Terug naar zoekresultaten

1.08.06 Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582): Stukken betreffende rechten en goederen van Anna van Buren, 1166-1580: Inventaris

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.08.06
Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582): Stukken betreffende rechten en goederen van Anna van Buren, 1166-1580: Inventaris

Auteur

S.W.A. Drossaers, S. van Splunter (bewerking en aanvullingen)

Versie

15-09-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1955, 2020 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II
Nassause Domeinraad / Anna van Buren Nassause Domeinraad / Anna van Buren

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1166-1580

Archiefbloknummer

1262

Omvang

2098 inventarisnummer(s); 12,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, een gedeelte is in het.
Middelnederlands
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Charters en geschreven documenten, kennis van het middeleeuwse handschrift is noodzakelijk.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Raad van de graaf van Buren te Buren Raad en Rekenkamer van de prins van Oranje te Breda

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit archief bevat charters en stukken betreffende de goederen en rechten, door Anna van Egmond, gravin van Buren, medegebracht bij haar huwelijk met Willem I. Het gaat dan voornamelijk om stukken betreffende aan de van Egmonds toebehorende heerlijkheden (o.a. Buren, IJsselstein, Arkel) over o.a. aankomsttitels, goederenbeheer, verhouding tot de landsheer, bestuur en rechtspraak, militaire aangelegenheden en waterstaatszaken. Daarnaast zijn er ook stukken betreffende onroerende goederen en inkomsten uit goederen niet gelegen in aan de Egmonds toebehorende heerlijkheden, betreffende collatierechten en betreffende personen, voornamelijk uit het geslacht van Egmond.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De bezittingen van Anna van Egmond
In dit deel worden de stukken behandeld betreffende de goederen en rechten, door Anna van Egmond, medegebracht bij haar huwelijk met WILLEM I, berustende deels op het kasteel te Buren, deels in de Rekenkamer te Breda in het jaar 1581, voor zover deze stukken later onder de Domeinraad te 's-Gravenhage zijn gekomen.
De Egmonds, begonnen als advocati en leenmannen van de abdij, wisten zich van deze banden, voor zover deze niet in hun voordeel waren, in het einde van de 14e en het begin van de 15e eeuw los te maken. Zij waren rijk door huwelijken en gezocht om hun rijkdom, o.a. als geldschieters van hun souvereinen, hetgeen hun weer hoge ambten bezorgde. De eerste aanwinst door huwelijk was de heerlijkheid IJselstein, waarnaar zij zich noemden, totdat zij graven van Buren werden. Niet minder belangrijk was het huwelijk van Jan II in 1409 met Maria van Arkel, van moederszijde erfgename van Gelre en Zutfen, van vaderszijde van de Arkelse goederen, die o.a. aanspraken op Leerdam inhielden. Frederik vermeerderde het bezit met Buren door schenking, met Cranendonk en Eindhoven door koop en met Leerdam door bevestiging van de bovengenoemde aanspraken. Door zijn huwelijk met Aleid van Culemborg kreeg zijn zoon Floris de Zeeuwse goederen Sint-Maartensdijk, Scherpenisse e.a.. Floris zelf kreeg door huwelijk de pandschap van Grave en Kuik, door gift Jaarsveld, door koop Ackoy, en Cortgene door erfenis. Zijn schoondochter Françoise de Lannoy eindelijk bracht bij haar huwelijk met Maximiliaan van Egmond, behalve Odijk en Beverweerd, enige goederen in Frankrijk mede, waarvan haar kleinzoon Philips Willem de meeste verkocht. Hetzelfde deed hij met Jaarsveld, dat Floris in 1489 van Maximiliaan van Oostenrijk had gekregen.
De Raad van de graaf van Buren
Het beheer van de goederen van de Burense tak van het geslacht Egmond was te Buren gecentraliseerd.
Een Raad vinden we te Buren, evenals dit te Breda het geval was, eerst in het eerste kwart van de 16e eeuw in de stukken vermeld. In 1522 gaan inwoners van Sint-Maartensdijk in beroep bij de Raad van de graaf. In 1527 houdt de Raad zich bezig met de verdediging van Buren. In Buren zelf, waar van ouds beroep op de Hoge Brug van het kasteel bestond, werd bij ordonnantie van 1545 beroep van de Brug op 's graven Raad toegestaan.
Uitgezonderd de bemoeienis met de verdediging, die men onder politie zou kunnen indelen, schijnt de Raad te Buren zich uitsluitend met justitie te hebben ingelaten en niet met administratie. Het woord Rekenkamer komt dan ook in de stukken niet voor. Dat de raad Brielis Van Rapenburch zich zowel herhaaldelijk naar Sint-Maartensdijk begeeft om processen te beëindigen als te Buren rekeningen controleert en afhoort, moet dan als een personele unie beschouwd worden van lid van de Raad en toezichthouder op de rentmeesters en de rentmeester-generaal.
Hoe het ook zij, de beheersfunctie over de Burense goederen is later overgegaan op de Raad en Rekenkamer te Breda. De Raad van Buren ging in 1581 uiteen.
De Raad en Rekenkamer te Breda
Na de dood van zijn vrouw Anna Van Egmond (1558), belastte Willem I als voogd van zijn zoon Philips Willem, die de nalatenschap van zijn moeder had geërfd, de Rekenkamer te Breda met het opperbeheer. De rentmeestersrekeningen werden te Breda afgehoord of ter plaatse door afgevaardigden uit Breda, die zo nodig elders zitting hielden bv. te IJselstein; de Raad werd gehoord bij het nemen van beslissingen en zonder zijn voorkennis mochten geen verpachtingen worden gehouden. Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden van zijn bemoeienis met het beheer van het Burense goederencomplex. In 1563 kreeg de Raad te Breda dan nog de bevoegdheid in appèl recht te spreken in processen te Buren, IJselstein, Leerdam óf elders, een bevoegdheid, die de Raad van de graaf van Buren had bezeten ( Zie Ie deel, bl. XXIII. ) . Na de confiscatie van de goederen van prins Willem I in 1568 werkte de Raad te Breda onder oppertoezicht van de Raad van Beroerten. Voor de goederen van Philips Willem stelde Philips II daartoe twee momberheren aan, Charles, baron van Berlaymont, hoofd van de Financiën, gouverneur van Namen, en Philippe, heer van Oignies, groot-baljuw van Brugge en het Vrije, beide verwanten van de pupil van moederszijde, die beide te vergeefs hadden getracht zich aan de benoeming te onttrekken ( Afschrift van de akte van aanstelling in het Kon. Huisarchief zie Inv. XII Afd. 5, no. 14. ) . De raad Hovelmans te Breda werd door de voogden belast met het beheer. Nadat de prins bij de pacificatie van Gent in het bezit van zijn goederen hersteld en in 1577 teruggekeerd was, droeg hij het beheer van de goederen van Philips Willem op aan zijn dochter Maria om dat tezamen met haar vader te voeren, d.w.z. zij zou in alles door zijn raden gekend worden. Na zijn dood (1584) werd zij door de Staten-Generaal gemachtigd het beheer over de moederlijke goederen, gelegen binnen de Verenigde Provinciën, te blijven voeren en daartoe raden te benoemen. Deze raden waren te Delft gevestigd, totdat de graaf van Hohenlohe, met wie Maria in 1595 gehuwd was, in 1603 een Rekenkamer te Buren instelde ( Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarch. in de prov. Utrecht over 1892 R. Fruin, Inventaris van het archief der Gemeente IJselsten, no. 20. ) . In 1609 nam Philips Willem zelf het beheer in handen, waartoe hij in 1606 toestemming had gekregen van de Staten-Generaal. Hij vestigde zijn Rekenkamer te Breda ( Zie verder de Inleiding tot het Ie deel. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief te Breda
Voor de archieven der Burense goederen hadden de wijzigingen in het beheer vóór 1581 geen grote gevolgen gehad. De verzamelingen bleven, waar zij waren, en werden daar voortgezet.
Wel vormde zich te Breda een nieuw archief. Zo werden de bijlagen bij de te Breda afgehoorde rekeningen daar vastgehecht aan een lias "Ontvangsten uit Buren". Eveneens werden stukken naar Breda gebracht, wanneer dat voor een onderzoek of beter inzicht in het beheer nodig was, zodat het kon voorkomen, dat de griffier niet wist, of bepaalde stukken te Breda dan wel te Buren waren. De griffier Piggen, na de inneming van Breda door de Spanjaarden aldaar gebleven als bewaarder van de charters, zegt dan ook in 1584 ( Ie deel Reg. no. 3451. ) een deel van de Burense charters onder zich te hebben en krijgt in 1587 van Florent de Berlaymont, die zijn vader Charles als voogd van Philips Willem was opgevolgd, volmacht de stukken te verzamelen, die zich te Breda bevonden aangaande de goederen, die Philips Willem van vaders- zowel als van moederszijde had geërfd, ook voor zover deze in Frankrijk lagen, met opdracht daarvan een inventaris te maken, totdat een besluit tot transport genomen zou zijn ( Nass. Dom. Oude Inv. Fol. 1846. no. 7. ) .
In de Inleiding tot het Ie deel is reeds gezegd, dat het grootste deel van het archief te Breda eerst in 1637 naar Den Haag werd overgebracht.
Het archief te Buren
De archieven, die op het kasteel te Buren gebleven waren, zijn onder prins Maurits naar Den Haag overgebracht. In 1619 (Philips Willem was in 1618 overleden) liet hij "alsoo tot Buren noch diversche charters zijn" door enige raden een onderzoek daarnaar instellen met last deze te inventariseren, waarna hij een beschikking zou nemen aangaande het transport naar Den Haag ( Nass. Dom. Inv. Hingman, no. 5613. ) . De raden besteedden er enige dagen aan, maar vonden er nog maar weinig, dat volgens hen de moeite waard was. Dit weinige werd naar Den Haag gebracht en door de griffier Le Sage aldaar gevoegd bij de Burense archieven, die zich reeds in Den Haag bevonden. Deze raden hebben bij hun nasporingen op het kasteel te Buren niet gezien "de groote verzameling (later) haveloze papieren", een "rudis indigestaque moles" ( Jaarverslagen van het Rijksarchief te 's-Gravenhage 1882, 1883. ) , waarvan het in 1849 bekend werd, dat zij te Culemborg voor scheurpapier verkocht was. Toen het Rijk er 400 gulden voor bood, bleken de heren Beeldsnijder van Voshol, Drieling en Van Asch Van Wijck reeds eigenaars te zijn geworden. Beeldsnijder verrijkte er zijn verzameling autografen uit, Van Asch van Wijck publiceerde een groot aantal charters, brieven enz. in de Werken van het Historisch Gezelschap te Utrecht, waarna hij er enkele van verkocht. Toen de erven Beeldsnijder en Drieling van deze onverdeelde boedel af wilden zijn, werd het Rijk in 1857 eigenaar voor het dubbele van de eerst geboden som ( R. Fruin. De Gestie van Dr. R. C. Bakhuizen van den Brink. Fruin neemt, zoals hij zegt, het verslag van deze geschiedenis over uit het in het Algemeen Rijksarchief aanwezige H. S. van Van Riemsdijk: Verslag aangaande het archief van het graafschap Buren. ) .
De bestanddelen van deze verzameling zijn zo heterogeen, dat zij geen houvast geven tot het vinden van een oorzaak der scheiding van deze stukken van de overige. Zowel zeer oude charters betreffende verschillende personen en goederen als pakken bijlagen bij de rentmeestersrekeningen uit het midden der 16e eeuw bevinden zich er onder, de grote verzameling brieven aan Frederik, Floris en Maximiliaan van Egmond zowel als vele andere personalia, waaronder die met betrekking tot Cornelis van Bergen, heer van Zevenbergen. De aanwezigheid van deze laatste zou evenals die van de brieven op Grave als plaats van herkomst kunnen wijzen. Cornelis van Bergen was de zwager van Floris van Egmond. Floris' schoonvader, Cornelis van Bergen, pandheer van Grave en Kuik, woonde te Grave en stond aan Floris bij huwelijksvoorwaarden toe met zijn a.s. vrouw zijn intrek te nemen op het kasteel te Grave, waar zij inderdaad veelal gewoond hebben evenals hun zoon Maximiliaan.
Nog kort geleden ontving het Algemeen Rijksarchief ( Dank zij de Rijksarchivaris in Noord-Brabant ) de huwelijksvoorwaarden van Floris' dochter Anna, welk stuk als omslag van een register in het gemeentearchief te Grave had gediend. De aanwezigheid van personalia van Philips van Hohenlohe doet evenwel vermoeden, dat de stukken, tijdens het beheer van de Hohenlohe's voor Philips Willem, zich weder te Buren bevonden, maar niet bij de overige archieven geplaatst waren.
Eerdere inventarisaties van het archief
Na enige mislukte pogingen, door anderen gedaan, schiep Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, in 1882 benoemd tot Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, orde in de massa, die overgebleven was van de archieven van de Nassause domeinen, en maakte een voorlopige globale inventaris, verdeeld in 5 hoofdafdelingen ( De eerste afdeling bevatte stukken, behorende tot het archief van de graven en hertogen van Gelre, welke stukken in hoofdzaak op het kasteel te Buren gekomen zijn, doordat Arnold van Egmond, hertog van Gelre, daar herhaaldelijk verbleef, voordat hij het slot aan Frederik van Egmond schonk; deze stukken werden in 1884 afgestaan aan het Rijksarchief in Gelderland. Dezelfde weg ging later een deel van de stukken uit de IVde afdeling, welke het rentambt Buren betroffen, uit de 17e en 18e eeuw dateren en waarschijnlijk deel uitmaakten van het archief van de rentmeester, alsmede de stukken van de Ve afdeling, die tot het archief van de Leenkamer aldaar behoorden. Het resultaat van de onderzoekingen, die Van Riemsdijk voor de ordening moest doen, heeft hij neergelegd in twee opstellen, getiteld: Verslag aangaande het archief van het graafschap Buren en De heerlijke rechten en goederen der graven van Buren, beide in handschrift aanwezig op het Algemeen Rijksarchief. ) . De tweede afdeling bevatte de stukken, behorende tot het archief van de graven van Buren.
De collectie Beeldsnijder werd in 1921 door Prof. Fruin werd opgelost. De charters uit deze verzameling werd verdeeld over diverse charterverzamelingen op het Algemeen Rijksarchief. Ook het Burense archief werd hersteld in het bezit van stukken die er van ouds toe behoorden.
Het archief van de Raad en Rekenkamer te Breda is als onderdeel van het archief van de Nassause Domeinraad in 1827-1828 voorlopig, en in 1834 definitief aan het (Algemeen) Rijksarchief overgedragen.
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
In de voorliggende inventaris zijn de stukken uit de tweede afdeling van de inventaris van Van Riemsdijk (zie onder Geschiedenis van het archiefbeheer) beschreven tezamen met de Burense stukken die zich in het archief van de Domeinraad te 's-Gravenhage bevonden. Het spreekt vanzelf, dat het werk van Van Riemsdijk mij de inventarisatie in hoge mate heeft vergemakkelijkt.
Van het beginsel dat de stukken beschreven zouden worden voor zover zij onder bewaring van de Domeinraad te 's-Gravenhage zijn gekomen, is op één punt afgeweken. Een belangrijke verzameling charters en papieren is nl. te Buren van het overige archief afgeraakt. Ze zijn als de verzameling Beeldsnijder door koop in 1857 verworven en in 1921 over een aantal charterverzamelingen verdeeld. Hoewel deze stukken dus niet onder de Domeinraad te 's-Gravenhage hebben berust, worden zij hier toch met de overige beschreven.
Ordening van het archief
De indeling van dit tweede deel van de Inventaris van de Nassause Domeinraad is dezelfde als die van het eerste behoudens twee uitzonderingen. De stukken, daar beschreven onder het hoofd schuldvorderingen, zijn hier opgenomen onder de stukken betreffende personen, waarvan zij toch in de praktijk moeilijk te scheiden waren. Ten tweede is geen afzonderlijke afdeling gemaakt voor leenzaken. Ook hier zijn de stukken ingedeeld naar de heerlijkheden en de heerlijkheden naar het jaar van aankomst aan het geslacht van Egmond.
In een aanhangsel zijn ondergebracht: 1) stukken, afkomstig van de bij de reformatie opgeheven kapittels van IJselstein en Sint-Maartensdijk, voor zover zij geen betrekking hebben op goederen en niet vallen onder het hoofdstuk "Bemoeienis van de heer met geestelijke stichtingen"; 2e) stukken aangaande goederen, toebehoord hebbende aan Cornelis van Bergen, zwager van Floris van Egmond, en de daarmede in verband staande stukken betreffende personen; 3e) stukken, bestemd voor Wolferd van Borselen uit de tak Brigdamme, en 4e) stukken, waarvan het verband met het archief niet is gebleken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Gezien de ouderdom en kwetsbaarheid van de stukken is raadpleging van een gedeelte niet mogelijk.
Andere toegang
  • toegang nr. 1.08.07
  • toegang nr. 1.08.08
  • Op de brieven (1467-1548) van Anna van Buren met betrekking tot haar rechten en goederen is een digitale regestenlijst(oud toegangsnummer 1.08.09 en 1.08.10) beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II, nummer toegang 1.08.06, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nassause Domeinraad / Anna van Buren Nassause Domeinraad / Anna van Buren, 1.08.06, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
charters, rollen
Afgescheiden archiefmateriaal
Ook voor dit onderdeel van het archief van de Domeinraad is het te betreuren, dat de verdeling tussen het Rijksarchief en het Koninklijk Huisarchief in 1834 niet oordeelkundiger is geschied dan het geval is. Het betreft hier in hoofdzaak huwelijksvoorwaarden, testamenten enz., die hun voornaamste belang ontlenen aan de bijzonderheden aangaande de goederen, die er in vermeld worden. Uit hun verband gerukt, vormen zij nu een enigszins "zwevende eigendom" in het Huisarchief.
Verwante archieven
  • Toegang nr. 1.08.01 Raad en Rekenkamer te Breda tot 1585 (de nalatenschap van Willem de Zwijger)
  • Toegang nr. 1.08.11 Nassause Domeinraad sinds 1585

Bijlagen

Archiefbestanddelen

    • In 1298 moest OTTO, heer van Buren, met zijn zoon ALARD de burg te Buren overgeven aan de graaf van Gelre, die er hen vervolgens mede beleende. Al sloeg de feodaliteit hier nog alleen op het slot, zoals VAN SPAEN reeds opmerkte, uit de beleningsakte van 1367 blijkt, dat ook de heerlijkheid niet vrij eigen was gebleven. Op ALARDS zoon OTTO, die in 1326 niet meer onder de levenden was, volgde OTTO's broeder LAMBERTUS, die in 1329 beleend werd. LAMBERTUS' zoon ALARD zou door huwelijk met MABELIA VAN CATS de heerlijkheid Beusichem verworven hebben, die in 1431 voor een deel door verpanding verloren ging aan Culemborg

      Zie echter A. JOH. MARIS, De vereniging van Beusichem met Buren in Bijdr. als boven L.

      ALARD werd opgevolgd door zijn gelijknamige zoon, die in 1367 met Buren beleend werd. Hij werd nogmaals beleend in December 1402, maar droegzijn lenen in 1403 op ten behoeve van zijn kleinzoon WILLEM, zoon van de reeds in 1398 overleden GIJSBRECHT; WILLEM stond toen onder voogdij van zijn oom OTTO, waaruit hij in 1415 werd ontslagen

      A. P. VAN SCHILFGAARDE, Het- archief der heeren en graven van Culemborg II, 1949, reg. no. 614.

      Hij verloor Buren in 1435 in zijn strijd met hertog ARNOLD VAN GELRE, die Buren als een afzonderlijke bezitting beheerde. Deze verpandde het in 1446 aan GERARD, heer van Culemborg, aan wie het niet gelukte in het bezit ervan te geraken. Wel kreeg hij van ARNOLDS zoon ADOLF erkenning van de pandschuld in 1467. Nadat ARNOLD in 1470 verlost was uit zijn gevangenschap, die hij sinds 1465 in Buren doorbracht, beloonde hij zijn neef FREDERIK VAN EGMOND voor bewezen trouw en daardoor geleden verliezen in 1472 met slot, stad, land en heerlijkheid van Buren als vrij eigen goed. GERARD VAN CULEMBORG schonk zijn aanspraken op Buren als huwelijksgift aan zijn zoon JASPAR. Na een mislukte poging, zich in het bezit te stellen, wendde JASPAR zich tot KAREL DE STOUTE, die toen pandheer van Gelre was. Deze gelastte FREDERIK VAN EGMOND en de andere executeurs van ARNOLDS testament de schuld aan CULEMBORG te voldoen. De executeurs bleven echter niet alleen in gebreke, maar FREDERIK wist zelfs van KAREL DE STOUTE bevestiging te verkrijgen van de schenking, hem door ARNOLD gedaan. Het Hof te Mechelen deed bovendien in 1476 uitspraak ten gunste van FREDERIK. In 1498 werd Buren tot rijksgraafschap verheven.

      Het land van Buren bestond uit Buren, sinds 1395 stad, en 6 dorpen nl. Beusichem, Asch, Erichem, Buurmalsen, Zoelmond en Tricht. Een door de heer aangestelde ambtman, later drost genoemd, had de leiding bij de plaatselijke gerechten, waarvan beroep mogelijk was op het gerecht voor de brug van het kasteel te Buren. Hier werd recht gesproken door de heer met 28 geërfden, later gewijzigd in 14 landschepenen. Bij ordonnantie van 1545 stelde MAXIMILIAAN VAN EGMOND beroep van de brug op "'s graven camer" of raden in, waarvoor, bij de vereniging van het beheer der goederen van ANNA VAN EGMOND met die van prins WILLEM I, de Domeinraad te Breda in de plaats trad

      Zie NIJHOFF's Gedenkwaardigheden; VAN SPAEN's Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland; het HS van TH. F. VAN RIEMSDIJK; R. FRUIN, De vrije heerlijkheden. In: Versl. en Meded. O.V.R. VIII; A. C. F. KOCH en A. JOH. MARIS, Meentgenootschappen in hét land van Buren. In: Bijdr. en Meded. der Ver. Gelre XLIX.

    • Bij magescheid van 1483 kreeg WILLEM VAN EGMONDS oudste zoon JAN, later graaf van Egmond, Baar, dat afkomstig was van zijn moeder, WALBURG VAN MEURS

    • In 1484 kocht FREDERIK VAN EGMOND slot en heerlijkheid of de baronie van Cranendonk met de stad Eindhoven en de dorpen Woensel, Maarheeze, Soerendonk en Budel van JACOB, graaf van Horne. Na de koop rezen al spoedig moeilijkheden over een op de heerlijkheid rustende lijfrente, die JACOB VAN HORNE in gebreke bleef te betalen. Het gevolg was, dat HERBERCH VAN BRONCKHORST, weduwe van JAN DICBIER, vrouwe van Mierlo, die de dupe was, het vruchtgebruik kreeg toegewezen, hetgeen jaren lang zo bleef.

      JACOB VAN HORNE had zelf de heerlijkheid verkregen door koop in 1457, maar ook in de 13e eeuw waren de HORNES heer van Cranendonk geweest. Hoe zij er toen aan gekomen zijn, is niet bekend. Dat een WILLEM VAN HORNE het door huwelijk met een erfdochter VAN WICKERODE verworven zou hebben

      Zoals F. V. GOETHALS beweert in Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles de Belgique, 1849-1852, op Hornes, bl. 54 en 57.

      is niet bewezen. Er is aangaande de opvolgende heren van Cranendonk en Eindhoven niet veel bekend en wat er over gepubliceerd is, is dikwijls niet geheel juist. De opvolging ging dan ook niet eenvoudig in zijn werk. Op WILLEM VAN HORNE, die als heer van Cranendonk voorkomt in de jaren 1327-1338, volgt zijn broeder DIRC, vermeld in 1341 en 1342. Hij geeft met zijn vrouw, ALIJT VAN HORNE, in 1342 gemeentegrond aan inwoners van zijn heerlijkheid Budel c.a. Deze ALIJT VAN HORNE is vermoedelijk dezelfde, die nog als vrouwe van Cranendonk voorkomt in 1343 en 1354 en die een dochter was van DIRCS broeder WILLEM. Zij zou dan gehuwd zijn geweest met haar oom.Haar huwelijk met JAN VAN POLANEN, heer van Breda, waarvoor de paus in 1343 dispensatie verleende wegens verwantschap

      G. BROM, Bullarium Trajectense I, 1891, bl. 442.

      vond geen voortgang door haar gezondheidstoestand. JAN VAN POLANEN huwde haar zuster ODA en ALIJT werd abdis van de Premonstratenser abdij Keizersbosch bij Neer in Limburg. ALIJT wordt opgevolgd door de kinderen van haar zuster ERMGART, gehuwd met THOMAS, heer van Zevenborn Septfontaines, nl. door WILLEM vermeld 1354-1356, NICOLAES verm. 1357-1364 en JAN verm. 1370-1385. Zij lieten geen van drieën kinderen na, zodat de heerlijkheid vererfde op hun zuster ELISABETH, gehuwd met JAN VAN RODENMACHER, heer van Milberg. ELISABETHS zuster ERMGART, gehuwd met GILLIS VAN BERLAER en vrouwe van Haps

      Zie, A. P. VAN SCHILFGAARDE, Het archief van het huis Bergh, 1932, Inl., bl. 167. Zij werd dat na de dood van haar broeder JAN, die gehuwd was geweest met JUTTE, vrouwe van Haps.

      werd in 1386 beleend met Cranendonk, maar verkocht haar aanspraken aan JAN VAN BOECHOUT. ELISABETH, ondanks ERMGARTS belening, vrouwe van Zevenborn, Milberg en Cranendonk, had twee zoons, JAN en WILLEM en twee dochters, ALIJT, gehuwd met ARNDT VAN KERPEN, en ERMGART ?, gehuwd met JAN VAN RULDINGEN RAVILLE. JAN kreeg Milberg, WILLEM Zevenborn, terwijl Cranendonk onverdeeld aan beide bleef. JAN schijnt zich aan het bezit van Cranendonk niets gelegen te hebben laten liggen en zelfs zijn deel aan WILLEM te hebben overgedaan, van welke overdracht later de geldigheid betwist wordt. WILLEM bezwaarde de heerlijkheid zozeer, hij moest o.a. de rechten, die JAN VAN BOECHOUT er op verkregen had, afkopen, dat hij de hulp inriep van MARGARETHA VAN SCHOONVORST-DE MERODE en haar zoon JAN VAN SCHOONVORST, burggraaf van Montjoie. Zij kregen Cranendonk eerst in pand, later in bezit. Na de dood van WILLEM werd in 1411-1412 JAN VAN SCHOONVORST ermede beleend en kort na hem verschillende andere pretendenten, hetgeen evenmin verwondering behoeft te baren als de belening van ERMGART bovengenoemd, daar het Leenhof van Brabant de verheffen aannam zonder te verifiëren, of de verheffer recht had of slechts beweerde te hebben

      Mededeling van de heer BRIL.

      Inmiddels zaten de rechthebbenden niet stil. LIJSBETH, vrouwe van Zentelleer St. Hilaire, dochter van JAN VAN MILBERG, liet zich met Cranendonk belenen op instigatie van JAN VAN BERNSTORF, haar germain neef als zoon van ERMGARD en JAN VAN RULDINGEN. Zij had grotere kans op een belening dan hij, daar de rechten van een broeders dochter voorrang hadden boven die van een zusters zoon. Zij liet zich met de heerlijkheid belenen, zoals haar grootmoeder ELISABETH VAN MILBERG EN CRANENDONK haar gehad had, en deed er vervolgens afstand van ten behoeve van JAN VAN BERNSTORF. Deze werd in het bezit gehinderd door 1e WILLEM VAN MONTFORT, die rechten pretendeerde te hebben door koop, en 2e door JACOB VAN GAESBEEK als man van MARGARETHA VAN SCHOONVORST, nicht van JAN VAN SCHOONVORST en opvolgster in zijn rechten. JAN VAN BERNSTORF begon nu in 1439 een proces, dat, wat het geschil met WILLEM VAN MONTFORT betrof, beslist werd ten gunste van BERNSTORF. Met JACOB VAN GAESBEEK kwam hij tot een schikking : de heerlijkheid werd gemeenschappelijk bezit van JAN VAN BERNSTORF, zijn broeder GEORG en hun nicht LIJSBETH voor de ééne, en van JACOB VAN GAESBEEK en zijn vrouw voor de andere helft. De eerste partij verkocht haar aandeel in 1451 aan CORNELIS VAN ZUYTOERT, waarna deze tezamen met JACOB VAN GAESBEEK de gehele heerlijkheid transporteerde aan JAN, bastaard VAN St. POL, heer van Habourdin. In 1457 verkocht deze haar aan JACOB, graaf van Horne, ten behoeve van wie MARIE VAN SCHOONVORST, vrouw van JAN VAN GAVERE VAN HÉRIMEZ, als opvolgster van haar zuster MARGARETHA, afstand deed van haar rechten.

      Afgaande op hetgeen uittreksels uit leenakten of mededelingen naar overlevering, opgenomen in de oudste leenregisters

      Algemeen Rijksarchief te Brussel : Leenhof Brabant, Register I Latijns boek, fol. 3; Reg. II Stootboek, fol. 47; Reg. IV Spechtboek, fol. 190; Chambre des Comptes, Rek. 1385-1386, 1387-1388 en 1411-1412.

      ons mededelen, kreeg WILLEM VAN HORNE 1327-1338 alleen de "mansio" te Cranendonk met de villa Marnaise Maarheeze en "appartinentia". Zijn opvolgers kregen de stad belening 1370-1385 of de villa 1387 Eindhoven en land en burg van Cranendonk in één akte verenigd, beide met hetgeen daartoe behoort. Tot Eindhoven behoorde Woensel, tot Cranendonk Maarheeze, Zoerendonk en Budel. Het gehucht Acht of Op Acht, dat in de stukken voorkomt, was met één schepen vertegenwoordigd in de schepenbank van Woensel

      Zie H. A. BACHIENE, Beschrijving der Vereenigde Nederlanden IV, 1777, bl. 591.

      Alle bovengenoemde dorpen vielen onder de iurisdictie van de drossaard van Eindhoven. Wanneer Eindhoven stadsrecht heeft gekregen, is niet bekend, maar in 1232 schonk hertog HENDRIK I VAN BRABANT aan "opidum et burgenses" van Eindhoven dezelfde rechten libertatem et sententias als 's-Hertogenbosch had, met hofvaart op die stad; tevens kregen zij toen een weekmarkt

      Gedrukt bij F. N. SMITS, Beknopte geschiedenis van Eindhoven I, 1887, bl. 6.

      Aan de formulering in de uittreksels, opgenomen in de leenregisters, kan niet veel waarde gehecht worden, hetgeen ook blijkt uit de benaming "villa" in een latere belening dan die, waarin Eindhoven stad genoemd zou zijn. In 1399 werd de parochiekerk van St. Catherina te Eindhoven door JAN VAN BEIEREN, elect van Luik, met goedvinden van WILLEM VAN MILBERG tot een collegiale verheven met 9 kanunniksprebenden. De hertog van Brabant en de heer hadden beurtelings de collatie van deze prebenden, waarbij de heer het recht twee, tegen de hertog één keer uitoefende

      Gedrukt bij A. MIRAEUS, Opera diplomatica IV, 1748, bl. 425. Zie ook E. PONCELET, Cartulaire de l'église de Saint-Lambert de Liège VI, 1933, bl. 157.

      De bovenstaande gegevens zijn om te beginnen geput uit de collectie CUYPERS VAN VELTHOVEN op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch. CUYPERS maakte c. 1880 te Brussel uittreksels uit de archieven van de Rekenkamer, en in het bijzonder uit de Comptes des reliefs des fiefs, en van het Leenhof van Brabant. De heer L. BRIL, conservator aan het A.R.A. te Brussel, heeft deze uittreksels met grote bereidwilligheid voor mij geverifieerd en zo nodig aangevuld, waarvoor ik hem hier nogmaals mijn dank betuig. Bovendien maakte hij mij opmerkzaam op het bestaan van een uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van de twee partijen in het proces van 1439 (Leenhof van Brab. proces no. 9). Kennisneming van dit stuk heeft vele raadsels opgelost. Verder zijn geraadpleegd A. VERKOOREN, Inventaire des chartes et cartulaires du Luxembourg I-V, 1914-1921, en id. des duchés de Brabant et de Limbourg I-VIII, 1910-1923; A. WAUTERS, Table chronologique des chartes etc. concernant l'histoire de Belgique I-XI, 1866-1946; G. D. FRANQUINET, Les Schoonvorst. In: Publ. de Limbourg XI, bl. 228 e.v.

          • reg. nos. 1238, 1241 en 1256

            1256 1485 Februari 5.

            Heer Bartolt van Obberghen, ridder, beslist in het geschil tussen Jacob, graaf van Horne, heer van Altena ener-, en Frederick, broeder van Egmond, heer van IJsselsteyn anderzijds, dat de eerste het land van Cranendonck mag lossen met 9000 gulden benevens onkosten voor melioratie enz.; zijn vrienden zullen het met 10000 gulden kunnen doen, waarvan de heer van IJsselsteyn er 1000 aan de graaf van Horne terug zal geven, die de vrouwe van Myrle zal voldoen van haar lijfrente, groot 500 peters jaarlijks, en een achterstal van 1500 peters.

            Oorspr. op papier (Inv. No. 434). Met opgedrukte zegels van beide partijen en heer Bartolt van Obberghen in rode was, waarvan dat van Jacob, graaf van Horne zeer geschonden.

          • reg. no. 1239

            1239 1484 Februari 23

            Jacop, graaf van Hoerne, heer van Altena enz., belooft heer Frederick, broeder van Egmont, heer van Yselsteyn enz., schadeloos te zullen stellen voor de lijfrente, groot 500 rijnse guldens jaarlijks, die zijn vrouw, Johanna van Gruythuys, uit de heerlijkheid Cranendonck heeft en die hij bij het transport van Cranendonck aan Frederick van Egmont beloofde op andere goederen te zullen vestigen.

            (des Manendaiges na Sente Peters dach ad cathedram).

            Oorspr. (Inv. No. 434). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.

          • reg. no. 1241

            1241 1484 April 6

            Maximiliaen en Philips, hertogen van Oistrijck enz., oorkonden, dat het Leenhof van Brabant hun raad en kamerling, heer Frederick, broeder tot Egmont, heer van IJsselsteyn en Bueren, ridder, heeft beleend met land, stad, slot, dorpen en heerlijkheid van Cranendonck, Eyndoven, Zurendonck, Malreheze en Buedel, na verkoop en overdracht door hun raad en kamerling, heer Jacop, graaf van Hoerne, heer van Altena en Cortershem, ridder, die het kan aflossen.

            (duysent vierhondert ende drientachtentich voir Paesschen).

            a) Oorspr. (Inv. No. 434). Met geschonden zegel met contrazegel van …. in rode was, de zegels van Berthout en Jan Back en Goessen van Brecht verloren, die van Andries Daems, Jan van den Winckel en Jan Witriet in groene was, waarvan de laatste twee geschonden.

            b) Afschr. 16e eeuw (Inv. No. 435).

            • reg. no. 1238

              1238 1484 Februari 10.

              Jacop, graaf van Huerenne, heer van Altena, verkoopt aan heer Frederik, broeder tot Egmont, heer van Ysselstein en Bueren, slot en heerlijkheid van Cranendonck met de stad Eindoven en de dorpen Buudel, Mares, Zarondonck en Woensel met hoog, middel, en laag gerecht voor 10000 rijnse guldens en verzoekt Maximilaan van Oostenrijk als graaf van Holland of zijn stadhouder deze brief met een transfix te willen bevestigen.

              a) Oorspr. (Inv. No. 434). Met zegel van de oorkonder in rode was. Met transfix dd. 1484 September 12 (Reg. No. 1251).

              b) Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 434).

            • reg. no. 1251

              1251 1484 September 12.

              Johan, heer van Egmont en Bair, stadhouder-generaal van Hollant, Zelant en Vrieslant, bevestigt de verkoop van het land van Cranendonck c.a. zoals vermeld in de brief d.d. 1484 Februari 10 (Reg. No. 1238), waardoor deze gestoken is, voor zover de verbintenis door Jacop, graaf van Hoeren, heer van Altenae, van zijn goederen de grafelijkheid van Holland aangaat.

              Oorspr. (Inv. No. 434). Met zegel, in leenzaken gebruikelijk, in rode was en geschonden.

          • reg. no. 1477

            1477 1510 Mei 1.

            Frederick van Egmondt, graaf van Bueren en Lederdam, heer van Yselsteyn en Craendonck, als aanklager, en heer Jacopp, jongheer, graaf van Hoern, heer van Altenae en Cortherssem enz., leggen hun onenigheden bij over verschillende eisen, die de graaf van Bueren had, voortvloeiende uit de koopbrief van land en heerlijkheid van Craendonck, welke eisen hij de graaf van Hoern kwijtscheldt tegen betaling van 800 rijnse guldens en het gebruik van de Gijssenwerdt onder Gorinchem gedurende 4 jaar.

            Oorspr. (Inv. No. 434). Met de zegels van de beide oorkonders in rode was.

            N.B. In dorso: "dat leste verdrach tusschen mijn heer van Hornen ent greve van Buren".

          • reg. nos. 1241, 1306, 1341, 1370, 1372 en 1375

            1306 1490 Januari 16.

            Arbiters voor de heer van Yselsteyn ener-, en de vrouwe van Mierle anderzijds, beslissen, dat de heer van Yselsteyn de vrouwe van Mierle zekere renten zal betalen met de achterstal benevens de hoofdsom, groot 400 gulden, en 2 jaar pacht, die zij schuldig is aan Jacob Maess, kanunnik te ’s-Hertogenbosch; voorts krijgt zij haar leven lang het gebruik van de wier te Noenrebeek, waarvoor zij afstand doet van aanspraken op het land van Kraendonck.

            Oorspr. op papier (Inv. No. 435).

            N.B. Aan de voet een kwitantie sprekende van 150 gulden, betaald door de heer van IJselstein.

            1341 1493 Juli 18

            Johan van Hoern, bisschop van Ludick, treft met heer Fredrick, broeder van Egmont, heer van IJsselsteyn enz., een overeenkomst aangaande afbetaling van zijn schulden aan heer Fredrick, waaronder een borgstelling voor te Antwerpen verpande kleinodiën, waarbij tevens wordt bepaald, dat de heer van IJsselsteyn de 6000 rijnse guldens schade, die hij heeft, doordat Jacop, graaf van Horen, tegen zijn belofte in, de lijfrente, groot 500 peters jaarlijks uit de heerlijkheid Cranendonck, niet heeft uitbetaald aan de vrouwe van Merlo, ontvangen zal uit 18000 gulden, die Johan van Hoern aan graaf Jacop heeft toegezegd uit de door de Staten van Ludick geconsenteerde penningen, waaruit ook voor het vervolg de lijfrente jaarlijks betaald zal worden.

            (des Donredages post Margarete).

            Oorspr. op papier (Inv. No. 435).

            1370 1496 Augustus 20

            De secretaris van het Leenhof van Brabant geeft akte, dat ondergeschreven leenmannen bij vonnis hebben gewezen, dat door een leenvinder, in tegenwoordigheid van twee leenmannen, de heerlijkheid van Cranendonk en Eyndoven als onderpand voor een lijfrente, groot 500 peters jaarlijks, toebehorend aan vrouwe Herberch van Brochorst en Batenborch, weduwe van heer Jan Dicbier, heer van Myerle, in haar handen gesteld zal worden, totdat zij voldaan is van de achterstal, belopende 2000 peters.

            (Bruessel).

            Authentiek gelijktijdig afschrift (Inv. No. 435).

            N.B. Op hetzelfde blad zijn geschreven afschriften van de akten dd. 1496 September 25 en November 5 (Reg. Nos. 1372 en 1375).

            1372 1496 September 25.

            Jan Reynaults, leenvinder, geeft kennis, dat hij het vonnis, (Reg. No. 1370), op welks rugzijde dit geschreven was, heeft uitgevoerd.

            Authentiek gelijktijdig afschrift, geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte dd. 1496 Augustus 20 (Reg. No. 1370).

          • Reg. no. 1083

            1083 1470 Juli 5.

            Claes van Berckel en Willem van den Bosch, schepenen van den Bosch, oorkonden, dat Henric Monix Jacopsz. als rentmeester en drost van Craendonck en Eyndoven, ingevolge de akte van verkoop van een lijfrente, groot 500 peters, door Jacop, graaf van Hoerne, heer van Althena, Cortershem en Craendonck, aan heer Jan Dicbier, ridder, heer van Myerle, en zijn vrouw Herberge van Bronchorst en Batenborch, beloofd heeft de rente jaarlijks te zullen betalen.

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met de zegels van de oorkonders in groene was.

          • Reg. no. 1152

            1152 1475 October 25.

            Jacop, graaf van Hoerne, heer van Althenae, Cortershem, Cranendonck enz., verklaart verkocht te hebben aan heer Johan Maischariell, ridder, heer van Wynantzroede, de plas (wyer) van Nuenrebeke, gelegen bij Varle in de parochie van Nuenen, op voorwaarde, dat hij of zijn erven, heren van Endhoven, haar mogen lossen met 100 andriesguldens.

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met zeer geschonden zegel van de oorkonder in rode was.

          • Reg. no. 1245

            1245 1484 Juli 28.

            Johan, geconfirmeerd elect van Ludick, en Jacob, graaf van Hoern, heer van Althenae, beloven Frederijck, broeder van Egmondt, heer van Yselsteyn, ridder, schadeloos te zullen houden van zijn borgstelling voor het kleinood, dat zij van de hertog van Cleve, graaf van de Marck, hebben ontvangen als onderpand voor een lening van 2000 gulden.

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met zeer geschonden zegel van de eerste en rest van dat van de tweede oorkonder in rode was.

          • Reg. no. 1288

            1288 1487 Juli 17.

            Maximiliaen en Philips, aartshertogen van Oistrijcke enz., gelasten de deurwaarder om schepenen van den Bosch te verbieden vonnis te wijzen in de zaak van Jan van Schinckvelt als eigenaar van een rente uit het goed van Cranendonck en Eyndoven, verkregen na de verkoop dier goederen aan heer Frederick van Egmondt, en hem naar het Leenhof van Brabant te verwijzen, daar vrouwe Herberch van Bronchorst en Batenborch, weduwe van heer Jan Dicbier, vrouwe van Mierle, door het Leenhof gemachtigd is alle inkomsten te doen heffen, totdat zij voldaan is van haar lijfrente, groot 500 peters jaarlijks, uit genoemd goed en de achterstal, bedragende 2000 peters.

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met rest van een zegel in rode was.

          • Reg. no. 1294

            1294 1487 September 17.

            Ludolf Lucasz. en Henric Henricksz., schepenen van Eindoven, oorkonden, dat een aantal personen beloofd hebben aan vrouwe Herberch van Bronckhorst en Baetenborch, vrouwe van Mierle en op dit ogenblik van Craendonck, dat Gevaert van Doeren, die het kastelein-, drost- en schoutambt benevens het rentmeesterschap van het land van Craendonck, Buedel, Maerhees en Zoerendonck bedient, en Thomaes Lambrechtsz., met wie hij tezamen het schoutambt en rentmeesterschap van Eindoven en Woenssel uitoefent, aan vrouwe Herberch alle pachten e.a. lasten zullen betalen, die betaald werden, voordat zij in het bezit der heerlijkheid werd gesteld, en dat zij ieder half jaar rekening en verantwoording zullen doen.

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met geschonden zegels van de beide oorkonders in groene was, dat van Herberch van Bronckhorst en Baetenborch verloren.

          • Reg. no. 1297

            1297 1488 Februari 4

            De Raad van Brabant geeft Gheert van Breda, die in het bezit is van een brief van maintenue in de possessie van het huis en de heerlijkheid van Eyndoven en Woensel, uitstel om van repliek te dienen op de uitspraak, gedaan ten gunste van de vrouwe van Mierle, die in kwaliteit van procederende sinds jaar en dag in possessie is van genoemde heerlijkheid en in het bijzonder van het schoutambt, en bepaalt, dat hangende dit proces de banken van Eyndoven en Woensel bij voorkomende gelegenheden de schout van een der beide partijen zullen nemen om recht te doen.

            (Bruessel int jaer M IIIIc LXXXVII).

            Oorspr. (Inv. No. 435).

          • Reg. no. 1313

            1313 1491 Januari 29

            Maximiliaen, Rooms koning enz., beveelt de deurwaarder, op verzoek van vrouwe Herborch van Batenborch, weduwe van de heer van Myerle, om Gevaert van Doirne, door haar in haar qualiteit van procederende aangesteld als drost van het land van Cranendonck en door haar ontslagen, omdat hij zich een te grote wedde toeëigende ten laste van het land en ten nadele van haar, die in bovengenoemde qualiteit rekening moet doen van de administratie, te dwingen heen te gaan en hem bij weigering te dagvaarden voor de Raad in Brabant.

            (Antwerpen duysent vierhondert negentich).

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met rest van het zegel van de oorkonder in rode was.

          • Reg. no. 1371

            1371 1496 Augustus 22.

            Philips, aartshertog van Oistrijck enz., gelast een leenvinder om met twee leenmannen het vonnis ten behoeve van vrouwe Herberch van Bronchorst en Batenborch, weduwe van heer Jan Dicbier, heer van Mierle, waarbij haar de heerlijkheid van Cranendonck en Eyndoven met alle inkomsten in handen is gesteld, totdat zij voldaan zal zijn van de achterstal van haar lijfrente, groot 500 peters jaarlijks, ten uitvoer te brengen, alle ambtenaren te ontslaan en andere aan te stellen.

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met zeer geschonden zegel van de oorkonder in rode was.

          • Reg. no. 1375

            1375 1496 November 5

            Philips, aartshertog van Oistrijcke enz., beveelt de schouten van den Bosch, Kempelant en Pedelant te zorgen, dat de rentmeester van den Bosch, Henrick van der Kelen, die namens de heer van IJsselstain alle rollen, cijnsboeken, leen- en andere registers van de heerlijkheid Cranendonc en Eyndoven onder zich heeft en weigert die ingevolge het vonnis van het Leenhof ten behoeve van vrouwe Herberch van Bronchorst en Batenborch, weduwe van heer Jan Dicbier, heer van Myerle, in originali of in copie af te geven, dit alsnog doet of hem na afgifte te dagvaarden om te opponeren.

            (Bruessel).

            a) Oorspr. (Inv. No. 435). Met zegel van de oorkonder in rode was en zeer geschonden.

            b) Authentiek gelijktijdig afschrift, geschreven op hetzelfde blad als de afschriften van de akten dd. 1496 Augustus 20 en September 26 (Reg. Nos. 1370 en 1372).

          • Reg. no. 1469

            1469 1508 December 24

            Schepenen van de dorpen Soerendonck en Maerheese in de heerlijkheid Kraendonck oorkonden, dat Henrijck Monicks, drossaard, schout en rentmeester dier heerlijkheid, als zodanig ontslagen was, voordat heer Frederick van Egmondt, graaf van Bueren en Lederdamme, heer van IJsselsteyn en Kraendonck, de heerlijkheid kocht van heer Jacob, graaf van Hoirne, en dat sedert dien vrouwe Herberch van Batenborch, vrouwe van Myerle, uit hoofde van een lijfrente, groot 500 gouden peters jaarlijks, voor het Leenhof van Brabant het goed Kraendonck uitgewonnen heeft en alle ambtenaren van de graaf van Bueren heeft laten vervangen door de hare om alle inkomsten te haren behoeve te innen en dat Jacob, graaf van Hoerne tijdens het rentmeesterschap van Henrijck Monicks het tiendstroo van Soerendonck heeft verkocht alsmede de dienst van een wagen met twee paarden en een knaap aan de abdis van Ruremunde.

            (opten Heylighen Kersavont).

            Oorspr. (Inv. No. 435). Met het schependomszegel in groene was en geschonden.

          • Reg. no. 1470

            1470 1509 Januari 3

            Schepenen en gezworen raad van de stad Eyndhoven in de heerlijkheid Kraendonck oorkonden op verzoek van de graaf van Bueren, dat verschillende personen hebben getuigd, dat de vrouwe van Myerle, nadat de graaf van Bueren de heerlijkheid Kraendonck gekocht had van de graaf van Huerne, de heerlijkheid voor het Leenhof van Brabant heeft uitgewonnen met alle inkomsten en breuken, civiele zowel als criminele, wegens achterstal van een lijfrente, groot 500 peters jaarlijks; dat zij de ambtenaren van de graaf van Bueren heeft vervangen door de hare en dat het schoutambt van Eyndoven en Woenssel door de graaf van Huerne verpand was aan Geraert van Brede, nadat Henrick Monick er drost, rentmeester en schout was geweest.

            (nae style 'sHoofs van Ludick).

            Oorspr. (Inv. No. 435). Het stadszegel van Eyndoven verloren.

        • In margine een aantekening, dat deze stukken op 1 Mei 1540 op het huis te Grave zijn gebracht. Zij betreffen de koop van Cranendonk en de moeilijkheden met de vrouwe van Mierlo

        • reg. no. 1769

          1769 1549 Maart 21

          Kaerle, Rooms keizer enz., hertog van Brabant, oorkondt, dat Mr. Jan van Tsestich, advocaat, als gevolmachtigde van heer Jan van Ligne, graaf van Arrenberge, Phelipe van Montmorency, graaf van Hoorn etc., en de andere executeurs testamentair van heer Maximiliaen van Egmont, graaf van Bueren en Leerdam, heer van Ysselsteyn enz., ten behoeve van diens minderjarige dochter Anna beleend is met Craendonck, Eyndhoven, Soerendonck, Malreheze en Buedel tot één leen en het recht om vee te weiden in het Zoniënbosch uit haar hoeve, in de vrijheid ter Vueren gelegen, tot een ander leen.

          (Bruessele opten XXIen dach van Meerte …. duysent vijffhondert ende achtenveertich nae costume ons Hoefs van Brabant).

          Oorspr. (Inv. No. 437). Met weinig geschonden zegel met contrazegel van Karel V in rode was.

            • reg. no. 1365

              1365 1495 Juni 2.

              Henricus Monix en Willelmus van Ghent Willelmusz., schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Lambertus Millinc nogmaals erkend heeft, dat Fredericus van Egmont, ridder, heer van Yselsteyn en Craendonck, de rente, groot 200 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op Craendonck, zoals in de brief van schepenen in Buscoducis is omschreven, kan aflossen met 2400 dergelijke guldens.

              Oorspr. (Inv. No. 452). de zegels van beide oorkonders verloren.

            • reg. no. 1417

              1417 1502 November 19.

              Goeswinus van Brecht en Gerardus van Berkel Gerardusz., schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Lambertus Millinck goed gevonden heeft, dat Fredericus van Egmont, ridder, heer van Yselsteyn en Craendonck, 155 rijnse guldens van een jaarlijkse rente, groot 200 dergelijke guldens uit Craendonck, heeft afgelost en dat deze de overige 45 gulden kan aflossen met de penning 15.

              Oorspr. (Inv. No. 452). Met geschonden zegel van Goeswinus van Brecht in groene was, dat van Gerardus van Berkel verloren.

            • reg. no. 1827

              1827 (1552?).

              Mr. Peter van Os, meester en regeerder van het Grote Gasthuis in ’s Hertogenbosch, verklaart ontvangen te hebben van de rentmeester-generaal van het sterfhuis van de graaf van Bueren als heer van Craendonck 282 gulden 6 stuiver 3½ oort brabants ter aflossing van een erfpacht, groot 5 mud rogge jaarlijks, uit de hoeve in Woentzel, zoals beschreven is in de vestigingsbrief van 1375 April 3 (Reg. No. 379) en 1164 gulden 12 stuiver brabants ter aflossing van een erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks, als omschreven in de vestigingsbrief van 1442 Januari 8 (Reg. No. 868).

              Oorspr. op papier (Inv. No. 453).

            • Reg. no. 379

              379 1375 April 3

              Gerardus van Berkel en Arnoldus Stamelaert van Spanct, schepenen in Buschoducis, oorkonden, dat jongheer Johannes, heer van Zevenborne, Craendonc en Hoeps, heeft verkocht aan Johannes Koc, zoon van Godefridus van Gemert, een erfpacht van 5 mud rogge jaarlijks uit zijn goederen in Acht in de parochie Woensel.

              (feria tercia post Dominicam qua cantatur Letare anno MoCCCo septuaqesimo quarto).

              a) Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              b) Gevidimeerd in de brief dd. 1476 Mei 21 (Reg. No. 1160).

              N.B. Het oorspr. is gecancelleerd.

            • Reg. nos. 631 en 646

              631 1414 Juni 26.

              Henricus Heyme en Henricus Dicbier, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Katherina, dochter van wijlen Johannes van Ghemert alias Debec, en Servacius, zoon van wijlen Wilhelmus Bierkens, man van Cristina, dochter van wijlen Nycholaus van den Venne, en wijlen Elizabeth, zuster van Katherina voornoemd, een scheiding hebben gemaakt van de goederen van Johannes van Ghemert en wijlen zijn zoon Johannes, waarbij Servacius o.a. een erfpacht, groot 5 mud rogge jaarlijks uit de hoeven, genaamd de goederen op Acht, in de parochie Wonssel heeft gekregen.

              Gevidimeerd in de brief dd. 1418 Mei 21 (Reg. No. 646).

              646 1418 Mei 21.

              Jacobus van Vladeracken en Petrus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Servacius Bierkes verklaard heeft de brief dd. 1414 Juni 26 (Reg. No. 631), die zij hierbij vidimeren, in bewaring te hebben en dat de armen in het Grote Gasthuis aldaar hem zullen kunnen krijgen, zo dikwijls zij hem nodig zullen hebben tot verkrijging van hun recht.

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 647

              647 1418 Mei 21.

              Jacobus van Vladeracken en Petrus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Servacius Willelmusz. Bierkens als man van Cristina, dochter van Nycolaus van den Venne, zoon van Johannes die KIoc Goyartsz. van Ghemart en zijn vrouw Elizabeth, heeft verkocht aan het Groote Gasthuis in Buscoducis bij de Gevangenpoort een erfpacht, groot 5 mud rogge jaarlijks uit hoeven land te Acht in de parochie Woencel, vroeger toebehoord hebbende aan jongheer Johannes, heer van Zevenborne, Craendonc en Hoeps, van wien Johannes Koc haar gekocht heeft.

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 867

              867 1442 Januari 8

              Theodericus die Lu en Martinus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat jongheer Johannes van Ruldingen, heer van Zevenborne en Dastel, heeft verkocht aan Henricus van Doerne een erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks, uit zijn helft van twee hoeven in Woensel bij de plaats genaamd Op Acht, van de hoeve, genaamd het goed te Gruythuys, en van een hoeve naast de kerk, beide in Woensel en alle drie behorende tot de heerlijkheid Eyndoven en Woensel.

              (anno Domini millesimo quadringentesimo quadragesimo primo).

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 868

              868 1442 Januari 8

              Theodericus die Lu en Martinus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Johannes van Ruldingen, heer van Zevenborne en Dastel, Henricus van Doernen beloofd heeft dat hij zijn broeder Georgius, zodra hij in het land van Brabant komt, afstand zal laten doen van de erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks, die Henricus bij schepenakte van Johannes van Ruldingen gekocht heeft.

              (anno Domini millesimo quadringentesimo primo).

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 921

              921 1451 Januari 28

              Martinus Goevy en Everardus van den Water, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Henricus van Doernen geëist heeft, dat hem de erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks, die hij gkocht heeft van Johannes van Ruldingen, heer van Zevenborne en Daseel, en in geen drie jaar ontvangen heeft, uitbetaald wordt.

              (anno Domini millesimo quadringentesimo quinquagesimo).

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd. In dorso: "Dit is den brieff daermede men de laten innegeboden heeft en gesedt op de poerte by faute van betelinghe".

            • Reg. no. 945

              945 1454 October 30.

              Symon die Hoesch en Petrus Steenwech, schepenen in buscoducis, oorkonden, dat Cornelius van Zuytoert als bezitter van de helft van de heerlijkheid Eyndoven c.a., die hij gekocht heeft van jongheer Johannes van Ruldingen c.s., Henricus van Doernen beloofd heeft, met toestemming van jongheer Jacobus, heer van Gaesbeke, Apcoude, Put en Stryen, als bezitter van de andere helft, de erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks uit de helft van verschillende goederen in de parochie Woenssel, te zullen betalen en waarborgen.

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. nos. 844, 923, 924 en 950

              844 1439 December 18.

              Johannes Balyart en Arnoldus Boest, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat jongheer Jacobus, heer van Gaesbeke, Apcoude, Put en Stryen, als man van vrouwe Margareta, dochter van Conrardus van Scoenvorst, heer van Elsloe, en Margareta zelve ener-, en jongheer Johannes van Ruldingen, heer van Zevenburne en Dastell, voor zich en voor zijn broeder, Georgius alsmede voor Elizabeth van Mylberch, vrouwe van Sentelleer anderzijds, nogmaals verklaard hebben zich te zullen houden aan de overeenkomst, waarbij zij de heerlijkheid Craendonc, Eyndoven en Woensel met de daarop rustende lasten gelijkelijk in tweeën hebben verdeeld, alsmede aan de akten te hunnen behoeve verleden voor het Leenhof van Brabantia en schepenen van Bruxellae.

              Gevidimeerd in de brief dd. 1455 Juli 17 (Reg. No. 950).

              923 1451 Juni 21.

              Goeswinus Heym en Everardus van den Water, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat nadat jongheer Jacobus, heer van Gaesbeke, Apcoude, Putte en Stryen, als man van vrouwe Margareta, dochter van Coenrardus van Scoenvorst, heer van Elsloe, en Margareta zelve ener-, en jongheer Johannes van Ruldingen, heer van Zevenborne en Dastel, voor zich en voor zijn broeder Georgius alsmede voor vrouwe Elyzabeth van Mylberch, vrouwe van Zenteleer, anderzijds, de heerlijkheid Craendonc, Eyndoven en Woenssel eertijds gelijkelijk in tweeën hebben verdeeld, heer Johannes van Ruldingen, ridder, zijn aandeel heeft overgedragen aan Cornelius van Zuytoert, behoudens de in de akte vermelde lasten.

              Gevidimeerd in de brief dd. 1455 Juli 17 (Reg. No. 950).

              924 1451 Juni 21.

              Goeswinus Heym en Everardus van den Water, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat heer Johannes van Ruldingen, heer van Zevenborne en Dastell, ridder, zijn zoon Johannes, heer van Deynsberch, en heer Johannes van Ruldingen, ridder, zoon van Georgius, afstand doen van hun aandeel in de heerlijkheid en inkomsten van Craendonc, Eyndoven en Woenssel ten behoeve van Cornelius van Zuytoert, die op zich neemt aan Henricus van Doernen een erfpacht van 24 mud rogge jaarlijks en aan Johannes Pott een cijns van 20 willemsschilden jaarlijks te betalen.

              Gevidimeerd in de brief dd. 1455 Juli 17 (Reg. No. 950).

              950 1455 Juli 17.

              Symon die Hoesch en Johannes Spiker, schepenen in Buscoducis, geven vidimus van de brief dd. 1439 December 18 en de beide brieven dd. 1451 Juni 21 (Reg. Nos. 844, 923 en 924).

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

            • Reg. nos. 379 en 1160

              1160 1476 Mei 21.

              Johannes van Os en Reynerus van den Hoevel, schepenen in Buscoducis, geven vidimus van de brief dd. 1375 April 3 (Reg. No. 379).

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. nos. 1315 en 1397

              1315 1491 Juni 2.

              Reynere van Urssele en Florijs Colibrant, schepenen van Antwerpen, oorkonden, dat de jonkvrouwen Kathline, vrouw van mr. Gerard van Baussele, Diericke, vrouw van Andries van der Taveriën, en Barbele van Helmont de nalatenschap van hun vader Ghijsbrecht van Helmont verdeeld hebben, waarbij Barbele o.a. 24 mud rogge jaarlijks krijgt uit de heerlijkheid Craenendonck.

              Gevidimeerd in de brief dd. 1500 December 15 (Reg. No. 1397).

              1397 1500 December 15.

              Theodericus die Borchgreve en Henricus die Leeuwe, schepenen in Buscoducis, geven vidimus van de brief dd. 1491 Juni 2 (Reg. No. 1315).

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1398

              1398 1500 December 15.

              Theodericus die Borchgreve en Henricus die Leeuwe, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Nycolaus, zoon van wijlen Michaelis van Potsuynsberge, als man van Barbara, dochter van Ghijsbertus van Helmont en diens vrouw Barbara van Doernen, aan Lambertus Millinc heeft verkocht een erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks uit de helft, die Johannes van Ruldinge, heer van Zevenborne en Dascel, bezat van 2 hoeven, gelegen op Acht onder Woenssel, van het goed te Gruythuys en van een hoeve bij de kerk aldaar, behorende tot de heerlijkheid Eyndoven en Woensel.

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1409

              1409 1502 Mei 4.

              Goeswinus van den Hezeacker en Johannes van Vladeracken, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Lambertus Millinc aan het grote hospitaal aldaar geschonken heeft een erfpacht, groot 24 mud rogge jaarlijks uit de helft, die Johannes van Ruldingen, heer van Zevenbornen en Daschel, bezat van 2 hoeven, gelegen op Acht onder Woensel, van het goed te Gruythuys en van een hoeve bij de kerk aldaar, behorende tot de heerlijkheid Eyndoven en Woensel.

              Oorspr. (Inv. No. 453). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1544

              1544 1519 Februari 18

              De notaris Theodericus de Wolff instrumenteert, dat Lambertus Millinck, raad in Buscoducis, zijn vroeger gedane schenking van 24 mud rogge jaarlijks aan het Grote Hospitaal te Buscoducis ten behoeve der armen herhaalt en bevestigt onder overdracht van alle daarop betrekking hebbende brieven.

              (millesimo quingentesimo decimo nono indictione septima in domo habitationis dicti Lamberti Millinck sita in oppido de Buscoducis ad locum dictum "after die Minrebruederen").

              Oorspr. (Inv. No. 453). Met signatuur van de notaris.

            • reg. no. 1802

              1802 1552 Februari 3

              Henrick Ghijsselen, een van de proosten van de O.L. Vrouwen broeders te ’s-Hertogenbosch, verklaart ontvangen te hebben van Peeter Ploenis, rentmeester-generaal van het sterfhuis van de graaf van Bueren, heer van Craenendonck enz., 169 gulden 8 stuivers ½ oort brabants tot aflossing van een rente, groot 3 bossche mudden rogge jaarlijks, voor de zangers van de Broederschap, gevestigd op goederen van Craenendonck, zoals vermeld in de vestigingsbrief dd. 1381 Januari 14 (Reg. No. 404).

              (anno XVc een ende vijftich stilo Brabantiae).

              Oorspr. op papier (Inv. No. 454).

            • reg. no. 404

              404 1381 Januari 14

              Arnoldus Stamelart de Penu ) en Leonius van Langvelt, schepenen van Buscoducis, oorkonden, dat jonker Johannes, heer van Zevenborne, Craindonc en Hoeps, beloofd heeft aan Bartoldus Voget 7 mud rogge jaarlijks te betalen uit zijn goederen te Acht in de parochie Woenssel.

              (in crastino Octavarum Epiphanie Domini anno Eiusdem MoCCCo octuagesimo).

              a) Oorspr. (Inv. No. 454). De zegels van de beide schepenen verloren.

              b) Gevidimeerd in de brief dd. 1476 Mei 15 (Reg. No. 1159).

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • reg. no. 635

              635 1414 November 7.

              Broeder Johannes van Zonne, prior, en de andere broeders van het klooster der Predikheren te Buscoducis transporteren hun rechten, krachtens testament van Jutte van Hoeschot, weduwe van Bertholdus die Voecht, verkregen op 7 mud rogge jaarlijks uit de goederen, toebehoord hebbende aan jonker Johannes, heer van Zevenborne, Craendonc en Hoeps, te Acht in de parochie van Woenssel, aan de tafel van de H. Geest en aan de broederschap van de maagd Maria te Buscoducis ten overstaan van de schepenen Jacobus Coptiten en Johannes Heyme.

              Oorspr. (Inv. No. 454). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • reg. nos. 404 en 1159

              1159 1476 Mei 15.

              Johannes van Ham en Johannes van Os, schepenen in Buscoducis, geven vidimus van de brief dd. 1381 Januari 14 (Reg. No. 404).

              Oorspr. (Inv. No. 454). De zegels van de beide schepenen verloren.

            • reg. nos. 1799 en 1801

              1799 1552 Februari 1

              Adriaen van Eynhout, momber, en Peter Colen, priester, rentmeester van de kinderen van Jan Dachverlies, verklaren er genoegen mede te zullen nemen, dat de rentmeester-generaal van het sterfhuis van de graaf van Bueren, heer van Craendonck, een bedrag, groot 376 gulden 9 stuivers ½ oort brabants, ter hand stelt aan Michiel Creeft te ’s Hertogenbosch ter aflossing van 62/3 mud rogge erfpacht uit de hoeve Gruythuyse in de heerlijkheid Craendonck.

              (XVc een ende vijftich stilo Brabantie).

              Oorspr. op papier (Inv. No. 455).

              1801 1552 Februari 2

              Frans Bogart, meester en regeerder van het H.-Geesthuis in ’s Hertogenbossche, verklaart ontvangen te hebben van de rentmeester-generaal van het sterfhuis van de graaf van Bueren als heer van Cranendonck 357 gulden 12 stuivers 3 oort brabants ter aflossing van een erfpacht, groot 61/3 mud rogge jaarlijks.

              (anno een ende vijftich).

              Oorspr. op papier (Inv. No. 455).

            • Reg. nos. 375 en 435

              375 1375 Januari 26

              Gerardus van Berkel en Arnoldus Stamelaert van Spanct, schepenen in Buschoducis, oorkonden, dat jongheer Johannes, heer van Zevenborne, Cranendonc en Hoeps, heeft verkocht aan Gerardus Raet een erfpacht van 10 mud rogge jaarlijks, gevestigd op het goed ten Gruythuse in de parochie Woensel.

              (in crastino Conversionis Beati Pauli apostoli anno Domini MoCCCo septuagesimo quarto).

              a) Gevidimeerd in de brief dd. 1386 Juli 30 (Reg. No. 435).

              b) Gevidimeerd in de brief dd. 1402 Juni 30 (Reg. No. 546).

              435 1386 Juli 30

              Johannes van Neynsel en Henricus Raet, schepenen van Buschoducis, oorkonden, dat Aleidis, dochter van wijlen Gerardus Raet, en Gerardus Raet, zoon van Henricus van den Laer, verklaard hebben, dat zij de brief dd. 1375 Januari 26 (Reg. No. 375), hierin gevidimeerd, in bewaring hebben en hem aan Henricus van Goderheyle, schilder, zullen geven, als hij hem nodig heeft op voorwaarde, dat hij hem na gebruik teruggeeft.

              (feria secunda post festum Beati Jacobi apostoli).

              a) Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              b) Gevidimeerd in de brief dd. 1476 Mei 15 (Reg. No. 1158).

              N.B. De oorspr. brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 436

              436 1386 Juli 30

              Johannes van Neynsel en Henricus Raet, schepenen van Buscoducis, oorkonden, dat Willelmus van Mulsen en Willelmus, zijn zoon, hun derde deel van een erfpacht, groot 10 mud rogge jaarlijks, gevestigd op het goed ten Gruythuse in de parochie van Woensel, die Gerardus Raet verkreeg van jongheer Johannes, heer van Zevenborne, Craendonc en Hoeps, en vermaakte aan eerstgenoemde Willelmus, Aleidis, dochter van Gerardus Raet, en Gerardus, zoon van Henricus van den Laer, verkocht hebben aan Henricus van Goderheile, schilder.

              (feria secunda post festum Beati Jacobi apostoli).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 544

              544 1402 April 14

              Hubertus van Ghemert en Arnoldus Stamelairt van Uden, schepenen in Buscoducis, oorkonden, na verschillende brieven gezien te hebben over de vererving, dat Willelmus van Diegheden als man van Mechtildis, en Johannes Borchgreve als man van Gloria, dochters van wijlen Henricus Raet Gerardusz., 1/3 van een erfpacht, groot 10 mud rogge jaarlijks uit het goed ten Gruithuse in de parochie Woensel, hebben verkocht aan Johannes Strage.

              (feria quinta post Dominicam qua cantatur Misericordia).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. nos. 375 en 546

              546 1402 Juni 30

              Arnoldus Stamelairt van Uden en Johannes van Best, schepenen in Buscoducis, geven vidimus van de brief dd. 1375 Januari 26 (Reg. No. 375).

              (in crastino Beatorum Petri et Pauli apostolorum).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 547

              547 1402 Juni 30

              Arnoldus Stamelart van Uden en Johannes van Best, schepenen van Buscoducis, oorkonden, dat de erfgenamen van Gerardus Raet 1/3 van de erfpacht, groot 10 mud rogge, gevestigd op het goed ten Gruythuse in de parochie Woensel, verkocht hebben aan Arnoldus Steympel en dat Walterus van Os afstand heeft gedaan van zijn aanspraken.

              (in crastino Beatorum Petri et Pauli apostolorum).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van beide schepenen verloren.

            • Reg. no. 549

              549 1402 November 27

              Nycholaus Scilder en Willelmus Broeder, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Arnoldus Steympel 1/3 van een erfpacht, groot 10 mud rogge jaarlijks, gevestigd op het goed ten Gruythuse in de parochie Woensel, en door hem gekocht van de erfgenamen van Gerardus Raet, verkocht heeft aan Volcwigis, dochter van wijlen Elyas de Rode.

              (feria secunda post festum Beate Katherine virginis et martiris).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 813

              813 1437 Maart 21

              Gerardus Balyaert en Nycolaus van Beerze, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Henricus van den Cluyten Arnoldusz. 1/3 van de erfpacht, groot 10 mud jaarlijks, gevestigd op het goed ten Gruythuyse in de parochie Woensel, welk 1/3 Henricus van Goderheile, schilder, gekocht had van Willelmus van Mulsen en zijn zoon Willelmus, verkocht heeft aan Johannes Dachverlies.

              (anno Domini millesimo quadringentesimo tricesimo sexto).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 814

              814 1437 Maart 21

              Gerardus Balyaert en Nycolaus van Beerze, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Theodericus van den Cluyten Arnoldusz. de verkoop van 1/3 van een erfpacht, groot 10 mud rogge jaarlijks, door Henricus van den Cluyten Arnoldusz. aan Johannes Dachverlies bevestigt.

              (anno Domini millesimo quadringentesimo tricesimo sexto).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 927

              927 1452 Mei 12.

              Willelmus Dicbier Johannesz. en Ludolphus Buck, schepenen in Buscoducis, oorkonden, dat Henricus, zoon van wijlen Elyas de Rode, 1/3 van de erfpacht, groot 10 mud rogge jaarlijks, gevestigd op het goed ten Gruythuyse in de parochie Woenssel, welk 1/3 hij geërfd heeft van zijn zuster Volcwigis, verkocht heeft aan Johannes en Luytgardis, kinderen van wijlen Johannes Dachverlies en zijn vrouw Aleidis, dochter van Henricus Beerwout.

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. nos. 435 en 1158

              1158 1476 Mei 15.

              Johannes van Ham en Reynerus van den Hoevel, schepenen in Buscoducis, geven vidimus van de brief dd. 1386 Juli 30 (Reg. No. 435).

              Oorspr. (Inv. No. 455). De zegels van de beide schepenen verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1818

              1818 1552 Juni 9.

              Henrick van Eynhouts en Henrick Bloeyman, schepenen in ’s Hertogenbossche, oorkonden, dat Henrick Dachverlies voor hem en zijn broeders Joris en Walraven heeft verklaard ontvangen te hebben van de rentmeester-generaal van het sterfhuis van de graaf van Bueren, in leven heer van Craendonck, 376 carolusguldens 9 stuivers ½ oort brabants ter aflossing van 2/3 van een erfpacht, groot 10 mud rogge jaarlijks, uit het goed ten Gruethuyse in de parochie Woensel, waarvan het ene derde deel op 21 Maart 1437 verkocht werd aan Jan Dachverlies en het andere op 12 Mei 1452 aan zijn kinderen Jan en Luytgardt.

              Oorspr. (Inv. No. 455). Met rest van het zegel van Henrick van Eynhout verloren.

            • Reg. nos. 1826 en 1828

              1826 1552 December 31.

              Philippote Boisot, weduwe van mr. Claes van Arcle, verklaart ontvangen te hebben van de prinses van Oraingnen de hoofdsom van een rente, groot 100 carolusguldens, gevestigd op de goederen van Eyndhoven en Craendonck, bedragende 1600 dergelijke guldens en 125 gulden aan achterstallige rente, welke rente zij van haar vader, Didier Boisot, geërfd heeft.

              Oorspr. op papier (Inv. No. 456).

              1828 1553 Januari 15

              Jan van Tsestich en Elizabeth Boisot, zijn vrouw, verklaren ontvangen te hebben van de prinses van Oraignen de hoofdsom van een rente, groot 100 carolusguldens jaarlijks, gevestigd op de goederen van Craendonck en Eyndhoven, bedragende 1600 dergelijke guldens, en 125 gulden aan achterstallige rente, welke rente zij geërfd hebben van hun vader en schoonvader Didier Boisot.

              (XVc ende twee ende vijftich stil van Brabant).

              Oorspr. op papier (Inv. No. 456).

            • Reg. no. 1643

              1643 1533 November 10

              Kaerle, Rooms keizer enz., oorkondt, dat het Leenhof van Brabant Diedier Boisot, rentmeester van stad en land van Mechelen, beleend heeft met een rente, groot 100 carolusguldens jaarlijks, losbaar met de penning 16, en met de goederen van Craendonck en Eyndoven als onderpand ten laste van heer Florijs van Egmondt, ridder van de Orde, raad, kamerling, en kapitein-generaal van de landen van herwaartsover, graaf van Bueren enz., zijn vrouw, Margriete van Bergen, en hun zoon, heer Maximiliaen, ridder.

              (Bruessel).

              a) Oorspr. (Inv. No. 456). De zegels van de oorkonder en van de leenmannen Joost Aemsz. van Burch, raad van Brabant, Philips Vuesels, raad en rentmeester-generaal van het kwartier van Brussel, mr. Arnt van Bakerem en Jan van der Goten Jansz. verloren.

              b) Oorspr. (Inv. No. 456). De zegels als boven.

              N.B. Beide brieven zijn gecancelleerd.

            • Reg. no. 1643

            • Reg. no. 1824

              1824 1552 December 1

              De secretaris van het Leenhof van Brabant geeft akte, dat jonkvrouwe Philippote Boisot, weduwe van mr. Claes van Arckel, in leven raad en rekenmeester van de Rekenkamer van Brabant, verklaard heeft, dat Anna van Egmont, prinses van Oraignen, gravin van Bueren enz., een rente, groot 100 carolusguldens jaarlijks, gevestigd op de goederen van Craendonck en Eyndoven, heeft afgelost.

              (Bruessel).

              Oorspr. (Inv. No. 456).

            • Reg. no. 1825

              1825 1552 December 1

              De secretaris van het Leenhof van Brabant geeft akte, dat Jan van Tsestich als man van Ysabeele Boisot verklaard heeft, dat Anna van Egmont, prinses van Oraignen, gravin van Bueren enz., een rente, groot 100 carolusguldens jaarlijks, gevestigd op de goederen van Craendonck en Eyndoven, heeft afgelost.

              (Bruessel).

              Oorspr. (Inv. No. 456).

            • Reg. no. 1809

              1809 1552 Februari 20

              Jehan, markies van Berghes sur le Zoom, heer van Bourchvliete, verklaart ontvangen te hebben van Gaspar Schetz, heer van Grobbendonck, tot opheffing van het verband, gelegd op goederen van het huis Buren, thans toebehorende aan de prinses van Oranges, door haar grootvader, heer Florens, graaf van Buren, voor twee renten, groot 600 en 405 carolusguldens, te zijnen behoeve verkocht door heer Jehan, heer van Berges, 16080 dergelijke guldens.

              (Bruxelles XVc cincqante et ung, stil de Brabant).

              Oorspr. op papier (Inv. No. 457). Met opgedrukt zegel onder papieren ruit.

              • Reg. no. 1494

                1494 1513 Maart 11

                De secretaris van het Leenhof van Brabant geeft akte, dat heer Jan, heer van Bergen opten Zoom, renten tot een bedrag van 600 rijnse guldens, losbaar met de penning 16 en gevestigd op het land van Bergen opten Zoom, aan verschillende personen heeft verkocht ten behoeven van heer Florijs van Egmont, heer van IJsselstey, Sint Martensdijck enz., die hem daarvoor schadeloos zal houden onder verband van zijn stad en heerlijkheid van Sint Martensdijck.

                (XVc ende twelifve voer Paesschen).

                Oorspr. (Inv. No. 457). Met 3 transfixen dd. 1513 Juni 17 (Reg. Nos. 1495-1497).

                N.B. De brief is gecancelleerd.

              • Reg. no. 1495

                1495 1513 Juni 17.

                Jan Boudijnsz. van der Nyeuwerkercke, Florijs van Wijngerden, heer van IJsselmonde, en Reynier de Jonge, heer van Baerdwijck, leenmannen van Hollant en Zeelant, oorkonden, dat heer Florijs van Egmont, zoon van IJsselsteyn, heer van Sinte Mertinsdijck, stadhouder-generaal van Hollant, Zeelant en Vrieslant, zijn oom heer Jan, heer van Bergen opten Zoom, een rente heeft verkocht, groot 600 pond jaarlijks, losbaar met de penning 16, gevestigd op stad en heerlijkheid Sinte Mertinsdijck, om zijn oom te ontlasten van de rente, vermeld in de brief dd. 1513 Maart 11 (Reg. No. 1494), waardoor deze gestoken is.

                Oorspr. (Inv. No. 457). De zegels van de oorkonders en van Florijs van Egmont verloren.

                N.B. De brief is gecancelleerd.

              • Reg. no. 1496

                1496 1513 Juni 17.

                Het Hof van Hollandt geeft heer Floris van Egmondt, heer van Sinte Mertensdijck, akte van willige condemnatie met betrekking tot de inhoud van de brief dd. 1513 Juni 17 (Reg. No. 1495), waardoor deze gestoken is.

                Oorspr. (Inv. No. 457).

                N.B. De brief is gecancelleerd.

              • Reg. no. 1497

                1497 1513 Juni 17.

                Maximiliaen, keizer enz., en Karel, aartshertog van Oestenrijck, prins van Spaengen enz., bevestigen de brieven dd. 1513 Maart 11 en Juni 17 (Reg. Nos. 1494 en 1496), waardoor deze gestoken is.

                Oorspr. (Inv. No. 457). Het zegel van wijlen de koning van Castilië, hieraan gehangen bij ontstentenis van de zegels van de beide oorkonders, verloren.

                N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1565

              1565 1522 Februari 5

              De secretaris van het Leenhof van Brabant geeft akte, dat heer Jan, heer van Bergen opten Zoom, op verzoek van heer Florijs van Egmont, graaf van Bueren, heer van IJsselsteyn, Craendonck enz., aan zes personen een rente heeft verkocht, tezamen groot 405 rijnse guldens jaarlijks, losbaar met de penning 16 en gevestigd op Bergen opten Zoom en Woude, waarvoor Florijs van Egmont hem schadeloos zal houden onder verband van zijn stad Eyndoven en slot, land en heerlijkheid van Craendonck, die hij daartoe opdraagt aan het Leenhof ten behoeve van de heer van Bergen opten Zoom.

              (XVc ende XXI nae costume van scriven des Hoofs van Brabant).

              Oorspr. (Inv. No. 457).

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1808

              1808 1552 Februari 20

              Jan, markgraaf van Berghe nopten Soome, heer van Borchvliete, verklaart door vrouwe Anna van Egmond, prinses van Oraingnen, voldaan te zijn van al hetgeen zij hem schuldig was uit hoofde van de renten, eertijds door hem verkocht ten behoeve van heer Floris van Egmond, graaf van Bueren, en draagt zijn gemachtigden op voor de Leenhoven van Brabandt, Hollandt en elders de daarop betrekking hebbende akten dd. 1513 Maart 11, 1522 Februari 5 en 1513 Juni 17 te doen annuleren.

              (XVc een ende vijftich nair scriven 's Hoofs van Brabandt).

              a) Oorspr. (Inv. No. 457). Met geschonden en afgesleten zegel van de oorkonder in rode was.

              b) Opgenomen in de brief dd. 1552 Augustus 18 (Reg. No. 1822).

              c) Opgenomen in de brief dd. 1553 Juni 10 (Reg. No. 1833).

            • Reg. nos. 1495, 1565, 1808, 1821 en 1822

              1821 1552 Augustus 16

              Kaerle, Rooms keizer enz., staat Jan, markgraaf van Bergen opten Zoom, toe de akten dd. 1513 Juni 17 en 1522 Februari 5 (Reg. Nos. 1495 en 1565) door een procureur te laten annuleren voor het Leenhof van Brabant.

              (Bruessel).

              Opgenomen in de brief dd. 1552 Augustus 18 (Reg. No. 1822).

              1822 1552 Augustus 18

              Kaerle, keizer enz., oorkondt, dat mr. Cornelijs van Andel als procureur van heer Jan, markgraaf van Bergen opten Zoom, voor het Leenhof van Brabant, na overlegging van een octrooi van 16 dezer en zijn machtiging dd. 1552 Februari 20 (Reg. Nos. 1821 en 1808), hierin geïnsereerd de akten dd. 1513 Juni 17 en 1522 Februari 5 (Reg. Nos. 1495 en 1565) heeft geannuleerd.

              (Bruessel).

              Oorspr. (Inv. No. 457). Het zegel van de oorkonder met contrazegel in rode was nagenoeg verloren; die van de leenmannen, Kaerle van der Noot, Joos Middelborch en Merten de Greve, in bruine was, het laatste geschonden.

            • Reg. nos. 1494-1496, 1808 en 1833

              1833 1553 Juni 10.

              Kaerle, Rooms keizer enz., oorkondt, dat het Leenhof van Hollandt op verzoek van mr. Vranck Boot, procureur van Johan, markgraaf van Bergen op den Zoom, en gezien diens machtiging dd. 1552 Februari 20 (Reg. No. 1808), hierin geïnsereerd, de brieven dd. 1513 Juni 17 (Reg. Nos. 1494-1496) heeft vernietigd.

              Oorspr. (Inv. No. 457). Met zeer geschonden zegel met contrazegel van de oorkonder in rode was.

              N.B. In dorso verklaring van de griffier van het Leenhof dd. 1553 Juni 15, dat hij de akten in het Leenregister heeft geroyeerd.

            • Reg. no. 1889

              1889 1562 Februari 25.

              Wolff Franck verklaart ontvangen te hebben van Peter Ploenis, rentmeester van de heer van Cranendunck, 4000 gulden brabants ter aflossing van een rente, groot 250 dergelijke guldens jaarlijks, en 70 gulden aan achterstallige rente.

              Oorspr. op papier (Inv. No. 458).

            • Reg. no. 1624

              1624 1531 November 13

              Floris van Egmondt en zijn vrouw Margriet van Berghen, graaf en gravin van Bueren en Leerdam, heer en vrouwe van Yselsteyn, Sente Martensdijck, Cranendonck enz., verkopen aan Wolffganck Francken een rente, groot 250 carolusguldens jaarlijks, uit de heerlijkheid Cranendonck met de stad Eyndhoeven en de dorpen Woensell, Buedell, Maerhese en Suerendonck, losbaar met 4000 dergelijke guldens, tot meerder zekerheid waarvan zij Wolffganck Francken een akte van octrooi van de keizer en een schepenbrief van den Bosch hebben gegeven ).

              (Maenendach nae Sent Martensdach episcopi in den wynter).

              Oorspr. (Inv. No. 458). De zegels van de beide oorkonders verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1625

              1625 1531 December 16

              Kaerle, Rooms keizer enz., geeft heer Florijs van Egmondt, ridder van de Orde, raad en kamerling, graaf van Bueren, toestemming als leenheer om een rente, groot 250 carolusguldens jaarlijks, uit de heerlijkheid Craendonck te verkopen aan Wolf Franck.

              (Bruessel).

              Oorspr. (Inv. No. 458). Het zegel van de oorkonder verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1629

              1629 1532 Januari 3

              Jan van Pijnappel, zoon van Jan Bouwens, en Jacob Coolen, schepenen van ’s-Hertoigenbosch, oorkonden, dat Floris van Egmond, graaf van Bueren en Lederdam, heer van Yselsteyn, het land van Craendonck, Sinte Martensdijck enz., heeft verkocht aan Wolff Franc en zijn vrouw Agnese een erfrente, groot 250 carolusguldens jaarlijks, uit de heerlijkheid Cranendonck met de stad Eyndoven en de dorpen Woensel, Buedel, Maerheze en Zoerendonck, losbaar met 4000 dergelijke guldens.

              (duysent vijfhondert een ende dertich nae costume van scriven der stadt van 's-Hertoigenbosch).

              a) Oorspr. (Inv. No. 458). Met geschonden zegel van Jan van Pijnappel in groene was, dat van Jacob Coolen verloren.

              b) Oorspr. (Inv. No. 458). De zegels van beide schepenen ontbreken en hebben er waarschijnlijk nooit aan gehangen. De brief is gecancelleerd.

            • Reg. no. 1629

            • Reg. no. 1630

              1630 1532 Februari 24.

              Maximiliaen van Egmondt, zoon van het graafschap Bueren en Leerdam en de heerlijkheden Yselsteyn en Cranendonck, verklaart, dat hij mede aansprakelijk is voor de rente, groot 250 carolusguldens jaarlijks, die zijn vader schuldig is aan Wolffganck Franck en verkocht heeft wegens de waterschade aan zijn goederen in Seelandt en de schulden van Maximiliaen.

              Oorspr. (Inv. No. 458).

              N.B. De brief is gecancelleerd.

            • reg. no. 1680

              1680 1540 November 2

              Kaerle, keizer, oorkondt, dat voor het Leenhof in Brabant heer Maximiliaen van Egmont, ridder van de orde van het Gulden Vlies, zijn raad en kamerling, graaf van Bueren en Leerdam, heer van IJsselsteyn, Craendonck enz., heeft verkocht aan heer Loys van Bloys, heer van Terlon, ridder, een rente, groot 400 carolusguldens jaarlijks, gevestigd op zijn heerlijkheden Cranendonck, Eyndoven, Soerendonck, Malreheze en Buedel.

              (Bruessel).

              Oorspr. (Inv. No. 459). De zegels van de oorkonder en van de leenmannen mr. Michiel Borcouts, Peter de Wortellere, Anthonijs Middelborch en Gheeraert Betercnape, verloren.

              N.B. De brief is gecancelleerd.

    • Deze drie dorpen werden 23 October 1559 door de hertog van Brabant verpand aan prins WILLEM I. Ook Ekart werd, als behorende tot Strijp, mede verpand maar werd daar later van gescheiden, waarna het een afzonderlijke heerlijkheid vormde. De oude Inventaris van de Nassause Domeinen vermeldt de verpandingsakte wel

      Fol. 624, XXXIX

      maar het stuk is niet meer aanwezig. Deze dorpen hebben tezamen één schepenbank; de drossaard is dezelfde als die van Eindhoven

      BACHIENE, a.w., bl. 616.