maar wordt slechts gesproken van de goederen, die de beleende of zijn vader van de grafelijkheid placht te houden. In 1364 wordt ARNOUDS dochter GUYOTE, die reeds in 1330 gehuwd was met JAN VAN EGMOND, met IJselstein beleend, waardoor het in het bezit van het geslacht EGMOND komt. Van het kapittel van St. Marie te Utrecht kreeg GIJSBRECHT VAN IJSELSTEIN in 1279 een aantal goederen in erfpacht. Bij deze gelegenheid zowel als bij een hernieuwing in 1285 wordt breedvoerig vermeld, dat noch GIJSBRECHT noch zijn voorouders enig recht op deze goederen konden doen gelden, maar dat hij ze dan nu in erfpacht krijgt. Dit zijn de dagelijkse gerechten te IJselstein, gelegen vóór het slot, en voorts te Meerlo en in Overijsel, een gebied, dat zich uitstrekte van de Maarn-dijk langs de IJseldijk tot aan het slot, met de tijnsen van de hofsteden te IJselstein, Meerlo en Overijsel en de smalle tienden. Voorts de tienden te Opburen, Eiteren en Maarne en de visserij aldaar in de IJsel

      DE GEER, Bijdr., bl. 355 en 357 en Cod. Dipl. IV ; 2, bl. 85 en 87.

      Dit gerecht te Meerlo met tijns uit de hofstede aldaar moet niet verward worden met het land met gerecht, tijns en tienden, dat c. 1166

      Inv. no. 33.

      en later regelmatig in erfpacht werd uitgegeven door het Kapittel van Oudmunster en in 1313 als het goed, genaamd Merlo, wordt vermeld. Dit goed, dat in 1263 in de villa Eiteren lag tussen de Utweg en de Heeswijker Zijdwinde verkocht AGNESE VAN MERLO, vrouw van BAERNT VAN DORENWERD, in 1311 aan GIJSBRECHT, heer van IJselstein, zoals haar voorouders het hadden van Oudmunster. In dezelfde akte verkoopt zij hem evenwel ook de "oude hofstede van Merlo" in heer GIJSBRECHT VAN IJSELSTEINS gerecht, welke hofstede GIJSBRECHT in 1333 aan het kapittel van St. Marie verkocht. Zij blijkt dan te zijn een stuk land, groot 4 morgen, dat PETER VAN MERLO en zijn zoon LAM in leen hielden van GIJSBRECHT en dat door overlijden van LAM vrij gekomen was

      Cod. Dipl. IV ; 2, bl. 104.

      Vermoedelijk moet deze oude hofstede wèl in verband gebracht worden met het Merlo, dat St. Marie in 1279 in erfpacht gaf aan GIJSBRECHT VAN IJSELSTEIN zie boven. Van Oudmunster hielden de heren van IJselstein verder nog gerecht, tijns en tienden van Achtersloot in erfpacht. IJselstein behoorde met Leerdam en Buren tot de vrije heerlijkheden en heeft zich altijd vrij gehouden van Holland, waaraan het leenroerig was. Het Hof van Holland werd ten opzichte van IJselstein incompetent verklaard en bijdragen in belastingen werden slechts vrijwillig of onder protest en met akte van non-prejudicie betaald

      Zie onder de afdeling

      : Verhouding tot Holland.. Van de plaatselijke gerechten was beroep op het Leenhof, waarvoor later de Domeinraad in de plaats treedt

      R. FRUIN, Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Utrecht over 1892. IDEM, De vrije heerlijkheden, gelegen in het grensgebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht. In : Versl. En Meded. Oud-Vad. Recht VIII, bl. 352 e.v. J.J. DE GEER, Eiteren en IJsselstein. In : Bijdr. tot de gesch. en oudh. der prov. Utrecht, 1860, bl. 1-179 ; IDEM, Onuitgegevene oorkonden betreffende het slot, de stad en de heerlijkheid van IJsselstein. In : Codex Dipl. van het Hist. Gen. te Utrecht IV: 2, 1860, bl. 78-167. W.A. VAN SPAEN, Historie der heeren van Amstel, van IJsselstein en van Mynden, 1807. A. JOH. MARIS, Uit de Geschiedenis van Polsbroek. In : Jaarboekje van Oud-Utrecht, 1944.

          • reg. no. 1115

            1115 1472 November 19

            Kerkmeesters, schout, burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van stad en kerspel IJsselsteyn oorkonden, dat zij met goedvinden van Frederijck, zoon van Egmond, heer van IJsselsteyn, een lijfrente, groot 4 rijnse guldens jaarlijks, hebben verkocht aan Willem van Alendorp ten lijve van Yde Henrick de Goyers dochter en Gherijt Aernt de Brunen zoon.

            (op Sinte Elizabetthen dach).

            Oorspr. (Inv. No. 199). Met geschonden zegels van Frederijck van Egmond, de kerk en de stad in groene was.

            N.B. In dorso: "dese brieff en doet niet soe hij affgestorven is".

          • reg. no. 1116

            1116 1472 November 19

            Kerkmeesters, schout, burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van stad en kerspel IJsselsteyn oorkonden, dat zij met goedvinden van Frederijck, zoon van Egmond, heer van IJsselsteyn, een lijfrente, groot 4 rijnse guldens jaarlijks, hebben verkocht aan Willem van Alendorp ten lijve van Yde Henrick de Goyers dochter en Korsgen Jacop de Brunen dochter.

            (op Sinte Elizabetthen dach).

            Oorspr. (Inv. No. 200). Het zegel van Frederijck van Egmond verloren, die van de kerk en de stad in groene was, waarvan het eerste weinig geschonden.

            N.B. In dorso: "dits affgestorven".

            • reg. no. 1788

              1788 1551 September 3.

              Jann van Ligne, prins van Arrenberch, vrijheer van Berbantson, erkent van Peter Ploennis, rentmeester-generaal van het sterfhuis van Bueren, ontvangen te hebben 10000 gulden brabants als hoofdsom van een rente, groot 500 gulden jaarlijks, benevens 4599 gulden 8 stuiver aan achterstallige rente.

              Oorspr. (Inv. No. 201).

              N.B. Hieraan vastgehecht een strook met becijferingen over de jaren 1539-1551.

            • Reg. no. 1661

              1661 1538 Mei 12

              Floris van Egmond, graaf van Buren en Leerdam, heer van IJsselstain, Cranendonck, Sinte Martensdijck, Scerpenisse enz., luitenant en kapitein-generaal in de Nederlanden, en zijn zoonMaximilian, heer van IJsselstain, oorkonden, dat de eerste tesamen met Robrecht, graaf van der Marck en Arenberch enz., en Philips Pienaeck als executeurs van het testament van de kardinaal van Ludijck en als mombers van Robrecht, jonge graaf van der Marck, zoon van wijlen Robrecht, heer van Agrimont, aan deze voor 10000 gulden een rente, groot 500 gulden jaarlijks, losbaar met de penning 20, hebben verkocht, gevestigd op IJsselstain en Zinte Maertensdijck.

              (Maestricht).

              Oorspr. (Inv. No. 201). De zegels van de beide oorkonders verloren. Met losgeraakt transfix dd. 1538 Mei 31 (Reg. No. 1662).

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1662

              1662 1538 Mei 31

              Kaerle, keizer enz., oorkondt, dat het Leenhof van Hollandt Robbrecht, jonge graaf van der Marck en Arrenberghe, heer van Egmondt, beleend heeft met de rente, vermeld in de brief dd. 1538 Mei 12 (Reg. No. 1661), waardoor deze gestoken is.

              (in den Hage).

              Oorspr. (Inv. No. 201). Het zegel van het Leenhof verloren.

              N.B. Het transfix is losgeraakt; de brief is gecancelleerd.

        • Op Sint-Nicolaasdag in het jaar 1577 had te IJselstein een beeldenstorm plaats en namen de hervormden bezit van de aan die heilige gewijde kerk. Met toestemming van de Domeinraad te Breda werd een predikant benoemd en de hervormde godsdienst is er sedert dien zonder onderbreking uitgeoefend. De goederen van het kapittel, het klooster O.-L.-Vrouwenberg, de vicarie in het gasthuis, het altaar van Sint Catherina in de kerk, de vicarie te Eiteren, waar na de verplaatsing van de kerk naar IJselstein een kapel was gebleven, en die van het O.-L.-Vrouwengilde te IJselstein werden geconfisqueerd door de heer. De rentmeester kreeg naast het beheer van de domeinen ook dat der geestelijke goederen maar hield de beide administraties afzonderlijk van elkaar. Die der geestelijke goederen is in de uit latere tijd bewaarde rekeningen verdeeld in le. het beheer van de klooster- en 2e. die van de kapittelgoederen tezamen met die van de andere bovengenoemde stichtingen. Onder dit hoofdstuk heb ik de stukken opgenomen, die in de oude inventaris van de Raad gebracht zijn onder het hoofd "Geestelijke Goederen", voor zover zij betrekking hebben op goederen ; de andere, die de stichting betreffen en wat daarmede in verband staat, en die met de beheersstukken tezamen in beslag zijn genomen, zijn in het Aanhangsel achteraan geplaatst. De documenten, beschreven onder de hoofden: Stukken, betrefiende bemoeienissen met geestelijke stichtingen, en stukken, verband houdende met collatierechten, berustten van ouds in het archief der heren van IJselstein

                  • reg. no. 414

                    414 1384 Maart 1.

                    Claes die Weldighe, schout, Aernt Screvel en jonge Heinric die Rijc, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gheryt van Vollenho verklaart, pastoor en kapelaans van de kerk aldaar een pacht van 2 pond jaarlijks uit zijn huis schuldig te zijn, waarvan 1 pond hun vermaakt is door wijlen Baerte Reynaers dochter en het andere door hen gekocht is.

                    Oorspr. (Inv. No. 203). De zegels van de 3 oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "Hyervoor onfangen wy een scair, wy en weten ’t huys niet.

                  • reg. no. 789

                    789 1434 September 7.

                    Aelbrecht de bastaard van Egmont heer Gerijtsz., schout, Aelbrecht Heynez., Govaert van Stryment, Symen Lubbrechtsz. en Heynrick van den Doern, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ghijsbert Jacopsz. die Weldyge van het kapittel een huis in de Afterstraet naast de Plaets in erfpacht heeft ontvangen.

                    Oorspr. (Inv. No. 204). Met weinig geschonden zegels van Aelbrecht heer Gerijtsz. van Egmont, en van Symen Lubbrechtsz. in groene was; die der andere oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "Dees bryeff helt XIII½ holl. ouden leeu uut een huys an die Plaetse. Nou Jan Laurensz".

                    • reg. no. 1424

                      1424 1504 Maart 10.

                      Harman Roeloffs, schout, Ghijssbert Jansz. die Wilde, Cornelis Reynersz. en Pelgrim Woutersz., schepenen van Yselstein, oorkonden, dat Thomas Jacopsz. van der Goude aan Heinrick Jansz van Dam een huis en hofstede in de Afterstraet boven de Plaetze aan de noordzijde heeft overgedragen.

                      Oorspr. (Inv. No. 205). Met de zegels der 4 oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "den outsten eygen van Aert Goertsz Jansz., nou Bauwen Jansz. ende Ariën den Coman".

                    • reg. no. 1626

                      1626 1531 December 19.

                      Henrick van Dam Jansz., schout, Gerrit Joostensz., Dirck Jansz. en Aryaen Gerritsz. Spronck, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Pauwels van Escheren het erf en huis aldaar aan de noordzijde van de Afterstraet, hem aanbestorven van zijn moeder Aleyt van Escheren, heeft overgedragen aan het kapittel aldaar.

                      Oorspr. (Inv. No. 205). Met geschonden zegels van de eerste drie oorkonders in groene was; dat van Aryaen Spronck verloren.

                      N.B. In dorso: "die nieuwen eygen van Aert Goersz. huus nou Ariën den Coman ende Bauwen Jansz."

                  • reg. no. 1900

                    1900 1563 Juli 13.

                    Claes van der Eyck, schout, Jacob Cornelisz. van Leerdam en Gerijt Gerijtsz. Verheyen, schepenen van IJsselsteyn, oorkonden, dat Henrick Lubbertsz. Vlugh aan het kapittel aldaar een huis in de Afterstraat beneden de Plaets heeft opgedragen en in erfpacht heeft teruggekregen voor 13 carolusguldens jaarlijks, losbaar met de penning 16.

                    Oorspr. (Inv. No. 206). Met de zegels van Nicolaes van Helmont, secretaris, Gerrit Jansz. Daelen, drost, Jacob Cornelisz. van Leerdam en Gerijt Gerijtsz. Verheyen in groene was, waarvan die der eerste twee geschonden.

                    N.B. In dorso: "Vluggen huys, XIII L jairlijks".

                  • reg. no. 792

                    792 1435 Mei 8

                    Aelbrecht, bastaard van Egmont heer Gherijtsz., schout, Aelbert Heynnez., Symon Lubbrechtsz. en Willem Heynricxz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Aernt Coppen Gelijsz. aan Dirc Symonsz., deken en kanunnik aldaar, een huis heeft overgedragen, grenzende aan het kerkhof.

                    (des Sonnendages voir Sinte Pancraes' dach).

                    Oorspr. (Inv. No. 207). Met zegel van Aelbrecht heer Gherijtsz. en geschonden zegel van Aelbert Heynnez. in groene was, die der beide andere oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "Nu heer Jan Dammas, hyer uut desen huyse hebben wy II postulaatgulden, die betaelt heer Jan voirz. met een postulaatgulden alsoe langhe als hy leeft, de bryeff sijn verloren; noch hebben wy uut den selven huyse XVI stuver".

                    • reg. no. 1163

                      1163 1476 December 16.

                      Aelbrecht van Egmont, schout, Peter van Vueren, Ariaen Heinricxz. en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gielis van Pancten en zijn vrouw Machtelt een huis aldaar, zich uitstrekkende van de Haven tot de Kerckstraet, aan Loeff Berchmaker Claesz., burger te Utrecht, hebben overgedragen.

                      Oorspr. (Inv. No. 208). Met geschonden zegel van Ariaan Heinricxz. in groene was, die der andere oorkonders verloren.

                    • reg. no. 1164

                      1164 1476 December 17.

                      Aelbert van Egmont, schout, Peter van Vueren en Ariaen Heinricxz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Loeff Berghmaker Claesz. aan Gielis van Pancten een huis tussen de Haven en de Kerckstraat in erfpacht heeft gegeven tegen 2½ gouden rodolphus postulaatsguldens jaarlijks.

                      Oorspr. (Inv. No. 208). De zegels van Aelbert van Egmont en Peter van Vueren verloren, dat van Ariaen Heinricxz. in groene was en geschonden.

                      N.B. In dorso staat: "nou Henrick Verwey Joris Lenaersz.".

                    • reg. no. 1407

                      1407 1501 Juli 25.

                      Roeloff Harmansz., schout, Ghijsbert Jansz., Adriaen Henrijcksz. en Willem Claesz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Willem Gruenenwout aan Aelbrecht van Egmont een huis en hofstede aldaar, tussen de Haven en de Kerckstraet, heeft overgedragen.

                      Oorspr. (Inv. No. 208). Met de zegels van de 4 oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "Nou Heynrick Verwey".

                    • reg. no. 1394

                      1394 1500 Maart 24.

                      Roeloff Harmansz., schout, Aelbert die Hert, Aeriaen Heinricxz. en Aernt van de Kreytier, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Lourens Dammasz., zijn vrouw Lijssbeth en zijn zoon Dammass aan het kapittel verkocht hebben de rechten, die wijlen de kanunnik Jan Dammasz., Lourens broeder, had op een huis naast het kerkhof aan de Kerkstraat en bij de school, dat hij van het kapittel in erfpacht had.

                      Oorspr. (Inv. No. 209). Met zegel van Roeloff Harmansz. en geschonden zegels van de drie schepenen in groene was.

                    • reg. no. 1513

                      1513 1515 December 10.

                      Cornelis Jacopsz., schout, Ailbert die Hart en Pell Woutersz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Hughensz. van het kapittel een huis naast het kerkhof aan de Kerkstraat bij de school in erfpacht heeft ontvangen, zoals Jan Dammasz. het had.

                      Oorspr. (Inv. No. 209). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was, dat van Ailbert die Hart geschonden.

                    • reg. no. 1607

                      1607 1530 Februari 2

                      Henrick van Dam Jansz., schout, Aryaen Aryaensz., Dirck Jansz. en Aryaen Gerritsz. Spronck, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Franck van Nyeren Gerritsz., executeur van heer Willem Aertsz., kanunnik aldaar, een half huis, gelegen aan de zuidzijde van de Kerckstraet, heeft overgedragen aan Aert Petersz. van Aemstel.

                      (op Onser Liever Vrouwen Lichtmis dach).

                      Oorspr. (Inv. No. 210). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan alleen dat van Henrick van Dam Jansz. ongeschonden.

                    • reg. no. 1608

                      1608 1530 Februari 2.

                      Henrick van Dam Jansz., schout, Aryaen Aryaensz., Dirck Jansz. en Aryaen Gerritsz. Spronck, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Aert Petersz. van Aemstel aan Franck van Nyeren Gerritsz., executeur van heer Willem Aerts, kanunnik aldaar, schuldig is een hoofdsom van 50 rijnse guldens, rentende 3 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op het halve huis, vermeld in de brief dd. 1530 Februari 2 (Reg. No. 1607).

                      Oorspr. (Inv. No. 210). Met de zegels van de oorkonders, waarvan die der eerste drie geschonden.

                      N.B. In dorso: "3 lb uit ’t poirtken nou Claesken van Merlant".

                    • reg. no. 1663

                      1663 1538 September 10.

                      Franck van Nyeren Geritsz., executeur van Wilhem Airntsz., kanunnik te IJsselsteyn, draagt over aan het kapittel aldaar het eigendomsbewijs van een half huis in de Kerckstraet, toebehorende aan Airnt Petersz. van Aemstell en diens schuldbekentenis, sprekende van 50 gulden eens of 3 gulden jaarlijks uit dat huis.

                      Oorspr. (Inv. No. 210). Met zegel van de oorkonder in groene was.

                      N.B. In dorso: "Nou Claesken van Merlant uuyt dat poirtken".

                  • reg. no. 1117

                    1117 1472 December 16.

                    Adriaen Heinricxz., schout, Peter van Vueren en Andries Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Aernt van den Kreytier van heer Gherijt van Ghent en heer Johan Petersz., priesters, pastoors (sic) van de kerk van Benscop, een huis in Yselsteyn in de Papenstraet in erfpacht heeft ontvangen.

                    Oorspr. (Inv. No. 211). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was, dat van de eerste geschonden.

                    N.B. In dorso staat: "Nou van ’s heeren rentmeester".

                  • reg. no. 239

                    239 1351 April 12

                    Jan Cose, schout, Willem van Snellenberch, Willem die Weldighe, Coen Bute, Jan van den Rine, Jonghe Ysebrant, Gherijt Oudelant en Jan van der Vecht, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Goesswijn Bouwelinc aan Willem Hasekijnsz. een huis aldaar aan "dat" Wystraat ) in erfpacht heeft gegeven.

                    (des Dinxdaghes voer Paeschdach).

                    Oorspr. (Inv. No. 212). Met de zegels van Coen Bute, Gherijt Oudelant en Jan van der Vecht en de geschonden zegels van de andere oorkonders in groene was, behalve dat van Jan van den Rine, dat verloren is.

                    N.B. In dorso: …. "ad vos spectat. thelt II lb. mer wy en weten nyet hoe off wat dat sy".

                    • reg. no. 510

                      510 1398 Februari 14

                      Aernd van Muden, schout, Peter die Jonghe en Aelbrecht Heynenz., schepenen van Yselstein, oorkonden, dat Jacob van Napels aan Ghisebrecht Heinricsz. ten behoeve van de priesters van de kerk aldaar een jaarlijkse rente van 1 gouden frans schild, gevestigd op zijn huis in de Twistrate, verkocht heeft tot het doen van een eeuwige memorie voor Willam van Heeswijc en Wonne Aelbrechts Witten dochter.

                      (op Sinte Valentijns dach).

                      Oorspr. (Inv. No. 213). De zegels van de oorkonders verloren. Met transfix dd. 1436 Februari 18 (Reg. No. 791).

                      N.B. In dorso staat: "dees bryeff hout 1 ouden scilt, daer is noch een jongher bryeff aff op een hofstede, leet in die Twystraet, dit sijn nu XII stuver".

                    • reg. no. 791

                      791 1436 Februari 18.

                      Aelbrecht de bastaard van Egmont heer Gerijtsz., schout, Willem Heynricsz., Symen Lubbrechtsz., Govaert van Stryment, Heynric van den Doiern, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat de kanunnikken van Yselsteyn in het bezit zijn gesteld van een huis in de Twystraat als vergoeding voor 17 jaar achterstallige rente op grond van de brief dd. 1398 Februari 14 (Reg. No. 510), waardoor deze gestoken is.

                      Oorspr. (Inv. No. 213). Met de zegels van Willem Heynricsz. en Heynric van den Doiern in groene was, die van de andere oorkonders verloren.

                  • reg. no. 865

                    865 1441 November 24

                    Dirck die Goeyer, schout, Aelbert Heynnez. en Aelbert Aelberts, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyner Aelbertsz. van het kapittel aldaar een huis aan de Twijtstraat in erfpacht heeft ontvangen.

                    (op Sinte Kathrinen avont).

                    Oorspr. (Inv. No. 214). Met de zegels van Dirc die Goeyer en Aelbert Aelbertsz. in groene was, waarvan het eerste geschonden; dat van Aelbert Heynnez. verloren.

                  • reg. no. 1166

                    1166 1477 Maart 4.

                    Aelbrecht van Egmont, schout, Peter van Vuren, Andries Jansz. en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Fye, weduwe van Jan Coenraet, een huis aldaar, gelegen aan de Vest tussen de Benscoper poort en Merenborch, aan Lourens Heinricxz. heeft overgedragen.

                    Oorspr. (Inv. No. 215). De zegels der 4 oorkonders verloren.

                  • reg. no. 1014

                    1014 1464 September …..

                    Willem van Egmont van der Wateringhen, weduwe van Naeltwijck, geeft aan het kapittel te Yselsteyn een huis aldaar tot het doen van een memorie voor Jan van Egmont, ridder, en vrouwe Marie van Erkele, haar ouders.

                    Oorspr. (Inv. No. 216). Het zegel verloren.

                    N.B. In dorso staat: "Dees renten zijn affgelost, ende staen nu op den oversten zuythoeck van der Achterstraten, met meer renten tot 11 rijns gulden toe ende VII stuvers". Het schrift van de akte is nagenoeg verteerd.

                  • reg. no. 719

                    719 1427 Februari 1

                    Aernt van Muden, schout, Peter de Jonghe, Dirc Jan Danielsz. zoon en Heinric van der Molen, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dirc van Honswijck als voogd van zijn dochter 9 morgen land in het kerspel van Yselsteyn in stukken van 1,6 en 2 morgen in vrije eigendom geeft aan het kapittel aldaar.

                    (op Onser Liever Vrouwen avont Purificacio).

                    Oorspr. (Inv. No. 217). Met zegel van Dirc Jan Danielsz. in groene was, die van de andere oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "IX morgen lants ghelost van Dirc van Honswijck ende dese brief is vernuet mit een anderen brief; ’t helt een lossinghe van landen".

                  • reg. no. 878

                    878 (14) 43 Juli 3.

                    Johannes van Calker, notaris, instrumenteert, dat Arnoldus van Boemel en zijn vrouw Aleyt voor de officiaal(?) van S. Salvator te Traiectum hun testament gemaakt hebben, waarbij zij de kerk van Yselsteyn o.a. land aldaar vermaken tot het houden van een memorie.

                    Oorspr. (Inv. No. 218). Met fragment van de signatuur van de notaris.

                    N.B. Het stuk is zeer beschadigd.

                    • reg. no. 1685

                      1685 1541 April 26.

                      Gerrit Joestensz., schout, Rijck Both Goertsz., Jan van Nieren Lambertsz. en Cornelis Hermansz. Spyker, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Andries Petersz. die Wael 3½ morgen land aldaar tussen de Yseldijk en de Yselwetering heeft overgedragen aan Reyer Gijsbertsz.

                      Oorspr. (Inv. No. 219). Met de zegels van de vier oorkonders, waarvan alleen dat van Cornelis Hermansz. Spyker ongeschonden.

                    • reg. no. 1686

                      1686 1541 Mei 7.

                      Gerrit Joestensz. schout, Rijck Both Goertsz., Ariaen Ariaensz. en Cornelis Hermansz. Spyker, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyer Gijsbertsz. 3½ morgen land aldaar tussen de Yseldijk en de Yselwetering heeft overgedragen aan het kapittel, waarna hij het in erfpacht heeft teruggekregen, voor 10 rijnse guldens jaarlijks, losbaar met de penning 16.

                      Oorspr. (Inv. No. 219). Met de zegels van de vier oorkonders, waarvan alleen dat van de schout ongeschonden, in groene was.

                  • reg. no. 1727

                    1727 1545 Mei 10.

                    Gerrit Joestensz., schout, Jan Huygensz. van Scerpenisse en Jan Lambertsz. Bitter, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ariaen Willemsz. van Royen van het kapittel aldaar 2 morgen land aan de Yseldijck op de Geest gepacht heeft voor 10 jaar.

                    Oorspr. (Inv. No. 220). De zegels van de 3 oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: …. "Jan Hugensz. nou gebruyckt".

                  • reg. nos. 1566 en 1567

                    1566 1522 Maart 19

                    Folpaert Jansz., kanunnik te Yselsteyn, verklaart van deken en kapittel van Oudemunster te Uytrecht in erfpacht ontvangen te hebben hun land in de Aftersloet bedragende 128 (sic) morgen en belooft de voorwaarden door het Hof van Hollant te laten confirmeren.

                    (nae tscryven 's Hoefs van Utrecht).

                    Geïnsereerd in de brief dd. 1522 Maart 19 (Reg. No. 1567).

                    1567 1522 Maart 19.

                    Deken en kapittel van Oudemunster te Uytrecht geven mr. Folpaert Jansz., kanunnik te Yselsteyen, in erfpacht hun land in de Aftersloet, groot 328 (sic) morgen, vermeld in de brief van dezelfde datum, hierin geïnsereerd (Reg. No. 1566).

                    Oorspr. (Inv. No. 221). Het kapittelzegel verloren.

                  • reg. no. 1427

                    1427 1504 October 10.

                    Harman Roeloffsz., schout, Dirck van der Molen, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Pelgrim Woutersz., schepenen van Yselstein, oorkonden, dat Jan Aerntsz. een vierendeel, groot 4 morgen land, in de Hoge Byesen aan Dirck Hubertsz., zijn zwager, heeft getransporteerd.

                    Oorspr. (Inv. No. 222). Met geschonden zegel van de eerste drie oorkonders in groene was, dat van de vierde verloren.

                    • Reg. nos. 1428 en 1517

                      1428 1504 November 8.

                      Aelbert Aelbertsz. verklaart door zijn broeder voldaan te zijn van de koopsom van 4 morgen leengoed te Yselsteyn in de Lege Biesen in het gerecht van de Dom.

                      Oorspr. op papier (Inv. No. 223).

                    • Reg. no. 794

                      794 1435 Mei 20.

                      Jacob van Alcmade, schout, Aernt van Muden, Peter die Jonghe, Willem Heynricxz. en Jan van Bunschoten, landgenoten en buren in het gerecht van den Dom te Utrecht, oorkonden, dat Dirc Lambrecht Voppenz. zoon van Alcmer en zijn vrouw Adryaen de helft van 8 morgen land, gelegen in de Laghe Byesen, die zij in leen hielden van de heer van Yselsteyn en waarvan Alijt, weduwe van Willem de Weldighe, de andere helft heeft, hebben verkocht aan Heynric Hille Jansz. van Aemstelredamme.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met geschonden zegels der eerste 4 oorkonders in groene was.

                    • Reg. no. 929

                      929 1452 Juli 12.

                      Willem van Cralijnghen, schout, Willam Derdebout, Symon Claesz. en Jan die Wilde Andriesz., buren en landgenoten in het gerecht van de Dom te Utrecht, oorkonden, dat Gherijt van der Graft aan Jacop Petersz. van Oversteech 4 morgen lands, gelegen in de Lage Byezen, verkocht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met geschonden zegels der 4 oorkonders in groene was.

                    • Reg. no. 962

                      962 1458 Maart 12

                      Willem die Weldighe, schout, Zymon Claesz., Harman Gherijtsz., Dirc Jan Zybrantsz. zoon, landgenoten en buren in het gerecht van de Dom, oorkonden, dat Hildegont, vrouw van Adriaen Jacobsz. van Overstege, 4 morgen land in de Lage Biesen in vrije eigendom heeft overgedragen aan Adriaen Gerijtsz.

                      (op Sinte Gregorius' dach in den Vasten).

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van Willem die Weldige, Zymon Claesz. en Dirc Jan Zybrantsz. zoon in groene was, dat van Willem die Weldige zeer geschonden.

                    • Reg. no. 981

                      981 1460 October 28

                      Willam de Weldighe, schout van Yselsteyn, Aelbert Aelbertsz., Willam Aerntsz. en Dirc Johan Zybrantsz. zoon, landgenoten en buren in het gerecht van de Dom te Utrecht, oorkonden, dat Adryaen Gherijtsz. 4 morgen land in de Laghe Byesen heeft verkocht aan Yoest van Langherack.

                      (op Sinte Symon ende Sinte Yuden dach apostelen).

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van Willem de Weldighe en Aelbert Aelbertsz. in groene was, waarvan het laatste geschonden; dat van Dirc Jan Zybrantsz. zoon verloren.

                    • Reg. no. 982

                      982 1460 October 28

                      Willam die Weldighe, schout van Yselsteyn, Aelbert Aelbertsz. en Dirc Jan Sybrantsz., landgenoten en buren in het gerecht van de Dom te Utrecht, oorkonden, dat Adryaen Gherijtsz. aan Yoest van Langheraeck Gherijtsz. aan Yoest van Langheraeck beloofd heeft de hem verkochte 4 morgen land in de Laeghe Byezen te vrijwaren.

                      (op Sinte Symon ende Sinte Yuden dach apostellen).

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van Willam de Weldighe, Aelbert Aelbertsz. en Dirc Jan Sybrantsz. zoon in groene was, die van Willam die Weldighe en Dirc Jan Sybrantsz. zoon zeer geschonden.

                    • Reg. no. 1060

                      1060 1468 Juni 20.

                      Willam, broeder van Ghelre, heer van Egmont, IJsselsteyn, Baer enz., geeft 4 morgen land, zuidwest grenzende aan de Zuidwinde, hem aanbestorven van zijn bastaardbroeder, Jan de bastaard van Egmont, tot een onversterfelijk leen aan Goossen Bruynz.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met zeer geschonden zegel van het Leenhof in rode was.

                    • Reg. no. 1070

                      1070 1469 Augustus 5

                      Frederick, zoon van Egmont, heer van IJsselstein, geeft 4 morgen land in de Lage Biesen, zijn vader aanbestorven van Johan de bastaard van Egmont, tot een onversterflijk leen aan Goessen Bruensz.

                      (op den Satersdach post Petri ad vincula).

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met zeer geschonden zegel van de oorkonder in groene was.

                    • Reg. no. 1237

                      1237 1484 Februari 5.

                      Aelbrecht van Egmont, schout, Peter van Vuren, Adriaen Heinricsz. en Cornelis Jansz., landgenoten en buren in het gerecht van de Dom te Utrecht, oorkonden, dat Ghijsbert van Langeraick en zijn vrouw Haze en Floris van Jutfaes voor zijn vrouw Baert, Ghijsberts zuster en dochter van Joest van Langeraick, 4 morgen land in de Lage Byesen hebben overgedragen aan Jacob Aelbertsz., priester, kanunnik te Yselsteyn.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van de 4 oorkonders in bruine was, die van de laatste 3 geschonden.

                    • Reg. no. 1326

                      1326 1492 October 16.

                      Roeloff Hermansz., schout, Aelbert de Hert en Heinrick Hermansz, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Aelbert Aelbertsz. verklaart van zijn broeder, heer Jacob Aelbertsz., priester, zijn aandeel in de nalatenschap van hun vader en moeder ontvangen te hebben en 100 rijnse guldens van hem geleend te hebben tegen pandstelling van 6 morgen land in het Oudelant boven de poort in de Groote Hoeff, terwijl hij belooft het testament van zijn broeder ten uitvoer te zullen brengen.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van de oorkonders in bruine was, dat vn de 2e en 3e geschonden.

                    • Reg. no. 1474

                      1474 1510 Februari 6.

                      Harman Roeloffsz., schout, Ghijssbert Jansz. de Wilde, Cornelis Jacobsz. en Pellgrim Woutersz., schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Aelbert Aelbertsz. verklaard heeft door zijn broeder Jacob, deken aldaar, voldaan te zijn van wat hem van de erfenis van zijn ouders toekwam benevens van 6 morgen land in het Oudelant boven de poort in de Groote Hoef en 4 morgen leengoed in de Lege Biezen in een halve hoeve, waarvan Jacob de andere 4 morgen bezit.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van de vier oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "van Canters broeder".

                    • Reg. no. 1475

                      1475 1510 Februari 6.

                      Harman Roeloffsz., schout, Ghijsbert Jansz. de Wilde, Cornelis Jacobsz. en Pellgrim Woutersz., schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Aelbert Aelbertsz. verklaard heeft, dat zijn broeder Jacop, deken, hem behalve ander geld nog 60 rijnse guldens geleend heeft, terug te betalen in 1511, bij gebreke waarvan hij zijn aandeel in diens erfenis verliest.

                      Oorspr. (Inv. 223). Met de zegels van de vier oorkonders in bruine was, dat van Ghijsbert Jansz. de Wilde geschonden.

                    • Reg. no. 1517

                      1517 1516 Juli 28.

                      Cornelis Jacobsz., schout, Aelbert die Hert en Gherijt Dircxz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyner Jansz. van Buesichem van Jacob Aelbertsz., priester, cantor te Eyndoven, een halve hoeve land, groot 8 morgen, in de Lage Biesen naast de Hoffcamp, tussen de Biesendijk, geheten de Lege dijk, en de Benschopper zijdewen, voor 10 jaar heeft gepacht.

                      a) Oorspr. (Inv. No. 223). Met zeer geschonden zegel van Cornelis Jacobsz. en geschonden zegel van Aelbert die Hert in groene was, dat van Gherijt Dircxz. verloren.

                      b) Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 223).

                    • Reg. no. 1548

                      1548 1519 Augustus 7.

                      Cornelis Jacopsz., schout, Henrick van Dam, Harman Gerritsz. Spyker en Adryaen Bouwensz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat de executeurs van Jacop Ailbertsz., deken te Yselsteyn en cantor te Endoven, aan het kapittel te Yselsteyn 4 morgen land in de Lege Biesen tussen de Lege dijk en de Benschopper zijdwen hebben overgedragen ingevolge de wens van de erflater, dat dit goed na zijn dood en die van zijn neef, mr. Ailbert Ailbertsz., in leven eveneens deken, voor goede werken besteed zou worden.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met de zegels van de vier oorkonders in groene was, waarvan alleen dat van Adryaen Bouwensz. ongeschonden.

                    • Reg. no. 1549

                      1549 1519 Augustus 15.

                      Frederick van Egmont, graaf van Buren en Leerdam, heer van Yselsteyn, Cranendonck enz., beleent het kapittel te Yselsteyn met 4 morgen land in de Lage Biesen, afkomstig van heer Jacob Aelbertsz. en mr. Aelbert Aelbertsz., dekens van Yselsteyn, tot een onversterflijk leen.

                      Oorspr. (Inv. No. 223). Met het zegel van de oorkonder in rode was.

                      N.B. In dorso: "versoecht mitten ledigen hant …. actum anno XVc ende XL opten thiensten dach in Septembri", en een mededeling over een leenverzoek dd. 1552 December 15.

                  • reg. no. 1376

                    1376 1496 December 5.

                    Sveder Jansz., schout van Merlo in het gerecht van de heer van Cruningen, Brait Jacopsz. en Dirck Gheritz., buren, oorkonden, dat Dirck, Adriaen en Peter Joesten zoons, Dirck Korsgen, Thonis Henrickz. en Dirck Vrederickz. als voogd van Joest Joesten dochter 5½ hond land in Merlo in Harmen Hogen saet hebben overgedragen aan Jan Bouwen.

                    Oorspr. (Inv. No. 224). Met geschonden zegel van Jan Henrick Zwedersz. in groene was.

                  • reg. no. 1512

                    1512 1515 December 6.

                    Sweder Jansz., schout, Jan Gerijtsz., Dirck Jansz. en Willem Pijll, buren in Merlo in hete gerecht van de heer van Cruyningen, oorkonden, dat Jorden van der Maet en Gherijt Saell elk 2 morgen land aldaar tussen de Lage dijk en de watergang aan het kapittel (van Yselstein) hebben overgedragen.

                    Oorspr. (Inv. No. 225). Met zeer geschonden zegel van de 1e oorkonder in groene was.

                    N.B. In dorso: "nou Claes Tuenisz."

                  • reg. no. 1847

                    1847 1555 September 23.

                    Gerrit Joestensz., schout, Gerrit Jansz. Dalen en Jacob Woutersz. van Noerdeloes, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Thomas Claesz. van Tricht van het kapittel aldaar 3 morgen land in Merloe onder de molens voor 10 jaar gepacht heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 226). De zegels van de 3 oorkonders verloren.

                  • reg. no. 1921

                    1921 1566 Mei 30.

                    Niclaes van Helmont, schout, Gerrit Jansz. Daelen en Dirck Dircksz. Verwey, schepenen van Isselsteyn, oorkonden, dat Hillichgen, weduwe van Dirck Jansz., wonende in Meerlo, van het kapittel 1 morgen land in erfpacht ontvangen heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 227). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Gerrit Jansz. Daelen geschonden.

                  • reg. no. 1932

                    1932 1569 April 11.

                    Nycolaes van Helmondt, schout, Ghijsbert van Lodesteyn en Dirck Dircksz. Verwey, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Willem Heyndricksz. Boerefijn, wonende in Meerlo, van het kapittel te Yselsteyn 2 morgen land in erfpacht heeft ontvangen.

                    Oorspr. (Inv. No. 228). Met de zegels van de 3 oorkonders in groene was, waarvan dat van de derde geschonden.

                  • reg. no. 257

                    257 1354 April 23

                    Aernout, heer van Yselsteyn, geeft aan de priesters van de kerk van Yselsteyn, 16 hond land, geheten de Wit Acker, gelegen in het Oudeland, tussen de Hofcamp en Eytheren, tot het houden van twee wekelijkse gezongen missen voor zijn vader heer Ghisebrecht, heer van Yselsteyn.

                    (op Sinte Jorys' dach).

                    Oorspr. (Inv. No. 229). Het grote zegel van de oorkonder verloren.

                    N.B. In dorso: "Manendaghes zielmis".

                    • reg. no. 292

                      292 1360 Maart 30

                      Jan Coze, schout, Emont van Meerloe en Gylis Vrankenz., buren van Meerloe, oorkonden, dat Ghisebrecht die Potter, burger van Utrecht, en zijn vrouw Aleyt tegen betaling afstand hebben gedaan van alle aanspraken op het land, dat Ghisebrechts "sweer" Aernt van den Vene bezat, ten behoeve van heer Arnout, heer van Yselsteyn, opdat Aernout, heer van Yselsteyn, opdat deze zijn vrouw Aleyt met 1/8 ervan zal belenen.

                      (des Manendages nae Onser Vrouwen dach Annunciacio).

                      Oorspr. (Inv. No. 230). Met geschonden zegel van Gylis Vrankenz. en resten van die der beide andere oorkonders in groene was; dat van Ghisebrecht die Potter verloren.

                      N.B. In dorso: "Dese bryeff helt de coep, hoe heer Aernt, heer van Yselstey, coft die VIII h. lants in Merlo, dair ons augmentasy aff sprect."

                    • reg. no. 293

                      293 1360 October 1

                      Arnoldus, heer van Yselsteyn, leenman van Trajectum, geeft de cureit, "onze" kapelaans en overige beneficianten van de kerk te Yselsteyn 7 morgen land in Opburen, 3 morgen op het Oudelant naast de kapel van Eyteren, 7 hond, 2½, 2 en 4 morgen in Benscoep en 8 hond in Merlo en bepaalt hoe de inkomsten daaruit verdeeld zullen worden over bovengenoemde personen benevens vicecureit en koster, die aanwezig moeten zijn bij verschillende diensten voor de zielen van zijn vrouw en kinderen, waarbij zij zich moeten houden aan de brief, die Arnoldus Slaper, cureit, heeft.

                      (ipso die Beati Remigii).

                      Oorspr. (Inv. No. 230). Met zeer geschonden zegel met contrazegel van de oorkonder in groene was.

                      N.B. In dorso: : Augmentacio per D. Arnoldum".

                  • reg. no. 770

                    770 1432 Augustus 14

                    Aelbrecht de bastaard van Egmont, heer Gherijtsz., schout, Heinric van Doern, Willam Derdebout en Symon Lubbertsz., schepenen van Yselstein, oorkonden, dat Aernt van Muden, Gijsbrecht van Muden, Willam van Leeuwen en Jan, zijn vrouw, en Gerijt van Rijswijck en Lijsbet, zijn vrouw, het kapittel van de kerk van Sint Nycolaes 5 hond land in Eyteren Oudelant in vrije eigendom geven tot het houden van een memorie voor hun ouders en Ghijsbrecht Heinrixz., hun oom.

                    (op Onsser Liever Vrouwen avondt Assumpcio).

                    Oorspr. (Inv. No. 231). Met geschonden zegel van de 1e oorkonder in groene was, die der 3 andere verloren.

                  • reg. no. 1140

                    1140 1474 Juni 20.

                    Aelbrecht van Egmont, schout, Peter van Vueren, Andries Jansz. en Adriaen Heinrixz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Herman Claesz. 3½, 1 en 2 morgen land in het Oudelant heeft overgedragen aan Jan van Wely Rutgersz.

                    Oorspr. (Inv. No. 232). Met de zegels van de oorkonders in groene was, die van Andries Jansz. en Adriaen Heinrixz. geschonden.

                  • reg. no. 1402

                    1402 1501 Februari 6.

                    Roeloff Hermansz., schout, Aelbert die Hert en Ghijssbert Jansz. die Wilde, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Aernt Petersz. van heer Jacob Aelbertsz., kanunnik, 3 morgen land in het Oudeland heeft gepacht voor 10 jaar.

                    Oorspr. (Inv. No. 233). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Ghijsbert Jansz. geschonden.

                    N.B. In dorso "De brief van die cruysmisse van Aert Petersz".

                  • reg. no. 1461

                    1461 1507 Mei 4.

                    Herman Roeloffsz., schout, Cornelis Reynersz., Cornelis Jacobsz. en Gherijt Dircxz., schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Peter Janse 1½ hond land, gelegen op het Oudelant boven de poort, aan Weyn, vrouw van Herman tHoen heeft overgedragen.

                    Oorspr. (Inv. No. 234). Met geschonden zegels van de 4 oorkonders in groene was.

                  • reg. no. 1479

                    1479 1510 Juli 26.

                    Herman Roeloffsz., schout, Ghijssbert Jansz. de Wilde, Cornelis Jacobsz. en Heinrick Jansz. van Dam, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Aelbert die Hert en Gherijt Dircxz., kerkmeesters, procuratoren en fabriekmeesters van de Sinte Niclaeskerk aldaar, 4½ morgen land in Oudelant bij Eyteren aan het kapittel hebben gegeven tot het houden van een memorie voor heer Aernt die Langh, in leven priester dier kerk, in ruil voor het geld van deze afkomstig, dat zij gebruikt hebben voor de bouw van koor, kooromgang en sacristie (garwecamer).

                    Oorspr. (Inv. No. 235). Met de zegels van de vier oorkonders in groene was.

                    N.B. In dorso: "nou twee stuver van Cornelis Jacopsz. ende Reyer Hermansz".

                  • reg. no. 1487

                    1487 1512 April 22

                    Jacobus Albertusz., cantor te Eyndoven, geeft deken en kapittel van Ysellsteyn 6½ morgen land op het Oudelant beneden de poort voor een wekelijkse zingende mis enz. op het H. Kruisaltaar voor Ghyselberta, in leven vrouwe van Nicolaus Herinck en 2e van Andreas Johannesz. de Wilde.

                    (in profesto Georgii).

                    Oorspr. op papier (Inv. No. 236).

                  • reg. no. 1726

                    1726 1545 Mei 10.

                    Gerrit Joestensz., schout, Jan Huygensz. van Scerpenisse en Jan Lambertsz. Bitter, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ariaen Jan Spengensz. van het kapittel aldaar 2 morgen land in het Oudelant in Eyteren voor 10 jaar gepacht heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 237). De zegels van de oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "Barbar Blom ende is onwillich int overgegeven".

                    • Reg. no. 1190

                      1190 1480 Juni 22.

                      Aelbrecht van Egmont, schout, Peter van Vueren, Andries Jansz., en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Andries Hermansz. en zijn familie de helft van 5 morgen land, gelegen op het Oudelant boven de poort aldaar, afkomstig van Alijt van Hove, tante van Andries Hermansz., hebben overgedragen aan Gherijt van Zweten te Vyanen.

                      Oorspr. (Inv. No. 238). Met de zegels der 4 oorkonders in groene was.

                    • Reg. no. 1308

                      1308 1490 Maart 16.

                      Wolter van Baexen, schout, Aelbert Hert, Ariaen Heinrixz. en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dirck van Hove 2½ morgen land, gelegen op het Oudelant boven de poort, aan het kapittel van de kerk aldaar heeft overgedragen.

                      Oorspr. (Inv. No. 238). De zegels van de vier oorkonders verloren.

                    • Reg. no. 1508

                      1508 1515 Mei 27.

                      Cornelis Jacobsz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde, Adriaen Adriaensz. en Herman Gherijtsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Herman ’t Hoen als voogd van zijn vrouw Weyn en Gosen van Scawijck als voogd van zijn vrouw Mechteld de helft van 5 morgen land op het Oudelant boven de poort aldaar, waarvan het kapittel de andere helft bezit, aan het kapittel hebben overgedragen.

                      Oorspr. (Inv. No. 238). Met geschonden zegels van Cornelis Jacobsz., Adriaen Adriaens en Herman Gherijtsz. in groene was, dat van Ghijsbert Jansz. verloren.

                      N.B. In dorso: "van de helft van vijff morgen opt Oudelant boven die poort, die Herman van Ummeren nu bruyckt".

                      • Reg. no. 1506

                        1506 1515 Maart 1.

                        Harman Roelofsz., schout, Aelbert die Hert en Gijsbert Jansz. die Wilde, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Harman van Ommeren van het kapittel aldaar 5 morgen land, gelegen op het Oude Landt boven de poort, voor 7 jaar gepacht heeft.

                        Oorspr. (Inv. No. 238). Met zeer geschonden zegel van Aelbert die Hert in groene was, die van de beide andere oorkonders verloren.

                        N.B. In dorso: "Herman van Ummeren V morgen …. nu Iem Schouten". Aan deze brief is vastgehecht de brief dd. 1539 October 1 (Reg. No. 1666).

                      • Reg. no.1666

                        1666 1539 Oktober 1.

                        Heynrick van Dam Jansz., schout, Gherrijt Roeloffsz. van Loydesteyn en Cornelis Jacopsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Herman van Ommeren van het kapittel aldaar 5 morgen, gelegen op het Oudelant boven de poort, voor 8 jaar gepacht heeft, ingaande met het jaar 1540.

                        Oorspr. (Inv. No. 238). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van de eerste zeer geschonden.

                        N.B. Gehecht aan de brief dd. 1515 Maart 1 (Reg. No. 1506).

                    • Reg. no. 1748

                      1748 1548 Augustus 26

                      Jacob Woutersz., gesubstitueerd schout, Aert Cornelisz. en Jan Lambertsz. Bitter, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gerrit Joestensz., schout, van het kapittel aldaar 5 morgen, gelegen op het Oudelant boven de poort, voor 8 jaar gepacht heeft, ingaande met het jaar 1549.

                      (op den Sonnendach nae Bartholomei).

                      Oorspr. (Inv. No. 238). De zegels van de beide eerste oorkonders verloren, dat van de 3e in groene was.

                  • reg. no. 1898

                    1898 1563 Mei 26

                    Jan Willemsz. Borefijn pacht van het kapittel te Yselsteyn 2 morgen land, gelegen in het Oudelant beneden Eyteren, voor 8 jaar.

                    (in tcapittelhuys).

                    Oorspr. op papier (Inv. No. 239).

                  • reg. no. 1599

                    1599 1529 April 6.

                    Henrick van Dam Jansz., schout, Aryaen Bouwensz., Gerrit Joestensz. en Gijsbert Jansz. Scinckel, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gijsbert van Baixen, ambtman te Graef, aan het kapittel te Yselsteyn een akker heeft gegeven over de Ysel in de Elfhoeven op de Geest tussen de Oeversloot en de Yselwetering tot het zingen van getijden voor Wouter van Baixen en Mary van Zuylen.

                    Oorspr. (Inv. No. 240). Met geschonden zegel van Gerrit Joestensz. in groene was, die van de andere oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "nou Dirck Cock".

                  • reg. no. 1476

                    1476 1510 Maart 6.

                    Aelbert die Hert en Cornelis Jacobsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Heinrick Ariaensz. van het kapittel aldaar een weerd land tegenover het Gheyn gepacht heeft voor 10 jaar.

                    Oorspr. (Inv. No. 241). Met de zegels van de beide oorkonders in bruine was, waarvan het eerste geschonden.

                    N.B. In dorso: "Huerbrieff van de Hoge Weerdt".

                    • Reg. no. 1555

                      1555 1520 Oktober 31

                      Frederick van Egmondt, graaf van Bueren en Lederdam, heer van IJsselsteyn, Craenendonck enz., geeft aan het kapittel te IJsselsteyn de landaanwas aan de Hoghe Weert tegenover het dorp vvan den Gheijn tot in het diepe van de IJssel, waarvoor het kapittel Maandag na Beloken Paschen een vigilie van 9 lessen zal doen en Dinsdag daarop een Requiem voor alle gelovigen en in het bizonder voor de onderzaten, die eertijds op Paaschavond in Utrecht gestorven zijn.

                      (op Alre Heiligen avont).

                      Oorspr. (Inv. 242). Met het grote zegel van de oorkonder in rode was.

                    • reg. no. 1603

                      1603 1529 December 16.

                      Henrick van Dam Jansz., schout, Aryaen Aryaensz. en Reyer Jansz. van Bueseckom, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyer Gerritsz. van het Hoochlant met het kapittel een overeenkomst heeft getroffen betreffende korting van de pachtsom voor de Hoge Wairt en 10½ morgen oeverland.

                      Oorspr. (Inv. No. 243). Met geschonden zegels der oorkonders in groene was.

                    • reg. no. 1728

                      1728 1545 Mei 10.

                      Gerrit Joestensz., schout, Jan Huygensz. van Scerpenisse en Jan Lambertsz. Bitter, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyer Gerritsz. opt Hoegelant van het kapittel aldaar de Hoge Weerdt, gelegen tegenover het Gheyn, met 10½ morgen, rondom de weerd gelegen, en nog 2 halve morgen voor 10 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 243). De zegels der oorkonders verloren.

                    • reg. no. 1843

                      1843 1554 April 27.

                      Gerrit Joestensz., schout, Cornelis Jacobsz. van Arkel en Gerrit Jansz. Dalen, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gerrit Reyersz. van het kapittel aldaar 8 morgen land, gelegen op de Hoege Weerdt, en 10½ morgen over Gheyn voor 10 jaar gepacht heeft, welke huur 1555 ingaat, terwijl een overeenkomst getroffen wordt betreffende de huur van 2 halve morgens, waarvan de huur in 1555 eindigt.

                      Oorspr. (Inv. No. 243). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                  • reg. no. 303

                    303 1362 Maart 8.

                    Aernoud, heer van Yselsteyn, geeft als executeur van heer Willem van Tule, ridder, aan de priesters te Yselsteyn 8 hond land op de noordzijde van Benscoep, om uit de opbrengst daarvan elke maand 10 schellingen te besteden voor een memorie voor heer Willem.

                    a) Oorspr. (Inv. No. 244). Het zegel van de oorkonder verloren.

                    b) Gevidimeerd in de brief dd. 1362 Aug. 9 (Reg. No. 307).

                    N.B. In dorso van het oorspr. dat nauwelijks meer leesbaar is: "heer Willem van VIII hont lants gelegen op Tuyl, die noortzijde in Benschip, ’t schijnt, dat die VIII hont lants zijn, die wij hebben op dat alreleste (d.w.z. leechste) in Benschip".

                  • reg. no. 312

                    312 1363 Februari 12

                    Aernout, heer van Yselsteyn, geeft aan de kapelaans van de kerk van Yselsteyn 5½ hond land in Benscop op voorwaarde, dat zij jaarlijks van de inkomsten 10 schellingen zullen geven aan de abdij Oudwijc, aan Vrouwencloester, het klooster van Sint Servaes en dat van Maryendale tot het doen van een memorie, terwijl voor de overblijvende 2 pond memories gehouden moeten worden voor zijn zuster van Montfoort en voor Partrijs (?).

                    (des Sonnendages opten Groten Vastelavond).

                    Oorspr. (Inv. No. 245). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was.

                    N.B. In dorso: "wy en cunnen nyet vijnden waer sy ligghen".

                    • reg. no. 350

                      350 1368 September 2

                      De notaris Johannes Wynt instrumenteert, dat Nyclaes Mugghe en zijn vrouw Nelle bij testament 2 morgen land aan de zuidzijde van Benscoep aan de kerk te Yselsteyn vermaken met de bepaling, dat 2/3 van de opbrengst aan de armen en 1/3 aan de kerk zal komen.

                      (des anderen daghes na Sinte Gyllis' dach in de maent van September).

                      Oorspr. (Inv. No. 246). Met signatuur van de notaris; de zegels van Nyclaes Mugghe en van Johan van Almelo, Claes die Weldighe en Lambrecht Spiker, knapen, verloren. Met losgeraakt transfix dd. 1391 Februari 15 (Reg. No. 456).

                      N.B. In dorso: "Claes Mugghen testament als transfix hout, mer wy moghen nu als in den jar van XCII nyet vynden waer wy die renten uut hebben, tes veroudt, transfix is out C jaer ende een jaer." Het laatste deel van de zin is doorgehaald en vervangen door: "hyer is bescheyt aff in ’t register in den XIIten blade in den eersten puynte".

                    • reg. no. 456

                      456 1391 Februari 15

                      Nyclaes Mugghe verandert zijn testament dd. 1368 September 2 (Reg. No. 350), waardoor deze gestoken is, in die zin, dat 1/3 van de opbrengst van het genoemde land aan de armen, 1/3 aan de kerk en 1/3 aan pastoor en kapelaans komt tot het doen van een memorie voor hemzelf, zijn 1e vrouw Nella, zijn vrouw Mechtelt en zijn zoon Claes, terwijl hij bovendien 2 zilveren schalen en 6 zilveren lepels tot het maken van een kelk vermaakt.

                      (des Woensdaechs na Sinte Valentijns dach).

                      Oorspr. (Inv. No. 246). Het zegel van de oorkonder verloren.

                  • reg. no. 856

                    856 1441 Maart 9.

                    Wyllam die Weldighe, schout, Heynric (van Neck) en (Aernt) Holl, buren van Benscop, oorkonden, dat Gherijt Claesz. aan het kapittel te Yselsteyn zekere percelen land o.a. op de noordzijde van Benschop heeft overgedragen.

                    Oorspr. (Inv. No. 247). Twee zegels verloren.

                    N.B. Het stuk is zeer versleten en nagenoeg onleesbaar. In dorso: "in Benschip een mergen lant ende dat vijftedel van II mergen lant ende leet in den Hoeffslach voir V mergen lant mer tes inder maten ruym 4 mergen lant en III hont. In desen III hont lant voirz. is ons vercoft van onsen kercmeysteren ½ mergen lant, wy hebben der onlede mit etc.". "Nu Claesgen Jan Arisz. (?)".

                  • reg. no. 1077

                    1077 1470 Maart 4.

                    Peter van Vueren Gherijtsz. en Casijn Dircxz., kerkmeesters en procurators van de kerk te Yselsteyn, oorkonden, dat het kapittel dier kerk van de zusters en broeders van het Sinte-Barbarengilde ½ morgen land in Benscoep op de zuidzijde boven de kerk gekocht heeft voor 13 gouden johannis beierse guldens, die het gilde schuldig was aan de kerk en dat het kapittel het geld aan de kerk betaald heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 248). Het kerkzegel verloren.

                    N.B. In dorso staat: "Van een halff mergen lants gecoft jeghens Sijnte Barbaren ghilde; van desen lande zijn III bryeven".

                  • reg. no. 1107

                    1107 1472 Februari 21

                    Coen heer Ghijsbertz., schout, Symon Gherijts en Aernt Heinricxz., heemraden in Benscop, oorkonden, dat Egbert Willemz. van heer Gherijt van Ghent, pastoor van Benscop, 7 morgen land op de noordzijde van Benscop achter de kerk voor 10 jaar gepacht heeft.

                    (op Sinte Peters avont ad cathedram).

                    Oorspr. (Inv. No. 249). Met resten van de zegels der oorkonders in groene was.

                  • reg. no. 1285

                    1285 1487 Mei 17.

                    Willam die Weldich, schout, Harmen Aertsz. en Gerit Vranckenz., heemraden in Benscop, oorkonden, dat Adriaen Claisz., zijn vrouw Aeff en hun zoon Jacop Hugenz. 2½ morgen land op de noordzijde in Benscop boven de kerk overdragen aan het kapittel te Yselsteyn.

                    Oorspr. (Inv. No. 250). Met zegel van Harmen Aertsz. in groene was en geschonden, dat van Willam die Weldich verloren.

                    N.B. In dorso staat: "van 2½ morgen land verpangelt om 2 morgen als register uutwijst, op die noortzyde in Benschip, genoech te midwegen tusschen Yselsteyn ende de kerck in Benschip. Dit land bruyct Ghysbert van Baicx".

                  • reg. no. 1338

                    1338 1493 April 18.

                    Roeloff Hermansz., schout, Cornelis Jansz. en Aelbert de Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat deken, procuratoren en broeders van het Oser Lieve Vrouwen gilde in de Sint Niclaes kerk aldaar van Willem Aertsz., kanunnik, en Aelbrecht van Egmont, executeurs van het testament van Thomas Jansz., in leven deken van het kapittel, 4 morgen land in Benscoep op de noordzijde ontvangen hebben, welk land 4 wilhelmusschilden jaarlijks aan erfpacht opbrengt, die zij zullen aanwenden voor het zieleheil van Thomas Jansz., bij verzuim waarvan eigendom en erfpacht aan het kapittel zullen vervallen.

                    Oorspr. (Inv. No. 251). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die der laatste twee geschonden.

                    • reg. no. 1578

                      1578 1524 Mei 1.

                      Luyt van Vueren, schout, Egbert Gheritsz. en Reyer Arisz., heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Gherit Hermansz. van het kapittel te IJsselsteyn een hofstede te Benscoep op de hoek en aan de westzijde van het Speelvelt voor 10 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 252). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Luyt van Vueren geschonden.

                    • reg. no. 1592

                      1592 1528 Mei 1.

                      Luyt van Vuren, schout, Claes Cornelisz. en Jacob Harmensz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Gerit Harmensz. en zijn vrouw, Jan van Nesse, met het kapittel te IJsselsteyn zijn overeengekomen, dat Gerit, zolang de huur van het huis aan het Spuelvelt duurt, het kapittel jaarlijks 1 schild boven de huursom zal betalen, omdat hij een erf achter de kerk tussen de Buyrkamp en de Stege met recht tot betimmering verhuurd heeft aan Cornelis Henricxz., die verplicht zal zijn het huis, dat hij er op gebouwd heeft, af te breken na afloop van de huur, hetgeen tegelijk zal plaats hebben met de afloop van de huur van het huis aan het Spuelvelt.

                      Oorspr. (Inv. No. 252). Met zegel van Luyt van Vuren in groene was.

                    • reg. no. 1561

                      1561 1521 Februari 23

                      Luyt van Vueren, schout, Reyer Arisz. en Arien Aertsz, heemraden te Benscoep, oorkonden dat Gielis Wilmsz. van het kapittel van IJsselsteyn 3 morgen land in Benscoep, aan de zuidzijde beneden de kerk gelegen, voor 10 jaar gepacht heeft.

                      (op Sinte Mathijs' avont).

                      Oorspr. (Inv. No. 253). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "Nu Ariaen Egberts ende Fop Francken".

                    • reg. no. 1619

                      1619 1531 Juni 20.

                      Luyt van Vuren, schout, Ariaen Airt Henricksz. en Jacop Harmensz., heemraden te Benscop, oorkonden, dat Yelis Wilmsz. van het kapittel te IJsselsteyn 3 morgen land in Benscop aan de zuidzijde, beneden de kerk gelegen, voor 10 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 253). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Jacop Harmensz. geschonden.

                      N.B. In dorso "Nou Arie Egberts ende vranck Foppen".

                  • reg. no. 1620

                    1620 1531 Juni 20.

                    Luyt van Vuren, schout, Ariaen Airt Henricksz. en Jan Harbertsz., heemraden te Benscop, oorkonden, dat Claes Dirck Hollensz. van het kapittel te IJsselsteyn 1½ morgen land in Benscop aan de zuidzijde, beneden de kerk, voor 10 jaar gepacht heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 254). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Aeriaen Airt Henricksz. geschonden.

                    • Reg. no. 1346

                      1346 1494 Januari 9.

                      Cornelis Claesz., schout, Heinric Louff Ghijsbertsz. en Vranck Vranckenz., heemraden in Benscoep, oorkonden, dat Geraert de Jonge Florisz., koster te Benscoep, van het kapittel te Yselstein 7 morgen land en een hofstede in Benscoep in de Kerckhouuff gepacht heeft voor 10 jaar.

                      Oorspr. (Inv. 255). Met zegel van de 1e en geschonden zegels van de beide andere oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso staat: "Huerbrief van de XIV mergen achter die kerck in Benscop".

                    • Reg. no. 1420

                      1420 1503 April 6.

                      Cornelis Claesz., schout, Herman Jacobsz. en Reijner Andriesz., heemraden in Benscoep, oorkonden, dat Cornelis Heynrick Loeffsz. van het kapittel te Yselsteyn 3½ morgen in Benscoep, gelegen in der Kercken Hoeff of der Papenlant, voor 10 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 255). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was, waarvan die der laatste twee geschonden.

                    • Reg. no. 1505

                      1505 1515 Februari 16.

                      Peter Koenenz., schout, Cornelis Andryesz. en Reyner Andriesz., heemraden in Benscop, oorkonden, dat Gherijt die Jonge Florijsz., koster aldaar, van het kapittel te Yselstein 14 morgen land in Benscop in der Kercken Hoeff of der Papen land voor 10 jaar gepacht heeft, ingegaan met het jaar 1513.

                      Oorspr. (Inv. 255). Met de zegels der oorkonders in groene was, dat van Reyner Andriesz. geschonden.

                    • Reg. no. 1560

                      1560 1521 Februari 23

                      Luyt van Vueren, schout, Reyer Arisz., en Arien Aertsz., heemraden te Benscoep, oorkonden, dat Anthonis Tuckersz. en Jan Daemsz. voor de ene, en Jan Claes Muggen voor de andere helft, 14 morgen land aldaar, geheten de Kerck Hoeff of der Papenlant, van het kapittel te Yselsteyn hebben gepacht voor 8 jaar.

                      (op Sinte Mathijs' avond).

                      Oorspr. (Inv. No. 255). Met geschonden zegels der oorkonders in groene was.

                    • Reg. no. 1600

                      1600 1529 Juli 22

                      Luyt Petersz. van Vuren, schout, Jan Gijsbertsz. en Jan Harbertsz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Egbert Geritsz. en Thonis Tuckersz. van het kapittel te IJsselsteyn 14 morgen land te Benscop in de Karckehoeff of het Papelandt hebben gepacht voor 10 jaar, en wel de eerste 10, de tweede 4 morgen.

                      (op Sinte Mariën Magdalenen dach).

                      Oorspr. (Inv. No. 255). Met de zegels van Luyt Petersz. van Vuren en van Jan Harbertsz. in groene was, dat van Jan Gijsbertsz. verloren.

                    • Reg. no. 1654

                      1654 1537 Januari 14.

                      Luyt van Vueren, schout, Jan Harbertsz. en Harmen Gorisz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Jan Dircksz. en Jacop Jansz. Bras van het kapittel te Yselsteyn 14 morgen land in Benscop in de Kerckehoeff of het Papenlant voor 10 jaar gepacht hebben.

                      Oorspr. (Inv. No. 255). Met de zegels van de oorkonders in groene was, die van Jan Harbertsz. en Harmen Gorisz. geschonden.

                    • Reg. no. 214

                      214 1348 Maart 2

                      Airnoud, heer van Yselsteyn, geeft aan de priesters van de kerk van Yselsteyn een rente, groot 8 pond zwarte tournooizen jaarlijks, gevestigd op 4 morgen land in Benscop, tot het houden van een wekelijkse gezongen memorie na zijn dood volgens inhoud van het testament van wijlen zijn vrouw.

                      (opten Groeten Vastelavond).

                      Oorspr. (Inv. No. 256). Het zegel van de oorkonder verloren.

                      N.B. In dorso: "Hier hebben wij eygen lant voir gepangelt tegen Jan van der Graft. Tes die memory van heer Arnt, heer tot Yselsteyn".

                    • Reg. no. 943

                      943 1454 Juni 28

                      Schout en buren van Benschip oorkonden, dat Jan van der Graft 4 morgen land in Benscip aan de zuidzijde boven de kerk aan het kapittel te IJselstein heeft overgedragen.

                      (op Sinte Pieters ende Pauls avont).

                      Oorspr. (Inv. No. 256). Met twee zegels in groene was, een derde verloren.

                      N.B. In dorso: "Littera Johannis van der Graft de terra permutata". Het stuk is gedeeltelijk onleesbaar door slijtage.

                    • Reg. no. 1448

                      1448 1506 Februari 16.

                      Herman Roeloffsz., schout, Aelbert de Hert en Dirck van der Molen, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Aeriaen Claesz. van het kapittel 4 morgen in Benscoep boven de kerk aan de zuidzijde voor 8 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 256). Met geschonden zegels der 3 oorkonders.

                    • Reg. no. 1490

                      1490 1513 Februari 10.

                      Peter Koenez., schout, Adriaen Aerntsz. en Cornelis Andriesz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Jan Andriesz. en Reyner Andriesz. van het kapittel te Yselstein 4 morgen land in Benscop aan de zuidzijde boven de kerk voor 10 jaar gepacht hebben.

                      Oorspr. (Inv. No. 256). Het zegel van Adriaen Aerntsz. verloren, die van de beide anderen in groene was en geschonden.

                    • Reg. no. 1644

                      1644 1534 November 11

                      Heynrick van Dam Jansz., schout, Ariaen Bouwensz. en Jan Andriesz. die Wilde, schepenen van IJsselsteyn, oorkonden, dat Ariaen Ariaensz. Verkerck van het kapittel aldaar 4 morgen land in Benscop in de Hoefslag aan de zuidzijde boven de kerk voor 10 jaar, ingegaan in 1532, gepacht heeft.

                      (op Sinte Martijnsdach in den winter).

                      Oorspr. (Inv. No. 256). De zegels van de drie oorkonders verloren.

                    • Reg. no. 1704

                      1704 1543 November 22.

                      Gerrit Joestensz., schout, Mr. Aert Cornelisz. en Jan Huygenz. van Scerpenisse, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ariaen Ariaensz. Verkerck van het kapittel aldaar 4 morgen, gelegen in Benscop in de hoefslag aan de zuidzijde boven de kerk, voor 10 jaar, ingegaan in 1542, gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 256). Met de zegels van de schout en Jan Huygenz. in groene was, dat van Mr. Aert Cornelisz. verloren.

                      N.B. In dorso: "nou Daem Woutersz".

                    • Reg. no. 1059

                      1059 1468 Juni 10.

                      Willem die Weldich, schout, Egbert Willemsz. en Mychiel die Weldich, heemraden van Benscop, oorkonden, dat Goswijn Bruntsz. 7 morgen, gelegen in Benscop boven aan de zuidzijde, heeft overgedragen aan het klooster van Onser Liever Vrouwen Berch in Yselsteyn.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels der 3 oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso staat … "Nou Cornelis Hermans" (?).

                    • Reg. no. 1295

                      1295 1488 Januari 23.

                      Broeder Huge, prior, en het konvent van het Cisterciënserklooster Onser Liever Vrouwen Berch by Yselsteyn machtigen broeder Roelof Claisz., keldermeester, om 7 morgen, gelegen boven in Benscop, aan het kapittel te Yselsteyn over te dragen.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Het conventszegel verloren.

                    • Reg. no. 1296

                      1296 1488 Januari 26.

                      Willem die Weldigh, schout, Aernt Heinricxz. en Claes Jansz., heemraden in Benscoip, oorkonden, dat broeder Roeloff Claesz., uit naam van het Cisterciënser convent van Onser Liever Vrouwen Berch by Ysellsteyn, 7 morgen land in Benscoip aan de zuidzijde heeft overgedragen aan het kapittel te Ysellsteyn.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). De zegels van de drie oorkonders verloren.

                      N.B. In dorso staat: "dit lant anno 39 Jan Koster".

                    • Reg. no. 1360

                      1360 1495 Januari 6.

                      Cornelis Claesz., schout, Aernt Heinricxz. en Haynrick Loeff, heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Jan Louwenz. van het kapittel van Yselsteyn 7 morgen, gelegen boven in Benscop aan de zuidzijde, voor 8 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van Aernt Heinricxz. en Haynrick Loeff in groene was, dat van Cornelis Claesz. verloren.

                    • Reg. no. 1418

                      1418 1503 Februari 16.

                      Cornelis Claesz., schout, Willem Voppenz. en Harman Jacobsz., heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Jan Louwenz. van het kapittel te Ysellsteyn 7 morgen, gelegen boven in Benscoep aan de zuidzijde, voor 8 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels der 3 oorkonders in groene was.

                    • Reg. no. 1491

                      1491 1513 Februari 20.

                      Harman Roelofsz., schout, Aelbert die Hert, Adriaen Adriaensz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyner Jansz. van Bosechem van het kapittel aldaar 7 morgen land in Benscop aan de zuidzijde boven de kerk voor 4 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met geschonden zegel van Adriaen Adriaensz. in groene was, de zegels der beide anderen verloren.

                    • Reg. no. 1569

                      1569 1522 September 15.

                      Cornelis Jacopsz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Ariaen Bouwensz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Henricksz. Bloem van het kapittel aldaar 7 morgen, gelegen boven in Benscop aan de zuidzijde, voor 10 jaar ingaande 1523 gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van de oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "Jan Costers huerbrief van de VII morgen".

                    • Reg. no. 1633

                      1633 1532 September 17.

                      Henrick van Dam Jansz., schout, Gerrit Joostensz. en Aryaen Gerritsz. Spronck, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat heer Henrick Bloem Henricksz., kanunnik, van het kapittel aldaar 7 morgen boven in Benscop aan de zuidzijde voor 10 jaar, ingaande 1533, gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van Henrick van Dam Jansz. en Aryaen Gerritsz. Spronck in groene was, dat van Gerrit Joostensz. verloren.

                    • Reg. no. 1702

                      1702 1543 Februari 8.

                      Gerrit Joestensz., schout, Cornelis Jacobsz. en Jacob Woutersz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Heynricksz. Bloem van het kapittel aldaar 7 morgen boven in Benscop aan de zuidzijde voor 10 jaar gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van de oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "huerbrieff …. Jan Coster".

                    • Reg. no. 1846

                      1846 1555 Mei 21.

                      Claes van Losstadt, schout, Gielis Hermansz. en Franck Aertsz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Herman Fransz. van het kapittel van Yselsteyn 7 morgen land, boven in Benscop aan de zuidzijde, voor 8 jaar, ingaande 1553, gepacht heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Claes van Losstadt geschonden.

                  • reg. no. 1886

                    1886 1561 Augustus 10.

                    Franck Daemsz. geeft 10 gulden aan verschenen pacht in consignatie aan gezworenen te Benscop ten behoeve van de vicarie op het S. Caterijnenaltaar in de kerk te IJsselstein, te innen door de vicaris, fungerende op de vervaldag, alles overeenkomstig de fundatiebrief.

                    Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 258).

                  • reg. no. 1892

                    1892 1562 November 15.

                    Claes van Losstadt, schout, en Jan Frericksz., arbiters, oorkonden, dat Screvel Screvelsz. van het kapittel te Yselsteyn 3 morgen land, gelegen aan de noordkant van Benscop, boven de kerk, voor 8 jaar gepacht heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 259).

                    N.B. Het stuk is een chirograaf.

                    • reg. nos. 1920 en 1923

                      1920 1566 Mei 20.

                      Het kapittel te Yselsteyn geeft aan Cornelis Jan Gerritsz. 7 hond land in Benscop aan de noordzijde beneden de kerk in erfpacht.

                      Geïnsereerd in de brief dd. 1566 Juli 14 (Reg. No. 1923).

                      1923 1566 Juli 14.

                      Claes van Losstadt, schout, Olof Corsz. en Luyt van Vueren, heemraden van Benscop, oorkonden, dat Cornelis Jan Gerritsz. van het kapittel te Yselsteyn 7 hond land in Benscop aan de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft, zoals vermeld in de brief dd. 1566 Mei 20 (Reg. No. 1920), hierin geïnsereerd.

                      Oorspr. (Inv. No. 260). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.

                    • reg. nos. 1947

                      1947 1572 December 17.

                      Het kapittel van de kerk te Yselsteyn geeft aan Ghijsbert Joestensz. 7 hond land in Benscop aan de noordzijde beneden de kerk in erfpacht.

                      a) Oorspr. (Inv. No. 260). Met geschonden groot zegel van het kapittel.

                      b) Geïnsereerd in de brief dd. 1573 Januari 8 (Reg. No. 1948).

                    • reg. nos. 1947 en 1948

                      1948 1573 Januari 8.

                      Franck Aertsz., schout, Olof Corsz. en Toenis Claesz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Gijsbert Joestensz. van het kapittel te IJsselsteyn 7 hond land in Benscop aan de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft, zoals vermeld in de brief dd. 1572 December 17 (Reg. No. 1947), hierin geïnsereerd.

                      Oorspr. (Inv. No. 260). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.

                    • Reg. no. 1649

                      1649 1536 Februari 12.

                      Luyt van Vueren, schout, Harmen Gorisz. en Jan Harbertsz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Daem Woutersz. van het kapittel te Yselsteyn 4 morgen in Benscop aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht ontvangen heeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 261). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Jan Harbertsz. geschonden.

                    • Reg. nos. 1955 en 1956

                      1955 1577 Januari 7.

                      Het kapittel van de kerk te Yselsteyn geeft aan Daem Jansz. uit Benscop 4 morgen land aldaar aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht.

                      Geïnsereerd in de brief dd. 1577 Januari 9 (Reg. No. 1956).

                      1956 1577 Januari 9.

                      Anthonis van Nes, schout, Jan Airtsz. Lange en Cornelis Jacobsz. van Hooff, heemraden van Benscop, oorkonden, dat Daem Jansz. uit Benscop van het kapittel te Yselsteyn 4 morgen in Benscop aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht heeft ontvangen, zoals vermeld in de brief dd. 1577 Januari 7 (Reg. No. 1955), hierin geïnsereerd.

                      Oorspr. (Inv. No. 261). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.

                    • Reg. no. 1965

                      1965 (16e eeuw).

                      Het kapittel van de kerk te IJsselsteyn geeft aan Jan Daem Woutersz. in Benscop 4 morgen land aldaar aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht.

                      Oorspr. (Inv. No. 261). Met het kapittelzegel in groene was.

                      • Reg. no. 1222

                        1222 1482 November 10

                        Wolter van Baexen, rechter tussen Maess en Wael, oorkondt, dat voor het gerecht van Borcharen Gelis van Hulst en zijn vrouw Mechtelt aan Udo van Merwick, pastoor te Alphen, een hofstede in genoemd gerecht, groot c. 1 morgen, heeft overgedragen.

                        (op Sinte Meertensavont).

                        Oorspr. (Inv. No. 269). De zegels van de oorkonder en van Jan Jacopsz. verloren, dat van Wolter van Drueten geschonden en in groene was. Met transfix dd. 1482 November 10 (Reg. No. 1223).

                        N.B. In dorso staat: "van dat guet toe Haren als van eynen angekofften marghen, die Wolter van Baixen gekofft hefft totten Hof toe Schaer"…

                      • Reg. no. 1223

                        1223 1482 November 10

                        Wolter van Baexen, rechter tussen Maess en Waell, oorkondt, dat voor het gerecht van Borcharen Uudo van Merwick, pastoor te Alphen, aan hem heeft overgedragen de hofstede, vermeld in de brief dd. 1482 November 10 (Reg. No. 1222), waardoor deze gestoken is.

                        (op Sunte Mertens avont).

                        Oorspr. (Inv. No. 269). Met geschonden zegels van de oorkonder en van Wolter van Drueten in groene was, dat van Jan Jacopsz. verloren.

                    • Reg. no. 1229

                      1229 1483 Juni 15

                      Wolter van Baexen, rechter tussen Maess en Wael, geeft ten overstaan van het gerecht van Haeren aan Herberen en Reyner van Oy het recht van wederkoop gedurende 6 jaar van een huis en hofstede met land, geheten het Schaere, voor 27 rijnse guldens.

                      (op Sente Vitus ende Modestus' dach).

                      Oorspr. (Inv. No. 269). De zegels van de oorkonder en van Gherijt van den Poll verloren, dat van Wolter van Drueten in groene was en zeer geschonden.

                    • Reg. no. 1230

                      1230 1483 Juni 15

                      Wolter van Baexen, rechter tussen Maesse en Waele, oorkondt, dat, ten overstaan van het gerecht van Haeren, jonkvrouwe Aernt van Oy, weduwe van Jan van Oy, weduwe van Jan van Oy, en Herberen en Reyner van Oy, hem een huis en hofstede met land, geheten het Schaere, groot c. 17 morgen, en nog 5 morgen,m hebben overgedragen.

                      (op Sente Vitus ende Modestus' dach).

                      Oorspr. (Inv. No. 269). Het zegel van de oorkonder en van Gherijt van den Poll verloren, dat van Wolter van Drueten in groene was en geschonden.

                      N.B. In dorso: "van den gueden in Maes ende Wale geheyten die Schaer".

                      • Reg. no. 1312

                        1312 1490 December 24

                        Jacop van Romsdijck, rechter tussen Maze en Wael, oorkondt, dat voor het gerecht van Borcharen Henrick van Baexen en zijn vrouw Margriete aan mr. Johan die Kock ten behoeve van zijn kinderen Johan, Claes en Gabel 7 morgen land aldaar, grenzende aan de Schaar, hebben overgedragen.

                        (opten Heiligen Korsavont).

                        Oorspr. (Inv. No. 269). Met zeer geschonden zegel van de oorkonder in groene was, de zegels van Willem Pijn en Jacop Herbartsz. verloren. Met transfix dd. 1494 April 10 (Reg. No. 1353).

                        N.B. In dorso staat "anno 1494 hefft Wolter van Baixen anth hoff toe Schare gekofft VII morgen van meister Johan die Cock van Ravenstein".

                      • Reg. no. 1353

                        1353 1494 April 10

                        Henrick van Baexen, rechter tussen Maze en Wael, oorkondt, dat in het gerecht van Borcharen mr. Johan die Kock van Ravensteyn en zijn zoons Johan en Claes aan Wolter van Baexen het land, beschreven in de brief dd. 1490 December 24 (Reg. No. 1312), waardoor deze gestoken is, hebben overgedragen en beloofd hebben, dat hun zoon en broeder Gabel er, wanneer hij meerderjarig zal zijn geworden, eveneens afstand van zal doen.

                        (Donresdaghes na Beloken Paisschen).

                        Oorspr. (Inv. No. 269). De zegels van Henrick van Baexen en Lucas van Haefften verloren, dat van Wolter van Drueten in groene was en zeer geschonden.

                    • reg. no. 1304

                      1304 1489 Mei 10

                      Henrick van Marwick en Claes die Haerdt als "erfpachters" oorkonden, dat Gerit Ploes Zybertsz. en zijn vrouw Stijn aan Arnt van Ploes een stuk land, geheten Arntz camp, in het kerspel Borcharen in Maeze en Waele, groot c. 3½ morgen, grenzende aan de Corte dijck, de gemene weg naar Haerreberch en de wetering, verkocht hebben.

                      (upten Sonnendach post Johannis ante portam Latinam).

                      Oorspr. (Inv. No. 270). De zegels van Gherit van Ploes en Claes die Haerdt verloren, dat van Henrick van Marwick in groene was.

                    • reg. no. 1366

                      1366 1495 Juni 10

                      Henrick van Baexen, richter tussen Maze en Wael, oorkondt, dat Johanna van Baexen, wijlen Wolters dochter, voor het gerecht te Borcharen aan Henrick van Aarde heeft toegestaan om 3 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op 5 morgen land aldaar, geheten de Aarnskamp, welke rente zij van hem gekocht heeft en die uitbetaald wordt aan Alle Jan, na 5 jaar mag lossen met 36 dergelijke guldens.

                      (des Woensdages na Heiligen Pinxtdach).

                      Oorspr. (Inv. No. 270). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was; die van de gerechtslieden, Johan van Hemert en Aernt van Schaefferden, verloren.

                  • reg. no. 1423

                    1423 1503 Oktober 10.

                    Aelbert Aelbertsz., de schoenmaker, burger van Utrecht, verkoopt zijn broeder, heer Jacob Aelbertsz., priester, een huis en hofstede, gelegen bij de Plompentoern aldaar aan de oostzijde van de gracht.

                    Oorspr. (Inv. No. 271). Met zeer geschonden zegel van Heinrick van Amerongen in groene was.

                  • reg. no. 408

                    408 1382 Mei 7.

                    Dirc van Muden, schout, Ghisebrecht uten Wijnkel en Willem Spiker, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ye van der Huele voor de memorie van Lisebeth Bloc aan de priesters van de kerk aldaar 40 schellingen jaarlijks schuldig is, te vestigen op zijn huis en hof, en dat Johan Vlamijngh, rector en kameraar van de memorie, erin toestemt, dat dit geld op een ander evenwaardig pand te Yselsteyn bewezen wordt.

                    Oorspr. (Inv. No. 272). De zegels vazn Dirc van Muden en Willem Spiker verloren, dat van Ghisebrecht uten Winkel, in bruine was.

                    N.B. In dorso: "Ye van der Hoel XL schellingen, nu bruuct Aernt die Heer, Nescimus".

                  • reg. no. 413

                    413 1383 December 13

                    Claes die Weldighe, schout, Aernt Screvel en jonge Heinric die Rijc, schepenen van Yselstein, oorkonden, dat Jan die Veer verklaart de pastoor en de kapelaans 1 pond jaarlijks uit zijn huis schuldig te zijn, welk geld wijlen Willem die Backer en zijn vrouw Trude vermaakt hebben tot een eeuwige memorie voor hun zielen.

                    (op Sinte Luciën dach Virginis).

                    Oorspr. (Inv. No. 273). De zegels van de 3 oorkonders zo goed als verloren.

                    N.B. In dorso: "Wy en weten nyet wat huyse dat is".

                  • reg. no. 973

                    973 1459 October 10.

                    Hermen van Everdynghen, schout, Symon Claesz., Heynric Heynricxz. en Claes van Niesse(?), schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dirck Jan Daniëlsz. en Gheertruydt, zijn vrouw, aan het kapittel en aan de kosterij 2 witte stuivers jaarlijks hebben vermaakt, gaande uit een huis aldaar.

                    Oorspr. (Inv. No. 274). Met geschonden zegel van Symon Claesz. in groene was, die der andere oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso staat: "nou Jan de Backers, of nou Ariën Joris".

                  • reg. no. 1069

                    1069 1469 Juli 10.

                    Jacob van Egmont, schout, Jacob van Hove en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, willigen het verzoek in van Willam Foeyt, burger te Utrecht, tot schatting van het huis van wijlen Lodewich Petersz. en zijn vrouw Lijsbeth boven de Plaetsse, strekkende van de Achterstraet tot de gracht, wegens een schuld van 18 beierse guldens onder voorbehoud, dat het kapittel en de kerk de 2 postulaatguldens jaarlijks, door Lijsbeth vermaakt uit haar helft van het huis, behouden.

                    Oorspr. (Inv. No. 275). De zegels van de drie oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso staat: "Nou Marye Daemen".

                  • reg. no. 1145

                    1145 1474 ….

                    [Peter van Vuren] en …. [kerkmeesters te Yselstein] oorkonden, dat het kapittel een jaarlijkse rente, groot 9 stuivers, gaande uit een huis in de Achterstraat, heeft ontvangen tot het doen van een memorie voor Claes Bouwens.

                    Oorspr. (Inv. No. 276). Met zegel van de tweede oorkonder in groene was, twee andere zegels verloren.

                    N.B. De inhoud van dit bijna onleesbaar geworden stuk blijkt uit een dorsale aantekening.

                  • reg. no. 1266

                    1266 1485 Mei 26.

                    …., Aelbert die Hert, Aeriaen Heinricxz. en Cornelis Jansz., schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Alijt Aernt Aelbertsz. weduwe en haar zoon, heer Willem Aerntsz., priester, kanunnik te Ysellsteyn, aan het kapittel een rente van 2 rijnse guldens jaarlijks verkochte hebben, gevestigd op een huis, gelegen op de Horn en de zuidzijde van de Achterstraet, oostwaarts begrensd door de Kerkstraat.

                    Oorspr. (Inv. No. 277). De zegels der 4 oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "nou Cornelis Claesz. temmerman".

                  • reg. no. 1410

                    1410 1502 Mei 10.

                    Roeloff Hermansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Adriaen Willemsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Peter Willemsz. van Spengen aan het kapittel aldaar een rente, groot 12 stuivers jaarlijks uit zijn huis in de Benscopstraet aan de noordzijde, heeft gegeven tot het doen van een memorie voor Ariaen Oelrijcx dochter, zijn eerste vrouw, voor hemzelf en voor Cornelis Willem Jordensz. dochter, zijn tegenwoordige vrouw.

                    Oorspr. (Inv. No. 278). Met de zegels vab de drie oorkonders in groene was.

                    N.B. In dorso: "Nou Cornelis de kistmaker VI st., nou Henrick Veerman(?) tsyne is gelost".

                  • reg. no. 509

                    509 1398 Februari 14

                    Aernd van Muden, schout, Dirc die Rode en Dirc Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan van Muden verklaart het kapittel aldaar jaarlijks ¼ gouden pieterman uit zijn huis op de Haven schuldig te zijn.

                    (op Sente Valentijns dach).

                    Oorspr. (Inv. No. 279). De zegels van de oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "Hyer en is gheen bescheyt aff te vijnden ten helt oeck gheen personen inder memoriën".

                  • reg. no. 1280

                    1280 1487 Februari 6.

                    Aelbrecht van Egmont, schout, Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Willem Groenwout en Hermes van Soens verklaard hebben, elk 2 stuivers jaarlijks uit de beterschap van hun huizen aan de Haven aan het kapittel aldaar schuldig te zijn.

                    Oorspr. (Inv. No. 280). De zegels der 3 oorkonders verloren.

                    • reg. no. 1657

                      1657 1537 September 28

                      Heynrick van Dam Jansz., schout, Reyer Jansz. van Buesinchem, Jan Jansz. van Zevender en Cornelis Jacopsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Andries Petersz. die Wael en Heynrick Willemsz. Boerefijn 2½ morgen, gelegen in de Clinchoeff over de Hogendijck, hebben overgedragen aan Reyer Gijsbertsz.

                      (op Sinte Michiels avont).

                      Oorspr. (Inv. No. 281). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de schout, Jan van Zevender, en Cornelis Jacopsz. geschonden.

                      N.B. In dorso: "Nou Arie Reyersz."

                    • reg. no. 1664

                      1664 1538 November 18.

                      Heynrick van Dam Jansz., schout, Gherrijt Roeloffsz. van Loyesteyn en Cornelis Jacopsz., schepenen van Yselsteijn, oorkonden, dat Reyer Gijssbertsz. van het kapittel 100 gulden hollands ontvangen heeft tegen een losrente van 6 gulden jaarlijks, waarvoor Reyer 2½ morgen in de Clinckhoeff aan de Hogendijck in onderpand geeft.

                      Oorspr. (Inv. No. 281). Met zegel van de 1e en geschonden zegels der beide andere oorkonders in groene was.

                  • reg. no. 1419

                    1419 1503 Maart 4

                    Roeloff Harmansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Aernt van de Kreytier, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Geryt Jansz. aan het kapittel een rente, groot 5 stuivers jaarlijks, uit zijn huis aan de oostzijde van de Kerckstraat verkocht heeft.

                    (op Saterdach den vierden dach in Mairte).

                    Oorspr. (Inv. No. 282). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die der eerste twee geschonden.

                    • Reg. no. 1556

                      1556 1520 November 4.

                      Cornelis Jacopsz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde, mr. Aernt Cornelisz. en Ghijsbert Jansz. Sinckell, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Aleyt Jacob Gerbrantsz. weduwe en haar kinderen een huis aan de oostzijde van de Kerckstraat aan de bovenzijde naast de IJzere Roester, hebben overgedragen aan Mary Wouters weduwe van Baicx, die het hun weer tegen een erfpacht van 1 gouden philipsgulden jaarlijks, losbaar met de penning 16, heeft teruggegeven.

                      Oorspr. (Inv. No. 283). Met de zegels van de 4 oorkonders in groene was, waarvan die van de eerste en de vierde geschonden. Met transfix dd. 1529 April 6 (Reg. No. 1598).

                      N.B. In dorso: "Nou Albert Gerritsz. ende Weyben".

                    • Reg. no. 1598

                      1598 1529 April 6.

                      Henrick van Dam Jansz., schout, Aryaen Bouwensz., Gerrit Joestensz. en Gijsbert Jansz. Scinckel, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gijsbert van Baicxen, ambtman van Graeff, aan het kapittel te Yselsteyn, de losrente, vermeld in de brief dd. 1520 November 4 (Reg. No. 1556), waardoor deze gestoken is, gegeven heeft tot het doen van een memorie voor zijn ouders.

                      Oorspr. (Inv. No. 283). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan alleen dat van Henrick van Dam Jansz. ongeschonden.

                  • reg. no. 1165

                    1165 1477 Januari 15.

                    Ariaen Heinricxz., schout, Andries Jansz. en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Mr. Claes van Teffellen, pastoor der kerk aldaar, aan Willam Aertsz., priester, kanunnik aldaar, Aelbrecht van Egmont en Peter van Vueren, als executeurs van heer Thomas Jansz., in leven priester en deken aldaar, een jaarlijkse rente, groot 1½ rijnse gulden, uit de beterschap van een huis in Yselsteyn op de hoek van de Papenstraet en de Kerckstraet, losbaar met de penning 14, verkocht heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 284). Met geschonden zegels van de 3 oorkonders in groene was.

                    N.B. In dorso staat: "Dese anderhalve rijnsgulden heeft heer Greit Woutersz. afgeloest na uutwysen der brieven dairaf sprekende, geschiet anno XXcXVIII septima Maii".

                  • reg. no. 1387

                    1387 1499 Maart 16.

                    Roeloff Hermansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Aernt van de Kreytier, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Adriaen, weduwe van Heinrick die Metsselair, aan het kapittel aldaar tot het doen van een memorie voor haar overleden man een rente, groot 8 stuivers jaarlijks, gaande uit haar huis in de Papenstraet, gegeven heeft.

                    Oorspr. (Inv. No. 285). Met de zegels van de 3 oorkonders in groene was, waarvan die van de laatste twee geschonden.

                  • reg. nos. 1480 en 1507

                    1480 1510 September 7

                    Willem Aertsz. maakt zijn testament, waarbij hij o.m. beschikkingen maakt betreffende het houden van memories voor zichzelf, zijn ouders e.a. in de kerk te Yselstein, waarvoor het kapittel 1 rijnse gulden jaarlijks krijgt uit het Schoutenhuis, terwijl hij zijn nicht Fye opdraagt zijn niet geschreven beschikkingen aan de executeurs mede te delen.

                    (in profesto Nativitatis Beate Marie semper virginis).

                    Oorspr. op papier (Inv. No. 286).

                    1507 1515 April 6

                    Anthonis Hoflandt, notaris, instrumenteert, dat Fye Arts dochter, nicht van Willem Artsz., mededeling heeft gedaan van een schikking, haar door deze mondeling te kennen gegeven, o.a. dat wat hij behalve het in zijn testament vermelde zou nalaten benevens het huis, dat hij bewoonde, (dit na Fye Arts dochters dood) aan zijn executeurs testamentair in handen gesteld moet worden om het te gebruiken voor zijn zieleheil.

                    (in den sacristie der kercken van Yselstein).

                    Oorspr. op papier (Inv. No. 286).

                  • reg. no. 233

                    233 1350 April 11

                    Johan Cose, schout, Willam Claes Weldighenz., Jacob Costwijnsz. en Gherijt Oudelant, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Everaet Dircs Veren, Albrecht Jacob Woenuncsz. zoon en Johan, zijn broeder, verklaren schuldig te zijn aan Erkenraet Henric Keysers een rente, groot 3 pond jaarlijks, losbaar met de penning 11, gaande uit het huis bij de Sluis.

                    (des Sonnendaghes na Beloken Paschen).

                    Oorspr. (Inv. No. 287). De zegels van de 4 oorkonders en van heer Arnout, heer van Yselstein, verloren.

                    N.B. In dorso: "dees III lb. sijn halff af geset ende wy hebben der noch sijnt II lb. uut, dair is een bryeff aff".

                  • reg. no. 1273

                    1273 1485 December 6.

                    Aelbrecht van Egmont, schout, Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ghijsbert Jan Claessz. zoon aan het kapittel van de kerk aldaar tot het houden van een memorie voor hem en zijn vrouw Margriete een erfrente, groot 2 pond jaarlijks, schuldig is, gaande uit zijn huis in de Twijnstraet.

                    Oorspr. (Inv. No. 288). Met de zegels der eerste twee oorkonders in groene was, terwijl dat van de 3e verloren is.

                  • reg. no. 1257

                    1257 1485 Februari 6.

                    Aelbrecht van Egmont, schout, Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Eybe Jacobs dochter, weduwe van Jan Willemsz., verklaart het kapittel aldaar een erfrente van 1 pond jaarlijks schuldig te zijn, gaande uit haar huis in de Voirstraet, voor een memorie voor Baert Otten, haar tante.

                    Oorspr. (Inv. No. 289). De zegels der oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso: "nou Cornelis van Tricht alias Mont …"(?)

                  • reg. no. 1056

                    1056 1467 December 21.

                    Ghijsbrecht die Weldige, schout, Peter van Vueren, Heinrick Hogenz. en Jacob van Hove, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Jan Zweersz. verklaart schuldig te zijn aan het kapittel van de Sint Niclaeskerk aldaar een rente, groot 5 pond jaarlijks, gevestigd op 1 morgen land in de Achtersloet, uit welk land zij reeds een rente, groot 2 pond 1½ boddrager, hebben.

                    Oorspr. (Inv. No. 290). Met de zegels van de 4 oorkonders in groene was, waarvan die der eerste 3 geschonden.

                    N.B. In dorso staat: "nou Floris Claesz. ter Gouwen".

                  • reg. no. 1080

                    1080 1470 April 3.

                    Jacob van Egmont, schout, Heinrick Hogenz., Gerijt van der Gos en Adriaen Gerijtsz., landgenoten in het gerecht van de Dom, oorkonden, dat Willam Aerntsz. schuldig is aan het kapittel te Yselsteyn een rente, groot ½ gouden johannis beierse gulden jaarlijks, gevestigd op 2½ morgen land, geheten de Hoge Camp in het gerecht van de Dom.

                    Oorspr. (Inv. No. 291). De zegels van de vier oorkonders verloren.

                    N.B. In dorso staat: "van ½ b. gulden uut 2½ mergen ligghende in den Achtersloot in der heeren gerecht van den Doem. Uut denselven lande hebn de heeren noch XII stuver voor Willem Arntsz. memory ende voor Stijn ende Fie, sijn wyven".

                  • reg. no. 1276

                    1276 1486 April 26.

                    Aelbrecht van Egmont, schout, Heinrick Hogenz., Ariaen Heinricksz. en Ghijsbert Jan [Claes]z., landgenoten in het gerecht van de Dom, oorkonden, dat Geryt …. aan het kapittel te Yselsteyn een rente van 16 stuivers jaarlijks geeft, gaande uit een morgen land in de Achtersloet.

                    Oorspr. (Inv. No. 292). De zegels van de 1e, 3e en 4e oorkonder verloren, dat van de 2e in groene was en geschonden.

                    N.B. In dorso: "Nou Jan Spijckers erven".

                  • reg. no. 1563

                    1563 1522 Januari 10.

                    Cornelis Jacopsz., schout, Ghijsbert Jansz. Scinckell en Jan Andriesz. die Wilde, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Henricksz. Spyker verklaard heeft het kapittel aldaar schuldig te zijn voor de memorie van Henrick Gerritsz. Spyker en Lijsbeth Jansdr. van Bueseckom, zijn ouders, een rente van 12 stuivers jaarlijks, gevestigd op een halve hoeve pachtland in de Aftersloet, in eigendom toebehorende aan het klooster ten Daele buiten Utrecht.

                    Oorspr. (Inv. No. 293). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de eerste en de derde geschonden.

                    • Reg. no. 1518

                      1518 1516 Augustus 31.

                      Cornelis Jacopsz., schout, Aelbert die Hert, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Pelgrim Woutersz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat de kinderen van Celye, vrouw van Jan Aerntsz., getuigen, dat zij aan kerk en kapittel en verscheidene geestelijke stichtingen renten vermaakt heeft, gevestigd op het land in de Hoge Biesen, nu gebruikt door Jonge Gherijt die Man, die de renten mag aflossen met de penning 16.

                      Oorspr. (Inv. No. 294). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                      N.B. In dorso: "nou Jan Cock".

                    • Reg. no. 1519

                      1519 1516 Augustus 31.

                      Deken en kapittel van de Sint Nicolauskerk te Yselsteyn oorkonden, dat wijlen Celye, in leven vrouw van Jan Aerntsz., hun bij testament een rente, groot 2 rijnse guldens 16 stuivers jaarlijks, gevestigd op een stuk land in de Hoge Biesen, vermaakt heeft o.m. tot het houden van memories, terwijl bij verzuim door het kapittel het geld aan de kerk komt tot het kopen van wijn, was en olie.

                      Oorspr. (Inv. No. 294). Het zegel van de oorkonder verloren.

                  • reg. no. 862

                    862 1441 October 6.

                    Dijrck die Goeyer, schout, Aelbert Heynner en Jan van Bunschoten, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dijrck die Roede aan het kapittel een rente, groot 1 pond jaarlijks, gevestigd op 1 morgen land in Eyteren op het Oudeland beneden de poort, heeft vermaakt.

                    Oorspr. (Inv. No. 295). De zegels van de drie oorkonders verloren.

                  • reg. no. 1268

                    1268 1485 Juni 10.

                    Aelbert van Egmont, schout, Heinrick Hogenz., Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Adriaen Heinricxz., na zijn zoon Ludolff de erfenis zijner moeder afgestaan te hebben, verklaart het kapittel een rente van 7 pond jaarlijks schuldig te zijn, gaande uit land op het Oudelant aan de Eyterensteeg, tot het doen van een memorie voor Heinrick Mertensz. en Hase, zijn ouders, hem zelf, wijlen zijn vrouw en zijn zoon Heinric.

                    Oorspr. (Inv. No. 296). De zegels van de vier oorkonders verloren.

                  • reg. no. 1396

                    1396 1500 Juli 10.

                    Roeloff Hermansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Aernt van den Kreytier, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dirck Gerijtsz. het kapittel aldaar tot het houden van een memorie voor hem, zijn vrouw Marike en zijn dochter Haze een rente, groot 18 stuivers jaarlijks, geeft, gaande uit de beterschap van de erfpacht van 2½ morgen land, die Dirck Gerijtsz. in erfpacht heeft van de Dom te Utrecht en gelegen is op het Oudelant beneden de poort en beneden de kapel van Eyteren.

                    Oorspr. (Inv. No. 297). Met de zegels van de 1e en de 3e oorkonder in groene was, terwijl dat van de 2e verloren is.

                    N.B. In dorso staat: "Nou Arie Herman Dircsz.".

                  • Van dit zwaar beschadigde stuk is geen regest te maken. In dorso staat: "Nou Jacop Jansz. erve"

                  • reg. no. 1236

                    1236 1484 Februari 3

                    Wolter van Baex, rechter tussen Maese en Wale, oorkondt, dat, ten overstaan van Alert Verhautert en Jan Petersz., gerechtslieden van Haeren, e.a., Jacob van den Broeck en zijn vrouw Mechtelt verklaard hebben, aan Fyerken Harmensz., koster te Haeren, ten behoeve der kosterij een rente, groot 18 stuivers jaarlijks, gevestigd op 5 hond land aldaar, geheten Arnt Buysen hostat, vroegere gevestigd op het land, geheten die Costerye, schuldig te zijn.

                    (op Sunte Blasius' dach).

                    Oorspr. (Inv. No. 301). De zegels van Wolter van Baex, Alert Verhautert en Jan Petersz. verloren.

                    N.B. In dorso: "Item een brieff van achtien stuvers die die costerie toebehorden die Wolter van Baixen gefriet hefft uth ein angekoffte stucke landtz und anderswaer belegghet hefft tott profit des vurscr. costerien van Haeren".

                  • reg. no. 1901

                    1901 1563 Juli 26.

                    Johan Beernts, schout, Jan Cornelisz., Thomas Gijsbertsz., Evert Meusz. en Claes Adriaensz., schepenen van Jaersvelt, oorkonden, dat Jannichghen, weduwe van Cors Eelgis, erkent het kapittel te Ysellsteyn 15 carolusguldens jaarlijks schuldig te zijn, te bewijzen op 2 morgen land in Over-Jaersvelt in de Batho, losbaar met 200 philippusguldens.

                    Oorspr. (Inv. No. 302). Met de zegels van de schout, Thomas Gijsbertsz., en Jan Cornelisz. in groene was, dat van Jan Cornelisz. geschonden.

                  • reg. no. 412

                    412 1383 November 29

                    Floeyer Jansz., Dirc van Loen en Willem van der Huel, schepenen van Scoenhoven, oorkonden, dat Aellaert Ghijsbrecht Podelwijxz. aan heer Jan Tolnaer Hughenz. een rente, groot 3 pond hollands jaarlijks, uit zijn huis op de haven heeft gegeven.

                    (op Sinte Andries' avond).

                    Oorspr. (Inv. No. 303). Met zeer geschonden zegels van Floeyer Jansz. en Willem van der Huel en geschonden zegel van Dirc van Loen.

                  • reg. no. 421

                    421 1384 November 6

                    Mychiel Mychielsz. en Willam van der Huel, schepenen van Scoenhoven, oorkonden, dat Martijn Egghaertsz., Claes Nessemansz. en Gheertruut Nessemans dochter beloofd hebben heer Jan Tolner Hughenz. te betalen 30 schellingen hollands jaarlijks behorende tot O.L.V. altaar in de kerk te Schoonhoven uit een huis en erf aan de westzijde van de Scoemakersteghe.

                    (op Sinte Willebroerds avond).

                    Oorspr. (Inv. No. 304). Met de zegels der oorkonders in bruine was.

    • In 1409 huwde JAN VAN EGMOND, heer van IJselstein, MARIA VAN ARKEL na haar in 1406 ontvoerd te hebben. Zij was een dochter van JAN VAN ARKEL en JOHANNA VAN GULIK, zuster van de kinderloze REINOUD, hertog van Gelre. Daar MARIA 'S enige broeder WILLEM in 1417 bij het beleg van Gorinchem sneuvelde, werden MARIA 'S zoons de erfgenamen zowel van de Gulikse als van de Arkelse goederen. Bij een broederdeling, die JAN VAN EGMOND zijn beide zoons in 1438 liet maken

      Inv. no. 326.

      behield ARNOLD de Gulikse en WILLEM de Arkelse goederen, voor zover deze niet in Gelre lagen, terwijl aan WILLEM ook de goederen van zijn vader d.w.z. Egmond en IJselstein werden toegezegd. Bovendien werd WILLEM bevestigd in het bezit van de goederen en inkomsten, die zijn grootmoeder JOHANNA VAN GULIK hadden toebehoord in de Over- en Neder-Betuwe en die ARNOLD hem reeds in 1433 had afgestaan. JAN VAN ARKEL had oorspronkelijk bezeten het land van Arkel met Gorinchem, het land van der Lede met Leerdam en het land van Schoonderwoerd, het land van Hagestein en de heerlijkheid Haastrecht. Verder nog de heerlijkheid Pierpont in het hertogdom Bar in Frankrijk, het land van Mechelen, beide ten huwelijk medegebracht door zijn moeder ELISABETH VAN BAR, en aanspraken op het land van Kleef, afkomstig van zijn grootmoeder ELISABETH VAN KLEEF. Daar ARNOLD Pierpont kreeg en de verdere aanspraken, evenmin trouwens die op Pierpont, ooit tot iets geleid hebben, kunnen die verder buiten beschouwing blijven. Van de overige bezittingen was na de Arkelse oorlogen en een tienjarige gevangenschap van JAN VAN ARKEL, waaruit PHILIPS VAN BOURGONDIË hem in 1425 ontsloeg, niets meer over dan Leerdam en Haastrecht, beide Stichtse lenen - wat Haastrecht betreft, met uitzondering van het huis, dat een Hollands leen was. - Met Leerdam werd JAN VAN ARKEL kort voor zijn dood in 1428 te Leiden, met goedvinden van PHILIPS VAN BOURGONDIË, beleend door SWEDER VAN CULEMBORG, bisschop van Utrecht in ballingschap, met Haastrecht in 1426 door het Kapittel van Oudmunster. Haastrecht is na de belening van WILLEM VAN EGMOND in 1428 niet meer in leen uitgegeven

      Hagestein was in 1405 veroverd door WILLEM VI en FREDERIK VAN BLANKENHEIM en werd geslecht ; de heerlijkheid kwam aan het Sticht.

      Nadat Leerdam in 1407 door Holland veroverd was, kreeg JAN VAN BEIEREN het bij het verdrag van Woudrichem in 1419 als leen van JACOBA VAN BEIEREN en JAN VAN BRABANT. Hij stelde WILLEM VAN YSENDOORN aan tot ambtman en kastelein, maar toen hij deze wegens ongewenste financiële verplichtingen kwijt wilde zijn, beloofde hij JAN, heer van Egmond, het ambt op voorwaarde, dat hij aan WILLEM VAN YSENDOORN betaalde, wat deze nog uit het ambt tegoed had, hetgeen geschiedde ; JAN VAN EGMOND had het ambt dus in pandschap. Met zijn hulp liet zijn zoon ARNOLD zich na de dood van zijn grootvader, JAN VAN ARKEL, als diens leen-volger huldigen als heer van Leerdam, maar hij is er nooit mede beleend. JACOBA schonk het als beloning voor bewezen diensten aan VRANK VAN BORSELEN, zoals JAN VAN ARKEL het gehad had, maar na haar geheime huwelijk in 1433 gedwongen zich aan PHILIPS VAN BOURGONDIË te onderwerpen, kreeg zij o.a. Leerdam, zoals JAN VAN EGMOND het pandsgewijs bezat. Dat was dus niet meer dan het kasteleinschap. PHILIPS was bereid de pandschap af te lossen, doch JACOBA gaf er de voorkeur aan Leerdam tegen andere goederen te ruilen. JAN VAN EGMOND handhaafde zich tegenover afgevaardigden van PHILIPS in zijn ambt en bleef Leerdam bewaren voor zijn zoon ARNOLD. Deze, ook niet gesteld op dit weinig zekere bezit, stond het in 1438 af aan zijn broeder WILLEM "in alre maten als hy dat oick nu heefft." WILLEM had na de dood van zijn vader, JAN VAN EGMOND, niet de moed deze toestand voort te zetten en bood aan rekening en verantwoording af te leggen van het kasteleinschap sedert 1430. Na een proces deed hij, ingevolge beslissing van 1460, afstand tegen aflossing van de pandsom en in 1466 nam PHILIPS VAN BOURGONDIË bezit van stad, slot en land. VAN MARIA VAN BOURGONDIË wist WILLEMS zoon FREDERIK VAN EGMOND gedaan te krijgen, dat zij in 1477 een akte opstelde, waarbij hij Leerdam kreeg als een onversterfelijk leen, ten eerste wegens bewezen diensten, ten tweede omdat de heerlijkheid aan JAN VAN ARKEL had toebehoord, en ten derde omdat WILLEM VAN EGMOND haar tot 1466 bezeten had en aan de voorwaarden, waarop hij afstand gedaan had, niet was voldaan. Zij maakte dus geen onderscheid tussen heerlijkheid en kasteleinschap. Dit deden wel de Rekenkamer en de Grote Raad, die hun goedkeuring weigerden, omdat de EGMONDS nooit de heerlijkheid hadden bezeten, maar slechts als officieren van de grafelijkheid rechten hadden uitgeoefend. FREDERIK liet zich daarop benoemen tot kapitein, kastelein, drossaard en rentmeester en riep de hulp in van MAXIMILIAAN VAN OOSTENRIJK. Toen de Rekenkamer aan deze een secretaris stuurde met de akte van 1477 en haar bezwaren daartegen, wist FREDERIK de secretaris de brief afhandig te maken. Dit gebeurde in 1488 en daarbij schijnt het gebleven te zijn

      Inv. nos. 329 en 330.

      In 1494 werd FLORIS VAN EGMOND als gemachtigde van zijn vader met Leerdam beleend, nadat hij had aangetoond, dat zijn vader het sinds de akte van 1477 ongestoord had bezeten. In 1498 verhief MAXIMILIAAN VAN OOSTENRIJK het evenals Buren tot een rijksgraafschap. FREDERIKS opvolgers FLORIS en MAXIMILIAAN werden er, niettegenstaande verzoek daartoe, niet mede beleend, ANNA, de gemalin van WILLEM I, eerst na een proces voor het Leenhof van Holland, onverminderd het recht van de keizer en het proces. Op dezelfde wijze werd PHILIPS WILLEM in 1559 beleend. Het graafschap Leerdam, oudtijds geheten de heerlijkheid van der Lede, bestond uit de polders Over-Boei- en Over-Heikop, Hoog-Middelkoop, Hoog-Leerbroek en Hoog-Oosterwijk, Bruinsdeel, de Meent, Loosdorp, Oud- en Nieuw-Schaik en Kort-Gerecht. Het werd begrensd door het land van Arkel, de heerlijkheid Vianen, het graafschap Culemborg, de heerlijkheid Ackoy en de Linge. Het rechtsgebied strekte zich ook uit over de heerlijkheid Schoonrewoerd, gelegen in Over-Heikop, die geen afzonderlijk gerecht had, en het Overeind van de heerlijkheid Spijk. Spijk was verdeeld in een Over- en een Nedereind, waarvan het Overeind leenroerig was aan Leerdam en in Holland, het Nedereind in Gelderland lag. De graaf van Leerdam zette in het Overeind een schout en 4, de heer van het Nedereind aldaar een schout en 3 schepenen. De eerste oefende in Spijk het collatierecht twee tegen de ander één keer uit

      "Register en leenboeck van de leenen der greflickheyt van Lederdam" enz. in Inv. no. 346.

      In Schoonrewoerd behoorde dit recht aan de proost van Sint Marie te Utrecht. In 1613 schonk prins PHILIPS WILLEM het Overeind van Spijk aan CORNELIS VAN AERSSEN, die het andere deel in 1611 had gekocht van GERARD VAN RENOY

      A. J. VAN DER AA, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden X, 1847, bl. 625.

      Leerdam bleef tot 1795 aan de NASSAUS

      TH.F. VAN RIEMSDIJK, De heerlijke rechten en goederen der graven van Buren. H.S. in het Algemeen Rijksarchief. I.A.NIJHOFF, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland I-VI, 1830-1875. A.KEMP, Leven der doorluchtige heeren van Arkel, 1656.

    • In 1298 moest OTTO, heer van Buren, met zijn zoon ALARD de burg te Buren overgeven aan de graaf van Gelre, die er hen vervolgens mede beleende. Al sloeg de feodaliteit hier nog alleen op het slot, zoals VAN SPAEN reeds opmerkte, uit de beleningsakte van 1367 blijkt, dat ook de heerlijkheid niet vrij eigen was gebleven. Op ALARDS zoon OTTO, die in 1326 niet meer onder de levenden was, volgde OTTO's broeder LAMBERTUS, die in 1329 beleend werd. LAMBERTUS' zoon ALARD zou door huwelijk met MABELIA VAN CATS de heerlijkheid Beusichem verworven hebben, die in 1431 voor een deel door verpanding verloren ging aan Culemborg

      Zie echter A. JOH. MARIS, De vereniging van Beusichem met Buren in Bijdr. als boven L.

      ALARD werd opgevolgd door zijn gelijknamige zoon, die in 1367 met Buren beleend werd. Hij werd nogmaals beleend in December 1402, maar droegzijn lenen in 1403 op ten behoeve van zijn kleinzoon WILLEM, zoon van de reeds in 1398 overleden GIJSBRECHT; WILLEM stond toen onder voogdij van zijn oom OTTO, waaruit hij in 1415 werd ontslagen

      A. P. VAN SCHILFGAARDE, Het- archief der heeren en graven van Culemborg II, 1949, reg. no. 614.

      Hij verloor Buren in 1435 in zijn strijd met hertog ARNOLD VAN GELRE, die Buren als een afzonderlijke bezitting beheerde. Deze verpandde het in 1446 aan GERARD, heer van Culemborg, aan wie het niet gelukte in het bezit ervan te geraken. Wel kreeg hij van ARNOLDS zoon ADOLF erkenning van de pandschuld in 1467. Nadat ARNOLD in 1470 verlost was uit zijn gevangenschap, die hij sinds 1465 in Buren doorbracht, beloonde hij zijn neef FREDERIK VAN EGMOND voor bewezen trouw en daardoor geleden verliezen in 1472 met slot, stad, land en heerlijkheid van Buren als vrij eigen goed. GERARD VAN CULEMBORG schonk zijn aanspraken op Buren als huwelijksgift aan zijn zoon JASPAR. Na een mislukte poging, zich in het bezit te stellen, wendde JASPAR zich tot KAREL DE STOUTE, die toen pandheer van Gelre was. Deze gelastte FREDERIK VAN EGMOND en de andere executeurs van ARNOLDS testament de schuld aan CULEMBORG te voldoen. De executeurs bleven echter niet alleen in gebreke, maar FREDERIK wist zelfs van KAREL DE STOUTE bevestiging te verkrijgen van de schenking, hem door ARNOLD gedaan. Het Hof te Mechelen deed bovendien in 1476 uitspraak ten gunste van FREDERIK. In 1498 werd Buren tot rijksgraafschap verheven.

      Het land van Buren bestond uit Buren, sinds 1395 stad, en 6 dorpen nl. Beusichem, Asch, Erichem, Buurmalsen, Zoelmond en Tricht. Een door de heer aangestelde ambtman, later drost genoemd, had de leiding bij de plaatselijke gerechten, waarvan beroep mogelijk was op het gerecht voor de brug van het kasteel te Buren. Hier werd recht gesproken door de heer met 28 geërfden, later gewijzigd in 14 landschepenen. Bij ordonnantie van 1545 stelde MAXIMILIAAN VAN EGMOND beroep van de brug op "'s graven camer" of raden in, waarvoor, bij de vereniging van het beheer der goederen van ANNA VAN EGMOND met die van prins WILLEM I, de Domeinraad te Breda in de plaats trad

      Zie NIJHOFF's Gedenkwaardigheden; VAN SPAEN's Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland; het HS van TH. F. VAN RIEMSDIJK; R. FRUIN, De vrije heerlijkheden. In: Versl. en Meded. O.V.R. VIII; A. C. F. KOCH en A. JOH. MARIS, Meentgenootschappen in hét land van Buren. In: Bijdr. en Meded. der Ver. Gelre XLIX.

        • reg. no. 19

          19 1298 April 17

          Otto, ridder, heer van Buren, en zijn zoon Alardus verbeuren hun kasteel aldaar aan Reynald, graaf van Gelria, waarna zij het als leen terugkrijgen.

          (feria quinta post Octavam Pasche).

          Oorspr. (Inv. No. 363). Met zegel van Otto van Buren in groene was; dat van zijn zoon verloren.

          N.B. Zie Nijhoff, Gedenkw. uit de gesch. van Gelderl. I, No. 55. Gedrukt bij v. Mieris, Gr. Charterb. I, bl. 593.

        • reg. no. 50

          50 1314 April 5

          Reynaut, graaf van Gelre, beslist ter beëndiging van zijn geschil met Alart van Buren, dat het rechtsgebied van de sluizen, dat gelegen was tusschen Bezede en het klooster Zente Mariënwerde, zich verder zal uitstrekken tot de Trichter sluis en hem en zijn nakomelingen erfelijk zal toebehoren evenals de visserij in de Lenge tot half het diepe, van de Trichter sluis stroomaf- en opwaarts; over het verbond, door Alart gesloten met Otte van Hoclem tot onderlinge hulp tegen een ieder, uitgezonderd de graaf van Hollant, moet Alart zich binnen 14 dagen na Paschen te Arnem komen verantwoorden.

          (des Goeden Vriedags voir Payschdage).

          Oorspr. (Inv. No. 364). Met geschonden zegels van de abt van St. Mariënweerde en Heinric, heer van Gennep, in bruine was; die van de oorkonder en Ditderich van Cleve, graaf van Hilkerade, en Jacob van Mirlar, ridder, verloren.

          N.B. Gedrukt bij Nijhoff I, No. 154.

        • reg. no. 339

          339 1367 Augustus 12

          Hertog Reynout van Gelren scheldt Alard van Bueren, knaap, de leenmanschap van de hooge en lage heerlijkheid Bueren kwijt.

          (des derden dages nae Sent Laurencius' dach).

          Oorspr. (Inv. No. 365). Met zegel van Johan van Culenborch, knaap, in groene, en Peter van Steenbergen, knaap, in bruine was, beide geschonden; de zegels van Gerit, heer van Poyderoyen, en Herbaer van Putten, ridders, en dat van Arnt van der Lawic, knaap, verloren.

          N.B. De hertog zegt geen zegel te hebben. De volgende dag wordt Alard van Buren weder met de heerlijkheid beleend (Nijhoff, Gedenkwaardigheden II, No. 154).

        • reg. no. 556

          556 1403 Augustus 12

          Reynalt, hertog van Gulich en Gelre, graaf van Zutphen, beleent Willem van Buren erfelijk met de hoge en lage heerlijkheid van Buren met de Lijngen, voorzover hij langs het land van Buren loopt, benevens met de hoge en lage heerlijkheid van Boesnichem met de Leck, voorzover hij langs deze heerlijkheid loopt, na opdracht door heer Alart van Buren.

          (des neesten Sonnendages nae Sente Laurencius' dach des heiligen martelers).

          Oorspr. (Inv. No. 366). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.

          N.B. Gedrukt bij v. Mieris III, bl. 782.

          • Reg. no. 845, 870 en 871

            845 1440 Januari 19

            Arnt Kleynsmet, rechter van het H.R. en vrijgraaf van Velgiste, gelegen voor Sweerte, doet uitspraak tussen Engelbrecht van Herpen ener-, en Jan Potte en de stad Coelen anderzijds, ten gunste van Engelbrecht van Herpen, aan wie daarbij 4474 rijnse guldens en 16 witte penningen benevens 44000 dergelijke guldens aan boete worden toegewezen.

            (des nesten Dinxdages na Sente Anthonijs' dage).

            Afschrift (Inv. No. 367).

            N.B. In dorso staat: "de secreto iudicio" en "ruerende hertouch Arnt ende heer Wilhem van Bueren".

            870 1442 Juni 10

            Willem, heer van Bueren, verzoekt de Rooms koning onder opsomming van de bedragen in geld, die Arnolt, die zich als hertog van Gelre beschouwt, hem schuldig blijft, en onder herinnering eraan, dat deze hem de pandschap van Grave en Kuyck heeft afgenomen alsmede de heerlijkheid van de dorpen Est en Meteren en eindelijk Bueren en Buesinckhem, zonder zich te houden aan de arbitrage van Walraven van Moersse, heer van Baer en Dieden, elect van Utrecht, Arnolt te dwingen hem Bueren en Buesinckhem terug te geven en hem ook verder genoegdoening te geven volgens de brieven, die elk van hen beide heeft.

            (des Sondages na Bonifacii).

            Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 367).

            871 1442 Juli 22

            Arnold, hertog van Gelre, antwoordt, daar hij geen ter zake kundige vrienden bij zich heeft, de Rooms koning voorlopig op de hem overgebrachte klacht van Willem, heer van Bueren, en belooft een uitvoerige wederlegging met St. Martijns mis.

            (tot Rosendale des Sonnendaiges op Sinte Mariën Magdalenen dach).

            a) Minuut (Inv. No. 367).

            b) Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 367).

          • Reg. no. 689

            689 1422 Mei 1

            Rynalt, hertog van Gulich en Gelre, graaf van Zutphen, verklaart schuldig te zijn aan Willem, heer van Buren en Bosinchem, zijn neef en raad, 200 rijnse guldens jaarlijks uit de inkomsten van Grave en het land van Kuyck als rente van 2000 dergelijke guldens, hem door Willem van Buren geleend uit zijn ambt in Grave en het land van Kuyck onder toezegging, dat hij niet uit zijn ambtmanschap ontslagen zal worden, voordat hem de 2000 guldens zijn terugbetaald.

            (op Philippi ende Jacobi dach apostolorum).

            Oorspr. (Inv. No. 367). Het zegel van de oorkonder verloren.

          • Reg. no. 696

            696 1423 Augustus 17

            De heer van Egmont, heer Willem van Egmont, heer Willem van Ysendoren, heer Derich van Bylant, heer Otte van Haefften, ridders, Johan van Werdenbergh, Willem van Broichusen, erfhofmeester, Gijsbert van Mekeren, opperrentmeester van Gelre, Reynken van Zeller, huismaarschalk, en Gijsbert Pyeck, raden en vrienden van de hertog van Gelre en Gulich, oorkonden, dat een overeenkomst tussen deze en Willem, heer van Bueren en Boesinchem, is getroffen, waarbij de heer van Bueren de hertog trouw en bijstand belooft en de hertog hem 500 franse schilden jaarlijks toezegt, te vestigen op een stuk land en losbaar met 6000 dergelijke schilden, voor hetgeen de heer van Arkell nog schuldig is van 10 hoeven land, hem door de vader van de heer van Bueren verkocht, die nu eigendom van de hertog zullen worden; de heer van Bureren zal over het ambt van Grave en het land van Kuyck mogen beschikken volgens de brief, die hij daarvan heeft, en Willem van Ysendoren, nu door de hertog als ambtman aangesteld, mogen vervangen, doch in overleg met de heer van Egmont en andere raden.

            (Saltbomell des Dinxdaigs na Onser Liever Vrouwen dagh Assumptionem).

            a) Oorspr. op papier (Inv. No. 367). Met opgedrukt geheim zegel van de hertog in rode, dat van Willem van Buren in groene was en geschonden.

            b) Oorspr. op papier (Inv. No. 367). Met opgedrukt zegel van de hertog in rode was, weinig, dat van Willem van Buren in groene was en zeer geschonden.

          • Reg. no. 696

            • Reg. no. 683

              683 1422 Januari 11

              Jonkvrouw Johan van Cuyck verklaart schuldig te zijn aan Ude die Boese 4000 oude franse schilden, waarvoor zij verbindt huis en hofstad van Est en Meteren met het dagelijks gerecht van Meteren, zoals zij deze geërfd heeft van haar broeder.

              (des Sonnendages na Dertien dach).

              Oorspr. (Inv. No. 367). Met zegel van de oorkondster in groene was. Met transfix dd. 1426 Februari 14 (Reg. No. 715).

            • Reg. no. 715

              715 1426 Februari 14

              Ude die Boese geeft heer Willem, heer van Bueren en Boesinchem, zijn vordering op jonkvrouw Johanna van Kuyck, vermeld in de brief dd. 1422 Januari 11 (Reg. No. 683), waardoor deze gestoken is.

              (op Sente Valentijns dach).

              Oorspr. (Inv. No. 367). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was.

          • Reg. no. 826

            826 1438 Februari 12

            Garhart, hertog van Gulge, den Berghe enz., graaf van Ravensberge, en Garhart van Loyn, heer van Gulge, graaf van Blanckenheim, oorkonden, dat heer Wilhem, heer van Buren en Boesinchem, uitgesloten zal zijn van de bepaling, opgenomen in het verdrag, te Kempen tussen hen en heer Diederich, aartsbisschop van Colne, gesloten, inhoudende, dat elk van beide partijen zijn goederen terug zal krijgen, welk verdrag duren zal tot Pinksteren 1442.

            (zo Kempen).

            Oorspr. (Inv. No. 367). Met de zegels van de oorkonders, het eerste in bruine, het tweede in groene was en geschonden.

          • Reg. no. 864

            864 1441 November 11

            Beernde, heer van Buren, belooft heer Willem, heer van Bueren en Buesinchem, met zijn vrijstoelen en heimelijke gerichten in Bueren en elders te zullen helpen tegen heer Gerart, hertog van Gulich en den Berg, graaf van Ravensberg, en Gerart van Loyn, heer van Gulich en graaf van Blanckenhem, totdat heer Willem door deze beiden voldaan zal zijn.

            (op Sente Martinus' avent in den winter).

            Oorspr. (Inv. No. 367). Met rest van het zegel van de oorkonder in groene was.

          • Reg. no. 872

            872 1442 Juni 28

            Fridreich, Rooms koning, hertog van Osterreich en Steir, gelast zijn oom van Gelre om Wilhalm, heer van Buren, op zijn klachten, die hij hierbij insluit, voldoening te geven.

            (Cöln am Donrestag vor Sand-Peter- und –Paulstag der zwelfboten).

            Oorspr. op papier (Inv. No. 367). Met opgedrukt zegel van de koning in rode was, zeer geschonden.

          • Reg. no. 877

            877 1443 Mei 7.

            Bernde, heer van Bueren, belooft heer Willem, heer van Bueren en Buesinchem, in rechte te zullen helpen tegen Arnolt van Egmont, zich noemende hertog van Gelre enz., totdat hij door deze voldaan zal zijn.

            Oorspr. (Inv. No. 367). Met zegel van de oorkonder in groene was.

          • Reg. no. 881

            881 1443 November 15

            Fridreich, Rooms koning, beveelt Arnolt, graaf van Zutphen, die zich hertog van Gelr en Gulch schrijft, om zich binnen 75 dagen op een rechtdag te komen verantwoorden over de klacht van Wilhelm, heer van Bueren.

            (In der Newenstatt …. am Donnerstag nach Sandt-Marteinstag).

            Oorspr. (Inv. No. 367). Met rest van het opgedrukte zegel van de oorkonder in rode was onder papieren ruit.