De hoge heerlijkheid van IJselstein kwam door het huwelijk van GYOTE, erfdochter van IJselstein, met JAN I, heer van Egmond, in 1330, aan de EGMONDS. Zij omvatte het slot en de stad van die naam en de drie schoutambten IJselstein, Benschop en Noord-Polsbroek. In het schoutambt IJselstein lagen de gerechten Opburen of Oudeland, Meerlo en Overijsel, later IJselveld geheten, die gaandeweg, als delen van IJselstein, niet meer afzonderlijk genoemd worden. Nagenoeg het gehele gebied werd oorspronkelijk in erfpacht of in leen gehouden 1e van het Sticht d.w.z. de bisschop of de kapittels van de Dom, Oudmunster of St. Marie, 2e van de Amstels, van wie de heren van IJselstein in een jongere tak afstamden, en 3e van Holland
De Stichtse lenen.
ARNOUD VAN AMSTEL kocht in 1277 het gerecht van Eiteren aan weerszijden van de IJsel met cijns, veer en visserij van WALTER UTEN GOYE, met goedvinden van JOHAN VAN KUIK als leenheer, die zelf voor deze goederen weer leenman was van het Sticht
Inv. no. 3.
Dit was blijkens een beleningsakte van 1319Inv. no. 13.
de hoge heerlijkheid over het gebied, dat zich uitstrekte links van de IJsel van Opburen tot Snodelhoek en rechts van het Gein tot Fellenoord. Bij de villa Eiteren was vóór 1279 de burcht IJselstein gebouwd, waarschijnlijk door GIJSBRECHT VAN AMSTEL heer ARNOUDSZ., de eerste AMSTEL, die zich naar IJselstein noemde en die in een akte van 1279Cod. Dipl., IV : 2, bl. 85 en DE GEER, bijdr., bl. 355.
spreekt over zijn voorvaders, die heren waren van Benschop, Noord-Polsbroek en IJselstein, "dat daer toe behoert". Bij deze burcht, die een Hollands leen was, kwam de latere stad tot ontwikkeling, vooral toen de parochiekerk van Eiteren naar IJselstein was verplaatst, waar zij in 1310 onder het patronaat van St. Nicolaas werd ingewijd. In 1331 had IJselstein stadsrecht. Dit, behalve de burcht, Stichtse leengoed, verkocht OTTO VAN KUIK in 1327 met al zijn andere lenen en manschappen in het Sticht aan WILLEM III, graaf van Holland, waarbij hij zijn leenheren verzocht er de graaf mede te belenenF. VAN MIERIS, Groot charterboek der graaven van Holland enz., I 1753, bl. 379.
Van die belening komt in de practijk natuurlijk niets en Holland beschikt er verder over als over vrij goedDe Amstelse lenen.
Van heer GIJSBRECHT, heer van Amstel, hield zijn neef, de bovengenoemde GIJSBRECHT, heer van IJselstein, gerecht, tienden, de kerkgift en 32 morgen land in Benschop, gerecht en tienden van Noord-Polsbroek en het halve gerecht van Opburen in leen. Deze goederen gaf JAN II, graaf van Holland, in 1300 na verbeurdverklaring wegens medeplichtigheid aan de moord op FLORIS V, aan zijn broeder, GUY VAN HENEGOUWEN, gedurende diens leven of totdat hij een bisdom of een daarmee gelijk te stellen goed zou krijgen
A.W., bl. 11.
Tegen deze afspraak in gaf GUY, bisschop van Utrecht geworden, de goederen niet terug maar beleende er in 1314 heer GIJSBRECHT, heer van IJselstein mede, wiens zoon ARNOUT inmiddels gehuwd was met GUY's dochter MARIA. JAN, heer van Amstel, heer GIJSBRECHTSZ. droeg na GUY's dood in 1317 zijn aanspraken op deze Amstelse goederen over aan GIJSBRECHT en zijn zoon ARNOUT, waarop graaf WILLEM III in 1318, en zijn opvolgers na hem, er de heren van IJselstein mede beleendenDe Hollandse lenen.
Het was eveneens door bemiddeling van GUY VAN HENEGOUWEN, dat WILLEM III in 1309 GIJSBRECHT en zijn zoon ARNOUT na de verbeurdverklaring weer beleende met de goederen, die ARNOUD VAN AMSTEL.overl. 1291 van Holland had gehouden. Dit waren het huis te IJseistein, met 32 morgen land, waar het huis op stond, 71/2 hoeve in Gein, 60 in Rijpikerwaard, 44 in Benschop, 75 in Polsbroek, 18 in Hoencoop en 12 in Blokland. Zo was tenslotte Holland leenheer voor de drie groepen van goederen geworden, maar ARNOUD VAN IJSELSTEIN vond het toch nodig zich te verzekeren tegen moeilijkheden van de Stichtse kant
Inv. no. 18.
In de beleningsakten worden sindsdien de lenen niet meer onderscheiden, maar wordt slechts gesproken van de goederen, die de beleende of zijn vader van de grafelijkheid placht te houden. In 1364 wordt ARNOUDS dochter GUYOTE, die reeds in 1330 gehuwd was met JAN VAN EGMOND, met IJselstein beleend, waardoor het in het bezit van het geslacht EGMOND komt. Van het kapittel van St. Marie te Utrecht kreeg GIJSBRECHT VAN IJSELSTEIN in 1279 een aantal goederen in erfpacht. Bij deze gelegenheid zowel als bij een hernieuwing in 1285 wordt breedvoerig vermeld, dat noch GIJSBRECHT noch zijn voorouders enig recht op deze goederen konden doen gelden, maar dat hij ze dan nu in erfpacht krijgt. Dit zijn de dagelijkse gerechten te IJselstein, gelegen vóór het slot, en voorts te Meerlo en in Overijsel, een gebied, dat zich uitstrekte van de Maarn-dijk langs de IJseldijk tot aan het slot, met de tijnsen van de hofsteden te IJselstein, Meerlo en Overijsel en de smalle tienden. Voorts de tienden te Opburen, Eiteren en Maarne en de visserij aldaar in de IJselDE GEER, Bijdr., bl. 355 en 357 en Cod. Dipl. IV ; 2, bl. 85 en 87.
Dit gerecht te Meerlo met tijns uit de hofstede aldaar moet niet verward worden met het land met gerecht, tijns en tienden, dat c. 1166Inv. no. 33.
en later regelmatig in erfpacht werd uitgegeven door het Kapittel van Oudmunster en in 1313 als het goed, genaamd Merlo, wordt vermeld. Dit goed, dat in 1263 in de villa Eiteren lag tussen de Utweg en de Heeswijker Zijdwinde verkocht AGNESE VAN MERLO, vrouw van BAERNT VAN DORENWERD, in 1311 aan GIJSBRECHT, heer van IJselstein, zoals haar voorouders het hadden van Oudmunster. In dezelfde akte verkoopt zij hem evenwel ook de "oude hofstede van Merlo" in heer GIJSBRECHT VAN IJSELSTEINS gerecht, welke hofstede GIJSBRECHT in 1333 aan het kapittel van St. Marie verkocht. Zij blijkt dan te zijn een stuk land, groot 4 morgen, dat PETER VAN MERLO en zijn zoon LAM in leen hielden van GIJSBRECHT en dat door overlijden van LAM vrij gekomen wasCod. Dipl. IV ; 2, bl. 104.
Vermoedelijk moet deze oude hofstede wèl in verband gebracht worden met het Merlo, dat St. Marie in 1279 in erfpacht gaf aan GIJSBRECHT VAN IJSELSTEIN zie boven. Van Oudmunster hielden de heren van IJselstein verder nog gerecht, tijns en tienden van Achtersloot in erfpacht. IJselstein behoorde met Leerdam en Buren tot de vrije heerlijkheden en heeft zich altijd vrij gehouden van Holland, waaraan het leenroerig was. Het Hof van Holland werd ten opzichte van IJselstein incompetent verklaard en bijdragen in belastingen werden slechts vrijwillig of onder protest en met akte van non-prejudicie betaaldZie onder de afdeling
: Verhouding tot Holland.. Van de plaatselijke gerechten was beroep op het Leenhof, waarvoor later de Domeinraad in de plaats treedtR. FRUIN, Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Utrecht over 1892. IDEM, De vrije heerlijkheden, gelegen in het grensgebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht. In : Versl. En Meded. Oud-Vad. Recht VIII, bl. 352 e.v. J.J. DE GEER, Eiteren en IJsselstein. In : Bijdr. tot de gesch. en oudh. der prov. Utrecht, 1860, bl. 1-179 ; IDEM, Onuitgegevene oorkonden betreffende het slot, de stad en de heerlijkheid van IJsselstein. In : Codex Dipl. van het Hist. Gen. te Utrecht IV: 2, 1860, bl. 78-167. W.A. VAN SPAEN, Historie der heeren van Amstel, van IJsselstein en van Mynden, 1807. A. JOH. MARIS, Uit de Geschiedenis van Polsbroek. In : Jaarboekje van Oud-Utrecht, 1944.
Op Sint-Nicolaasdag in het jaar 1577 had te IJselstein een beeldenstorm plaats en namen de hervormden bezit van de aan die heilige gewijde kerk. Met toestemming van de Domeinraad te Breda werd een predikant benoemd en de hervormde godsdienst is er sedert dien zonder onderbreking uitgeoefend. De goederen van het kapittel, het klooster O.-L.-Vrouwenberg, de vicarie in het gasthuis, het altaar van Sint Catherina in de kerk, de vicarie te Eiteren, waar na de verplaatsing van de kerk naar IJselstein een kapel was gebleven, en die van het O.-L.-Vrouwengilde te IJselstein werden geconfisqueerd door de heer. De rentmeester kreeg naast het beheer van de domeinen ook dat der geestelijke goederen maar hield de beide administraties afzonderlijk van elkaar. Die der geestelijke goederen is in de uit latere tijd bewaarde rekeningen verdeeld in le. het beheer van de klooster- en 2e. die van de kapittelgoederen tezamen met die van de andere bovengenoemde stichtingen. Onder dit hoofdstuk heb ik de stukken opgenomen, die in de oude inventaris van de Raad gebracht zijn onder het hoofd "Geestelijke Goederen", voor zover zij betrekking hebben op goederen ; de andere, die de stichting betreffen en wat daarmede in verband staat, en die met de beheersstukken tezamen in beslag zijn genomen, zijn in het Aanhangsel achteraan geplaatst. De documenten, beschreven onder de hoofden: Stukken, betrefiende bemoeienissen met geestelijke stichtingen, en stukken, verband houdende met collatierechten, berustten van ouds in het archief der heren van IJselstein
reg. no. 1077
1077 1470 Maart 4.
Peter van Vueren Gherijtsz. en Casijn Dircxz., kerkmeesters en procurators van de kerk te Yselsteyn, oorkonden, dat het kapittel dier kerk van de zusters en broeders van het Sinte-Barbarengilde ½ morgen land in Benscoep op de zuidzijde boven de kerk gekocht heeft voor 13 gouden johannis beierse guldens, die het gilde schuldig was aan de kerk en dat het kapittel het geld aan de kerk betaald heeft.
Oorspr. (Inv. No. 248). Het kerkzegel verloren.
N.B. In dorso staat: "Van een halff mergen lants gecoft jeghens Sijnte Barbaren ghilde; van desen lande zijn III bryeven".
reg. no. 1107
1107 1472 Februari 21
Coen heer Ghijsbertz., schout, Symon Gherijts en Aernt Heinricxz., heemraden in Benscop, oorkonden, dat Egbert Willemz. van heer Gherijt van Ghent, pastoor van Benscop, 7 morgen land op de noordzijde van Benscop achter de kerk voor 10 jaar gepacht heeft.
(op Sinte Peters avont ad cathedram).
Oorspr. (Inv. No. 249). Met resten van de zegels der oorkonders in groene was.
reg. no. 1285
1285 1487 Mei 17.
Willam die Weldich, schout, Harmen Aertsz. en Gerit Vranckenz., heemraden in Benscop, oorkonden, dat Adriaen Claisz., zijn vrouw Aeff en hun zoon Jacop Hugenz. 2½ morgen land op de noordzijde in Benscop boven de kerk overdragen aan het kapittel te Yselsteyn.
Oorspr. (Inv. No. 250). Met zegel van Harmen Aertsz. in groene was en geschonden, dat van Willam die Weldich verloren.
N.B. In dorso staat: "van 2½ morgen land verpangelt om 2 morgen als register uutwijst, op die noortzyde in Benschip, genoech te midwegen tusschen Yselsteyn ende de kerck in Benschip. Dit land bruyct Ghysbert van Baicx".
reg. no. 1338
1338 1493 April 18.
Roeloff Hermansz., schout, Cornelis Jansz. en Aelbert de Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat deken, procuratoren en broeders van het Oser Lieve Vrouwen gilde in de Sint Niclaes kerk aldaar van Willem Aertsz., kanunnik, en Aelbrecht van Egmont, executeurs van het testament van Thomas Jansz., in leven deken van het kapittel, 4 morgen land in Benscoep op de noordzijde ontvangen hebben, welk land 4 wilhelmusschilden jaarlijks aan erfpacht opbrengt, die zij zullen aanwenden voor het zieleheil van Thomas Jansz., bij verzuim waarvan eigendom en erfpacht aan het kapittel zullen vervallen.
Oorspr. (Inv. No. 251). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die der laatste twee geschonden.
reg. no. 1578
1578 1524 Mei 1.
Luyt van Vueren, schout, Egbert Gheritsz. en Reyer Arisz., heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Gherit Hermansz. van het kapittel te IJsselsteyn een hofstede te Benscoep op de hoek en aan de westzijde van het Speelvelt voor 10 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 252). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Luyt van Vueren geschonden.
reg. no. 1592
1592 1528 Mei 1.
Luyt van Vuren, schout, Claes Cornelisz. en Jacob Harmensz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Gerit Harmensz. en zijn vrouw, Jan van Nesse, met het kapittel te IJsselsteyn zijn overeengekomen, dat Gerit, zolang de huur van het huis aan het Spuelvelt duurt, het kapittel jaarlijks 1 schild boven de huursom zal betalen, omdat hij een erf achter de kerk tussen de Buyrkamp en de Stege met recht tot betimmering verhuurd heeft aan Cornelis Henricxz., die verplicht zal zijn het huis, dat hij er op gebouwd heeft, af te breken na afloop van de huur, hetgeen tegelijk zal plaats hebben met de afloop van de huur van het huis aan het Spuelvelt.
Oorspr. (Inv. No. 252). Met zegel van Luyt van Vuren in groene was.
reg. no. 1561
1561 1521 Februari 23
Luyt van Vueren, schout, Reyer Arisz. en Arien Aertsz, heemraden te Benscoep, oorkonden dat Gielis Wilmsz. van het kapittel van IJsselsteyn 3 morgen land in Benscoep, aan de zuidzijde beneden de kerk gelegen, voor 10 jaar gepacht heeft.
(op Sinte Mathijs' avont).
Oorspr. (Inv. No. 253). Met de zegels der oorkonders in groene was.
N.B. In dorso: "Nu Ariaen Egberts ende Fop Francken".
reg. no. 1619
1619 1531 Juni 20.
Luyt van Vuren, schout, Ariaen Airt Henricksz. en Jacop Harmensz., heemraden te Benscop, oorkonden, dat Yelis Wilmsz. van het kapittel te IJsselsteyn 3 morgen land in Benscop aan de zuidzijde, beneden de kerk gelegen, voor 10 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 253). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Jacop Harmensz. geschonden.
N.B. In dorso "Nou Arie Egberts ende vranck Foppen".
reg. no. 1620
1620 1531 Juni 20.
Luyt van Vuren, schout, Ariaen Airt Henricksz. en Jan Harbertsz., heemraden te Benscop, oorkonden, dat Claes Dirck Hollensz. van het kapittel te IJsselsteyn 1½ morgen land in Benscop aan de zuidzijde, beneden de kerk, voor 10 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 254). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Aeriaen Airt Henricksz. geschonden.
Reg. no. 1346
1346 1494 Januari 9.
Cornelis Claesz., schout, Heinric Louff Ghijsbertsz. en Vranck Vranckenz., heemraden in Benscoep, oorkonden, dat Geraert de Jonge Florisz., koster te Benscoep, van het kapittel te Yselstein 7 morgen land en een hofstede in Benscoep in de Kerckhouuff gepacht heeft voor 10 jaar.
Oorspr. (Inv. 255). Met zegel van de 1e en geschonden zegels van de beide andere oorkonders in groene was.
N.B. In dorso staat: "Huerbrief van de XIV mergen achter die kerck in Benscop".
Reg. no. 1420
1420 1503 April 6.
Cornelis Claesz., schout, Herman Jacobsz. en Reijner Andriesz., heemraden in Benscoep, oorkonden, dat Cornelis Heynrick Loeffsz. van het kapittel te Yselsteyn 3½ morgen in Benscoep, gelegen in der Kercken Hoeff of der Papenlant, voor 10 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 255). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was, waarvan die der laatste twee geschonden.
Reg. no. 1505
1505 1515 Februari 16.
Peter Koenenz., schout, Cornelis Andryesz. en Reyner Andriesz., heemraden in Benscop, oorkonden, dat Gherijt die Jonge Florijsz., koster aldaar, van het kapittel te Yselstein 14 morgen land in Benscop in der Kercken Hoeff of der Papen land voor 10 jaar gepacht heeft, ingegaan met het jaar 1513.
Oorspr. (Inv. 255). Met de zegels der oorkonders in groene was, dat van Reyner Andriesz. geschonden.
Reg. no. 1560
1560 1521 Februari 23
Luyt van Vueren, schout, Reyer Arisz., en Arien Aertsz., heemraden te Benscoep, oorkonden, dat Anthonis Tuckersz. en Jan Daemsz. voor de ene, en Jan Claes Muggen voor de andere helft, 14 morgen land aldaar, geheten de Kerck Hoeff of der Papenlant, van het kapittel te Yselsteyn hebben gepacht voor 8 jaar.
(op Sinte Mathijs' avond).
Oorspr. (Inv. No. 255). Met geschonden zegels der oorkonders in groene was.
Reg. no. 1600
1600 1529 Juli 22
Luyt Petersz. van Vuren, schout, Jan Gijsbertsz. en Jan Harbertsz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Egbert Geritsz. en Thonis Tuckersz. van het kapittel te IJsselsteyn 14 morgen land te Benscop in de Karckehoeff of het Papelandt hebben gepacht voor 10 jaar, en wel de eerste 10, de tweede 4 morgen.
(op Sinte Mariën Magdalenen dach).
Oorspr. (Inv. No. 255). Met de zegels van Luyt Petersz. van Vuren en van Jan Harbertsz. in groene was, dat van Jan Gijsbertsz. verloren.
Reg. no. 1654
1654 1537 Januari 14.
Luyt van Vueren, schout, Jan Harbertsz. en Harmen Gorisz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Jan Dircksz. en Jacop Jansz. Bras van het kapittel te Yselsteyn 14 morgen land in Benscop in de Kerckehoeff of het Papenlant voor 10 jaar gepacht hebben.
Oorspr. (Inv. No. 255). Met de zegels van de oorkonders in groene was, die van Jan Harbertsz. en Harmen Gorisz. geschonden.
Reg. no. 214
214 1348 Maart 2
Airnoud, heer van Yselsteyn, geeft aan de priesters van de kerk van Yselsteyn een rente, groot 8 pond zwarte tournooizen jaarlijks, gevestigd op 4 morgen land in Benscop, tot het houden van een wekelijkse gezongen memorie na zijn dood volgens inhoud van het testament van wijlen zijn vrouw.
(opten Groeten Vastelavond).
Oorspr. (Inv. No. 256). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. In dorso: "Hier hebben wij eygen lant voir gepangelt tegen Jan van der Graft. Tes die memory van heer Arnt, heer tot Yselsteyn".
Reg. no. 943
943 1454 Juni 28
Schout en buren van Benschip oorkonden, dat Jan van der Graft 4 morgen land in Benscip aan de zuidzijde boven de kerk aan het kapittel te IJselstein heeft overgedragen.
(op Sinte Pieters ende Pauls avont).
Oorspr. (Inv. No. 256). Met twee zegels in groene was, een derde verloren.
N.B. In dorso: "Littera Johannis van der Graft de terra permutata". Het stuk is gedeeltelijk onleesbaar door slijtage.
Reg. no. 1448
1448 1506 Februari 16.
Herman Roeloffsz., schout, Aelbert de Hert en Dirck van der Molen, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Aeriaen Claesz. van het kapittel 4 morgen in Benscoep boven de kerk aan de zuidzijde voor 8 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 256). Met geschonden zegels der 3 oorkonders.
Reg. no. 1490
1490 1513 Februari 10.
Peter Koenez., schout, Adriaen Aerntsz. en Cornelis Andriesz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Jan Andriesz. en Reyner Andriesz. van het kapittel te Yselstein 4 morgen land in Benscop aan de zuidzijde boven de kerk voor 10 jaar gepacht hebben.
Oorspr. (Inv. No. 256). Het zegel van Adriaen Aerntsz. verloren, die van de beide anderen in groene was en geschonden.
Reg. no. 1644
1644 1534 November 11
Heynrick van Dam Jansz., schout, Ariaen Bouwensz. en Jan Andriesz. die Wilde, schepenen van IJsselsteyn, oorkonden, dat Ariaen Ariaensz. Verkerck van het kapittel aldaar 4 morgen land in Benscop in de Hoefslag aan de zuidzijde boven de kerk voor 10 jaar, ingegaan in 1532, gepacht heeft.
(op Sinte Martijnsdach in den winter).
Oorspr. (Inv. No. 256). De zegels van de drie oorkonders verloren.
Reg. no. 1704
1704 1543 November 22.
Gerrit Joestensz., schout, Mr. Aert Cornelisz. en Jan Huygenz. van Scerpenisse, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ariaen Ariaensz. Verkerck van het kapittel aldaar 4 morgen, gelegen in Benscop in de hoefslag aan de zuidzijde boven de kerk, voor 10 jaar, ingegaan in 1542, gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 256). Met de zegels van de schout en Jan Huygenz. in groene was, dat van Mr. Aert Cornelisz. verloren.
N.B. In dorso: "nou Daem Woutersz".
Reg. no. 1059
1059 1468 Juni 10.
Willem die Weldich, schout, Egbert Willemsz. en Mychiel die Weldich, heemraden van Benscop, oorkonden, dat Goswijn Bruntsz. 7 morgen, gelegen in Benscop boven aan de zuidzijde, heeft overgedragen aan het klooster van Onser Liever Vrouwen Berch in Yselsteyn.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels der 3 oorkonders in groene was.
N.B. In dorso staat … "Nou Cornelis Hermans" (?).
Reg. no. 1295
1295 1488 Januari 23.
Broeder Huge, prior, en het konvent van het Cisterciënserklooster Onser Liever Vrouwen Berch by Yselsteyn machtigen broeder Roelof Claisz., keldermeester, om 7 morgen, gelegen boven in Benscop, aan het kapittel te Yselsteyn over te dragen.
Oorspr. (Inv. No. 257). Het conventszegel verloren.
Reg. no. 1296
1296 1488 Januari 26.
Willem die Weldigh, schout, Aernt Heinricxz. en Claes Jansz., heemraden in Benscoip, oorkonden, dat broeder Roeloff Claesz., uit naam van het Cisterciënser convent van Onser Liever Vrouwen Berch by Ysellsteyn, 7 morgen land in Benscoip aan de zuidzijde heeft overgedragen aan het kapittel te Ysellsteyn.
Oorspr. (Inv. No. 257). De zegels van de drie oorkonders verloren.
N.B. In dorso staat: "dit lant anno 39 Jan Koster".
Reg. no. 1360
1360 1495 Januari 6.
Cornelis Claesz., schout, Aernt Heinricxz. en Haynrick Loeff, heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Jan Louwenz. van het kapittel van Yselsteyn 7 morgen, gelegen boven in Benscop aan de zuidzijde, voor 8 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van Aernt Heinricxz. en Haynrick Loeff in groene was, dat van Cornelis Claesz. verloren.
Reg. no. 1418
1418 1503 Februari 16.
Cornelis Claesz., schout, Willem Voppenz. en Harman Jacobsz., heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Jan Louwenz. van het kapittel te Ysellsteyn 7 morgen, gelegen boven in Benscoep aan de zuidzijde, voor 8 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels der 3 oorkonders in groene was.
Reg. no. 1491
1491 1513 Februari 20.
Harman Roelofsz., schout, Aelbert die Hert, Adriaen Adriaensz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Reyner Jansz. van Bosechem van het kapittel aldaar 7 morgen land in Benscop aan de zuidzijde boven de kerk voor 4 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met geschonden zegel van Adriaen Adriaensz. in groene was, de zegels der beide anderen verloren.
Reg. no. 1569
1569 1522 September 15.
Cornelis Jacopsz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Ariaen Bouwensz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Henricksz. Bloem van het kapittel aldaar 7 morgen, gelegen boven in Benscop aan de zuidzijde, voor 10 jaar ingaande 1523 gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. In dorso: "Jan Costers huerbrief van de VII morgen".
Reg. no. 1633
1633 1532 September 17.
Henrick van Dam Jansz., schout, Gerrit Joostensz. en Aryaen Gerritsz. Spronck, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat heer Henrick Bloem Henricksz., kanunnik, van het kapittel aldaar 7 morgen boven in Benscop aan de zuidzijde voor 10 jaar, ingaande 1533, gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van Henrick van Dam Jansz. en Aryaen Gerritsz. Spronck in groene was, dat van Gerrit Joostensz. verloren.
Reg. no. 1702
1702 1543 Februari 8.
Gerrit Joestensz., schout, Cornelis Jacobsz. en Jacob Woutersz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Heynricksz. Bloem van het kapittel aldaar 7 morgen boven in Benscop aan de zuidzijde voor 10 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. In dorso: "huerbrieff …. Jan Coster".
Reg. no. 1846
1846 1555 Mei 21.
Claes van Losstadt, schout, Gielis Hermansz. en Franck Aertsz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Herman Fransz. van het kapittel van Yselsteyn 7 morgen land, boven in Benscop aan de zuidzijde, voor 8 jaar, ingaande 1553, gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 257). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Claes van Losstadt geschonden.
reg. no. 1886
1886 1561 Augustus 10.
Franck Daemsz. geeft 10 gulden aan verschenen pacht in consignatie aan gezworenen te Benscop ten behoeve van de vicarie op het S. Caterijnenaltaar in de kerk te IJsselstein, te innen door de vicaris, fungerende op de vervaldag, alles overeenkomstig de fundatiebrief.
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 258).
reg. no. 1892
1892 1562 November 15.
Claes van Losstadt, schout, en Jan Frericksz., arbiters, oorkonden, dat Screvel Screvelsz. van het kapittel te Yselsteyn 3 morgen land, gelegen aan de noordkant van Benscop, boven de kerk, voor 8 jaar gepacht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 259).
N.B. Het stuk is een chirograaf.
reg. nos. 1920 en 1923
1920 1566 Mei 20.
Het kapittel te Yselsteyn geeft aan Cornelis Jan Gerritsz. 7 hond land in Benscop aan de noordzijde beneden de kerk in erfpacht.
Geïnsereerd in de brief dd. 1566 Juli 14 (Reg. No. 1923).
1923 1566 Juli 14.
Claes van Losstadt, schout, Olof Corsz. en Luyt van Vueren, heemraden van Benscop, oorkonden, dat Cornelis Jan Gerritsz. van het kapittel te Yselsteyn 7 hond land in Benscop aan de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft, zoals vermeld in de brief dd. 1566 Mei 20 (Reg. No. 1920), hierin geïnsereerd.
Oorspr. (Inv. No. 260). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.
reg. nos. 1947
1947 1572 December 17.
Het kapittel van de kerk te Yselsteyn geeft aan Ghijsbert Joestensz. 7 hond land in Benscop aan de noordzijde beneden de kerk in erfpacht.
a) Oorspr. (Inv. No. 260). Met geschonden groot zegel van het kapittel.
b) Geïnsereerd in de brief dd. 1573 Januari 8 (Reg. No. 1948).
reg. nos. 1947 en 1948
1948 1573 Januari 8.
Franck Aertsz., schout, Olof Corsz. en Toenis Claesz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Gijsbert Joestensz. van het kapittel te IJsselsteyn 7 hond land in Benscop aan de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft, zoals vermeld in de brief dd. 1572 December 17 (Reg. No. 1947), hierin geïnsereerd.
Oorspr. (Inv. No. 260). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.
Reg. no. 1649
1649 1536 Februari 12.
Luyt van Vueren, schout, Harmen Gorisz. en Jan Harbertsz., heemraden van Benscop, oorkonden, dat Daem Woutersz. van het kapittel te Yselsteyn 4 morgen in Benscop aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 261). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan dat van Jan Harbertsz. geschonden.
Reg. nos. 1955 en 1956
1955 1577 Januari 7.
Het kapittel van de kerk te Yselsteyn geeft aan Daem Jansz. uit Benscop 4 morgen land aldaar aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht.
Geïnsereerd in de brief dd. 1577 Januari 9 (Reg. No. 1956).
1956 1577 Januari 9.
Anthonis van Nes, schout, Jan Airtsz. Lange en Cornelis Jacobsz. van Hooff, heemraden van Benscop, oorkonden, dat Daem Jansz. uit Benscop van het kapittel te Yselsteyn 4 morgen in Benscop aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht heeft ontvangen, zoals vermeld in de brief dd. 1577 Januari 7 (Reg. No. 1955), hierin geïnsereerd.
Oorspr. (Inv. No. 261). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.
Reg. no. 1965
1965 (16e eeuw).
Het kapittel van de kerk te IJsselsteyn geeft aan Jan Daem Woutersz. in Benscop 4 morgen land aldaar aan de noordzijde boven de kerk in erfpacht.
Oorspr. (Inv. No. 261). Met het kapittelzegel in groene was.
reg. no. 630
630 1414 Januari 9
Johan, heer van Egmont en Yselsteyn, geeft het kapittel te Yselstein 5 morgen land in Polsbroec op de Noordzijde in ruil voor 4 morgen land aldaar.
(des Dinxsdaghes na Dertienden dach).
Oorspr. (Inv. No. 262). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 1431
1431 1505 Januari 7.
Jacob Voechsz., schout, Jan Claesz. en Willem Ghijssbertsz., heemraden van Polssbroick op de noordzijde, oorkonden, dat Jan Gherijtsz. van het kapittel te Ysellsteyn 1/3 van 5 morgen, dus 10 hond, in Polssbroeck in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 263). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de eerste twee geschonden.
reg. no. 1682
1682 1540 November 3.
Jan Martensz., schout, Jan Aertsz. en Cornelis Adriaensz., gezworenen in Polsbrouck, oorkonden, dat Adriaen Thonisz. van het kapittel te IJsselsteyn 4 morgen en 5 hond land in Polsbrouck aan de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 264). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1681
1681 1540 November 3.
Jan Martensz., schout, Jan Airtsz. en Cornelis Ariaensz., gezworenen in Polsbroick, oorkonden, dat Marten Jansz. Snoeck(?) van het kapittel te Yselsteyn 2 morgen in Polsbroick op de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 265). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
reg. no. 1683
1683 1540 November 3.
Het kapittel van de kerk te Ysselsteyn geeft aan Claes Andriesz. 5 morgen land in Polsbroick op de noordzijde in erfpacht.
Oorspr. (Inv. No. 266). Met geschonden groot zegel met contrazegel van het kapittel in groene was.
Reg. no. 1449
1449 1506 April 4.
Frederick van Egmont, graaf van Buren en Lederdam, heer van Ysellsteyn, Kraendonck enz., machtigt zijn rentmeester, Jaspair van Eesscheren, om voor schout en heemraden van zijn dorp Polssbroick aan het kapittel te Yselsteyn in vrije eigendom over te geven een hoeve, dat is 16 morgen land, in Polsbroick op de noordzijde, vrij gekomen door de dood van Steven van der Sevender, die ermee beleend was.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. Aan deze brief is vastgehecht de brief dd. 1506 April 20 (Reg. No. 1451). In dorso: "nu …. uytgegeven in erfpacht".
Reg. no. 1451
1451 1506 April 20.
Jacob Voechtsz., schout, Willem Ghijssbertsz. en Aert Dircxz. van Steenwick, heemraden van Polssbroeck op de noordzijde, oorkonde, dat Jaspair van Eesscheren, rentmeester van heer Frederick van Egmont, en diens gemachtigde in deze, aan het kapittel te Ysellsteyn 16 morgen land in Polssbroick op de noordzijde heeft overgedragen, naar inhoud van de machtigingsbrief (zie Reg. No. 1449).
Oorspr. (Inv. No. 267). met de zegels der 3 oorkonders in groene was.
Reg. no. 1458
1458 1507 Februari 21
Jacob Voechtsz., schout, Willem Ghijssbertsz. en Herbert Heinricxz., gezworenen van Polssbroick op de noordzijde, oorkonden, dat Cornelis Jansz. van het kapittel te Yselsteyn 8 morgen aldaar in erfpacht heeft ontvangen.
(op Sinte Peters avondt ad Cathedram).
Oorspr. (Inv. No. 267). Met de zegels der 3 oorkonders in groene was.
Reg. no. 1488
1488 1512 Juni 30.
Adriaen Pellgrimsz., schout, Wyllem Ghijsbertsz. en oude Jan Claesz., gezworenen van Polsbroeck op de noordzijde, oorkonden, dat Jan Heinrickxz. van het kapittel te Yselstein 8 morgen land aldaar in erfpacht heeft ontvangen.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met de zegels van de 3 oorkonders in groene was.
Reg. no. 1581
1581 1525 April 6.
Het kapittel van de kerk te Yselstein geeft 8 morgen in Polsbroeck op de noordzijde in erfpacht aan Dirck Gherid Konenz.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met zeer geschonden groot zegel met contrazegel van het kapittel in groene was.
N.B. In dorso een aantekening, waaruit blijkt, dat in 1551 leenverzoek plaats heeft gehad.
Reg. no. 1582
1582 1525 Mei 31.
Luydt van Vueren, schout, Willem Jansz. en Jan Aertsz., gezworenen van Polsbroick in de heerlijkheid Ysselsteyn, oorkonden, dat Dirck Gerit Koenenz. van het kapittel te Ysselsteyn 8 morgen land in Polsbroick in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met zegels van de oorkonders in groene was, die der laatste twee geschonden.
Reg. no. 1597
1597 1529 Februari 26.
Het kapittel van de kerk te Yselsteyn geeft 8 morgen in Polssbroick op de noordzijde in erfpacht aan Jan Jacobsz.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met geschonden zegel met contrazegel van het kapittel ion groene was.
Reg. no. 1693
1693 1542 Juli 12.
Jan Martensz., schout, Jan Aertsz. en Cornelis Adriaensz., gezworenen van Polsbrouck, oorkonden, dat Sebastiaen Claesz. van het kapittel te IJsselsteyn 8 morgen in Polsbrouck op de noordzijde in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met de zegels van de oorkonders in groene was.
Reg. no. 1803
1803 1552 Februari 4.
Jan Martensz., schout, Cornelis Adriaensz. en Sebastiaen Claesz., gezworenen in Polsbrouck op de noordzijde, oorkonden, dat Adriaen Sebastiaensz. van het kapittel te IJsselsteyn 8 morgen land aldaar in erfpacht ontvangen heeft.
Oorspr. (Inv. No. 267). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de tweede en de derde geschonden.
reg. no. 1830
1830 1553 Maart 16
Jan Martensz., schout, Cornelis Adriaensz. en Sebastiaen Claesz., gezworenen in Polsbrouck op de noordzijde, oorkonden, dat Willem Mathijsz. van het kapittel van de kerk te IJsselsteyn 5 morgen land aldaar in erfpacht ontvangen heeft.
(duysent vijffhondert thwee ende vijftich upten XVIen Marcii stilo curie).
Oorspr. (Inv. No. 268). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
Reg. no. 1222
1222 1482 November 10
Wolter van Baexen, rechter tussen Maess en Wael, oorkondt, dat voor het gerecht van Borcharen Gelis van Hulst en zijn vrouw Mechtelt aan Udo van Merwick, pastoor te Alphen, een hofstede in genoemd gerecht, groot c. 1 morgen, heeft overgedragen.
(op Sinte Meertensavont).
Oorspr. (Inv. No. 269). De zegels van de oorkonder en van Jan Jacopsz. verloren, dat van Wolter van Drueten geschonden en in groene was. Met transfix dd. 1482 November 10 (Reg. No. 1223).
N.B. In dorso staat: "van dat guet toe Haren als van eynen angekofften marghen, die Wolter van Baixen gekofft hefft totten Hof toe Schaer"…
Reg. no. 1223
1223 1482 November 10
Wolter van Baexen, rechter tussen Maess en Waell, oorkondt, dat voor het gerecht van Borcharen Uudo van Merwick, pastoor te Alphen, aan hem heeft overgedragen de hofstede, vermeld in de brief dd. 1482 November 10 (Reg. No. 1222), waardoor deze gestoken is.
(op Sunte Mertens avont).
Oorspr. (Inv. No. 269). Met geschonden zegels van de oorkonder en van Wolter van Drueten in groene was, dat van Jan Jacopsz. verloren.
Reg. no. 1229
1229 1483 Juni 15
Wolter van Baexen, rechter tussen Maess en Wael, geeft ten overstaan van het gerecht van Haeren aan Herberen en Reyner van Oy het recht van wederkoop gedurende 6 jaar van een huis en hofstede met land, geheten het Schaere, voor 27 rijnse guldens.
(op Sente Vitus ende Modestus' dach).
Oorspr. (Inv. No. 269). De zegels van de oorkonder en van Gherijt van den Poll verloren, dat van Wolter van Drueten in groene was en zeer geschonden.
Reg. no. 1230
1230 1483 Juni 15
Wolter van Baexen, rechter tussen Maesse en Waele, oorkondt, dat, ten overstaan van het gerecht van Haeren, jonkvrouwe Aernt van Oy, weduwe van Jan van Oy, weduwe van Jan van Oy, en Herberen en Reyner van Oy, hem een huis en hofstede met land, geheten het Schaere, groot c. 17 morgen, en nog 5 morgen,m hebben overgedragen.
(op Sente Vitus ende Modestus' dach).
Oorspr. (Inv. No. 269). Het zegel van de oorkonder en van Gherijt van den Poll verloren, dat van Wolter van Drueten in groene was en geschonden.
N.B. In dorso: "van den gueden in Maes ende Wale geheyten die Schaer".
Reg. no. 1312
1312 1490 December 24
Jacop van Romsdijck, rechter tussen Maze en Wael, oorkondt, dat voor het gerecht van Borcharen Henrick van Baexen en zijn vrouw Margriete aan mr. Johan die Kock ten behoeve van zijn kinderen Johan, Claes en Gabel 7 morgen land aldaar, grenzende aan de Schaar, hebben overgedragen.
(opten Heiligen Korsavont).
Oorspr. (Inv. No. 269). Met zeer geschonden zegel van de oorkonder in groene was, de zegels van Willem Pijn en Jacop Herbartsz. verloren. Met transfix dd. 1494 April 10 (Reg. No. 1353).
N.B. In dorso staat "anno 1494 hefft Wolter van Baixen anth hoff toe Schare gekofft VII morgen van meister Johan die Cock van Ravenstein".
Reg. no. 1353
1353 1494 April 10
Henrick van Baexen, rechter tussen Maze en Wael, oorkondt, dat in het gerecht van Borcharen mr. Johan die Kock van Ravensteyn en zijn zoons Johan en Claes aan Wolter van Baexen het land, beschreven in de brief dd. 1490 December 24 (Reg. No. 1312), waardoor deze gestoken is, hebben overgedragen en beloofd hebben, dat hun zoon en broeder Gabel er, wanneer hij meerderjarig zal zijn geworden, eveneens afstand van zal doen.
(Donresdaghes na Beloken Paisschen).
Oorspr. (Inv. No. 269). De zegels van Henrick van Baexen en Lucas van Haefften verloren, dat van Wolter van Drueten in groene was en zeer geschonden.
reg. no. 1304
1304 1489 Mei 10
Henrick van Marwick en Claes die Haerdt als "erfpachters" oorkonden, dat Gerit Ploes Zybertsz. en zijn vrouw Stijn aan Arnt van Ploes een stuk land, geheten Arntz camp, in het kerspel Borcharen in Maeze en Waele, groot c. 3½ morgen, grenzende aan de Corte dijck, de gemene weg naar Haerreberch en de wetering, verkocht hebben.
(upten Sonnendach post Johannis ante portam Latinam).
Oorspr. (Inv. No. 270). De zegels van Gherit van Ploes en Claes die Haerdt verloren, dat van Henrick van Marwick in groene was.
reg. no. 1366
1366 1495 Juni 10
Henrick van Baexen, richter tussen Maze en Wael, oorkondt, dat Johanna van Baexen, wijlen Wolters dochter, voor het gerecht te Borcharen aan Henrick van Aarde heeft toegestaan om 3 rijnse guldens jaarlijks, gevestigd op 5 morgen land aldaar, geheten de Aarnskamp, welke rente zij van hem gekocht heeft en die uitbetaald wordt aan Alle Jan, na 5 jaar mag lossen met 36 dergelijke guldens.
(des Woensdages na Heiligen Pinxtdach).
Oorspr. (Inv. No. 270). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was; die van de gerechtslieden, Johan van Hemert en Aernt van Schaefferden, verloren.
reg. no. 1423
1423 1503 Oktober 10.
Aelbert Aelbertsz., de schoenmaker, burger van Utrecht, verkoopt zijn broeder, heer Jacob Aelbertsz., priester, een huis en hofstede, gelegen bij de Plompentoern aldaar aan de oostzijde van de gracht.
Oorspr. (Inv. No. 271). Met zeer geschonden zegel van Heinrick van Amerongen in groene was.
reg. no. 408
408 1382 Mei 7.
Dirc van Muden, schout, Ghisebrecht uten Wijnkel en Willem Spiker, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ye van der Huele voor de memorie van Lisebeth Bloc aan de priesters van de kerk aldaar 40 schellingen jaarlijks schuldig is, te vestigen op zijn huis en hof, en dat Johan Vlamijngh, rector en kameraar van de memorie, erin toestemt, dat dit geld op een ander evenwaardig pand te Yselsteyn bewezen wordt.
Oorspr. (Inv. No. 272). De zegels vazn Dirc van Muden en Willem Spiker verloren, dat van Ghisebrecht uten Winkel, in bruine was.
N.B. In dorso: "Ye van der Hoel XL schellingen, nu bruuct Aernt die Heer, Nescimus".
reg. no. 413
413 1383 December 13
Claes die Weldighe, schout, Aernt Screvel en jonge Heinric die Rijc, schepenen van Yselstein, oorkonden, dat Jan die Veer verklaart de pastoor en de kapelaans 1 pond jaarlijks uit zijn huis schuldig te zijn, welk geld wijlen Willem die Backer en zijn vrouw Trude vermaakt hebben tot een eeuwige memorie voor hun zielen.
(op Sinte Luciën dach Virginis).
Oorspr. (Inv. No. 273). De zegels van de 3 oorkonders zo goed als verloren.
N.B. In dorso: "Wy en weten nyet wat huyse dat is".
reg. no. 973
973 1459 October 10.
Hermen van Everdynghen, schout, Symon Claesz., Heynric Heynricxz. en Claes van Niesse(?), schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dirck Jan Daniëlsz. en Gheertruydt, zijn vrouw, aan het kapittel en aan de kosterij 2 witte stuivers jaarlijks hebben vermaakt, gaande uit een huis aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 274). Met geschonden zegel van Symon Claesz. in groene was, die der andere oorkonders verloren.
N.B. In dorso staat: "nou Jan de Backers, of nou Ariën Joris".
reg. no. 1069
1069 1469 Juli 10.
Jacob van Egmont, schout, Jacob van Hove en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, willigen het verzoek in van Willam Foeyt, burger te Utrecht, tot schatting van het huis van wijlen Lodewich Petersz. en zijn vrouw Lijsbeth boven de Plaetsse, strekkende van de Achterstraet tot de gracht, wegens een schuld van 18 beierse guldens onder voorbehoud, dat het kapittel en de kerk de 2 postulaatguldens jaarlijks, door Lijsbeth vermaakt uit haar helft van het huis, behouden.
Oorspr. (Inv. No. 275). De zegels van de drie oorkonders verloren.
N.B. In dorso staat: "Nou Marye Daemen".
reg. no. 1145
1145 1474 ….
[Peter van Vuren] en …. [kerkmeesters te Yselstein] oorkonden, dat het kapittel een jaarlijkse rente, groot 9 stuivers, gaande uit een huis in de Achterstraat, heeft ontvangen tot het doen van een memorie voor Claes Bouwens.
Oorspr. (Inv. No. 276). Met zegel van de tweede oorkonder in groene was, twee andere zegels verloren.
N.B. De inhoud van dit bijna onleesbaar geworden stuk blijkt uit een dorsale aantekening.
reg. no. 1266
1266 1485 Mei 26.
…., Aelbert die Hert, Aeriaen Heinricxz. en Cornelis Jansz., schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Alijt Aernt Aelbertsz. weduwe en haar zoon, heer Willem Aerntsz., priester, kanunnik te Ysellsteyn, aan het kapittel een rente van 2 rijnse guldens jaarlijks verkochte hebben, gevestigd op een huis, gelegen op de Horn en de zuidzijde van de Achterstraet, oostwaarts begrensd door de Kerkstraat.
Oorspr. (Inv. No. 277). De zegels der 4 oorkonders verloren.
N.B. In dorso: "nou Cornelis Claesz. temmerman".
reg. no. 1410
1410 1502 Mei 10.
Roeloff Hermansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Adriaen Willemsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Peter Willemsz. van Spengen aan het kapittel aldaar een rente, groot 12 stuivers jaarlijks uit zijn huis in de Benscopstraet aan de noordzijde, heeft gegeven tot het doen van een memorie voor Ariaen Oelrijcx dochter, zijn eerste vrouw, voor hemzelf en voor Cornelis Willem Jordensz. dochter, zijn tegenwoordige vrouw.
Oorspr. (Inv. No. 278). Met de zegels vab de drie oorkonders in groene was.
N.B. In dorso: "Nou Cornelis de kistmaker VI st., nou Henrick Veerman(?) tsyne is gelost".
reg. no. 509
509 1398 Februari 14
Aernd van Muden, schout, Dirc die Rode en Dirc Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan van Muden verklaart het kapittel aldaar jaarlijks ¼ gouden pieterman uit zijn huis op de Haven schuldig te zijn.
(op Sente Valentijns dach).
Oorspr. (Inv. No. 279). De zegels van de oorkonders verloren.
N.B. In dorso: "Hyer en is gheen bescheyt aff te vijnden ten helt oeck gheen personen inder memoriën".
reg. no. 1280
1280 1487 Februari 6.
Aelbrecht van Egmont, schout, Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Willem Groenwout en Hermes van Soens verklaard hebben, elk 2 stuivers jaarlijks uit de beterschap van hun huizen aan de Haven aan het kapittel aldaar schuldig te zijn.
Oorspr. (Inv. No. 280). De zegels der 3 oorkonders verloren.
reg. no. 1657
1657 1537 September 28
Heynrick van Dam Jansz., schout, Reyer Jansz. van Buesinchem, Jan Jansz. van Zevender en Cornelis Jacopsz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Andries Petersz. die Wael en Heynrick Willemsz. Boerefijn 2½ morgen, gelegen in de Clinchoeff over de Hogendijck, hebben overgedragen aan Reyer Gijsbertsz.
(op Sinte Michiels avont).
Oorspr. (Inv. No. 281). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de schout, Jan van Zevender, en Cornelis Jacopsz. geschonden.
N.B. In dorso: "Nou Arie Reyersz."
reg. no. 1664
1664 1538 November 18.
Heynrick van Dam Jansz., schout, Gherrijt Roeloffsz. van Loyesteyn en Cornelis Jacopsz., schepenen van Yselsteijn, oorkonden, dat Reyer Gijssbertsz. van het kapittel 100 gulden hollands ontvangen heeft tegen een losrente van 6 gulden jaarlijks, waarvoor Reyer 2½ morgen in de Clinckhoeff aan de Hogendijck in onderpand geeft.
Oorspr. (Inv. No. 281). Met zegel van de 1e en geschonden zegels der beide andere oorkonders in groene was.
reg. no. 1419
1419 1503 Maart 4
Roeloff Harmansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Aernt van de Kreytier, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Geryt Jansz. aan het kapittel een rente, groot 5 stuivers jaarlijks, uit zijn huis aan de oostzijde van de Kerckstraat verkocht heeft.
(op Saterdach den vierden dach in Mairte).
Oorspr. (Inv. No. 282). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die der eerste twee geschonden.
Reg. no. 1556
1556 1520 November 4.
Cornelis Jacopsz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde, mr. Aernt Cornelisz. en Ghijsbert Jansz. Sinckell, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Aleyt Jacob Gerbrantsz. weduwe en haar kinderen een huis aan de oostzijde van de Kerckstraat aan de bovenzijde naast de IJzere Roester, hebben overgedragen aan Mary Wouters weduwe van Baicx, die het hun weer tegen een erfpacht van 1 gouden philipsgulden jaarlijks, losbaar met de penning 16, heeft teruggegeven.
Oorspr. (Inv. No. 283). Met de zegels van de 4 oorkonders in groene was, waarvan die van de eerste en de vierde geschonden. Met transfix dd. 1529 April 6 (Reg. No. 1598).
N.B. In dorso: "Nou Albert Gerritsz. ende Weyben".
Reg. no. 1598
1598 1529 April 6.
Henrick van Dam Jansz., schout, Aryaen Bouwensz., Gerrit Joestensz. en Gijsbert Jansz. Scinckel, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Gijsbert van Baicxen, ambtman van Graeff, aan het kapittel te Yselsteyn, de losrente, vermeld in de brief dd. 1520 November 4 (Reg. No. 1556), waardoor deze gestoken is, gegeven heeft tot het doen van een memorie voor zijn ouders.
Oorspr. (Inv. No. 283). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan alleen dat van Henrick van Dam Jansz. ongeschonden.
reg. no. 1165
1165 1477 Januari 15.
Ariaen Heinricxz., schout, Andries Jansz. en Cornelis Jansz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Mr. Claes van Teffellen, pastoor der kerk aldaar, aan Willam Aertsz., priester, kanunnik aldaar, Aelbrecht van Egmont en Peter van Vueren, als executeurs van heer Thomas Jansz., in leven priester en deken aldaar, een jaarlijkse rente, groot 1½ rijnse gulden, uit de beterschap van een huis in Yselsteyn op de hoek van de Papenstraet en de Kerckstraet, losbaar met de penning 14, verkocht heeft.
Oorspr. (Inv. No. 284). Met geschonden zegels van de 3 oorkonders in groene was.
N.B. In dorso staat: "Dese anderhalve rijnsgulden heeft heer Greit Woutersz. afgeloest na uutwysen der brieven dairaf sprekende, geschiet anno XXcXVIII septima Maii".
reg. no. 1387
1387 1499 Maart 16.
Roeloff Hermansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Aernt van de Kreytier, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Adriaen, weduwe van Heinrick die Metsselair, aan het kapittel aldaar tot het doen van een memorie voor haar overleden man een rente, groot 8 stuivers jaarlijks, gaande uit haar huis in de Papenstraet, gegeven heeft.
Oorspr. (Inv. No. 285). Met de zegels van de 3 oorkonders in groene was, waarvan die van de laatste twee geschonden.
reg. nos. 1480 en 1507
1480 1510 September 7
Willem Aertsz. maakt zijn testament, waarbij hij o.m. beschikkingen maakt betreffende het houden van memories voor zichzelf, zijn ouders e.a. in de kerk te Yselstein, waarvoor het kapittel 1 rijnse gulden jaarlijks krijgt uit het Schoutenhuis, terwijl hij zijn nicht Fye opdraagt zijn niet geschreven beschikkingen aan de executeurs mede te delen.
(in profesto Nativitatis Beate Marie semper virginis).
Oorspr. op papier (Inv. No. 286).
1507 1515 April 6
Anthonis Hoflandt, notaris, instrumenteert, dat Fye Arts dochter, nicht van Willem Artsz., mededeling heeft gedaan van een schikking, haar door deze mondeling te kennen gegeven, o.a. dat wat hij behalve het in zijn testament vermelde zou nalaten benevens het huis, dat hij bewoonde, (dit na Fye Arts dochters dood) aan zijn executeurs testamentair in handen gesteld moet worden om het te gebruiken voor zijn zieleheil.
(in den sacristie der kercken van Yselstein).
Oorspr. op papier (Inv. No. 286).
reg. no. 233
233 1350 April 11
Johan Cose, schout, Willam Claes Weldighenz., Jacob Costwijnsz. en Gherijt Oudelant, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Everaet Dircs Veren, Albrecht Jacob Woenuncsz. zoon en Johan, zijn broeder, verklaren schuldig te zijn aan Erkenraet Henric Keysers een rente, groot 3 pond jaarlijks, losbaar met de penning 11, gaande uit het huis bij de Sluis.
(des Sonnendaghes na Beloken Paschen).
Oorspr. (Inv. No. 287). De zegels van de 4 oorkonders en van heer Arnout, heer van Yselstein, verloren.
N.B. In dorso: "dees III lb. sijn halff af geset ende wy hebben der noch sijnt II lb. uut, dair is een bryeff aff".
reg. no. 1273
1273 1485 December 6.
Aelbrecht van Egmont, schout, Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Ghijsbert Jan Claessz. zoon aan het kapittel van de kerk aldaar tot het houden van een memorie voor hem en zijn vrouw Margriete een erfrente, groot 2 pond jaarlijks, schuldig is, gaande uit zijn huis in de Twijnstraet.
Oorspr. (Inv. No. 288). Met de zegels der eerste twee oorkonders in groene was, terwijl dat van de 3e verloren is.
reg. no. 1257
1257 1485 Februari 6.
Aelbrecht van Egmont, schout, Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Eybe Jacobs dochter, weduwe van Jan Willemsz., verklaart het kapittel aldaar een erfrente van 1 pond jaarlijks schuldig te zijn, gaande uit haar huis in de Voirstraet, voor een memorie voor Baert Otten, haar tante.
Oorspr. (Inv. No. 289). De zegels der oorkonders verloren.
N.B. In dorso: "nou Cornelis van Tricht alias Mont …"(?)
reg. no. 1056
1056 1467 December 21.
Ghijsbrecht die Weldige, schout, Peter van Vueren, Heinrick Hogenz. en Jacob van Hove, schepenen van Ysellsteyn, oorkonden, dat Jan Zweersz. verklaart schuldig te zijn aan het kapittel van de Sint Niclaeskerk aldaar een rente, groot 5 pond jaarlijks, gevestigd op 1 morgen land in de Achtersloet, uit welk land zij reeds een rente, groot 2 pond 1½ boddrager, hebben.
Oorspr. (Inv. No. 290). Met de zegels van de 4 oorkonders in groene was, waarvan die der eerste 3 geschonden.
N.B. In dorso staat: "nou Floris Claesz. ter Gouwen".
reg. no. 1080
1080 1470 April 3.
Jacob van Egmont, schout, Heinrick Hogenz., Gerijt van der Gos en Adriaen Gerijtsz., landgenoten in het gerecht van de Dom, oorkonden, dat Willam Aerntsz. schuldig is aan het kapittel te Yselsteyn een rente, groot ½ gouden johannis beierse gulden jaarlijks, gevestigd op 2½ morgen land, geheten de Hoge Camp in het gerecht van de Dom.
Oorspr. (Inv. No. 291). De zegels van de vier oorkonders verloren.
N.B. In dorso staat: "van ½ b. gulden uut 2½ mergen ligghende in den Achtersloot in der heeren gerecht van den Doem. Uut denselven lande hebn de heeren noch XII stuver voor Willem Arntsz. memory ende voor Stijn ende Fie, sijn wyven".
reg. no. 1276
1276 1486 April 26.
Aelbrecht van Egmont, schout, Heinrick Hogenz., Ariaen Heinricksz. en Ghijsbert Jan [Claes]z., landgenoten in het gerecht van de Dom, oorkonden, dat Geryt …. aan het kapittel te Yselsteyn een rente van 16 stuivers jaarlijks geeft, gaande uit een morgen land in de Achtersloet.
Oorspr. (Inv. No. 292). De zegels van de 1e, 3e en 4e oorkonder verloren, dat van de 2e in groene was en geschonden.
N.B. In dorso: "Nou Jan Spijckers erven".
reg. no. 1563
1563 1522 Januari 10.
Cornelis Jacopsz., schout, Ghijsbert Jansz. Scinckell en Jan Andriesz. die Wilde, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Jan Henricksz. Spyker verklaard heeft het kapittel aldaar schuldig te zijn voor de memorie van Henrick Gerritsz. Spyker en Lijsbeth Jansdr. van Bueseckom, zijn ouders, een rente van 12 stuivers jaarlijks, gevestigd op een halve hoeve pachtland in de Aftersloet, in eigendom toebehorende aan het klooster ten Daele buiten Utrecht.
Oorspr. (Inv. No. 293). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die van de eerste en de derde geschonden.
Reg. no. 1518
1518 1516 Augustus 31.
Cornelis Jacopsz., schout, Aelbert die Hert, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Pelgrim Woutersz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat de kinderen van Celye, vrouw van Jan Aerntsz., getuigen, dat zij aan kerk en kapittel en verscheidene geestelijke stichtingen renten vermaakt heeft, gevestigd op het land in de Hoge Biesen, nu gebruikt door Jonge Gherijt die Man, die de renten mag aflossen met de penning 16.
Oorspr. (Inv. No. 294). Met de zegels der oorkonders in groene was.
N.B. In dorso: "nou Jan Cock".
Reg. no. 1519
1519 1516 Augustus 31.
Deken en kapittel van de Sint Nicolauskerk te Yselsteyn oorkonden, dat wijlen Celye, in leven vrouw van Jan Aerntsz., hun bij testament een rente, groot 2 rijnse guldens 16 stuivers jaarlijks, gevestigd op een stuk land in de Hoge Biesen, vermaakt heeft o.m. tot het houden van memories, terwijl bij verzuim door het kapittel het geld aan de kerk komt tot het kopen van wijn, was en olie.
Oorspr. (Inv. No. 294). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 862
862 1441 October 6.
Dijrck die Goeyer, schout, Aelbert Heynner en Jan van Bunschoten, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dijrck die Roede aan het kapittel een rente, groot 1 pond jaarlijks, gevestigd op 1 morgen land in Eyteren op het Oudeland beneden de poort, heeft vermaakt.
Oorspr. (Inv. No. 295). De zegels van de drie oorkonders verloren.
reg. no. 1268
1268 1485 Juni 10.
Aelbert van Egmont, schout, Heinrick Hogenz., Cornelis Jansz. en Aelbert Hert, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Adriaen Heinricxz., na zijn zoon Ludolff de erfenis zijner moeder afgestaan te hebben, verklaart het kapittel een rente van 7 pond jaarlijks schuldig te zijn, gaande uit land op het Oudelant aan de Eyterensteeg, tot het doen van een memorie voor Heinrick Mertensz. en Hase, zijn ouders, hem zelf, wijlen zijn vrouw en zijn zoon Heinric.
Oorspr. (Inv. No. 296). De zegels van de vier oorkonders verloren.
reg. no. 1396
1396 1500 Juli 10.
Roeloff Hermansz., schout, Ghijsbert Jansz. die Wilde en Aernt van den Kreytier, schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Dirck Gerijtsz. het kapittel aldaar tot het houden van een memorie voor hem, zijn vrouw Marike en zijn dochter Haze een rente, groot 18 stuivers jaarlijks, geeft, gaande uit de beterschap van de erfpacht van 2½ morgen land, die Dirck Gerijtsz. in erfpacht heeft van de Dom te Utrecht en gelegen is op het Oudelant beneden de poort en beneden de kapel van Eyteren.
Oorspr. (Inv. No. 297). Met de zegels van de 1e en de 3e oorkonder in groene was, terwijl dat van de 2e verloren is.
N.B. In dorso staat: "Nou Arie Herman Dircsz.".
Van dit zwaar beschadigde stuk is geen regest te maken. In dorso staat: "Nou Jacop Jansz. erve"
reg. no. 407
407 1382 Mei 7.
Heinric van Eck, schout van Benscoep, uitspraak doende tussen Jan Vlamyng, rector en kameraar van de memoriëen van de priesters in de kerk te Yselsteyn ener-, en Claes Kivitsz. anderzijds, naar aanleiding van het feest van Sinte Peternelle, door Aernoud, heer van Yselsteyn ingesteld, veroordeelt Claes tot betaling aan de priesters van 10 pond achterstallige rente en 30 schellingen jaarlijks aan pacht van 1 morgen land.
Oorspr. (Inv. No. 299). Met losgeraakt zegel van de oorkonder in groene was.
N.B. In dorso: "XXX sc. tsiairs van Synte Peternellen feeste; zy sijn verloren".
reg. no. 1510
1510 1515 Augustus 9
Vranck Cornelisz., schout, Pieter Koennenz. en Reyer Arisz., heemraden van Benscoep, oorkonden, dat Vranck Vranckenz. de rente, groot 3 pond zwarten en 5 schellingen jaarlijks, het kapittel te Yselsteyn toebehorende tot een memorie voor zijn grootmoeder Marige Buddigs, gevestigd heeft op ½ morgen land in Benscoep, beneden de kerk aan de zuidzijde, in plaats van op de ½ morgen, waarop zij tot nog toe gevestigd was.
(op Sinte Lourens' avont).
Oorspr. (Inv. No. 300). Met geschonden zegels van de drie oorkonders in groene was.
reg. no. 1236
1236 1484 Februari 3
Wolter van Baex, rechter tussen Maese en Wale, oorkondt, dat, ten overstaan van Alert Verhautert en Jan Petersz., gerechtslieden van Haeren, e.a., Jacob van den Broeck en zijn vrouw Mechtelt verklaard hebben, aan Fyerken Harmensz., koster te Haeren, ten behoeve der kosterij een rente, groot 18 stuivers jaarlijks, gevestigd op 5 hond land aldaar, geheten Arnt Buysen hostat, vroegere gevestigd op het land, geheten die Costerye, schuldig te zijn.
(op Sunte Blasius' dach).
Oorspr. (Inv. No. 301). De zegels van Wolter van Baex, Alert Verhautert en Jan Petersz. verloren.
N.B. In dorso: "Item een brieff van achtien stuvers die die costerie toebehorden die Wolter van Baixen gefriet hefft uth ein angekoffte stucke landtz und anderswaer belegghet hefft tott profit des vurscr. costerien van Haeren".
reg. no. 1901
1901 1563 Juli 26.
Johan Beernts, schout, Jan Cornelisz., Thomas Gijsbertsz., Evert Meusz. en Claes Adriaensz., schepenen van Jaersvelt, oorkonden, dat Jannichghen, weduwe van Cors Eelgis, erkent het kapittel te Ysellsteyn 15 carolusguldens jaarlijks schuldig te zijn, te bewijzen op 2 morgen land in Over-Jaersvelt in de Batho, losbaar met 200 philippusguldens.
Oorspr. (Inv. No. 302). Met de zegels van de schout, Thomas Gijsbertsz., en Jan Cornelisz. in groene was, dat van Jan Cornelisz. geschonden.
reg. no. 412
412 1383 November 29
Floeyer Jansz., Dirc van Loen en Willem van der Huel, schepenen van Scoenhoven, oorkonden, dat Aellaert Ghijsbrecht Podelwijxz. aan heer Jan Tolnaer Hughenz. een rente, groot 3 pond hollands jaarlijks, uit zijn huis op de haven heeft gegeven.
(op Sinte Andries' avond).
Oorspr. (Inv. No. 303). Met zeer geschonden zegels van Floeyer Jansz. en Willem van der Huel en geschonden zegel van Dirc van Loen.
reg. no. 421
421 1384 November 6
Mychiel Mychielsz. en Willam van der Huel, schepenen van Scoenhoven, oorkonden, dat Martijn Egghaertsz., Claes Nessemansz. en Gheertruut Nessemans dochter beloofd hebben heer Jan Tolner Hughenz. te betalen 30 schellingen hollands jaarlijks behorende tot O.L.V. altaar in de kerk te Schoonhoven uit een huis en erf aan de westzijde van de Scoemakersteghe.
(op Sinte Willebroerds avond).
Oorspr. (Inv. No. 304). Met de zegels der oorkonders in bruine was.
reg. no. 447
447 1389 Maart 20
Aernd, heer van Egmond en Yselsteyn, geeft de kapelaans in Yselstein 2 pond groten jaarlijks, losbaar met de penning 10, als vergoeding voor de achterstal van hetgeen zijn moeder hun bij testament vermaakt had en tot het houden van een memorie.
(op Sinte Benedictus' avond in Maerte).
Oorspr. (Inv. No. 305). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 1543
1543 1519 Januari 2.
Deken en kapittel van de Sint Nycholauskerk te Yselsteyn verklaren ontvangen te hebben van Reyner Jansz. van Buesechom en Gerrit Philipsz. 120 rijnse guldens tot het houden van zielmissen voor wijlen Henrick Gerrytsz. Spyker en Elizabeth Jans dochter, zijn vrouw, welk bedrag bij verzuim van het kapittel door de drost, de kerkmeesters en erfgenamen zal verhaald worden op het kapittelgoed en besteed tot zieleheil van genoemde personen.
Oorspr. (Inv. No. 306). Met geschonden zegel van het kapittel en dat van Aelbrecht van Egmont, drost, in rode was; het kerkzegel van kerkmeesters verloren.
reg. no. 1542
1542 1518 December 26.
Het kapittel van de Sint Niclaeskerk te Yselsteyn verklaart ontvangen te hebben van de executeurs testamentair van wijlen mr. Ghijsbert Evertsz., priester en kanunnik aldaar, 120 rijnse guldens tot het houden van een erfelijke zielmis voor hem e.a. elke Zondag.
Oorspr. (Inv. No. 307). Met weinig geschonden groot zegel van het kapittel in groene was, het zegel van Ailbrecht van Egmont, drost, in rode, de zegels van Henrick van Dam, Gherrit Dircksz. en mr. Aernt Cornelisz. in groene was, waarvan het laatste geschonden.
reg. no. 1030
1030 1465 Mei 20.
Broeder Aernt, prior, en convent van het klooster Onser Vrouwen Berch te Yselsteyn verklaren te hebben ontvangen van Jutte Wolfers dochter van Culenborch, weduwe van Jacop van Alckemaden, een som geld, waarvoor zij een rente, groot 3 gouden franse schilden jaarlijks, gekocht hebben tot het houden van een memorie voor haar en haar man en tot een wijnuitdeling in het klooster, welke rente bij in gebreke blijven van het convent aan het kapittel van de kerk te Yselsteyn zal komen.
Oorspr. (Inv. No. 308). Met het conventszegel in groene was.
N.B. In dorso staat: "Parum ad nos". En in een ouder handschrift: "tEs een vercuym dat ghescyeden mocht in onsen cloester".
reg. no. 1927
1927 1567 Augustus 22.
Richardus van Santen, abt van het klooster van Camp, ratificeert als visitator van het klooster van Onser Liever Vrouwen Berch te Yselsteyn de vestiging van een losrente, groot 18 carolus guldens 5 stuivers jaarlijks, ten behoeve van heer Johan Crap, prebendarius van de Dom te Utrecht, op 3 morgen land in Oud Eyteren naar inhoud van de brief, waardoor deze gestoken is.
Oorspr. (Inv. No. 309). Het zegel van de oorkonder ontbreekt.
N.B. Gecancelleerd. De brief, waardoor deze gestoken was, is verloren.
reg. no. 1952
1952 1573 December 15.
Jacob Woutersz. van Nordelois(?) en Ghijsbert Tonisz., schepenen van Yselsteyn, oorkonden, dat Willem de Swart, prior, en Arnoldus van der Graeff, subprior van het konvent aldaar, aan Cornelis Jansz. de Wilde als onderpand geven voor een schuld, groot 250 gulden, 4 morgen land op Over-Oudelant, waarvan hij reeds pachter was.
Oorspr. (Inv. No. 310). Met het zegel van de 1e oorkonder en geschonden zegels van het convent en Ghijsbert Tonisz. in groene was.
N.B. Het stuk is gecancelleerd.
reg. no. 271
271 1356 September 29
Aernout, heer van Yselsteyn, geeft ter eere Gods en van Sint Ewald tot het stichten van een altaar in het gasthuis te Yselsteyn of elders, 4 morgen land in Polsebroec, 1½ morgen in Benscop en 7 hond en 10½ hond in het Oudeland van Yselsteyn.
(op Sinte Michiels dach).
a) Oorspr. (Inv. No. 311). Met geschonden groot zegel en contrazegel van de oorkonder in groene was.
b) Gevidimeerd in de akte dd. 1357 Januari 1 (Reg. No. 272).
reg. nos. 271 en 272
272 1357 Januari 1
Heinric van den Rijn, proost van de kerk van Sint Johan te Utrecht, geeft vidimus van de brief dd. 1356 September 29 (Reg. No. 271).
(op den Jaersdach).
Oorspr. (Inv. No. 311). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was.
In 1409 huwde JAN VAN EGMOND, heer van IJselstein, MARIA VAN ARKEL na haar in 1406 ontvoerd te hebben. Zij was een dochter van JAN VAN ARKEL en JOHANNA VAN GULIK, zuster van de kinderloze REINOUD, hertog van Gelre. Daar MARIA 'S enige broeder WILLEM in 1417 bij het beleg van Gorinchem sneuvelde, werden MARIA 'S zoons de erfgenamen zowel van de Gulikse als van de Arkelse goederen. Bij een broederdeling, die JAN VAN EGMOND zijn beide zoons in 1438 liet maken
Inv. no. 326.
behield ARNOLD de Gulikse en WILLEM de Arkelse goederen, voor zover deze niet in Gelre lagen, terwijl aan WILLEM ook de goederen van zijn vader d.w.z. Egmond en IJselstein werden toegezegd. Bovendien werd WILLEM bevestigd in het bezit van de goederen en inkomsten, die zijn grootmoeder JOHANNA VAN GULIK hadden toebehoord in de Over- en Neder-Betuwe en die ARNOLD hem reeds in 1433 had afgestaan. JAN VAN ARKEL had oorspronkelijk bezeten het land van Arkel met Gorinchem, het land van der Lede met Leerdam en het land van Schoonderwoerd, het land van Hagestein en de heerlijkheid Haastrecht. Verder nog de heerlijkheid Pierpont in het hertogdom Bar in Frankrijk, het land van Mechelen, beide ten huwelijk medegebracht door zijn moeder ELISABETH VAN BAR, en aanspraken op het land van Kleef, afkomstig van zijn grootmoeder ELISABETH VAN KLEEF. Daar ARNOLD Pierpont kreeg en de verdere aanspraken, evenmin trouwens die op Pierpont, ooit tot iets geleid hebben, kunnen die verder buiten beschouwing blijven. Van de overige bezittingen was na de Arkelse oorlogen en een tienjarige gevangenschap van JAN VAN ARKEL, waaruit PHILIPS VAN BOURGONDIË hem in 1425 ontsloeg, niets meer over dan Leerdam en Haastrecht, beide Stichtse lenen - wat Haastrecht betreft, met uitzondering van het huis, dat een Hollands leen was. - Met Leerdam werd JAN VAN ARKEL kort voor zijn dood in 1428 te Leiden, met goedvinden van PHILIPS VAN BOURGONDIË, beleend door SWEDER VAN CULEMBORG, bisschop van Utrecht in ballingschap, met Haastrecht in 1426 door het Kapittel van Oudmunster. Haastrecht is na de belening van WILLEM VAN EGMOND in 1428 niet meer in leen uitgegevenHagestein was in 1405 veroverd door WILLEM VI en FREDERIK VAN BLANKENHEIM en werd geslecht ; de heerlijkheid kwam aan het Sticht.
Nadat Leerdam in 1407 door Holland veroverd was, kreeg JAN VAN BEIEREN het bij het verdrag van Woudrichem in 1419 als leen van JACOBA VAN BEIEREN en JAN VAN BRABANT. Hij stelde WILLEM VAN YSENDOORN aan tot ambtman en kastelein, maar toen hij deze wegens ongewenste financiële verplichtingen kwijt wilde zijn, beloofde hij JAN, heer van Egmond, het ambt op voorwaarde, dat hij aan WILLEM VAN YSENDOORN betaalde, wat deze nog uit het ambt tegoed had, hetgeen geschiedde ; JAN VAN EGMOND had het ambt dus in pandschap. Met zijn hulp liet zijn zoon ARNOLD zich na de dood van zijn grootvader, JAN VAN ARKEL, als diens leen-volger huldigen als heer van Leerdam, maar hij is er nooit mede beleend. JACOBA schonk het als beloning voor bewezen diensten aan VRANK VAN BORSELEN, zoals JAN VAN ARKEL het gehad had, maar na haar geheime huwelijk in 1433 gedwongen zich aan PHILIPS VAN BOURGONDIË te onderwerpen, kreeg zij o.a. Leerdam, zoals JAN VAN EGMOND het pandsgewijs bezat. Dat was dus niet meer dan het kasteleinschap. PHILIPS was bereid de pandschap af te lossen, doch JACOBA gaf er de voorkeur aan Leerdam tegen andere goederen te ruilen. JAN VAN EGMOND handhaafde zich tegenover afgevaardigden van PHILIPS in zijn ambt en bleef Leerdam bewaren voor zijn zoon ARNOLD. Deze, ook niet gesteld op dit weinig zekere bezit, stond het in 1438 af aan zijn broeder WILLEM "in alre maten als hy dat oick nu heefft." WILLEM had na de dood van zijn vader, JAN VAN EGMOND, niet de moed deze toestand voort te zetten en bood aan rekening en verantwoording af te leggen van het kasteleinschap sedert 1430. Na een proces deed hij, ingevolge beslissing van 1460, afstand tegen aflossing van de pandsom en in 1466 nam PHILIPS VAN BOURGONDIË bezit van stad, slot en land. VAN MARIA VAN BOURGONDIË wist WILLEMS zoon FREDERIK VAN EGMOND gedaan te krijgen, dat zij in 1477 een akte opstelde, waarbij hij Leerdam kreeg als een onversterfelijk leen, ten eerste wegens bewezen diensten, ten tweede omdat de heerlijkheid aan JAN VAN ARKEL had toebehoord, en ten derde omdat WILLEM VAN EGMOND haar tot 1466 bezeten had en aan de voorwaarden, waarop hij afstand gedaan had, niet was voldaan. Zij maakte dus geen onderscheid tussen heerlijkheid en kasteleinschap. Dit deden wel de Rekenkamer en de Grote Raad, die hun goedkeuring weigerden, omdat de EGMONDS nooit de heerlijkheid hadden bezeten, maar slechts als officieren van de grafelijkheid rechten hadden uitgeoefend. FREDERIK liet zich daarop benoemen tot kapitein, kastelein, drossaard en rentmeester en riep de hulp in van MAXIMILIAAN VAN OOSTENRIJK. Toen de Rekenkamer aan deze een secretaris stuurde met de akte van 1477 en haar bezwaren daartegen, wist FREDERIK de secretaris de brief afhandig te maken. Dit gebeurde in 1488 en daarbij schijnt het gebleven te zijnInv. nos. 329 en 330.
In 1494 werd FLORIS VAN EGMOND als gemachtigde van zijn vader met Leerdam beleend, nadat hij had aangetoond, dat zijn vader het sinds de akte van 1477 ongestoord had bezeten. In 1498 verhief MAXIMILIAAN VAN OOSTENRIJK het evenals Buren tot een rijksgraafschap. FREDERIKS opvolgers FLORIS en MAXIMILIAAN werden er, niettegenstaande verzoek daartoe, niet mede beleend, ANNA, de gemalin van WILLEM I, eerst na een proces voor het Leenhof van Holland, onverminderd het recht van de keizer en het proces. Op dezelfde wijze werd PHILIPS WILLEM in 1559 beleend. Het graafschap Leerdam, oudtijds geheten de heerlijkheid van der Lede, bestond uit de polders Over-Boei- en Over-Heikop, Hoog-Middelkoop, Hoog-Leerbroek en Hoog-Oosterwijk, Bruinsdeel, de Meent, Loosdorp, Oud- en Nieuw-Schaik en Kort-Gerecht. Het werd begrensd door het land van Arkel, de heerlijkheid Vianen, het graafschap Culemborg, de heerlijkheid Ackoy en de Linge. Het rechtsgebied strekte zich ook uit over de heerlijkheid Schoonrewoerd, gelegen in Over-Heikop, die geen afzonderlijk gerecht had, en het Overeind van de heerlijkheid Spijk. Spijk was verdeeld in een Over- en een Nedereind, waarvan het Overeind leenroerig was aan Leerdam en in Holland, het Nedereind in Gelderland lag. De graaf van Leerdam zette in het Overeind een schout en 4, de heer van het Nedereind aldaar een schout en 3 schepenen. De eerste oefende in Spijk het collatierecht twee tegen de ander één keer uit"Register en leenboeck van de leenen der greflickheyt van Lederdam" enz. in Inv. no. 346.
In Schoonrewoerd behoorde dit recht aan de proost van Sint Marie te Utrecht. In 1613 schonk prins PHILIPS WILLEM het Overeind van Spijk aan CORNELIS VAN AERSSEN, die het andere deel in 1611 had gekocht van GERARD VAN RENOYA. J. VAN DER AA, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden X, 1847, bl. 625.
Leerdam bleef tot 1795 aan de NASSAUSTH.F. VAN RIEMSDIJK, De heerlijke rechten en goederen der graven van Buren. H.S. in het Algemeen Rijksarchief. I.A.NIJHOFF, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland I-VI, 1830-1875. A.KEMP, Leven der doorluchtige heeren van Arkel, 1656.
reg. no. 332
332 1366 Augustus 15
Otte, heer van Arkel, Didderic, heer van Brederode, Jan van Heerlaer, heer van Ameyden, Arnt van Arkel, Jan van Langherake, Herbaren van Lyesvelt, ridders, Danel heer Danelsz. van Taloysen en Willem van Slinglant, knapen, sluiten een verdrag over onderhoud en bestuur van hun nieuwe waterschap.
(op Onser Vrouwen dach Assumpcio).
Oorspr. (Inv. No. 312). Van de zegels der oorkonders zijn alleen die van Jan van Heerlaer en Willem van Slinglant in groene was bewaard gebleven.
N.B. Gedrukt bij v. Mieris III, bl. 92.
reg. nos. 380 en 401
380 1375 April 27.
Aelbrecht, hertog in Beyeren, ruwaard van Henegouwen, Hollant enz., geeft de ambachtsheren in het land tussen Leck en Merwede enige rechten in verband met de schouw ter verbetering van hun dijkrecht en ten behoeve van het land.
Gevidimeerd in de brief dd. 1379 Augustus 7 (Reg. No. 401).
N.B. Gedrukt bij v. Mieris III, bl. 308.
401 1379 Augustus 7.
Deken en kapittel van de collegiale kerk van St. Martinus en Vincencius te Ghornichem geven vidimus van de brief dd. 1375 April 27 (Reg. No. 380).
Oorspr. (Inv. No. 313). Met kapittelzegel in groene was.
reg. no. 397
397 1377 September 17
Heinric van Vyanen, heer van Drameyde, en zijn vrouw Heylwijch van Heerlaer geven de heer van Arkel toestemming zijn land, beneden de Diefdijk gelegen, in de Leck uit te wateren door het land van Drameyde.
(op Sente Lamberts dach).
Oorspr. (Inv. No. 314). Met geschonden zegels van de beide oorkonders.
reg. no. 417
417 1384 Juli 18.
Aelbrecht enz., ruwaard van Henegouwen, Holland enz., doet met zijn raden uitspraak tussen de heer van de Leck ener-, en de heeren van Arkel en van Brederoede, de vrouwe van Heerleer, de heer van Ameyden, heer Willem van Brederoede, heer Johan van Arkel, heer Ghisebert van Langheraec, heer Herberen van Liesvelt en Willem van Slinghelant anderzijds, in hun geschil over de watergang, die genoemde heren hebben doen graven door het land van de Leck ter afwatering van hun landen.
Oorspr. (Inv. No. 314). Met de zegels van Jan van Polanen, heer van de Lek, zijn oom Dyrc van Polanen, heer van Asperen, raad van hertog Albrecht, en Goedscalc van Brakel, rentmeester, in bruine was.
N.B. Gedrukt in vidimus van 1389/90 (stad Dordr. 31 Mrt.) bij v. Mieris III, bl. 414.
reg. no. 419
419 1384 September 6.
Johan, heer van de Leck en Breda, belooft zich te zullen houden aan de uitspraak, vermeld in de akte dd. 1384 Juli 18 (Reg. No. 417), en de tegenpartij in het rustige gebruik te laten van de watergang, gemaakt door zijn ambacht van Strevelant en Leckenlant, waarover hij zich in het Hof van Zuid-Holland ter Hoger Vierschaar had beklaagd.
Oorspr. (Inv. No. 314). Het zegel van de oorkonder verloren.
reg. no. 249
249 1353 April 10.
Arnt van Houweninghen, ridder, Willem Wisse, Arnt Toene, Bruun Petersz. en Jonghe Ghibeken Hasenz., leenmannen van Arkel, oorkonden, dat Margrieyte, weduwe van Hughe Symon Doedenz., de tienden en het land, die zij van de heer van Arkel in leen hield, heeft teruggegeven.
Oorspr. (Inv. No. 315). Met geschonden zegels van Aernt van Houweninghen en Jonghe Ghibeken Hasenz. in groene was; die van de beide andere oorkonders verloren.
reg. no. 25
25 1305 December 5
Guy, bisschop van Utrecht, beleent Jan, heer van Arkle, erfelijk met de door de dood van Jan van Uchten aan hem vervallen tienden van het gerecht van Arnoud van Houweninge, van Kadichemmer velt, Rietvelt en Oesterwijcker velt, die Jan van Uchten in achterleen had, en met 7 morgen tiendvrij korenland van den Zile te Oesterwijc Oostwaarts naar het land van der Leede, waarna Jans vrouw, Mabelie, deze inkomsten als lijftocht krijgt.
(Dordrecht ….up Sente Nicholaus' avonde).
Oorspr. (Inv. No. 316). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. Gedrukt in Cod. Dip. I, 1, bl. 10.
reg. no. 14
14 1290 April 26
Florens, graaf van Hollant, beleent heer Hartberen van Haestrecht, ridder, erfelijk met het huis te Haestrecht en 50 morgen land, welk huis en land heer Hartberen tot nu toe als een vrij eigendom heeft bezeten.
(des Woensdaghes na Sente Marcus' daghe in den Haghe).
Oorspr. (Inv. No. 317). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. Gedrukt bij v.d. Bergh II, No. 702 en in Cod. Dipl. Neerl. uitgeg. door het Hist. Gen. te Utrecht I, 1, bl. 2.
reg. no. 718
718 1426 December 31.
Peter van den Steene, proost van Oudmunster te Utrecht, beleent heer Johan, heer van Pierpont en het land van Mechelen, met de heerlijkheid Haestrecht, het gerecht achter Everdingen op Outenae, geheten de Tien hoven, strekkende van de heerlijkheid Haghenstein langs Bolgeriën, boven begrensd door een gerecht van de heer van Culenborch, beneden door een van de heer van Vyanen, voorts met een akker land achter Everdingen onder de heerlijkheid Haghestein en een hoeve land in Scalcwijc tussen de Scalcwiker en de Tulre wetering.
Oorspr. (Inv. No. 318). Het zegel van de oorkonder verloren.
N.B. Gedrukt bij v. Mieris IV, bl. 869.
reg. no. 180
180 1344 December 18
Lambrecht de Witte, Willaem Aelrasch, en Jacob de Coninc, schepenen van Haestrecht, oorkonden, dat Didderic van Arkel, ridder, aan Jacob den Hont 3 vierendeel land aldaar boven de kerk heeft verhuurd voor 10 jaar, ingaande met 1348.
(des Saterdaghes na Sente Lusciën dach).
Oorspr. (Inv. No. 319). De zegels van de oorkonders ontbreken.
N.B. Gedrukt in Cod. Dipl. II, 1, bl. 171.
reg. no. 370
370 1372 September 30.
Pouwels van Haestrecht, ridder, verklaart, dat hij en zijn erfgenamen elk slot, dat zij zullen doen maken in het land van Haestrecht, te leen zullen houden van heer Otto van Arkel.
Oorspr. (Inv. No. 320). Met geschonden zegels van Pouwels van Haestrecht, Herberen, heer van Liesvelt, en Jan Spronc.
reg. no. 6
6 1263 October 29
Heer Johannes, heer van Arkel, geeft zijn cognatus Otto het bedijkte land, geheten Sclinclant, als onversterfelijke leen met 1/3 van de opbrengst van het hoog gerecht en de tienden, de helft van het dagelijkse gerecht en van nalatenschappen 1/3 van het "sterfelijke" zoowel als van het "aper" goed.
(feria secunda ante festum Omnium Sanctorum).
Oorspr. (Inv. No. 321). Met zegel van de oorkonder in witte was.
N.B. Gedrukt bij v.d. Bergh II, No. 105.
reg. no. 724
reg. no. 724
724 1428 Augustus 5
Sweder, bisschop van Utrecht, beleent heer Johan, heer van Arkel, Pierpont en het land van Mechelen, met het land en de heerlijkheid van der Leede, met de stad Lederdamme, het land en de heerlijkheid van Schoenrewoerde en de landen, tienden en goederen, die hij van het Sticht in leen had.
(Leyden).
a) Oorspr. (Inv. No. 322). Met het bisschoppelijke zegel in rode was.
b) 16e eeuws afschrift (Inv. No. 322).
reg. no. 747
747 1430 Mei 6.
Jacob, hertogin in Beyeren, gravin van Hollant enz., schenkt haar raad, heer Franck van Borssell, heer van Zulen en Sente Mertijnsdijck, de heerlijkheden Gorinchem, Lederdam, de Leede en Schoenrewoerde, zoals heer Johan van Arkell deze bezat, met de bepaling, dat bij kinderloos overlijden van hem deze heerlijkheden aan haar of haar erfgenamen terugvallen.
Oorspr. (Inv. No. 323). Met geschonden zegel van de oorkondster in rode was.
N.B. In dorso: "met desen soude men cunnen bewijsen, dat Gorchum ende Leerdam verscheiden zijn, oick, dat het gheen leen is, oick dat het heer Johan van Arckell thoegecomen heeft. Maer cave quia videreris approbare donationem in hec contentam, si produceretur sed serviat pro maiore instructione".
reg. no. 779
779 1433 Mei 21.
Philips, hertog van Bourgoengen enz., graaf van Hollant enz., beveelt Godscalc Oom, rentmeester-generaal van Hollant, aan vrouwe Jacob, hertogin in Beyeren van Hollant, 1000 nieuwe hollandse schilden aan inkomsten van stad en slot van Lederdam jaarlijks te betalen, totdat hij haar stad en slot zal overdragen na aflossing van de pandschap, die de heer van Egmond daarvan heeft.
Oorspr. (Inv. No. 323). Met geheim zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. In dorso bevel van Guy Guilbaut, raad, tresorier en gouverneur-generaal van de financiën, tot uitvoering van het bevel.
reg. no. 782
782 1433 October 20.
Philips, hertog van Bourgoengen enz., graaf van Hollant enz., geeft vrouwe Jacob, hertogin in Beyeren van Hollant, gravin van Oistervant en Pontieu, vrouwe van Zuytbevelant en Voirne, de heerlijkheid Borssel, die Boudewijn en Florens van Borsel tot nu toe in leen hebben gehad, en de hoge en ambachtsheerlijkheid van tsGravensande, Maesland en Vlaerdinge in ruil voor de heerlijkheden van der Nyeweborch, Oudorp, Sinte Pancras, Coedijck, Graft, Schermer, Ursem, Lederdam, het land van der Leede en Schoonderwoerde.
Oorspr. (Inv. No. 323). Met zegel met contrazegel van de oorkonder in groene was.
N.B. Zie v. Mieris IV, bl. 1026.
reg. no. 785a
785a 1434 Mei 30
Willem, zoon van Egmont, broeder van Gelre, verklaart, dat de twist tussen hem en zijn broeder, hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, over renten in de Betuwe beslist is in die zin, dat hij de eerste 8 jaar geen aanspraken zal maken op enig eigendom van zijn broeder, onverkort vroeger gemaakte overeenkomsten, waaronder die betreffende Haeps en Lederdamme.
(des Sonnendaigs na des Heyligen Sacraments daige).
Oorspr. (Inv. No. 324). Met de zegels van de oorkonder, Johan, heer van Egmond, zijn vader, en de stad Nijmegen in groene was; het tweede weinig, het derde zeer geschonden.
reg. nos. 691-694 en 818a
691 1422 Augustus 15
Johan enz. stelt zijn raad, heer Willem, heer van Ysendoern, aan tot drossaard en kastelein van Leyderdamme, het land van der Lede en Schoonrewoerde voor 300 franse kronen jaarlijks uit de renten van dat land.
(Hagae).
Afschrift 15e eeuw (Inv. No. 325).
N.B. Op hetzelfde blad afschrift van de akte dd. 1422 Augustus 16 (Reg. No. 692).
692 1422 Augustus 16
Willem, heer van Ysendoren, belooft het slot van Leyderdamme als ambtman en kastelein te zullen bewaren ten behoeve van hertog Johan van Beyeren, zoon van Hollant enz.
(Hagae).
Afschrift 15e eeuw (Inv. No. 325). Geschreven op hetzelfde blad als de akte dd. 1422 Augustus 15 (Reg. No. 691).
693 1422 December 2
Johan, hertog in Beieren, zoon van Hollant enz., belooft heer Johan, heer van Egmond en Yselstein, het kasteleinschap van Lederdam met het land van der Lede en Scoenrewoirde, wanneer hij binnen het jaar de huidige kastelein, heer Willem van Ysendoren, betaalt, wat deze nog op Lederdam enz. heeft staan; de heer van Egmond zal niet binnen 4 jaar afzetbaar zijn, tenzij hertog Johan sterft, waarna zijn vrouw Elizabeth van Ghoirlits, die aan Lederdam enz. haar lijftocht heeft, hem kan ontslaan, na uitbetaling van hetgeen hij aan heer Willem van Ysendoren heeft betaald.
(in den Hage).
Afschrift midden 15e eeuw (Inv. No. 325).
N.B. Op hetzelfde blad afschrift van de akte dd. 1422 December 3 (Reg. No. 694). Gedrukt bij v. Mieris IV, bl. 664.
694 1422 December 3.
Johan, hertog in Beieren enz., vult de brief dd. 1422 December 2 (Reg. No. 693) aan en belooft de heer van Egmond, dat hem, bij ontslag als kastelein van Lederdam, behalve hetgeen hij aan de heer van Ysendoren betaald zal hebben, ook vergoed zal worden, wat men hem schuldig mocht zijn aan achterstallige jaarwedde; bij gebrek aan een zegel en om andere redenen zal de oorkonder zijn geheim signet aan deze brief doen hangen en de heer van Egmond vóór Kerstmis een brief met uithangend zegel geven.
Afschrift midden 15e eeuw, geschreven op hetzelfde blad als dat van de brief dd. 1422 December 2 (Reg. No. 693).
reg. no. 818a
818a 1437 October 16.
Elysabeth van Goirlitz, paltsgravin bij de Rijn, hertogin in Beyeren en van Lutzemberg, gravin van Chyni, vrouwe van Voirne en van Arkel, die van wijlen haar echtgenoot, hertog Johan van Beyeren, slot en stad van Lederdamme met het land van der Leede en Schoonrewoert als lijftocht heeft gekregen en het kastelein- en drostschap daarvan heeft opgedragen aan de heer van Egmont, ontslaat hem en zijn borgen van alle verplichtingen en draagt dit ambt op aan Huge van Lannoy, heer van Santes.
a) Oorspr. (Inv. No. 325). Het zegel van de oorkondster verloren.
b) Gelijktijdig afschrift op perkament (Inv. No. 325).
reg. no. 823
823 1438 Januari 25
Arnoult, hertog van Gelre en Gulicht, graaf van Zutphen, en zijn broeder Willem, zoon van Egmond en Yselstein enz., maken een erfscheiding van de goederen, na te laten door hun vader en hun oom Willem, heer van IJsselstein.
(des Saterdaghs op Sinte Pauwels' dage Conversio).
Oorspr. (Inv. No. 326). Met zegel in rode was met contrazegel van hertog Arnold en zegel van zijn broeder in groene was; de zegels van Johan, heer van Egmond, hun vader, Willem van Egmond, heer van IJsselstein, hun oom, Frank van Borsselen, graaf van Oostervant, ridders, Jacob, heer van Gaesbeek, Abcoude, Putten en Stryen, Heinrick van Borsselen, heer van Veere, Reynalt van Brederode, heer van Gennep, Vianen en Ameide, Henrick en Johan van Wassenaer, de laatste twee ridders, verloren.
N.B. Gedrukt bij Nijhoff a.w. IV, No. 173, naar een 16e eeuws afschrift.
reg. nos. 983, 984, 986-988
983 1460 November 4
Andry de la Croix, raad en rekenmeester te La Haye, schrijft aan de graaf van Charrollais, heer van Chasteaubelin, Béthune, Arkel enz., over de perplexiteit van de afgevaardigden van de heer van Egmond, die in de Rekenkamer rekening kwamen doen van het drostambt te Leerdam, toen hun het vonnis van de Grote Raad werd medegedeeld inhoudende, dat de heer van Egmond ten behoeve van de hertog van Bourgondië afstand moet doen van Lederdam, Lede en Schoonrewoerde, die Jehan, hertog in Bavières hield van de heer van Arkel; bovendien was er niemand, die namens de hertog van Bourgondië de goederen in ontvangst kon nemen.
(La Haye).
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 328).
984 1460 November 6
Jehan de Lannoy antwoordt de graaf van Charolais, dat Dieryc van Zweten, tresorier van Hollande, een onderzoek zal instellen ter beantwoorden van de vraag, of Lederdam deel uitmaakt van het land van Arkel, en daarover besprekingen zal voeren met de Rekenkamer; ook mr. Anthoine Michiel zal zich ermede bezig houden; in ieder geval zijn stad en slot van Heucklem wel een deel van de heerlijkheid Arkel en onlangs bij sententie van het Hof geconfisqueerd ten behoeve van de hertog, ’s graven van Charolais’ vader.
(à Brouxelles).
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 328).
986 1460 December 27
A. Michiel schrijft aan mr. Roland Rype, raad en rentmeester-generaal van de graaf van Charolais, dat die van de Raad en Rekeningen de hertog adviseren bij open brief te verklaren, dat Lederdam begrepen is in de schenking van het land van Arcle, daar het anders Charolais niet als heer zal erkennen; deze moet geen schikking treffen met de heer van Eggemonde aangaande Lederdam, voordat dit de eed heeft afgelegd aan Charolais, daar het dit eertijds gedaan heeft aan de hertog van Gelre, wien het nog zeer genegen is; schrijver zelf adviseert de graaf van Charolais om Hueclem en Aspre, die ten behoeve van de hertog, zijn vader, geconfisqueerd zijn, als gift te vragen ter bescherming van het land van Arcle tegen de Geldersen.
(à la Haye).
Oorspr. op papier (Inv. No. 328).
987 (1460).
De graaf van Charolais, heer van Castelbelin, Arkel en Béthune, verzoekt heer Willem, broeder tot Gelre, heer van Eggemonde en Yselsteyn, een dag te noemen, waarop hij ingevolge de sententie, op 24 Augustus l.l. door zijn vader de hertog van Bourgondië gewezen, stad, slot en land van Lederdam en Schoonrewoerd, aan schrijver geschonken met het land van Arckel, zal overleveren.
Concept (Inv. No. 328).
988 (1460).
De heer van Egghemonde antwoordt de graaf van Charolais op zijn verzoek hem stad en land van Lederdamme over te dragen, dat wijlen Jehan, heer van Egghemonde, eertijds aan hertog Jehan de Bavières geld geleend heeft uit het drostambt van Lederdam, dat na ’s hertogen dood de inwoners buiten weten van de heer van Egghemonde, toen drost van Lederdamme en van zijn zoon thans drost, de eed hebben afgelegd aan de hertog van Ghelre, die hun daarvoor vrijdom van tol enz. door geheel Ghelre schonk, dat Lederdamme, uit vrees die te verliezen, zich, op het vernemen van het verzoek van de graaf van Charolais, sterk gewapend heeft en hijzelf bang is bij de thans in Ghelre heersende troebelen zijn goederen aldaar te zullen verliezen, waarom hij de graaf van Charolais verzoekt zijn zoon, die in ’s graven dienst is, voor de eerstvolgende tijd het drostambt te geven, die hem rekening zal doen van de inkomsten en zekerheid zal stellen.
a) Concept (Inv. No. 328).
b) Concept in het frans (Inv. No. 328).
c) Afschrift (Inv. No. 328).
reg. no. 1169
1169 1477 Mei 2
Marie, hertogin van Bourgoignen enz., gravin van Holland enz., stelt heer Vrederick van Egmont, heer van Yselsteyn en Buyren, aan tot kapitein, kastelein, drost en rentmeester van Lederdam en het land van der Lee.
(Dendermonde).
Authentiek gelijktijdig afschrift op perkament (Inv. No. 329).
N.B. In dorso van het oorspr. stond de akte van de eedsaflegging door Frederik van Egmond voor de Rekenkamer te Mechelen dd. 1477 Mei 6.
reg. no. 1171
1171 1477 November 18.
Het Hof van Hollant enz. geeft last heer Aernt van Ysselsteyn en burgemeester en schepenen van Leyderdam en het land van der Leede ten tweeden male te bevelen slot en stad open te stellen voor heer Vrederick, zoon van Egmont, heer van IJsselsteyn, en hem te erkennen als kastelein, kapitein, rentmeester en drost.
Oorspr. (Inv. No. 329). Het signet van de oorkonder verloren.
reg. no. 1172
1172 1477 December 3
Frederich, zoon van Egmondt, heer van IJsselsteyn, Bueren, Boesichum enz., krijgt van heer Arnt van IJsselsteyn, ridder, bastaard, het slot van Leyerdam terug, op voorwaarde, dat Arnt onder vrijgeleide en met medeneming van zijn bezittingen het land mag verlaten, terwijl hem bovendien 50 pond vlaams betaald wordt voor onderhoudskosten van het slot.
(des Dinxdages nae Sunte Andries' des heyligen apostels).
Oorspr. (Inv. No. 329) met geschonden geheim zegel van de oorkonder in groene was.
N.B. In dorso kwitantie voor 1 rijnse guldens, 5 stuivers, van Aert van IJsselsteyn.
reg. no. 1217
1217 1482 Juli 4.
Maximiliaen, hertog van Oestenrijck enz., stelt Frederick, zoon van Egmondt, heer van IJsselsteyn, op zijn herhaald verzoek aan tot kapitein en drost van Leerdamme, zoals hij dat voor zijn gevangenschap was, en ontzet de heer van Culemborch met zijn eigen toestemming uit deze functie.
Oorspr. (Inv. No. 329). Met geschonden opgedrukt signet van de hertog in rode was.
reg. nos. 1167, 1173 en 1287
1173 (1477).
Frederik, zoon van Egmond, heer van Yselsteyn, Buyren enz. oorkondt, onder aanhaling van de giftbrief van 16 Maart l.l. de commissiebrief van 2 Mei l.l. (Reg. Nos. 1167 en 1169), een akte van de Rekenkamer van 27 Juni l.l. en zijn antwoorden daarop, welke stukken aan deze brief zullen worden vastgehecht, voorts van een brief van hertog Maximiliaan aan de Rekenkamer van Holland van 1o October l.l. met verzoek de gezegelde brief van Leerdam c.a. aan Frederik te geven, dat dit geschied is onder voorbehoud, dat hij voldoet aan de voorwaarden van de giftbrief en de eisen van de Groote Raad en de Rekenkamer.
Concept (Inv. No. 330).
1287 1487 Juni 10
De Rooms koning vraagt de Rekenkamer van Hollant naar aanleiding van het verzoek, hem door zijn kamerling, de heer van Yselsteyn, gedaan om de Rekenkamer te gelasten hem een zekere brief over Leerdam te geven, inlichtingen aangaande de inhoud van deze brief.
(Brugge).
Oorspr. op papier (Inv. No. 330).
N.B. Hieraan vastgehecht de mededeling van de Rekenkamer, dat ter beantwoording copieën zijn gezonden van de giftbrief dd. 16 Maart 1477 (Reg. No. 1167), van een advies van de Rekenkamer van Mechelen om de genoemde brief wel te bezegelen maar in depôt te houden dd. 27 Juni 1477, van de akte van de Grote Raad van 2 Mei 1477 (Reg. No. 1168) en van de commissie voor de heer van Yselsteyn als kastelein van Leerdam uit die brief geëxtraheerd.
Reg. no. 1167
1167 1477 Maart 16
Marie, hertogin van Bourgognen enz., beleent heer Frederick van Egmond, heer van Yselsteyn en Buyren, erfelijk met het oude Arkelse bezit n.l. de heerlijkheid van Lederdam en het land van der Lede om de haar en haar vader bewezen diensten, omdat het eertijds de heer van Arkel toebehoorde en omdat de voorwaarden, waarop zijn vader, heer Willem van Egmond, de heerlijkheid, na haar tot 1466 bezeten te hebben, opdroeg aan Maria’s vader, niet nagekomen zijn.
(Ghendt duysent vierhondert zesse ende tseventich).
a) Oorspr. (Inv. No. 330). Met geschonden zegel met contrazegel van Maria in rode was.
b) Gevidimeerd in de akte dd. 1580 Maart 3 (Reg. No. 1962).
c) Gevidimeerd in de akte dd. 1580 Juni 4 (Reg. No. 1963).
d) Authentiek afschrift midden 16e eeuw (Inv. No. 332).
e) Afschrift 16e eeuw (Inv. No. 331).
f.Afschrift c. 1500 (Inv. No. 330).
N.B. Op de pliek van het oorspr. staat: "By mijnre joncvrouwe de hertoginne, den hertoghe van Cleven, mijn heere van Luydick ende andre jeghenwordich". In margine van het afschrift e staat met de hand van de griffier Piggen: "Memorie: van den originalen van desen, die zeer caduyck is, in den Hove van Utrecht yerster gelegentheyt te doen vidimeren". Zie het vidimus b.
Reg. no. 1168
1168 1477 Mei 2
De secretaris van de hertogin van Bourgognen geeft akte, dat zij, op het verzoek van heer Frederick van Egmont, heer van Yselseyn en Buyren, om de giftbrief van de heerlijkheid Lederdam en van der Lee, gekregen wegens een schuld van Karel van Bourgognen aan hem, te bezegelen, afwijzend beschikt heeft, totdat gezegde schuld alsmede de koopbrieven van de heerlijkheid Gorinchem en het land van Arkel, gemaakt tussen hertog Willem van Hollant en hertog Rynolt van Gelre, onderzocht zullen zijn, en dat zij genoemde heer van Yselsteyn aanstelt tot kapitein, kastelein, drost en rentmeester van Lederdam en het land van der Lee.
(Denremonde).
Oorspr. (Inv. No. 330).
Reg. no. 1358
1358 1494 Juni 27.
Maximiliaen, Rooms koning enz., en Phillips, aartshertog van Oistenrijck enz., geeft aan Floris, zoon van Yselsteyn, als gemachtigde van zijn zieke vader, Fredrick, broeder van Egmont, heer van Yselsteyn, Lederdam en het land van der Leede, als een erfelijk leen, zoals de giftbrief dd. 1477 Maart 16 (Reg. No. 1167) inhoudt.
Oorspr. (Inv. No. 330). Met geschonden signet met contrasignet van de oorkonder in rode was.
Reg. nos. 1167 en 1962
1962 1580 Maart 3
Het Hof van Utrecht geeft vidimus van de brief dd. 1477 Maart 16 (zie Reg. No. 1167).
(Utrecht).
Oorspr. (Inv. No. 330). Het zegel van justitie van het Hof verloren.
Reg. nos. 1167 en 1963
1963 1580 Juni 4.
Anthonis Fransz. en Henrick Teckens, schepenen van Breda, geven vidimus van de brief dd. 1477 Maart 16 (zie Reg. No. 1167).
Oorspr. (Inv. No. 330). Met geschonden zegel van de eerste oorkonder in bruine was, dat van de tweede verloren.
reg. no. 1167
reg. no. 1569a
1569a 1523 Januari 18
De secretaris van het Leenhof van Holland geeft akte, dat aan de graaf van Buyren en Leerdam, stadhouder-generaal van alle garnizoenen van herwaarts over, uitstel is gegeven voor de belening met de leengoederen, die hij van zijn vader geërfd heeft, bij gebreke van specificatie daarvan door zijn procureur.
(XVc twee ende twintich naer tscriven 's Hoofs van Hollant).
Oorspr. (Inv. No. 331).
reg. no. 1167
reg. no. 1679
1679 1540 Juli 16.
De secretaris van het Leenhof van Holland geeft akte, dat heer Maximiliaen van Egmondt, graaf van Buyeren en Leerdam enz., stadhouder en gouverneur-generaal van Vrieslandt, Overijssel, Groeningen en Groeningerlandt, zich niet heeft schuldig gemaakt aan wanverzoek inzake de belening met Lederdam, die hem geweigerd is in voortzetting van de weigering door de Rekenkamer in den Haege aan zijn vader.
Oorspr. (Inv. No. 332).
reg. no. 1357
1357 1494 Juni 26.
Otte van Arckell, heer van Hoekelem, Jacob Sasse en Heynrick Koubbout van Os Heynricxz., leenmannen van Hollant in Arckell, oorkonden, dat Otte van Vueren, heer van Nederspijck, nu hij weer in zijn huis en heerlijkheid van Spijck mag komen en blijven, zoals hij het van de grafelijkheid van Hollant en de heerlijkheid Arckell houdt, beloofd heeft, dat noch de graaf van Hollant noch de heer van Yselsteyn, zolang deze de zijde van Hollant houdt, er schade van zullen ondervinden en het open huis zal zijn voor de graaf en zijn vrienden.
Oorspr. (Inv. No. 334). Met zegel van Otte van Arckell in rode, die van Jacob Sasse, Heynrick Koubbout van Os en Otte van Vueren in groene was.
N.B. In dorso: "Verdrach angaende het huys ende heerlicheydt van het Nedereynde van Spijck" enz. en "een bestelbrief Otte van Vueren van den huyse van Spijck".
reg. no. 729
reg. no. 729
729 1428 September 21
Arnolt, hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, geeft voor zijn gebied tolvrijheid te water en te land aan de inwoners van stad en land van Lederdamme, van der Lede en van Schoenrewoerde en belooft genoemde landen nooit te scheiden van Gelre.
(op Sente Matheus'dach apostoli et evangeliste).
a) Oorspr. (Inv. No. 335). De zegels van Arnolt van Gelre en van de vier hoofdsteden verloren.
b) Authentiek 16 eeuws afschrift (Inv. No. 335).
c) Authentiek 16e eeuws afschrift op perkament (Inv. No. 335).
N.B. Op de pliek staat: "per dominum ducem presentibus de consilio domino Johanne Schelart de Obbendorp milite magistrocivium, Johanne de Apelteren, marchalco et Gijsberto Pyeck armigero". Zie Nijhoff.
Gedenkw. IV, No. 61.
reg. no. 1207
1207 1481 Juli 24
Maximyliaen en Marie, hertogen van Oistenrijck enz., bevestigen de privileges van lederdam.
(voir onser stadt Venloe).
Authentiek afschrift (Inv. No. 336).
Reg. nos. 1667, 1671 en 1672
1667 1539 Oktober 10.
Peter Ariaensz. en Antonis Cornelisz., schepenen van Spijck, oorkonden, dat Jacop Henricksz. van Arckell, pachter van het kapittel van Gorhem, onder ede verklaard heeft, dat het kapittelgoed van Gorhem in Aerckell, noch in Nulant, noch in Leerbroeck vrij is geweest van schatting of verponding.
Oorspr. (Inv. No. 337). Met geschonden zegels der oorkonders in groene was.
N.B. Op hetzelfde blad de akten dd. 1539 October 23 en November 6 (Reg. Nos. 1671 en 1672).
1671 1539 October 23.
Peter Ariaensz. en Matijs Hack Jansz., schepenen van Spijck, oorkonden, dat Claes Aelbertsz. en Hubert Ottensz., bejaarde mannen, onder ede verklaard hebben, dat het kapittelgoed van Gorhem niet vrij is van schatting, voor zover het in Spijck ligt.
Oorspr. (Inv. No. 337). Met geschonden zegels der oorkonders in groene was.
N.B. Geschreven op hetzelfde blad als de akte dd. 1539 October 10 (Reg. No. 1667).
1672 1539 November 6.
Antonis Aertsz. en Hubert Tonisz., schepenen van Spijck, oorkonden, dat Govert Govertsz. en Fy Govertsz. weduwe van Arckel, pachters van het kapittel van Gorhem, onder ede verklaard hebben, dat het kapittelgoed in het dorp Arckell nooit vrij is geweest van schatting of verponding.
Oorspr. (Inv. No. 337). Met geschonden zegels van de oorkonders in groene was.
N.B. Geschreven op hetzelfde blad als de akte dd. 1539 October 10 (Reg. No. 1667).
reg. nos. 1850 en 1863
1863 1558 Mei 27
Het bureau des Finances gelast de ontvanger-generaal van Zuythollande aan de Staten van Hollande schadevergoeding te betalen voor de vrijstelling van bede voor de dorpen van de prinsen van Orenges en Gavere en de graaf van Hoirnes.
(Anvers).
Authentiek afschrift (Inv. No. 338).
reg. no. 1850
1850 1556 Augustus 20
Philippe, koning van Castille enz., staat het verzoek van Guillame de Nassau, prins van Oranges enz., in naam van zijn vrouw Anne d’Egmont gedaan, om belastingvrijheid voor Leerdam, Schoenrewoert, Acquoy, het Overeynde van Spijck, IJsselsteyn, Benscop, Polsbrouck en Jaeersvelt en teruggave van het reeds betaalde toe, totdat door een competent rechter zal zijn uitgemaakt, dat genoemde heerlijkheden deel uitmaken van het graafschap Holland.
(Gand).
a) Oorspr. (Inv. No. 338). Met zegel en contrazegel van de oorkonder in rode was.
b) Authentiek afschrift dd. 1569 November 15 (Inv. No. 338).
N.B. In dorso interinement van de tresorier-generaal en commiezen der Domeinen en Financiën dd. 1557 Januari 18.
reg. no. 1374
1374 1496 October 19.
Johan, graaf van Egmont, heer van Bair, stadhouder-generaal van Hollant, Zeelant en Vrieslant, die na de inneming van Lederdam door de Geldersen in strijd met het bestand, in den Bosch gemaakt, slot en stad van Hoekelem, leen en open huis van de graaf van Holland, heeft bezet, belooft Otte van Arckel heer van Hoekelem, hem deze terug te geven, wanneer de oorlog beëindigd is.
Oorspr. (Inv. No. 339). Met afgesloten zegel van de oorkonder in rode was.
reg. no. 1695
1695 1542 November 16.
Lubbert Torck, heer van Hemart, mr. Baldewijn Cock, raad des keizers, en gedeputeerden van ’s-Hertoigenbossch verzoeken de stad Leerdam om de bewoners van het Rijk van Nymegen, Bommel en Tielerwaard, Maas en Waal, Beesd en Renoy en de Neder-Betuwe gedurende 11 weken geen schade te berokkenen ingevolge het gedrag van neutraliteit door de oorkonders namens de landvoogdes met die streken gesloten.
Oorspr. (Inv. No. 341). Het opgedrukte zegel onder papieren ruit verloren.
reg. no. 1840
1840 1553.
De ingezetenen van Spijck verzoeken de prins van Oraengien enz., te worden vrijgesteld van de waakdienst op het slot van Leerdam of van het jaarlijkse waakgeld van 13 rijnse guldens 10 stuivers, die zij in de plaats daarvazn kunnen betalen aan de drost van Leerdam.
Authentiek afschrift (Inv. No. 343).
N.B. In margine van het oorspronkelijk stond het bevel van de prins aan de drost van Leerdam, om de redenen op te geven, waarom hij van de inwoners van Spijck het waakgeld eist, dd. 1553 November 30.
reg. no. 12
12 1284 April 11
Heer Johan, heer van Arkel, verkoopt aan de kapittels van de Dom en van Oudmunster te Utrecht e.a. een watergang, gaande van beneden de Stege in Everdinge tot Lederdamme, Schoenrewoert en Ameydens zijdwen.
(tot Everding Ge by der kercke des Dijnsdaechs in die Paessche weke).
16e eeuw afschrift van een authentiek afschrift van 1572 (Inv. No. 344).
N.B. Het oorspr. gedrukt in O.B. van Gelre II, No. 1073bis; dit afschrift bij v.d. Bergh II, No. 498. Op de omslag van het afschrift: "Dijckbrief ende hantvesten der vijff heeren tusschen Leck ende boven de Zouwen".
Het register, dat 16 bladen bevat, geeft eerst de heerlijke rechten, domeinen en inkomsten in Leerdam, het land van der Lede, Schoonrewoerd en het Overeind van Spijk Fol. II-V, daarna "het register" een lijst van de lenen in Leerdam, Hoog-Oosterwijk, Middelkoop, Over-Heikop en Nieuw-Schaik fol. VI-IX; deze lijst is vervaardigd in 1509 uit oude brieven, omdat het oude register in de oorlog verloren was gegaan, en heeft enkele notities van 1522, 1527 en 1533; vervolgens de heerlijke rechten en inkomsten in het Overeind van Spijk fol. IX en X en ten slotte de heerlijke rechten, domeinen, inkomsten en morgentalen in Ackoy Fol. XI-XVI vo.. Het register der morgentalen in Ackoy, welke heerlijkheid FLORIS VAN EGMOND in 1513 gekocht had, is gemaakt op 10 Mei 1515 door drossaard en heemraden
Van deze inkomsten kreeg de graaf uit Leerdam twee, en de drost één derde; uit Ackoy en Spijk kreeg ieder de helft
reg. no. 710
710 1425 Oktober 21.
Goetscalck Tielman Oemsz. verklaart, ten overstaan van schepenen van Lederdam, ontvangen te hebben van heer Jan van Arkel, heer van Pierpont en het land van Mechelen, tot onderpand van een schuld, groot 150 franse kronen, 12 morgen land, gelegen in de hoeve op het Hoghe Oesterwic, grenzend aan het Kaeweer en aan de Lingghe.
Oorspr. (Inv. No. 353). Met geschonden zegel van de oorkonder in bruine was.
reg. no. 711
711 1425 Oktober 21.
Henric Noydenz. verklaart, ten overstaan van schepenen van Lederdam, ontvangen te hebben van heer Jan van Arkel, heer van Pierpont en het land van Mechelen, als onderpand van een schuld, groot 50 franse kronen, 4 morgen land, gelegen in de hoeve op het Hoghe Oesterwic, grenzend aan het Kaeweer en aan de Lingghe.
Oorspr. (Inv. No. 354). Met zeer geschonden, losgeraakt zegel in bruine was.
reg. nos. 275 en 328
Zie de brief aan FLORIS VAN EGMOND dd. 1524 Januari 11 en uitgaande brieven van dezelfde dd. (1524).
275 1357 Maart 25
Jan van Herlaer verklaart voor leenmannen de Haegenshove in het gerecht van der Leede, hem bij broederscheiding aangekomen van zijn ouders, te hebben opgedragen aan de heer van Arkel ten behoeve van heer Lambert Millinck, ridder, aan wie hij deze verkocht heeft.
(op Onser Vrouwen dach Annuntiatio).
Authentiek afschrift 16e eeuw. (Inv. No. 355).
N.B. Gedrukt in Cod. Dipl. II, 1, bl. 181.
328 1365 September 1
Otte, heer van Arkel, beleent heer Lambert Millinck, ridder, met 20 morgen land, geheten Hagens hoeve, in het gerecht van der Leede.
(op Zunte Gielis' dach).
a) Authentiek afschrift 16e eeuw (Inv. No. 355).
b) Afschrift van het afschrift a, 16e eeuw (Inv. No. 355).
N.B. Gedrukt in Cod. Dipl. II, 1, bl. 188.
reg. no. 1687
1687 1541 Juni 10.
Symon Jansz. en Ghijsbert Symonsz., leenmannen van Gelre, oorkonden, dat Gertruydt Heinricks dochter, weduwe van Lenaert Jansz., wonende te Rotterdam, protesteert tegen de weigering van Herberen de Cock van Neerijnen om 1/3 van een hoeve land in Overheicoep benevens een tijns uit een ander derde van die hoeve, die zij van hem in leen heeft, van haar te accepteren ten behoeve van Gijsbert Jansz. en bescherming van haar recht vraagt.
Oorspr. (Inv. No. 356). Met zegel van Symon Jansz.(?) in groene was.
reg. no. 460
460 1392 Januari 8.
Gherijt Spronc Willemsz. en Walich Tymansz., heemraden in Nyscadewijc, oorkonden, dat Herman Doirtwout Rutghersz. en zijn vrouw Gheertruyt overdragen aan Jan van Kedichem Jansz., schout te Lederdam, ten behoeve van de jonker van Arkel 4 morgen land in Nyscadewijc.
Oorspr. (Inv. No. 357). Met geschonden zegels van de oorkonders in bruine was.
reg. no. 1934
1934 1570 Mei 13.
Ott Ottensz. en Jan Dobbe Willemsz., schepenen van Leerdam, oorkonden, dat Floris Mertensz. overdraagt aan de heer van Leerdam een erf met griending in Autschayck tussen de Maelvloet en de eerste sloot binnendijks, losbaar met 49 gulden 10 stuivers, welke som Floris Mertensz. schuldig is van in 1568 gepachte tienden aldaar.
Oorspr. (Inv. No. 358). Met geschonden zegels van de beide oorkonders in groene was.
Oud inv. nr. 359
In 1298 moest OTTO, heer van Buren, met zijn zoon ALARD de burg te Buren overgeven aan de graaf van Gelre, die er hen vervolgens mede beleende. Al sloeg de feodaliteit hier nog alleen op het slot, zoals VAN SPAEN reeds opmerkte, uit de beleningsakte van 1367 blijkt, dat ook de heerlijkheid niet vrij eigen was gebleven. Op ALARDS zoon OTTO, die in 1326 niet meer onder de levenden was, volgde OTTO's broeder LAMBERTUS, die in 1329 beleend werd. LAMBERTUS' zoon ALARD zou door huwelijk met MABELIA VAN CATS de heerlijkheid Beusichem verworven hebben, die in 1431 voor een deel door verpanding verloren ging aan Culemborg
Zie echter A. JOH. MARIS, De vereniging van Beusichem met Buren in Bijdr. als boven L.
ALARD werd opgevolgd door zijn gelijknamige zoon, die in 1367 met Buren beleend werd. Hij werd nogmaals beleend in December 1402, maar droegzijn lenen in 1403 op ten behoeve van zijn kleinzoon WILLEM, zoon van de reeds in 1398 overleden GIJSBRECHT; WILLEM stond toen onder voogdij van zijn oom OTTO, waaruit hij in 1415 werd ontslagenA. P. VAN SCHILFGAARDE, Het- archief der heeren en graven van Culemborg II, 1949, reg. no. 614.
Hij verloor Buren in 1435 in zijn strijd met hertog ARNOLD VAN GELRE, die Buren als een afzonderlijke bezitting beheerde. Deze verpandde het in 1446 aan GERARD, heer van Culemborg, aan wie het niet gelukte in het bezit ervan te geraken. Wel kreeg hij van ARNOLDS zoon ADOLF erkenning van de pandschuld in 1467. Nadat ARNOLD in 1470 verlost was uit zijn gevangenschap, die hij sinds 1465 in Buren doorbracht, beloonde hij zijn neef FREDERIK VAN EGMOND voor bewezen trouw en daardoor geleden verliezen in 1472 met slot, stad, land en heerlijkheid van Buren als vrij eigen goed. GERARD VAN CULEMBORG schonk zijn aanspraken op Buren als huwelijksgift aan zijn zoon JASPAR. Na een mislukte poging, zich in het bezit te stellen, wendde JASPAR zich tot KAREL DE STOUTE, die toen pandheer van Gelre was. Deze gelastte FREDERIK VAN EGMOND en de andere executeurs van ARNOLDS testament de schuld aan CULEMBORG te voldoen. De executeurs bleven echter niet alleen in gebreke, maar FREDERIK wist zelfs van KAREL DE STOUTE bevestiging te verkrijgen van de schenking, hem door ARNOLD gedaan. Het Hof te Mechelen deed bovendien in 1476 uitspraak ten gunste van FREDERIK. In 1498 werd Buren tot rijksgraafschap verheven.Het land van Buren bestond uit Buren, sinds 1395 stad, en 6 dorpen nl. Beusichem, Asch, Erichem, Buurmalsen, Zoelmond en Tricht. Een door de heer aangestelde ambtman, later drost genoemd, had de leiding bij de plaatselijke gerechten, waarvan beroep mogelijk was op het gerecht voor de brug van het kasteel te Buren. Hier werd recht gesproken door de heer met 28 geërfden, later gewijzigd in 14 landschepenen. Bij ordonnantie van 1545 stelde MAXIMILIAAN VAN EGMOND beroep van de brug op "'s graven camer" of raden in, waarvoor, bij de vereniging van het beheer der goederen van ANNA VAN EGMOND met die van prins WILLEM I, de Domeinraad te Breda in de plaats trad
Zie NIJHOFF's Gedenkwaardigheden; VAN SPAEN's Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland; het HS van TH. F. VAN RIEMSDIJK; R. FRUIN, De vrije heerlijkheden. In: Versl. en Meded. O.V.R. VIII; A. C. F. KOCH en A. JOH. MARIS, Meentgenootschappen in hét land van Buren. In: Bijdr. en Meded. der Ver. Gelre XLIX.
reg. no. 19
19 1298 April 17
Otto, ridder, heer van Buren, en zijn zoon Alardus verbeuren hun kasteel aldaar aan Reynald, graaf van Gelria, waarna zij het als leen terugkrijgen.
(feria quinta post Octavam Pasche).
Oorspr. (Inv. No. 363). Met zegel van Otto van Buren in groene was; dat van zijn zoon verloren.
N.B. Zie Nijhoff, Gedenkw. uit de gesch. van Gelderl. I, No. 55. Gedrukt bij v. Mieris, Gr. Charterb. I, bl. 593.
reg. no. 50
50 1314 April 5
Reynaut, graaf van Gelre, beslist ter beëndiging van zijn geschil met Alart van Buren, dat het rechtsgebied van de sluizen, dat gelegen was tusschen Bezede en het klooster Zente Mariënwerde, zich verder zal uitstrekken tot de Trichter sluis en hem en zijn nakomelingen erfelijk zal toebehoren evenals de visserij in de Lenge tot half het diepe, van de Trichter sluis stroomaf- en opwaarts; over het verbond, door Alart gesloten met Otte van Hoclem tot onderlinge hulp tegen een ieder, uitgezonderd de graaf van Hollant, moet Alart zich binnen 14 dagen na Paschen te Arnem komen verantwoorden.
(des Goeden Vriedags voir Payschdage).
Oorspr. (Inv. No. 364). Met geschonden zegels van de abt van St. Mariënweerde en Heinric, heer van Gennep, in bruine was; die van de oorkonder en Ditderich van Cleve, graaf van Hilkerade, en Jacob van Mirlar, ridder, verloren.
N.B. Gedrukt bij Nijhoff I, No. 154.
reg. no. 339
339 1367 Augustus 12
Hertog Reynout van Gelren scheldt Alard van Bueren, knaap, de leenmanschap van de hooge en lage heerlijkheid Bueren kwijt.
(des derden dages nae Sent Laurencius' dach).
Oorspr. (Inv. No. 365). Met zegel van Johan van Culenborch, knaap, in groene, en Peter van Steenbergen, knaap, in bruine was, beide geschonden; de zegels van Gerit, heer van Poyderoyen, en Herbaer van Putten, ridders, en dat van Arnt van der Lawic, knaap, verloren.
N.B. De hertog zegt geen zegel te hebben. De volgende dag wordt Alard van Buren weder met de heerlijkheid beleend (Nijhoff, Gedenkwaardigheden II, No. 154).
reg. no. 556
556 1403 Augustus 12
Reynalt, hertog van Gulich en Gelre, graaf van Zutphen, beleent Willem van Buren erfelijk met de hoge en lage heerlijkheid van Buren met de Lijngen, voorzover hij langs het land van Buren loopt, benevens met de hoge en lage heerlijkheid van Boesnichem met de Leck, voorzover hij langs deze heerlijkheid loopt, na opdracht door heer Alart van Buren.
(des neesten Sonnendages nae Sente Laurencius' dach des heiligen martelers).
Oorspr. (Inv. No. 366). Met geschonden zegel van de oorkonder in rode was.
N.B. Gedrukt bij v. Mieris III, bl. 782.
Reg. no. 845, 870 en 871
845 1440 Januari 19
Arnt Kleynsmet, rechter van het H.R. en vrijgraaf van Velgiste, gelegen voor Sweerte, doet uitspraak tussen Engelbrecht van Herpen ener-, en Jan Potte en de stad Coelen anderzijds, ten gunste van Engelbrecht van Herpen, aan wie daarbij 4474 rijnse guldens en 16 witte penningen benevens 44000 dergelijke guldens aan boete worden toegewezen.
(des nesten Dinxdages na Sente Anthonijs' dage).
Afschrift (Inv. No. 367).
N.B. In dorso staat: "de secreto iudicio" en "ruerende hertouch Arnt ende heer Wilhem van Bueren".
870 1442 Juni 10
Willem, heer van Bueren, verzoekt de Rooms koning onder opsomming van de bedragen in geld, die Arnolt, die zich als hertog van Gelre beschouwt, hem schuldig blijft, en onder herinnering eraan, dat deze hem de pandschap van Grave en Kuyck heeft afgenomen alsmede de heerlijkheid van de dorpen Est en Meteren en eindelijk Bueren en Buesinckhem, zonder zich te houden aan de arbitrage van Walraven van Moersse, heer van Baer en Dieden, elect van Utrecht, Arnolt te dwingen hem Bueren en Buesinckhem terug te geven en hem ook verder genoegdoening te geven volgens de brieven, die elk van hen beide heeft.
(des Sondages na Bonifacii).
Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 367).
871 1442 Juli 22
Arnold, hertog van Gelre, antwoordt, daar hij geen ter zake kundige vrienden bij zich heeft, de Rooms koning voorlopig op de hem overgebrachte klacht van Willem, heer van Bueren, en belooft een uitvoerige wederlegging met St. Martijns mis.
(tot Rosendale des Sonnendaiges op Sinte Mariën Magdalenen dach).
a) Minuut (Inv. No. 367).
b) Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 367).
Reg. no. 689
689 1422 Mei 1
Rynalt, hertog van Gulich en Gelre, graaf van Zutphen, verklaart schuldig te zijn aan Willem, heer van Buren en Bosinchem, zijn neef en raad, 200 rijnse guldens jaarlijks uit de inkomsten van Grave en het land van Kuyck als rente van 2000 dergelijke guldens, hem door Willem van Buren geleend uit zijn ambt in Grave en het land van Kuyck onder toezegging, dat hij niet uit zijn ambtmanschap ontslagen zal worden, voordat hem de 2000 guldens zijn terugbetaald.
(op Philippi ende Jacobi dach apostolorum).
Oorspr. (Inv. No. 367). Het zegel van de oorkonder verloren.
Reg. no. 696
696 1423 Augustus 17
De heer van Egmont, heer Willem van Egmont, heer Willem van Ysendoren, heer Derich van Bylant, heer Otte van Haefften, ridders, Johan van Werdenbergh, Willem van Broichusen, erfhofmeester, Gijsbert van Mekeren, opperrentmeester van Gelre, Reynken van Zeller, huismaarschalk, en Gijsbert Pyeck, raden en vrienden van de hertog van Gelre en Gulich, oorkonden, dat een overeenkomst tussen deze en Willem, heer van Bueren en Boesinchem, is getroffen, waarbij de heer van Bueren de hertog trouw en bijstand belooft en de hertog hem 500 franse schilden jaarlijks toezegt, te vestigen op een stuk land en losbaar met 6000 dergelijke schilden, voor hetgeen de heer van Arkell nog schuldig is van 10 hoeven land, hem door de vader van de heer van Bueren verkocht, die nu eigendom van de hertog zullen worden; de heer van Bureren zal over het ambt van Grave en het land van Kuyck mogen beschikken volgens de brief, die hij daarvan heeft, en Willem van Ysendoren, nu door de hertog als ambtman aangesteld, mogen vervangen, doch in overleg met de heer van Egmont en andere raden.
(Saltbomell des Dinxdaigs na Onser Liever Vrouwen dagh Assumptionem).
a) Oorspr. op papier (Inv. No. 367). Met opgedrukt geheim zegel van de hertog in rode, dat van Willem van Buren in groene was en geschonden.
b) Oorspr. op papier (Inv. No. 367). Met opgedrukt zegel van de hertog in rode was, weinig, dat van Willem van Buren in groene was en zeer geschonden.
Reg. no. 696
Reg. no. 683
683 1422 Januari 11
Jonkvrouw Johan van Cuyck verklaart schuldig te zijn aan Ude die Boese 4000 oude franse schilden, waarvoor zij verbindt huis en hofstad van Est en Meteren met het dagelijks gerecht van Meteren, zoals zij deze geërfd heeft van haar broeder.
(des Sonnendages na Dertien dach).
Oorspr. (Inv. No. 367). Met zegel van de oorkondster in groene was. Met transfix dd. 1426 Februari 14 (Reg. No. 715).
Reg. no. 715
715 1426 Februari 14
Ude die Boese geeft heer Willem, heer van Bueren en Boesinchem, zijn vordering op jonkvrouw Johanna van Kuyck, vermeld in de brief dd. 1422 Januari 11 (Reg. No. 683), waardoor deze gestoken is.
(op Sente Valentijns dach).
Oorspr. (Inv. No. 367). Met geschonden zegel van de oorkonder in groene was.
Reg. no. 826
826 1438 Februari 12
Garhart, hertog van Gulge, den Berghe enz., graaf van Ravensberge, en Garhart van Loyn, heer van Gulge, graaf van Blanckenheim, oorkonden, dat heer Wilhem, heer van Buren en Boesinchem, uitgesloten zal zijn van de bepaling, opgenomen in het verdrag, te Kempen tussen hen en heer Diederich, aartsbisschop van Colne, gesloten, inhoudende, dat elk van beide partijen zijn goederen terug zal krijgen, welk verdrag duren zal tot Pinksteren 1442.
(zo Kempen).
Oorspr. (Inv. No. 367). Met de zegels van de oorkonders, het eerste in bruine, het tweede in groene was en geschonden.
Reg. no. 864
864 1441 November 11
Beernde, heer van Buren, belooft heer Willem, heer van Bueren en Buesinchem, met zijn vrijstoelen en heimelijke gerichten in Bueren en elders te zullen helpen tegen heer Gerart, hertog van Gulich en den Berg, graaf van Ravensberg, en Gerart van Loyn, heer van Gulich en graaf van Blanckenhem, totdat heer Willem door deze beiden voldaan zal zijn.
(op Sente Martinus' avent in den winter).
Oorspr. (Inv. No. 367). Met rest van het zegel van de oorkonder in groene was.
Reg. no. 872
872 1442 Juni 28
Fridreich, Rooms koning, hertog van Osterreich en Steir, gelast zijn oom van Gelre om Wilhalm, heer van Buren, op zijn klachten, die hij hierbij insluit, voldoening te geven.
(Cöln am Donrestag vor Sand-Peter- und –Paulstag der zwelfboten).
Oorspr. op papier (Inv. No. 367). Met opgedrukt zegel van de koning in rode was, zeer geschonden.
Reg. no. 877
877 1443 Mei 7.
Bernde, heer van Bueren, belooft heer Willem, heer van Bueren en Buesinchem, in rechte te zullen helpen tegen Arnolt van Egmont, zich noemende hertog van Gelre enz., totdat hij door deze voldaan zal zijn.
Oorspr. (Inv. No. 367). Met zegel van de oorkonder in groene was.
Reg. no. 881
881 1443 November 15
Fridreich, Rooms koning, beveelt Arnolt, graaf van Zutphen, die zich hertog van Gelr en Gulch schrijft, om zich binnen 75 dagen op een rechtdag te komen verantwoorden over de klacht van Wilhelm, heer van Bueren.
(In der Newenstatt …. am Donnerstag nach Sandt-Marteinstag).
Oorspr. (Inv. No. 367). Met rest van het opgedrukte zegel van de oorkonder in rode was onder papieren ruit.