Terug naar zoekresultaten

1.08.01 Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.08.01
Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582)

Auteur

S.W.A. Drossaers [herbewerking Hanno de Vries / Sanne van Splunter]

Versie

08-12-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1948 / 2019 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda I
Nassause Domeinraad tot 1580

Periodisering

archiefvorming: 1170-1580
oudste stuk - jongste stuk: 1170-1582

Archiefbloknummer

1259

Omvang

2252 inventarisnummer(s); 13,05 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in het, een nog kleiner vermoedelijk in het.
Nederlands
Frans
Latijn

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nassause Domeinraad

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit eerste deel van den Inventaris van het archief van het permanente administratieve college de Nassause Domeinraad en voorgangers behandelt de archiefstukken van het huis Oranje-Nassau en eerdere landsheren (voornamelijk Van Duvenvoorde en Van Polanen). De stukken in dit archief gaan terug tot eind dertiende eeuw en lopen tot 1581. Het omvangrijke geheel van akten, oorkonden, administratie en correspondentie heeft betrekking op testamentaire beschikkingen, de rechten op en het beheer van alle mogelijke gronden, wateren en goederen, dorpen, heerlijkheden en steden, die later grotendeels in handen waren van de Oranje-Nassaus. Opgenomen zijn behalve deze stukken over het grondgebied van de latere Republiek ook die van het huis Oranje-Chalon, gelegen in vooral Frankrijk en Bourgondië. Verder zijn er stukken met rechterlijke beslissingen over geschillen met betrekking tot grenzen, waterstaataangelegenheden en verpachting van visoorden. Sommige documenten behelzen bevelen en informatieverzoeken van diverse heren inzake de zuiverheid van het geloof van hun onderdanen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Raad en Rekenkamer te Breda
De aanwezigheid van een Raad en Rekenkamer te Breda is met zekerheid eerst nawijsbaar onder graaf HENDRIK III, (heer van Breda van 1504-1538), met groote waarschijnlijkheid onder zijn voorganger graaf ENGELBRECHT II (1475-1504), terwijl één stuk van 1447 een aanwijzing kan zijn voor de mogelijkheid van zijn bestaan in dat jaar. "Raden en vrunden" van den graaf van NASSAU schrijven daarin n.l. over een aangelegenheid diens goederen betreffende aan de stad Dordrecht. Dit kunnen raden in het algemeen zijn geweest, zooals ieder belangrijk personage in dien tijd in zijn omgeving placht te hebben, of zaakgelastigden voor een bijzonder geval. Wanneer evenwel de rekeningen van Sichem in de jaren 1474-1478 jaarlijks door 4 á 6 personen, onder wie een vaste kern van 3 hunner, worden afgehoord, wijst dit toch wel op een permanent administratief college. Dezelfde 3 personen worden in 1482 gemachtigd tot regeling van een grensgeschil met Bergen op Zoom. De rekening van Vianden wordt in 1487 aldaar afgehoord in het bijzijn van twee "gezonden raden uit Breda". Twee raden gaan in 1487 naar Vianden voor de overneming van het beheer, dat graaf ENGELBRECHTS broeder 10 jaar lang gevoerd had, gedurende welken tijd hij correspondeerde met JAN, bastaard van NASSAU, en den hofmeester HENDRIK VAN HASSELT, "raden te Breda". Onder graaf HENDRIK zien we den Raad geregeld werkzaam en zijn de leden gewoonlijk wel allen met name bekend.
Na de verwerving van de goederen Oranje-Chalon in 1530 en gedurende de voogdij van prins WILLEM I over PHILIPS WILLEM, die in 1558 de Egmond-Burensche bezittingen van zijn moeder ANNA VAN EGMOND erfde, werd het terrein van de bevoegdheid der raden aanzienlijk uitgebreid. Als rechters in appèl van de vonnissen, gewezen in de vrije heerlijkheden Buren, Leerdam, Akkooi en IJsselstein kregen zij er bovendien een nieuwe functie bij. De Raad was gehuisvest in een gebouw aan de westzijde van het kasteel, waarin ook het archief was ondergebracht . Dit had aanvankelijk onder den rentmeester berust, doch werd in 1518 en volgende jaren aan den griffier van den Raad overgedragen. ( Zie J. Kalf , De voormalige baronie van Breda, 1912, blz. 42 en Th. M. Roest van Limburg, Het Kasteel van Breda, 1904, blz. 22. Het gebouw was tot het uitbreken van den oorlog in 1940 woning van den geneesheer der Kon. Militaire Academie. . ) Is men tijdens het leven van graaf HENDRIK en RENÉ VAN CHALON aangewezen op losse gegevens uit de stukken om iets te weten te komen aangaande samenstelling en bevoegdheid van den Raad, in 1563 krijgt men een samenvatting in een instructie, die prins WILLEM in November van dat jaar te Breda uitvaardigde ( Van deze instructie bevindt zich een authentieke, waarschijnlijk gelijktijdige copie te Brussel in de Papiers d'Etat et de l'Audience no. 90, waarin Mej. M. Jurriaanse haar aantrof. Voor den tekst, zie onder: "Instructie voor den Raad en Rekenkamer te Breda". ) . In den aanhef van een concept-instructie ( Kon. Huisarchief Inv. Prins Willem I, no. 2269, l. Uit dit concept blijkt, dat een instructie voor de Rekenkamer te Brussel als voorbeeld heeft gediend. ) . van hetzelfde jaar, zegt de prins, dat hij haar noodig acht, omdat hij, noch zijn voorgangers, er ooit een gegeven hebben. Dit is dus de oudste en men mag aannemen, dat zij een bestaanden toestand vastlegde en bovendien een einde wilde maken aan misbruiken in de administratie; op het laatste wijst de groote uitvoerigheid van het hoofdstuk aangaande de "materie van de Rekeningen" In 1558 had de prins reeds eenige artikels opgesteld voor de afzonderlijke rentmeesters, die het door hun wanbeheer den rentmeester-generaal onmogelijk maakten, op tijd de noodige bedragen in geld te verschaffen. Men vindt hierin hetzelfde verwijt tegen het eigenmachtig verpachten en verkoopen van goederen, als in de instructie van 1563. ( zie Nass. Dom. Suppl. no. 14. ) De Raad blijkt dan te bestaan uit raadslieden, den rentmeester-generaal, griffiers, secretarissen en klerken ( Deze opsomming van griffiers, secretarissen en klerken lijkt geïnspireerd te zijn op het Brusselsche voorbeeld. Nergens blijkt toch, dat er ooit meer dan één griffier is geweest; het zou nauwelijks mogelijk zijn, aangezien de geheele raad uit 6 á 7 personen bestond. Ook secretarissen ben ik niet tegengekomen behoudens particuliere in de naaste omgeving van den heer, waarbij zich in bepaalde aangelegenheden de drossaard van Breda nog voegt. Het aantal der leden wordt niet genoemd, maar zeven raden zonder den drossaard doch met inbegrip van den rentmeester-generaal en den griffier leggen in April 1564 den eed af op deze instructie. )
De Raad vergaderde dagelijks van 8-11, en van 3-5, uur tenzij hij nog buitendien op andere uren werd bijeengeroepen. De voorzitter leidt de deliberaties, behalve wanneer de drossaard aanwezig is, die in dat geval de eerste plaats inneemt. Deze, die als vertegenwoordiger van den heer met burgemeesters en schepenen van Breda de met de crimineele rechtspraak belaste Hoofd- en Leenbank vormt, legt den Raad alleen zaken aangaande de jurisdictie en hooge heerlijkheid van stad en land van Breda voor. Behalve de drossaard komen ook de lagere rechterlijke en administratieve ambtenaren met hun bezwaren in den Raad, die hun wel in de gelegenheid stelt te adviseeren doch niet om de besprekingen van den Raad aan te hooren.
Twee raden, onder wie de voorzitter, bewaren het zegel en bezegelen de daarvoor in aanmerking komende akten, nadat deze door den prins geteekend zijn.
Niemand mag rekeningen of stukken uit de kamer medenemen zonder medeweten van een der griffiers, "garde van den charteren", en zonder reçu. Raden, die in commissie worden uitgezonden, hebben daarvoor een instructie noodig van den heer of het College; zij zullen een verbaal opstellen van hun verrichtingen en, zoo die verschillende heerlijkheden betreffen, zullen zij verschillende verbalen maken, opdat in de lade of den koffer van iedere heerlijkheid het desbetreffende verbaal gelegd kan worden.
Eenige raden zullen den heer bij afwezigheid buiten "zijn residentie" vergezellen en hem rapport uitbrengen over alle aan hem geadresseerde stukken, zoowel particuliere als die, aangaande"onsen gouvernementen". De secretaris zal de antwoorden in het net schrijven en ze den prins eerst ter teekening aanbieden, wanneer zij gezien zijn zoowel door de raden te Breda als door die in 's prinsen omgeving. De laatsten zullen alle brieven en rekesten met de antwoorden doen registreeren tot onderricht van hun opvolgers.
De griffiers en secretarissen zullen in de vergadering notulen houden zoowel van de proposities en deliberaties als resoluties en adviezen. Aan hen zullen de verbalen van gecommitteerden als boven vermeld worden ingeleverd, waarvan de griffier aanteekening zal maken in zij n generaal boek; behalve dit generale heeft hij nog bijzondere boeken voor de heerlijkheden afzonderlijk.
De "materie van de Rekeningen" begint met den toegang tot de Rekenkamer te verbieden aan een ieder, die niet beëedigd lid daarvan is, alsmede aan de klerken, tenzij voor het maken van copieën. Minstens een van de raden en de griffier moeten tegenwoordig zijn bij het afhooren van de generale zoowel als de afzonderlijke rekeningen. Men zal niet twee jaar achtereen eenzelfden auditeur gebruiken doch verschillende, opdat de een zoo noodig de simpelheid of onwetendheid van den ander kan corrigeeren. Twee maanden na de afzonderlijke rekeningen wordt de generale rekening afgehoord, de rentmeester-generaal levert bovendien maandstaten in van zijn ontvangsten en uitgaven.
Allen, die eenige administratie voeren, zullen zoo noodig in de kamer ontboden worden tot het overleggen van een staat, waaronder mede begrepen zijn de staten "van onser cameren ende plaisirs". Dus ook de privé-uitgaven van den prins stonden onder toezicht van de Rekenkamer.
Stadhouders en griffiers van de leenen, gecommitteerd tot ontvangst van de heergewaden, moeten zorg dragen, dat erfgenamen van overleden leenmannen binnen 3 maanden een denombrement van het leen aan de Rekenkamer zenden ter vergelijking met vroegere denombrementen; na onderzoek krijgen de erfgenamen brieven van recepisse of worden, wanneer het leen zal blijken vermeerderd te zijn ten nadeele van de heerlijkheid, gestraft.
Den rentmeester en rekenmeesters, die gewoon waren heidegrond, wildernissen, hoeken van straten enz. in erfpacht uit te geven, wordt dit thans verboden, tenzij kennis is gegeven aan de kamer, die de condities eerst zal hebben goed te keuren en daarin zal doen opnemen, welke profijten de bovengenoemde rent- en rekenmeesters daarvan zullen mogen nemen. In de instructie komt dan bovendien nog voor een hoofdstuk met het opschrift Rapporten, hetgeen voorschrijft, hoe processen uit Buren, IJsselstein en Leerdam in den Raad behandeld zullen worden. Op deze functie heeft het woord justitie in den aanhef van de instructie betrekking, waar de raad genoemd wordt: onse Camere van Justitiën ende Rekeningen, terwijl de benaming anders pleegt te luiden: die van den Rade en Rekeningen. Wij laten dit hoofdstuk verder buiten beschouwing omdat, zooals reeds gezegd is, de stukken aangaande Buren c.a., die tijdens de voogdij van WILLEM I over PHILIPS WILLEM te Breda berust mogen hebben, te zamen met de andere Burensche stukken beschreven zullen worden in het volgende deel van dezen Inventaris.
Tot zoover de instructie, die, al geeft ze veel, toch aangaande den aard der werkzaamheden nog wel eenige aanvulling uit de stukken verdragen kan. Daarin ziet men de raden, uitgezonden als gecommitteerden, optreden bij de behandeling van geschillen van allerlei aard als daar zijn: de grenzen, verschillende werken van waterstaat, wijzigingen in de verpachting der visscherijen. En hoewel in de instructie staat, dat de rentmeesters naar Breda ter verantwoording ontboden zullen worden, zien we, dat in de praktijk de raden rondreizen tot in Diest en Vianden toe om de rekeningen af te hoeren en verdere inspecties te houden. Ook in de stadsbesturen hadden zij een groot aandeel. Zij verzetten er de wet en vervingen ook bij de aanstelling van andere functionarissen den heer; zij adviseerden bij het maken van nieuwe keuren en bij nieuwig heden zooals bv. de instelling van aalmoezeniers te Breda; ook de stadsrekeningen hoorden zij af, waaronder b.v. te Steenbergen de rekeningen van de kerk, het hospitaal en den Heiligen Geest.
In de jaren van de troebelen zien we den Raad als stadsbestuurders betrokken in zaken, de godsdiensttwisten aangaande. De religievrede ( T.E. van Goor Beschrijving van Breda, 1744, blz. 68. ) van 1566 voor stad en land van Breda, door LODEWIJK VAN NASSAU namens den prins geproclameerd, was mede onderteekend door den Raad, en het verbod tegen valsche predicaties van 1567 ( Van Goor, blz. 69. ) werd uitgevaardigd door den prins "in zijnen rade". In 1567 reizen twee raden, na in Zeeland geweest te zijn in verband met 's prinsen waardigheid van Eersten Edele, naar IJsselstein om er de orde te herstellen na de beeldstormerij, die daar heeft plaats gehad ( Kon. Huisarchief Inv. Prins Willem I no. 2245, I. Rapport van de raden van den Berchen Vos. ) . Toch blijkt de voornaamste werkzaamheid de administratie en het archief draagt daarvan duidelijk de sporen.
In 1798 werden de beheerde goederen tot nationaal eigendom verklaard.
Instructie voor den Raad en Rekenkamer te Breda
16 November 1563 (Algemeen Rijksarchief te Brussel, Papiers d' Etat et de l'Audience no. 90) WILLEM by der gratiën Goidts Prince van Oraengen etc.; Om te versien op de maniere ende oerdene, die men souden moegen onderhouden in onse camere van justitiën ende rekeninge binnen onsen huyse ende stadt van Breda, ten eynde dat die selve met goede ende cortte expeditie souden mogen geadministreert wordden, soe eest, dat wy gehadt hebbende d' advijs van de luyden van onser voorsz. cameren, gestatueert ende geordonneert hebben, ende uuyt onse rechte wetentheyt ende volcomen machte statueren ende ordonneren by desen, die arlen [artikelen] hiernaer volgende:
  1. In den yersten, dat in der camere van onsen Raede ende Rekeninge onse raedt mr. JAN HOVELMANS sall gehouden ende verbonden zijn te proponeren alle saeken ende affairen, die in onse camere sullen commen te tracteren, ende sal dopinie van den anderen vraeghen ende dieselve collegeren ende daertoe contenderen by advyse van onsen raidtsluyden ende van den meesten deel van dyen.
  2. Dat onsen zegel in onser cameren bewaert sal, wordden binnen sloots, daervan den voorsz. HOVELMANS ende onze raedt mr. STEVEN VAN DEN BERCH sullen elck eenen sluetel hebben, om daermede te besegelen alle provisiën van offitiën ende benefitiën, pentioenen, renten, vercoipinge van gorssingen, van moeren, procuratiën ad lites, ende alle andere brieven, die men gewoenlijck is ende behoirt onder onsen segel te depescheren, gelijck men oick besegelen sall allen vonnissen ende sententiën, die by ons in onsen rade gegeven sullen wordden. Ende sal deselve besegelinge altoos gedaen wordden in presentiën van onsen raeden ende een van onsen greffiers, die onse rechten van den zelven segel sal ontfangen ende daeraff jaerlijcx rekeninge doen nae den tax, die hier sal wordden gestelt, daervan alle de depeschen van den voorsz. saecken sullen wordden geinregistreert; wel verstaende, dat egeene segelinge van dien gedaen sal wordden, aleer dat wy de voorsz. briefven ende depeschen sullen hebben geteeckent met onser handt.
  3. Dan onsen drossaerdt van Breda, wanneer hem gelegen sal zijn te commen in onser camere van den Raede ende Rekeninge, sal hebben deerste plaetse, ende sal aldaer proponeren ende in deliberatie stellen alle saecken aangaende onse rechten, domeynen, jurisdictiën ende hoocheyt der Stadt ende des landts van Breda, wesende onder zijn bedrijft ende ampt, ende sal oick opiniën geven, des gevraecht zijnde.
  4. Insgelijcx sullen allen anderen onse officieren, soe van justitiën als van recepten, wanneer zij binnen Breda comen in de camere van den Raede ende Rekeninge, geadmitteert wordden om te proponeren alle difficulteyten ende zwaricheyden ende twyfelinge, die zy onder heur bedrij ff ende ampt sullen hebben aengaende onse rechten, domeynen ende jurisdictiën. Ende wanneer de saecken sullen zijn verclaert ende volle verstaen, soe sal men van deselve officiers d' eerste opinie vragen, maer en sal heur nyet laeten hooren die deliberatiën van d' andere van der camere; ten waere uuyt merckelycke redenen hen dochte tselve beter gedaen te zyne, in weicken gevalle men sal d' officiers mogen laeten in de voorsz. camere ende d' opiniën hooren.
  5. Ende zoe verre de voorsz. officiers of oick andere persoenen aenbringen eenige saecken daerinne diversche scriftueren ende stucken zijn te vuersien, soe sal men die yemanden van den collegie geven om thuus oversten te wordden ende daeraffrappoort te doen, als hiernaer sal volgen.
  6. Ende sullen die van onsen Rade ende Rekeninge in de camere compareren smorgens tacht uren, ende aldaer collegialiter blyven besoingneren tot eiff uren incluys, ende naer noene sullen vergaderen te drie uren, ende aldaer blyven besoingneren tot vijff uren incluys.
  7. Maer wanneer eenighe nootelycke saecken overcommen, sal diegene, die deselve ontfangen sal hebben, ons raedsluyden in de camere op andere uren mogen ontbieden, soe voor ons eygen saecken als voor andere, om terstont te compareren.
  8. Dat onse raedtsluyden, rentmeester-generael ende greffiers, ende onse secretarissen sullen helen die secreten van onser camere, ende saecken, die weten, dat wij begeren secreet te houden, op de pene van privatie van heure officiën. Ende dat die clercken van die van onsen Raede ende camere oick sullen moeten secreet zijn, op de pene van nemmermeer gepromoveert te wordden tot eenige beneficie van onsen huyse ende lande ende heerlicheyden.
  9. Dat onse drossaerdt, raedtsluyden, rentmeesters oft greffiers, egeenen raidt oft advijs en sullen mogen geven tegen ons, in saecken, die ons eenichsins aengaen mogen, opte verbeurte van heur officie ende daertoe van arbitrale correctie.
  10. Dat onse raedtsluyden, rentmeester-generael ende greffiers, heur tevreden sullen houden met de gagien, die hen by ons respective toegescickt zullen wordden, sonder dat yemant van hen daerenboven yet sall mogen heysschen oft nemen, by hemzelven oft yemandt anders van onsen officiers oft partyen, sonder onse wete ende consent.
  11. Dat nyemandt egeen scriftueren, rekeningen oft andere stucken uuyter cameren en sal draegen, sonder wete van eenen van onsen greffiers, garde van den charteren, ende onder hem te laeten recepisse van alsuicken stucken, die men ter saecken van officie behoeven mach. Ende wanneer zy eenige stucken oft papieren onder hen hebben, en sullen deselve nyet mogen mingelen met de scriftueren, papieren ende stucken, henselven toebehoirende, ten eynde, dat tot allen stonden de scriftueren ende stucken van ons ende van partyen in heure huysen, ten tyde van heur absentie, oft afflyvicheyt, te badt gevonden ende gerecouvreert mogen wordden.
  12. Dat wanneer eenige van onser camere oft notable officiers gesceyden sullen zijn van deser werelt, soe sullen onse voorsz. raeden van stonden aen yemandt committeren, om te inventarieren de stucken, titulen ende munimenten, die zy onder hem hadden, ons oft yemandt ander toebehoirende.
  1. Dat niemant en sal uuytreysen in eenige commissie, dan by expresse ordonnantie van Zyne Genade oft van den collegie, ende hebbende van d' een van twee te vooren heure instructie soe verre de saecke tselve requireert.
  2. Die commissarisen sullen gehouden wesen verbael te maecken van al dat zy duerende heur commissie van dage te dage gebesoingneert hebben, met insertie van de plaetsen ende andere behoirlycke circumstantie naer gelegentheyt vander saecken.
  3. Ende zoe verre in diversche plaetsen ende aengaende diversche heerlicheden besoingneren, soo zullen zy gehouden wesen diversche verbaelen ende diversche cohieren daeraff te maecken, ten eynde eicke mach geleet wordden in de laeye ofte coffre van de heerlicheyt, diet aengaet.
  4. Ende naerdyen zy heur commissiën voldaen sullen hebben, sullen gehouden zijn van stonden aen ende eer zy van eick alcanderen sullen mogen sceyden, de minute der voorsz. besoingne te teeckenen, ende insgelijcx oick naemaels de grosse, weicke sal geleet worden in de camere van de Rekeninge in de laye ende coffre van de heerlicheyt, dieweicke tselve sal rueren.
  5. Dat die commissarissen, wederomme comende, sullen overgeven het billect van de costen, by hem gedaen, inhoudende specificatie van den dagen ende plaetsen, daer die zelve gedaen zijn, met die sommen, die sy uuytgegeven hebben.
  6. Ende want ons nyet gelegen en is onse residentie continuelijck binnen onser stadt van Breda te houden, soe eest, dat wy willen ende ordonneren, dat eenige van onzen Rade, die wy daer toe sullen nemen, onsen persoon sullen volgen ende by onsen persoon blyven.
  7. Ende in handen van dengeenen, die ons sullen volgen, sullen gelevert wordden alle requesten, brieven ende stucken, die ons sullen gepresenteert ende gesonden wordden, zoewel onsen particuliere saecken aengaende, als van onsen gouvernementen, weicke ons daeraff rapport sullen doen. Ende wan neer by onsen secretarissen sal in net gestelt wesen het antwoordt oft depesche, die men daerop sal doen, soe sal tselve den voorsz. Raede eerst gethoont wordden, verbiedende opentlijck onsen secretaris eenige depesche by ons te bringen om te teeckenen, tenzy dat tzelve te vooren by die van onsen Raede, soe tot Breda als buyten neffens ons wesende, en zy gesien.
  8. Ende ordineren, dat deghene van onsen Raede neffens ons wesende als boven, van dage te daghe neerstelycke doen opscryven ende teeckenen sullen allen de requesten ende brieven ende stucken, die duerende den tijt, dat zy ons volgen sullen, gepresenteert wordden, met den andtwoordt ende depesche daerop gedaen ende daeraff goede communicatie ende instructie met onse secretarissen te onderhouden, opdat zoe verre wy deselve in andere saecken ende elwaerts willen employeren ende yemanden anders van onsen Raede ontbieden om onsen persoon te volgen, dat die mach geinformeert wesen van tgeene datter is gepasseert by den ghenen, die te vooren onsen persoon volgden.
  9. Ende wanneer dat deselve, die beneffens ons zijn geweest, sullen vertrecken, soe sullen zy het registere, by hem gehouden ende gemaect van allen depeschen, binnen beuren tyde gedaen, overleveren dengenen, die aencomen sullen om onsen persoon tevolgen.
  1. Processen, die in onsen Raede zullen commen van Bueren, IJsselsteyn, Leerdam oft elders, sullen by die van onsen Raide onderlinge gedistribueert wordden om te visiteren ende rapport daeraff te doen. Ende onsse gremers en sullen egeen processen uuyter cameren yemanden leveren, dan by ordonnantie van onsen raidsluyden.
  2. Ende sal degene, die eenich processe es gelevert, tselve neerstelijck oversien ende daeraff behoirlijck extract maecken omme daermede te bewysen, des tot verstaende ende decisie vander materie is dienende, ende sonder tselve extract en sal tot rapport nyef geadmitteert wordden.
  3. Naedien trapport van den processe gedaen sal zijn, sal tselve geheel van den beginsele tot den eynde in onsen Rade gelesen wordden, anders, dan wanneer een clausule alleen van eenige instrument oft testament oft andere es dienende totter saecken, soe sal die rapporteur die clausule int lesen designeren om egeenen tijt te verliesen.
  4. Ende naedat tprocesse gelesen sal zijn, sal de raporteur gehouden zijn bescheydelijck te verhaelen ende te toucheren die poincten ende difficulteyten opte welcke die decisie van de materie staen sall.
  5. Trappoort in der voorsz. vuegen gedaen zijnde, sal een van den Raede die opiniën (vragen), eerst den rapporteur ende daernaer den anderen zoe hem goedtduncken zal, ende sall sluyten naede beste ende meeste opiniën.
  6. Ende ingevalle van egualiteyt van opiniën sal den voorsz. raedt die opiniën vereenigen ende tot één reduceren indien hem tselve in de rechtveerdicheyt mogelijck zy, oft neen, sal de saecke anderwerff in deliberatie stellen.
  7. Dat onse raidtsluyden int rapporteren ende delibereren van den processe ende van allen anderen saecken sullen ernstelijck toehoiren ende deligentie doen om die wel te verstaen ende tonthouden, sonder binnen denselven tyde yet anders te lesen, te scryven, te confereren oft te doen daermede zy souden mogen wordden gediverteert van het hoiren ende verstaen ende.onthouden van de processe.
  8. Die rapporteur sal het dictum van den vonnisse selve maken ende scryven ende dat in de camer lesen om aldaer geaccordeert te wordden; dwelck gedaen zijnde, sal men tselve vonnisse oft arbitrale uuytspraecke pronunchieren daer ende soo men gewoonlijck is.
  1. Sullen gehouden wesen ter saecken van heurder offitiën te maecken eenen generaelen boicke, daerinne zy sullen van vergaderinge tot vergaderinge ende van dage te dage scryven tguene, dat by die van onsen Raede geproponeert, gedelibereert ende geslooten sal wordden, teeckenen daermede inne de namen van dergeenen, die in de vergaderinghe present geweest sullen zijn ende d' opiniën van denselven soe verre daer eenige diversiteyt is.
  2. Ende daertoe sullen de greffiers moeten registreren ende in den voorsz. bouck scryven alle d' advysen.
  3. Ende zoe wanneer imandt van onser cameren in commissie sullen hebben geweest, soe sullen deselve gehouden wesen hen verbael in d' eerste vergaderinge over te leveren, van welcke overleveringe de voorsz. greffier in zynen generale bouck note sal maecken van den naemen van den commissarissen ende groote van de besoingnen ende verbael ende dage ende wanneer dat zy gevaceert hebben.
  4. Ende sullen daerenboven noch hebben particuliere ende besundere boecken, te weten: van allen onsen heerlicheden, daerinne zy sullen transporteren uuyt den voorsz. generalen boecke tgene, dat in de camere gedaen sal zijn ende een yegelijck heerlicheyt in particulier es aengaende oft den officiers oft inwoonders van dien, met annotatie van den daghen, dat tselve is gedaen ende den naeme van dengheene van den Rade, die present sullen zijn geweest.
  5. Ende aengaende den voorsz. verbaelen ende besoingnen, by de comroissarisen als voor overgelevert, sullen de greffiers schuldich sijn deselve te leggen in de laye oft coffre van de heerlicheyt, die deselve aengaen ende toucheren
  1. Commende nu tot de materie van rekeninge, soe verbieden wy in den eersten, dat nyemandt, wy dat zy, hen vervoordere oft presumere te gaen in de camere van onsen Rade ende Rekeninge, dan alleenlijck die van der cameren geedt zijnde ende d' officiers, die daer sullen hebben te besoingneren op heure rekeningen oft anderssins, sonder dat eenige clercken van die landen Raede ende Rekeninge daerinne sullen mogen ganck hebben, ten waere om te copiëren registreeren oft te maecken eenige extracten. Ende zoe haest zy gedaen hebben, sullen uytgaen, opdat zy nyet en nemen voirdere kennisse van onse saecke.
  2. Ordonneren ende bevelen, dat die meerderen deel van onsen Rade ende Rekeningen oft alle tsamen, eist muegelycken ende indien se binnen Breda zijn, present sullen zijn met een van den greffiers ter auditiën van de rekeninge generaele ende van de rekeningen particuliere, ten minsten een van henlieden met eenen greffier ingevalle d' andere te besoingneren ende vaceren hebben op andere onse affairen ende sullen de zwaricheyden oft twijffelingen, in de rekeningen, soe generale als particuliere bevonden, teyckenen ende scryven de redenen van deselve swaricheden, welcke swaricheden voor et sluyten van de rekeninge sullen wordden gedetermineert by tgemeyn collegie; ende is onder hen eenige diversiteyt van opiniën in materie van notable importantie, sullen ons daervan rapport doen om by ons gedetermineert te wordden, zoe wy bevynden sullen behoirende. Ende sulcx gedaen zijnde, sullen die van der cameren, die ter auditiën gevaceert hebben, daernaer de rekeninge sluyten in presentie van den rentmeester oft officier rendant oft heure gecommitteerde, hebbende de rekeninge gepresenteert, passerende tgene dat redelijck is ende royerende daervan nyet en sal blycken by goede documenten, acquyten ende anderssins ter verifficatie dienende, ende sullen de voorscreven rentmeesters oft heure gecommitteerde voorsz. oick mede heure voorscreven rekeninge teeckenen.
  3. Ende suller int slot van de rekeninge gescreven worden de naemen ende toenaemen van den auditeuren, midtsgaders van deghene, die jegenvoordich sullen zijn geweest ter decisie van de zwaricheden, in de rekeningen bevonden.
  4. Dat d' auditeuren, wanneer sy hooren sullen eenige rekeninge, sullen voor hen nemen de voorgaende, die zy sullen visiteren ende hebben goedt regard, dat by de rekeninge te hoirene verandtwoordt zy van allen souffrange, schulden, quytantiën ende geremitteerde oft uuytgesette saecken. Ende en sullen nyet mogen procederen tot sluytinge van dier rekeninge sonder te wyderene ende doen purgeren de voorsz. souffrange, schulden, quitantiën ende andere uuytgesette saecken van de voorgaende.
  5. Dat die van onsen Rade ende Rekeninge, hebbende vader, soone, oom oft neve, oft staende in gelycke graeden van affiniteyt, rentmeester oft officier, hebben(de) te rekenen in onse voorsz. camere oft oick daer hebbende andere affairen, en sal nyet moegen jegenwoordich zijn ter decisiën ende determinatiën van den zwaricheden ende wyffelingen, gevonden in deselve rekeninge, oft andere saecken, dien concernerende.
  6. Dat alle de rekeningen, die gedaen sullen wordden in onze camere voorsz. van eender officie ende nature, sullen gelijck gemaect wordden by quoyeren ende gebonden by den anderen in goede oerdene, soo men nu doet, opdat die te min verscheyden zijn, ende dat alle de bladeren van deselve rekeningen gequoteert zijn om te lichtelycker te mogen maecken de correctiën ende wetene, oft daer eenige bladeren verloren oft toegevuecht zijn, tsedert de presentatie oft sluyten van de voorsz. rekeningen ende sonder eenige rasuren.
  7. Dat die van onser cameren voorsz. sullen ontbieden ende bescryven alle onse officieren ende rentmeesters omme op zekere dagen ende tyden te commen rekenen, wanneer tselve best gelegen ende te passe commen sal naer gelegentheyt van den anderen affairen van onser cameren, nemende nochtans goedt toesicht, dat men tot eender tij t nyet en ontbiede meer officieren dan men gevuechlijck depescheren can, ende indien de voorsz. officiers ende rentmeesters nyet en commen oft yemanden, hebbende procuratie ende instructie souffisante, oft doen blycken van legitime excuse, sullen die van de rekeningen hen anderwerff ontbieden ende assigneren anderen corten tijt, opte pene van gesuspendeert te wordden van heure officiën oft andere pene pecuniaire. Ende comen zy noch nyet ten gesetten dage, sullen hen suspenderen oft condempneren in de voorsz. pene, verclaert ende geset inde bescrijfbrieven, van welcke pene de deffaillanten sullen gelast wordden in heure rekeningen tot onsen prouffyte. Ende aengaende onse rentmeester-generael ende absolut, willen wy, dat hy rekene twee maenden naedat alle de rekeningen particuliere gehoort sullen zijn, emmers de principaelste van onse rentmeesters particuliers om hem te mogen chargeren met alle de resten van de rekeningen. Ende dat hy hierinne nyet en zy in gebreke op gelycke pene als boven, hem ordonnerende daerenboven, dat hy in onsen voorsz. Rade-ende-Rekeninge-camere sal overgeven van maende te maende eenen goeden declarativen staet van alle claere penninghen, die hy ontfangen ende uuytgegeven sal hebben, welcke staten sullen bewaert wordden omme met zyne rekeningen van elcken jaere geconfereert te wordden, zoeverde als doendelijck sal wesen.
  8. Dat die van onser camere voorsz. gehouden sullen zijn te procederen tot de visitatie ende sluyten van de rekeningen terstont ende zoe haest het mogelijck sal zijn naerder presentatie, ten lancxten binnen een maendt sonder voirder vertreck.
  9. Ende doende die correctiën van den voorsz. rekeningen, zoe in den ontfanck als uuytgeven, sal gescreven ende verclaert wordden by wat rekeninge ende quoto foo de partie sal zijn gebrocht in ontfang ende genomen in uuytgeven, ten eynde, dat men te beter can vynden ende weten die faulten, indien der eenige zijn, ende oft elck rentmeester ende officier verantwoordt, daeraff hy schuldich is te verandtwoorden. Ende opdat die voorseyde correctiën te bat ende wel zekerlijck mogen gedaen wordden opte generaele rekeninghen, soe willen ende ordonneren wy, dat alle die eenige administratie ende handelinge van onsen gelde hebben, ontboden sullen wordden telcker reyse alst noot zal wesen, omme in onser voorsz. camere over te brengen den staet van heuren ontfanck ende uuytgeven, daerundere wy willen, dat oick begrepen zijn de staeten ende rekeningen, gehouden van onser cameren ende plaisirs.
  10. Dat nyet en sal wordden gepasseert in uuytgeven dan alleenlijck d' ordinaris ende tguene, dat voor ordinaris gepasseert is in de voorgaende, op pene, dat de rentmeester betalen sal voor elcke partie sesse karolusguldens t' onsen prouffyte, daeraff hy sal wordden gelast als boven. Behoudelijck, dat tvierendeel van de breucken sal .zijn tot proufficte vander camere, opdat zy goede neersticheyt doen deselve breucken te lichten, ende boven desen sal geroyeert wordden de somme ofte sommen.
  11. Ende ingevalle dat eenige van onse rentmeesters-generaels oft particuliers, baillieulx, schoutetten, meyeren oft andere officiers van justitie oft ontfange differeren oft uuytsetten te brengen eenige partye in ontfang, daervan zy moeten verandtwoorden ende daervan zy de reste souden zeggen te willen bringe opte naestvolgende, en sullen nyet geadmitteert wordde maer men sal hen chargeren van de geheele sommen in heure voorsz. rekeningen ten eynde dat nyet en wordt vergeten oft gediffereert ende zy te neerstiger zijn van alsulcken somme te ontfangen ende van tgene blycken sal dien van onser cameren, dat de rentmeesters nyet en hebben ontfangen, sullen tselve houden in souffrancie totter naeste rekening oft alsulcken tijt als hen sal goedt duncken, zoe verre hen blijcke, dat de voorsz. officiers hierinne nyet en hebben geabuseert ende qualijck geverseert, in weicken gevalle zy zullen doen vervolgen ende bewaeren onse recht tsy by appoinctement oft justitie.
  12. Ende eest saecke, dat de voorsz. rentmeesters, die gelast zijn t' ontfangen onse demeynen, laeten deur negligentie, ignorantie oft anderssins te rekenen geheelijck de oude demaynen, seggende, datzy die nyet en hadden cunnen ontfangen ter saecken van sterfte, steriliteyt, armoede, vluchte oft anderssins en sullen daertoe nyet wordden ontfangen by die van onser cameren ter tijt toe dat daervan blycken sal by behoirlycke informatie, gedaen by die van onser cameren voorsz. ende sal deselve informatie geleet worden in sulcke plaetse, dat die vintbaer zy alst noodich sal zijn.
  13. Dat tot allen tyden ende soe dicwils dat eenige appoinctementen, appostillen ende arresten gedaen sullen zijn by die van onser cameren opte rekeningen van de voorsz. onse rentmeesters, zoe in ontfange als uuytgeven, sullen telcker naester rekemnge de rentmeesters daervan doen verantwoorden. Ende ende blijct nyet van goede dilligentie, soe sullen zy sulcken rentmeesters gelasten, van die zy gelast behooren te zijn, op datter nyet vergeten en blyve.
  14. Item, alsoe eenige van den officiers van ontfanghe bringen onder tcapitule van den wercken ende elders groote reparatiën, de voorsz. van onser cameren sullen verbieden ende interdiceren allen officieren van ontfange, dat zy egeen wercken en doen maecken andere dan nootelijcke reparatie ende onderhoudingen ordinaris, sonder welcke men nyet passeren en can sonder te dragen groote scade, ende dat die nyet en excederen de xxv oft xxx guldens eens, sonder daervan te adverteren de voorsereven van onser cameren ende daerop te hebben heurlieder ordonnantie.
  15. Soe oick sommige officiers van ontfange brengen in uuytgeven van heure rekeninge veele sommen van penningen uuyt diverse saecken, daervan zij overbringen bevel ende quitancie sonder realijck betaelt te hebben alsulcken sommen in 't geheel oft in deele, maar geven heur contrebrieven, geconditionneert te betalen zoe verre de penningen heur gepasseert wordden opten staet ende naemaels opte rekeninge, ende om te gebruycken de penningen, dilayeren soo lange hen mogelyck is te doene heure rekeninge, de voorsz. van onser cameren sullen doen zweren eenen yegelycken van de voorsz. officieren ter presentatie van heure rekeninge, dat zij daerinne nyet en hebben gestelt dan tgene by hen behoirlijck betaelt is. Ende wanneer zy heure rekeninge overleveren by gecommitteerde, dieselve sullen moeten hebben procuratie speciale om te doene beuren eedt als boven. Ende ingevalle dat bevonden waere in heure rekeninge eenige partye, diezy nyet en hadden behoirlijck betaelt als voorsz. is, die van onser cameren voorsz. sullen hen bedwinghen die te betalen ter stont ende sonder dilay.
  16. Ende indien bevonden wordt, dat eenige van onse rentmeesters generaels en de particuliers, baillieulx, schoutetten, meyeren oft andere officieren van justicie ende ontfange gestelt hadden in uuytgeven van heure rekeninge een partye tweemael, daervan hyhem wilt ontschuldigen deur onwetentheyt oft inadvertentie, de voorsz. van onser cameren sullen sulcken doen amenderen tdobbele van der sommen oft alsulcken somme als heur goetduncken sall.
  17. Ende ingevalle de voorsz. rentmeesters-generaels ende particuliers, ballieulx, schoutetten ende andere officieren, meyeren ende andere van justicie ende ontfanghe hen vervoirderen te nemen oft stellen opt uuytgeven van heure rekeninge eenige partyen, die anderwerff zijn geroyeert geweest op heure voorgaende rekeninge, by faulte van documente oft andere redelycke ende rechtvoerdige saecke, sonder daeraff te hebben expres bevel, oft dat zij nyet over en bringen brieven van relievemente van voorsz. radiatie, de voorsz. van onze cameren sullen tselve heur doen verbeteren ende amenderen met sulcke somme van penninghen als hen sal goedt duncken.
  18. Ende bevynden de voorsz. auditeuren int corrigeren van de rekeninge yemanden, die ontfangen heeft in beleeninge eenige sommen van penningen voor boeden, voyagiën, commissiën oft andere groote affairen, daervan zy sijn gehouden te rekenen, deselve persoenen sullen terstont ontboden wordden om te rekenen want zy beter sullen weten daeraff te verantwoorden dan heure naecomelingen.
  19. Dat de greffiers sullen hebben eenen bouck van de chargen ende lasten, daerinne gebrocht sullen werdden ende gescreven by maniere van memorie alle de schulden ende lasten, die by de rekeningen, zoe haest die gesloten sullen zijn, bevonden sullen wordden opte rentmeesters ende andere officieren ende persoenen, van wat staete die sullen zijn. Te wetene de lasten ende schulden van dewelcke men heur bevynden sal nyet ontlast by de voorsz. correctiën.diegedaen moeten wordden opte rekeninge, welcke correctiën gedaen sullen wordden soe verre het doenlijck zy, zoe int doene van de rekeninge als corts naer dauditie van dier. Ende sullen by die van onser cameren corts daernaer de voorsz. officieren ontboden wordden op wyen de voorsz. lasten bevonden sullen wesen, om heur daeraff te ontlasten ende quyteren soe hier vooren geseet is. Ende soeveele als aengaet de suver ende claer schulden, blyckende bij sloote van rekeninge ende getransporteert zijn geweest opten voorsz. lastboeck, sullen terstont gesonden ende gegeven worden, by scrifte ende certificatie vander camere, den rentmeester-generael, diet behoiren sal, om te mogen bedwingen de schuldenaeren ter betalinghe. Ende sal geteeckent wordden opte partye vander voorsz. schuldt, datter cedulle affgemaect ende gegeven is den rentmeester-generael op sulcken dach ende jaere, ende sal de rentmeester-generael gechargeert wordden daervante verantwoorden op zyne naeste rekeninghe tot onsen prouffyte. Ende naedyen dat de rentmeester-generaal die ontfangen sal hebben ende verandtwoort van der voorsz. schuit, oft dat die debiteur hem daervan sal anderssins hebben geacquiteert ende ontlast, sal men d' acquyt ende ontlastinge teyckenen ende scryven opt eynde nae de reste vander rekeninge oft elders daer hy was gechargeert.
  20. Item altijt ende zoe dicwils, dat eenige officiers van ontfange ordinaris oft extraordinaris ontboden sullen zijn om te rekenen ende gewoenlijck zijn te hebben gagien ende vacatiën van te coemen doen heur rekeninge, de voorsz. vander cameren sullen heur gagien oft vacatiën passeren, daerinne begrypende heure coemen ende wederkeeren zoe zy van oudts zijn gewoonlijck ende nyet meer ende sullen heur nerstich doen van terstont ende in goede dilligentie te depescheren oft affveerdigen onse voorsz. officiers om ons te ontlasten van lange liggingen ende vacatiën, daeraff wij belasten heure conscientiën.
  21. Dat de voorsz. van onse Rade ende Rekeninge doen rekenen de voorsz. rentmeesters ende officiers van justicie ordinaerlijck sonder te verwachten jaer op jaer noch termijn op termijn, opdat men weten mach oft zy yet ontfangen opt naestvolgende jaer ende dat men sien mach heuren staet claerlijck ende dat zy houden d' oerdene hiervoor verclaert.
  22. Dat alle beslootene brieven addresserende aen die van onsen Rade ende Rekeningen ende gesonden sullen wordden in onse camere, sal men daerop scryven den dach ende jaer, dat die ontfangen sullen zijn ende by wyens.
  23. Item zoe waaneer dat wy die van onser-cameren voorsz. sullen senden onze brieven van credentie, sullen by denghenen, die deselve brengt, is hy clercq oft van de practycque, doen scryven zijn credentie ende is hy egeen clercq sullen sy scryven in zijn presentie synen last ten eynde geloof ende memorie daeraff zy intoecomenden tyden.
  24. Item oft geviele, dat wy eenige gifte deden geduerende tleven tot wederseggen oft zekeren tijt, genomen, dat dieghene, wyen sulcken ghiften gedaen waere.geweest, nemen ende lichten de ghiften, hen alsoe gegeven deur heure handen, de voorsz. van onsen Rade ende Rekeningen zullen daeraff doen rekenen by den rentmeester, dien dit sal aengaen ende hernemen int uuytgeven opten naem van dengeenen, die de ghifte gedaen waere.
  25. Alsoe gewoonlijck is in onse voorsz. camere te nemen van yegelycken rentmeester oft officier, hebbende te rekenen, redelycke cautie oft borge nae d' exigentie van zynen officiën, willen wy, dat de voorsz. ordonnantie ende costume wordde onderhouden ende dat zy heure borge geven eer dat zy zullen doen den eedt, oft dat zy sullen hebben handelinge van den ontfanck. Ende willen ende ordineren, dat voor dese tijt zullen wordden gevisiteert alle die borchtochten van denjegenwoordigen onsen rentmeesters omme te wetene ofte heure borgen noch tertijt alsoe machtich ende suffisant zijn alsse waeren ten aenvangen van heure officiën ende genomen, dat onse brieven van commissie, die wy voortaen depescheren sullen, egeen mentie en maecken van de cautie, dat nochtans deselve sal wordden gegeven alsvooren ende sullen de voorsz. obligatiën geleet ende geënfileert wordden tsamen zoe gewoonlijck is ende daervan zy memorie gemaect, int beginsel vander eerster rekeninge, die se doen zullen ende en sullen de voorsz. obligatiën nyet wordden gerestitueert, totdat die voorsz. officier oft rentmeester geheelijck sal hebben geaffineert zijn rekeninge van den tyde, dat hy administratie sal hebben gehadt ende betaelt zijn reste. Ende bevelen die van der cameren te nemen soe goede cautie, dat wy daer egeen verlies by en mogen hebben, schaede noch interest, ende te nemen goedt toesicht, dat alle de voorsz. obligatiën innehouden onder anderen poincten, dat die cautionnarissen hen verbinden ende sullen blyven verbonden, soe lange dat d' officier oft rentmeester exerceren sal d' offitie, daervooren zy hen verbinden eride dat als principael schuldenaer.
  26. Ende ordonneren die van der camere van onsen Rade ende Rekeningen te nefnen goedt toesicht oft de borgen van den rentmeesters heur goedt nyet en verminderen oft dat zy afflyvich wordden ende in dien gevalle te bedwingen de rentmeester te stellen andere nyeuwe borge, waeromme soe sullen alle de officiers van ontfange, teicker reysen als zy rekenen sullen van beuren bedryve, gehouden zijn te verclaeren oft heure cautionnarissen noch zijn in leven ende in souffisante staete.
  27. Dat alle onse officieren van ontfange sullen heur rekeninge maecken beginnende a prima Januarii ende eyndende den lesten Decembris daernae volgende, opdat die van der camere ende onsen rentmeester-generael heuren staet te badt ende claerlycker kennelijck mach zijn.
  28. Ende sullen de voorsz. officieren gehouden zijn in de camere over te seynden binnen de maendt van January alle jaere staet wel declaratif van alles, daeraff zy sullen hebben te verandtwoorden in heuren ontfange ende uuytgeven van den jaere alsdan geexpireert laetsten Decembris daer te vooren, welcke staeten wy willen, dat die van onsen Raeden ende Rekeningen sullen visiteren ende confereren met heure laetste gehoirde rekeninge ende daernaer geprocedeert tot sluytinge van deselve staeten, daervan de sommen liquide, die zy sullen bevynden resterende by denselven staet, ordonneren sullen den officiers, dat zy betalen in handen van den ontfanger-generael op sulcke gracieuse ende redelycke termynen als elck jaer naer tsaisoene ende de verschijndagen van den partyen bevonden sal wordden, gelegen in effect op sulcken termynen, dat wy moeghen te vollen betaelt zijn aleer de voorsz. officiers wederomme coemen in den ontfanck van den naestvolgenden jaere.
  29. Dat int eynde van elcken capitule, soe van ontfanghe als uytgeven, geleet ende geset wordden de sommen van elcken munte alsser diversiteyt van munte is ende in de somme totale van den ontfange de valeuren van elcke munte comende in ponden art. van XL grooten Vlaems tpont ende gelyckerwijs in andere daert is behoirende.
  30. Dat, zoe wanneer eenige rekeningen gelast sullen zijn met quitantie ende certifficatie ende dat d' officier rendant die overbrengt op sijn rekeninge naestvolgende, de voorsz. van onser camere sullen opte parthye gechargeert stellen, dat die quitantie oft certificatie is overgelevert ende op wat plaetsen die geënfileert zy, om deselve terstont te mogen vynden alst noot sal zijn, maer wy verstaen, dat die van der cameren hen rigleren opt fayt van de voorsz. de quitantie, soe hiervooren geseet is.
  31. Dat die van onsen Rade ende Rekeninge voorsz. nyet en sullen toelaeten eenige partyen te stellen opte rekeningen, tsy in ontfange oft uuytgeven, elders dan op heure behoirlycke plaetse ende capitule, opdat men te lichtelycker mach vynden deselve partyen nae natuere van capitulen sonder die te voyeren onder andere.
  32. Dat voortaen egeen rekeningen, registeren noch brieven, naedat die overgelevert sullen zijn geweest in de camere, nyet en wordden getrocken oft gedraghen uuyter selve camere, hetzy om te nemen de arresten van de rekeningen, copiën oft anderssins, maer sullen de voorsz. arresten genomen wordden by de voorsz. rentmeesters oft heure gecommitteerde in presentie van yemande van der camere oft selve gegeven wordden by den auditeurs van de rekeningen om beter te mogen verandtwoorden van de rekeningen, ende oick om beter secreet te houden sommige arresten ende chargen, die by avontueren moechten zijn gestelt op rekeningen, die men nyet en wilt laeten weten de rentmeesters oft heure gecommitteerde.
  33. De voorsz. van der cameren en sullen nyet doegen te sien oft te visiteren eenige rekeningen noch brieven van der cameren by anderen dan by henluyden.
  34. Dat eest saecke deur eenige van onsen raede oft auditeuren doende de correctiën van de rekeninghe oft andersins, bevonden waeren in eenige van den rekeninge faulte, gecommitteert deur erreur van leggen oft anderssins deur inadvertentie oft versuympheyt ende nyet deur blyckende quaetheyt, die gheene die sulcx bevonden heeft zulcken faulte, sal deselve thoonen den geenen oft diegene, die de rekeninghe sullen hebben gehoirt gehadt, om deselve faulte by hem te wordden gecorrigeert ende geamendeert endewaert, dat bevonden waere, dat de faulte gedaen waere deur loesicheyt oft opset pur willens, soe datter correctie toestont, die van den Raede ende Rekeninge sullen ons tselve adverteren, om daerinne -te versien ende gedaen te wordden nae onser believen.
  35. Ende soe haest als yemandt van den rentmeesters ende andere officieren, hebbende ontfanck, zullen wesen ontlast van heure officie deur de doot oft anderssins, die van onsen Rade ende Rekeningen sullen terstont ontbieden heur erfgenamen oft actie daervan hebben oft heure borgen om te rekenen ende hen daervan te quytene. Ende daertoe sullen zyvan der Rekeninge, eist noot, bedwingen dieselve by arrest aenvangt van beuren goeden, stellende goede luyden tot bewaeringe van dyen soe lange, totdat heuren staet sal kennelijc zijn.
  36. Dat alle de quitantiën, die ontfangen sullen wordden in onser camere van Rekeningen, innehouden ende expresse mentie maecken van de termynen ende jaeren, daeraff de rentmeesters oft officieren van ontfange hen sullen willen behelpen, sonder onder texel van generaliteyt sprekende van allen termynen voorleden, yet te passeren boven de specificatie ende om te scouwen tbedroch, dat men daerinne soude mogen committeren deur stil van quitantiën te maecken oft anderssins, daerop de partie somtijts nyet en soude letten, noch, datzy oick sullen passeren eenige quitancie, gemaeckt op handteeckenen int witte, die men mach gebruicken tot ampliatie ende ter discretiën van dyen, die deselve schryven, daeraff coomen oft gerysen zouden moegen groote abusen.
  37. Dat d' auditeur, die gehoirt sal hebben gehadt met een van den greffiers de rekeninge van eenige officier van justitie oft ontfange van de eenen jaere, nyet en sal hoiren de rekeninge van den jaere naestvolgende maer willen, dat een andere oft meer daerinne besoingerenten eynde, oft d' een deur simpelheyt oft onwetentheyt sijn debvoir nyet en dede, d' ander tselve mach redresseren.
  38. Item willen ende ordonneren, dat onse stadthouders ende greffiers van onsen leenen, gecommitteert totten ontfange van onse hergewaden ende rechten in alle onse heerlicheden,telckerreyse, wanneer zy rekeninge doen sullen van eenige relieven ende hergewaden van leenen, ons vervallen deur d' aflyvicheyt van den erfgenaemne van afflyvigen, geordonneert ende bevolen zy den erfgenamen, de leenen ontfangende, te geven binnen drie maenden naestvolgende heur rapport ende denombrement van deselven leenen in goede ende ampele forme ende die te sien, visiteren ende collationneren tegen die voorgaende rapporten, denombrementen ende recepisse om te weten oft die nyet en zijn geamplieert oft vermeerdert in jurisdictiën oft anderssins tot onse prejuditie noch tot diminutie van onser hoocheyt ende heerlicheden. Ende deselve, alsoe gesien ende gevisiteert, eest, dat men die rechtveerdich ende redelijck vyndt, sal bevolen wordden den voorsz. greffiers van den leenen ende andere officiers te geven ende depescheren den partyen brieven van recepisse ende bevynt men daerinne zwaricheyt, sullen gestraft worden naer redenen.
  39. Item en sullen die van onser camere van den Rade ende Rekeningen mogen hebben noch exerceren eenige offitie van ontfange, tsy van domeyne oft van justitie, noch hebben compact oft societeyt met rentmeesters oft officieren, rekenbaer in onse voorsz. camere, uuytgenomen onsen ontfanger-generael absolut.
  40. Item, want sommige rentmeesters ende oick de voorsz. van onse camere gewoonlijck zijn uuyt te geven in euwigen pachtinge heyen, wildernissen, hoecken van straeten, ende andere partyen, daeraff tevooren nyet en worde berekent tot onsen prouffyte, willen ende ordonneren wel scerpelycken, dat deselve onse rentmeesters voirtaen alsulcke uuytgevingen nyet meer en sullen mogen doen, zonder die van onser voorsz. camere daervan te adverteren, die wy bevelen ons dan daeraff te communiceren op pene, dat die rentmeester contrarie van dien doende, arbitralijck sal wordden gecorrigeert ende nochtans de uuytgevinge van onweerden blyven, opdat deur deselve voirdere uytgevingen wy noch andere en wordden geinteresseert.
  41. Die van de rekeninge voorsz. sullen doen verpachten den hoichste biedende alle onse goeden ende ruerende pachte tot sulcke termynen van jaeren énde conditiën als zyluyden tot onsen meesten prouffyte adviseren zullen gevuechelijc te wesen, sonder eenige te laeten oft uuyt te geven by appoinctemente, ten waere by onsen wete ende consenteert dat die waeren van cleender importantiën nyet excederende de twintich oft dertich Rijns gulden jaerlijcx, ende dat by advise van den rentmeester particulier vander plaetsen.
  42. Dat de voorsz. van onsen Raede ende Rekeninge sullen hebben goedt regard ende toesicht, dat alle rentmeesters ende andere officiers, hebbende te rekenen in onser camere voorsz. houden heur residentie ter plaetsen van heur offitie ende die exerceren ende bedienen in persoone. Ende indien sy daerinne vinden gebreck oft faulte, sullen ons tselve adverteren, om daervan gedaen ende geordonneert te wordden nae onsen believen.
  43. Ende willen, dat onse rentmeesters nyet en nemen van de verpachtingen oft coopen andere prouffyten oft emolumenten dan by ons oft die van onser cameren voorsz. hen sal toegelaeten wordden, die wy verstaen, dat gespecificeert sullen zijn mette conditiën, opte welcke de pachtingen oft coipen gedaen sullen worden, van welcken verpachtingen oft coipen wy willen, dat die conditiën eerstmael sullen wordden gesien ende gevisiteert in onser camere voorsz. ende by een van de greffiers onderteeckent. Ende van de ontfanghen, daer wy conquesteren deur dyckagie, coop ende anderssins nyeuwe demeynen, sullen de rentmeesters van denselven gehouden zijn te verwerven van ons ordonnantie expresse op heure gagien van de voorsz. nyeuwe partyen, sonder welcke wy nyet en willen, dat ter causen van dien, by onsen auditeurs yet gepasseert wordt.
  44. Dat de voorsz. van den Raede ende Rekeningen gehouden sullen zijn te zweeren, dat zy sullen onderhouden ende observeren getrouwelijck nae allen heuren vermogen dese onse ordonnanciën in allen poincten ende articulen begrepen in deselve, sonder eenichsins die te brekene oft jegens te gaene want ons sulcx belieft ende willen gedaen te hebben. In kennisse der waerheyt hebben wy dese jegenwoordige met onsen naem onderteeckent ende segel daeraan doen hanghen. Gedaen op onsen huyse ende casteele van Breda opten XVIen dach Novembri int jaer ons Heeren duysent vijffhondert drieëntzestich. Ende was dese ohdergescreven GUILLE DE NASSAU
Naevolgende de voorsz. ordonnanciën hebben die luyden van den Raede ende Rekeningen mijns gen. heeren des princen, te weten mrs. JAN HOVELMANS, STEVEN VAN DE BERGE, JACOB VLAS, licentiaten in de rechten, WILLEM DE VOS, MICHIEL PIGGEN, MARCK VAN STEELANDT, rentmeester-generael, ende ick, greffier onderteeckent, als huyden den achsten dach Aprilis XVc vier ende tsestich nae Paesschen gedaen den behoirlycken eedt, in presentie van mijn gen. heere voorsz. opter cameren van den Rade ende Rekeningen tot Breda, my tegenwoordich. Onderteeckent: VOGEKSANCK. Gecollationneert de voorsz. copie jegens de originale instructie, ondergeteekent als vooren, ende is daermede bevonden van woorde te woorde accorderende, by my WILTZ.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het gros van de stukken in dit archief berustte onder de Raad en Rekenkamer op het kasteel te Breda in het jaar 1581, voor zover deze later gekomen zijn onder bewaring van de Raad en Rekenkamer te 's-Gravenhage, sedert het begin van de 18e eeuw kortheidshalve Domeinraad genoemd.
Tot 1581 heeft de Raad en Rekenkamer onafgebroken gefunctionneerd; zelfs na de confiscatie van de goederen van den prins in 1567-'68 bleef het beheer aan haar. Op den 20en Februari kwam PETER VAN QUADEREBBE, ridder, heer van Berchem, Hoogenhuysen enz., meier van Leuven, te Breda met een aanstelling om als sequester over stad en land op te treden te zamen met de Raden en Rekenmeesters van den prins, wien hij den eed aan den koning afnam. QUADEREBBE werd den 15en Maart gevolgd door CHARLES QUARRÉ, ridder, ordinaris raad in den Raad van Brabant, die, vergezeld van ADRIEN LE COCQ, advocaat van den Grooten Raad, het beslag ten uitvoer kwam leggen. In zijn rapport vertelt QUARRÉ, hoe hij de rekeningen, liassen, memories enz. in de Rekenkamer aantrof "dans un terriblement grand nombre bien separéz par armoires avecq intitulation á quoy peuvent servir". De "lettrages principales" (titels van aankomst waarschijnlijk) had de prins medegenomen naar Dillenburg volgens het zeggen van de raden, die te vergeefs trachtten QUARRÉ daarmede te overtuigen van de onmogelijkheid om zonder die stukken een staat op te maken van 's prinsen bezittingen in Brabant ( R.A. te 's-Hertogenbosch, Coll. Cuypers van Velthoven, portef. no. 93. Afschrift van het Rapport van Quarré uit het archief van den Conseil des troubles. ) . De Raad werd gehandhaafd doch werkte nu onder het oppertoezicht van den Raad van Beroerten voor wat betreft de geconfisqueerde goederen, en voor de goederen van PHILIPS WILLEM onder dat van CHARLES, baron de Berlaymont, door de Spaansche regeering tot diens momber benoemd. Nadat de prins van ORANJE zijn goederen in 1577 ingevolge de bepalingen van de Pacificatie van Gent en van het Eeuwig Edict had teruggekregen en Breda door de Staatsche troepen was bezet, oefende de Rekenkamer weder als van ouds het beheer voor den prins uit. In 1581 komt daarop de groote verandering: de Rekenkamer te Breda gaat, met achterlating van de archieven, uiteen en er wordt een nieuwe door den prins opgericht ( Het nieuw ingestelde college had, zooals uit de oudste ervan bewaard gebleven stukken blijkt, aanvankelijk geen vaste verblijfplaats, doch volgde den prins, totdat het in 1583 zich te Delft vestigde. ) . Veel minder rustig dan in 1568 was het verloop der gebeurtenissen bij de inneming van Breda in 1581. De griffier MICHIEL PIGGEN schrijft in 1584 in dorso van een akte dd. 1566, waaraan het zegel van den prins ontbreekt ( Regentenlijst no. 3451. ) . dat de akte, daar bij de openbreking van de Rekenkamer en de cabinetten van de charters, bij de inneming van het kasteel en de verwoesting van de rekeningen, titels en papieren overal onder den voet geworpen waren, langen tijd daarna daaronder gevonden is in deze gesteltenis, "alsoock diversche andere den zegel afgetrocken oft afgesneden ende den stert daeruyt genomen geweest sijnde". Wanneer men deze beschrijving van het optreden der Spanjaarden in de Rekenkamer leest, is men geneigd hun de schuld te geven van alle hiaten in het archief tot op dien dag. De inventaris van 1767 is er evenwel om hen van dien blaam te zuiveren. De domeinrekeningen van Breda b.v. waren in dat jaar nog, behoudens enkele lacunes, van 1352 af aanwezig; thans beginnen zij met het jaar 1634 en is er bovendien een lacune over de jaren 1667-1707 bijgekomen. De rekeningen van den dispensier en van den kastelein gaan in dien Inventaris weliswaar niet verder terug dan tot 1543 en 1534, maar daarvan en ook van de latere is nu geen enkel exemplaar meer aanwezig, zoodat men veilig kan aannemen, dat het gesol met het archief na 1796 de oorzaak is van de meeste der geleden verliezen. Bewaarder van het archief te Breda bleef in 1581 de raad en griffier MICHIEL PIGGEN, die reeds 30 jaar in dienst van den prins was geweest. De andere raden, die voortvluchtig waren, werden uitgezonderd van de later door PHILIPS II aan de Bredasche rebellen verleende gratie ( P. Bor, Oorsprong enz. der Ned. Oorlogen enz., 1679, II blz. 274. ) . PIGGEN stond onder toezicht van FLORENT DE BERLAYMONT, die zijn vader was opgevolgd als superindendent en administrateur van de goederen van PHILIPS WILLEM. De registers en stukken betreffende geconfisqueerde geestelijke goederen moest hij teruggeven aan LINDANUS, bisschop van Roermond die, bij vacature van den bisschopszetel van Antwerpen, naar Breda was gezonden tot herstel van zaken in het kerkelijke ( Actorum per rev. Dnm. Lindanum in visitatione ecclesiae Bredanae epitome, 1581. Gedrukt in Taxandria XXX, blz. 25. ) . In 1578 was n.l. de Markendaalsche, in 1580 de O.L.V. kerk aan de Hervormden toegewezen. Bij deze gelegenheid is aan de aandacht ontsnapt de lijst van inkomsten van het H. Sacramentsaltaar (Inv. no. 385), kennelijk door PIGGEN bij zijn beheer gebruikt. Voor het overige kwamen de thans nog aanwezige stukken aangaande geestelijke goederen te Breda eerst in 1637, na de reductie, in het archief van den Domeinraad ( Nass. Dom. Inv. Hingham no. 1083 fol. 28. ) .
Met het jaar 1581 breekt er voor het beheer en de archieven der domeinen een tijd vol wisselvalligheden aan. De nieuwe door den prins aangestelde raden werden na zijn dood in 1584 opgevolgd door curateuren van het sterfhuis, eerst te Delft en sinds 1589 te 's-Gravenhage. Van het erfdeel van PHILLIPS WILLEM worden gedurende de ballingschap de goederen van moederszijde door een raad te Delft onder zijn zuster MARIA, de vaderlijke door een raad in den Haag onder prins MAURITS beheerd. In 1609, bij het sluiten van het Bestand, werd de verdeeling van de nalatenschap van WILEM I tusschen zijn drie zoons definitief geregeld en nam PHILIPS WILLEM, die daartoe in 1606 toestemming had gekregen van de Staten Generaal, de administratie zijner bezittingen zelf in handen. Er waren thans drie raden, een van PHILIPS WILLEM te Breda, een van MAURITS aan het Binnenhof bij de Zuidpoort en een van FREDERIK HENDRIK waarschijnlijk in het paleis in het Noordeinde in den Haag. Na den dood van PHILIPS WILLEM en MAURITS worden onder FREDERIK HENDRIK alle goederen weer in één hand hereenigd en beheerd door één raad, die ten slotte gevestigd blijft in het huis aan het Binnenhof.
Er is uit dit tusschentijdperk opvallend weinig bewaard gebleven, hetgeen niet kan verwonderen, als men ziet, hoe de stukken wijd en zijd verspreid waren. Zoo klaagde de raad DE WILLEM in 1637 tegen HUYGENS, die bij FREDERIK HENDRIK in het leger voor Breda was, dat de griffier DE LA PISE uit Oranje hem wilde overtuigen, dat zekere stukken aangaande het prinsdom onder de charters in den Haag moesten zijn, "mais vous scavez comme tout cela est mal range et dissipé. II y a des papiers tout plein à Delft, dans la maison au Noorteynde et des autres endroits à la Haye". De KNUYT, die in 1630 in Oranje geweest was, moest volgens DE WILLEM ook nog een aantal stukken te Middelburg onder zich hebben. "Son Altesse ou ses heirs se plaindront un jour de cette nonchalance" ( Briefwisseling van Constantijn Huygens, 1634-1639, blz. 268. ) . Waarschijnlijk zou DE LA PISE succes gehad hebben, als hij gezocht had in het sterfhuis van den gewezen griffier LE SAGE († 1637). De stukken, die deze onder zich had gehad, vullen een inventaris van 26 folia. Zij betroffen alle goederen en dateeren hoofdzakelijk uit de jaren 1605-1634.
Intusschen stond het geheele oude archief nog steeds te Breda, dat in 1625 weer in Spaansche handen was gekomen en waarvan de katholieke en Spaanschgezinde graaf JAN VAN NASSAU in 1629 door PHILIPS IV heer en baron was gemaakt.
Zoodra de stad evenwel door FREDERIK HENDRIK was bevrijd (6 Oct. 1637), werden door den griffier LAURENS BUYSERO, die bij den prins in het legerkamp was, 33 kisten met boeken en papieren uit de Rekenkamer op het kasteel naar den Haag verzonden ( Nass. Dom. Inv. Hingham no. 1208, Rekening Breda, fol. clxxiv. ) . Er zijn enkele aanwijzingen, die het waarschijnlijk maken, dat er nog stukken zijn achtergebleven; zoo blijkt, dat in 1648 in een zaak, aangaande het prinsdom Oranje, een onderzoek werd gelast in de archieven te Breda en den Haag, en vragen raden van den prins in 1664 den Raad van State competenten tijd om eenige archieven op het kasteel te Breda na te zien ( Res. Raad van State 1664 Januari 26; het betrof Willemstad. ) . Dit zijn echter uitzonderingen, en de bedoeling zal wel geweest zijn, dat het geheele archief in den Haag kwam. In de eerste jaren na de overbrenging is in den Haag de inventarisatie met kracht ter hand genomen. In 44 inventarissen, vervaardigd in 1638 en in één band samengebonden ( Nass. Dom. Suppl. no. 1322. ) , vinden we de archieven, uit Breda afkomstig, het grootste deel dus, met uitzondering van de charterverzameling, globaal beschreven, van de archieven der andere domeinen voornamelijk de stukken uit de 16e en 17e eeuw. Dit alles was geborgen in 51 loketkasten in de charterkamers van den prins boven de Raadkamer van het Hof van Holland, waarheen ook in het vervolg met telkens verschoven tijdgrens het oude archief werd gebracht. In denzelfden tijd werden de charters van alle domeinen in regestvorm beschreven; van deze beschrijvingen zijn er enkele in originali, de overige in copieën van c. 1685 in een serie van 5 banden samengebonden, waarin in de 18e eeuw nog herhaaldelijk stukken werden ingeschreven en inventarissen van nieuw verworven goederen werden ingevoegd. Deze inventarissen, die, voor zoover ze bestonden, in 1682 door den griffier TOLLIUS met de stukken zijn gecollationneerd, hebben tot op heden als zoodanig dienst gedaan.
De Domeinraad verhuisde in 1767 van de Zuidpoort naar het gebouw van de gewezen kastelenij bij de Grenadierspoort, waar hij gevestigd bleef, totdat hij in 1795 na het vertrek van WILLEM V en de confiscatie van diens goederen werd opgeheven.
Voor het archief breekt hiermede de tijd aan, waarin het de zwaarste verliezen zou lijden.
Waren bij de verzegeling van het archief op 7 Maart 1795 de commissarissen van het Comité van Algemeen Welzijn nog zoo voorzichtig om te waarschuwen tegen verplaatsing, hetgeen wegens de verbazend groote quantiteit van boeken en papieren niet dan allermoeilijkst zou zijn en veel verwarring zou veroorzaken ( Decreten van de Provisionele Representanten van het volk van Holland, Maart en April 1795. ) , de agent van Financiën had minder consideratie en machtigde in 1798, het jaar, waarin de domeinen tot nationaal eigendom waren verklaard, een klerk om alle oude charters en papieren te sorteeren en degene, die door ouderdom onleesbaar of van geen belang waren, te verscheuren ( Nass. Dom. Inv. Hingman no. 195. ) . Deze machtiging is misschien de oorzaak geweest van de verdwijning van het ontzagwekkende aantal liassen met ingekomen en minuten van uitgaande stukken, dat in 1796 nog aanwezig was. Een inventaris van het jaar 1808, opgemaakt, voordat het archief naar het Departement van Financiën te Amsterdam vervoerd zou worden, doet zien, hoe de orde toen reeds geheel verstoord was. In Amsterdam kwam het archief van den Domeinraad met dat van de gewezen Secretarie der Friesche Stadhouders, dat eveneens in 1795 te 's-Gravenhage in beslag was genomen, na 1822 onder het beheer van het Amortisatiesyndicaat. In 1815 waren zij tezamen in één Inventaris beschreven als: Paquetten, registers en papieren, betrekkelijk de Vaderlandsche historie en de vorstelijke domeinen. Het gevolg van dit combineeren was, dat bij de overdracht van stukken door het Amortisatiesyndicaat aan het Rijksarchief in de jaren 1826-1828 ( Zie R. C. Bakhuizen van den Brink, Overzigt van het Nederl. Rijksarchief, blz. 38 en vigg. ) behalve het archief van de Friesche Stadhouderlijke Secretarie, als voor het syndicaat van geen belang, uit het archief van den Domeinraad een aantal stukken werden afgestaan, die betrekking hadden op de bezittingen buiten de Nederlandsche grens, zooals in de eerste plaats op het prinsdom Oranje en verder op de Luxemburgsche goederen, Diest en het burggraafschap van Antwerpen; niet volledig, doch voor zoover zij te vinden waren. Zoolang de stukken van het eene Rijksbureau naar het andere verhuisden, was hereeniging altijd nog mogelijk, doch bij de in 1834 gevolgde verdeeling van de stukken, afkomstig van het Amortisatiesyndicaat, tusschen het Rijksarchief en het Huisarchief van den Koning ( Zie Bakhuizen van den Brink, t.a.p. ) , gingen de papieren, die op de bovenvermelde wijze uit het archief van den voormaligen Domeinraad genomen waren, naar het Huisarchief.
Niet op de lijst der in 1834 aan het Huisarchief toegewezen stukken komt, behoudens een enkele uitzondering, vóór een verzameling testamenten, boedelscheidingen, huwelijksvoorwaarden, commissies enz., in de 18e eeuw door den griffier van den Domeinraad beschreven in een Inventaris, getiteld: Het Doorluchtig Huis.
Om het belang, dat deze stukken voor de administratie hadden, berustten zij oudtijds onder den Domeinraad. Thans zijn zij, te oordeelen naar eenige steekproeven, alle op het Huisarchief, waar zij dus langs een anderen weg gekomen moeten zijn dan ingevolge de verdeeling van 1834 ( De vriendelijke bemiddeling van thans wijlen Dr. N. Japikse stelde mij in staat op het H.A. kennis te nemen van de daar aanwezige stukken, die vroeger deel hebben uitgemaakt van het archief van den Domeinraad. ) . Wellicht hebben zij deel uitgemaakt van de "pacta familiae" en de "diverse papieren meest relatief tot familieomstandigheden en administratiën" ( Decreten van de Prov. Repr. Maart, April 1795. ) , die WILLEM V bij zijn vertrek naar Engeland meenam of bij particuliere personen in veiligheid had laten brengen.
Een derde categorie van stukken, die het Domeinarchief heeft verloren aan het Huisarchief, wordt gevormd door een aantal archivalia met betrekking tot de Luxemburgsche bezittingen Vianden en St. Vith, welke stukken door het Departement van Financiën werden toegezonden aan de commissie voor de nalatenschap van koning WILLEM II. Het is met deze stukken als met de andere: het hangt van een toeval d.w.z. de vindbaarheid af, wat op het Huisarchief terecht is gekomen en wat voor het Rijksarchief behouden bleef; series zoowel als dossiers zijn verbroken. Het behoeft geen betoog, dat beide instellingen gebaat zouden zijn bij een herziening van de verdeeling der stukken, zooals die thans is.
De verwerving van het archief
In 1861 werd het archief van den Domeinraad van het Departement van Financiën, waar het, na de opheffing van het Amortisatiesyndicaat in 1840, was komen te berusten, overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief.
Met het archief hereenigd werden eind jaren dertig door medewerking van den Rijksarchivaris in Noord-Brabant, Mr. J.P.W.A. SMIT, verscheidene stukken aangaande de heerlijkheid Breda en haar heeren, die aangetroffen werden in de collecties CUYPERS VAN VELTHOVEN en KLEYN ( ZIE OVER DEZE COLLECTIES DE VERSLAGEN OMTRENT VAN 'S-RIJKS OUDE ARCHIEVEN 1883 EN 1904. ) op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch. Zij kunnen daarin direct uit de officieele archieven gekomen zijn of indirect, doordat zij gevonden werden onder de nagelaten papieren van de griffiers van Breda HAVERMANS (vader en zoon, griffiers van 1607-1624 en 1637-1653), die voornemens waren een historie van Breda uit te geven. Eveneens door tusschenkomst van Mr. SMIT werd de gemeente Breda bereid gevonden een aantal stukken, in haar archief berustende en klaarblijkelijk afkomstig uit Nassausche archieven, aan het Rijk af te staan, terwijl het gemeentebestuur van Etten eenige papieren in bruikleen gaf om dezelfde reden. De laatste zijn voornamelijk brieven, gericht aan graaf HENDRIK III VAN NASSAU; hun aanwezigheid te Etten kan verklaard worden uit de omstandigheid, dat een bastaardzoon van LAURENS DUBLIOUL, griffier van de orde van het Gulden Vlies, en vertrouwensman van graaf HENDRIK, aldaar schout is geweest. Nadat deze inventaris voltooid was, kreeg het Algemeen Rijksarchief in 1941 van de familie VAN NISPEN een verzameling charters en stukken in bewaring, die voor het grootste deel tot het archief van den Domeinraad hebben behoord ( Zie corresp. A.R.A. 1941, C. nos 36 en 37. ) . Zij bevat 124 nummers, waarvan er ongeveer 90 vermeld werden gevonden in den zeventiende-eeuwschen inventaris van den Domeinraad. Deze collectie heeft eenigen tijd op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch berust en werd daar voorloopig beschreven door mr. F.F.X. CERUTTI. Met zijn veronderstelling, dat de verzameling gevormd werd in het begin van de 19e eeuw, omdat de charters nog aanwezig waren bij de contrôle door den griffier in 1789, maar geen van alle voorkomen in de uitgebreide verzameling afschriften betreffende het land van Breda, door mr. A.G.KLEYN omstreeks 1850 aangelegd, kan ik mij vereenigen. De betreffende stukken zijn in dezen inventaris opgenomen, hetgeen hernummering noodzakelijk maakte.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Het jaar 1581 is als grens voor de archivering genomen, omdat toen de Rekenkamer, tengevolge van de inneming van Breda door de Spanjaarden, uiteen is gegaan.
Van het beginsel, dat in dezen Inventaris zouden worden beschreven de stukken, aanwezig te Breda vóór 1581, is op twee punten afgeweken. Nadat n.l. RENÉ VAN CHALON in 1530 de goederen van het huis Oranje-Chalon had geërfd, zijn, zoowel vóór als na het jaar 1581, telkens gedeelten uit de archieven daarvan naar Breda en later Den Haag overgebracht, naar gelang de Raad ze tot betere informatie en voor het beheer noodig had. Het scheen gewenscht deze stukken bij elkander te beschrijven, gelijk in dezen inventaris is geschied, maar daardoor is het zeer wel mogelijk, dat hier stukken zijn beschreven, die in 1581 nog niet te Breda waren.
Een tweede restrictie, in tegengestelden zin, is, dat niet zijn opgenomen de stukken, die te Breda berust hebben met betrekking tot de administratie van Buren c.a. uit de jaren, dat prins WILLEM de voogdij uitoefende over zijn zoon PHILIPS WILLEM, erfgenaam dier goederen. Het toezicht op het beheer kwam toen aan den Raad te Breda, doch de beheersstukken bleven, waar zij waren, en de verzameling daarvan werd te Buren voortgezet. Daar nu bovendien de stukken, die te Breda berust mogen hebben, door latere ambtenaren van den Domeinraad met andere naar den Haag overgebrachte Burensche stukken zijn vereenigd, worden zij niet hier beschreven, doch te zamen met het verdere Burensche archief in een volgend deel van dezen Inventaris.
Bij de inventariseering is het dossierstelsel toegepast, ten eerste omdat dit aansluit bij het systeem, volgens hetwelk de stukken oudtijds werden opgeborgen en ten tweede omdat van de inrichting van het beheer vóór c. 1520 weinig blijkt. Dit zal aanvankelijk bij één, later meer rentmeesters hebben berust, die vervolgens eerst een rentmeester-generaal, en, bij de verdere toeneming van het bezit, de raden boven zich gekregen hebben. De stukken waren naar de heerlijkheden opgeborgen in cassa's of laden, voor iedere heerlijkheid eenige, waarvan elke haar eigen chronologische volgorde had; een andere orde dan deze is in de oude beschrijvingen van den inhoud dier cassa's niet te bespeuren.
In dezen nieuwen inventaris is de indeeling naar de heerlijkheden behouden, terwijl in een afdeeling "Algemeen" de stukken zijn bijeengebracht, die niet op een bepaald onderwerp betrekking hadden of een groep heerlijkheden betroffen, alsmede ingekomen en minuten van uitgaande stukken van den raad, die niet bij een heerlijkheid in te deelen waren. De heerlijkheden zijn chronologisch gerangschikt naar de wijze en het jaar van aankomst. Als uitgangspunt is daarbij het bezit van JAN II VAN POLANEN genomen, den eersten heer zoowel van de Lek als van Breda, van wien de goederen verder tot 1581 regelmatig zijn vererfd. Van huis uit bezat hij Polanen, Heemskerk en Castricum en, met eenige restrictie, de Lek. Zijn familiebezit viel in het niet bij de heerlijkheden, die hem aankwamen van zijn bastaardoom WILLEM VAN DUVENVOORDE en waarvan Breda de voornaamste was. Na deze categorie volgen de heerlijkheden, door JAN III VAN POLANEN en de hem opvolgende Nassaus gekocht, welke, behalve het land van Ravestein, dat graaf ENGELBRECHT I korten tijd in pandschap had, alle in Holland lagen, en de heerlijkheden, die de NASSAUS erfden of door huwelijk verkregen en die, behalve enkele heerlijkheden in Limburg, buiten de tegenwoordige Nederlandsche grens lagen.
De stukken, beschreven onder de rubrieken Bestuur betreffen hoofdzakelijk de uitoefening van heerlijke rechten; onder beheer is alles gebracht, wat te maken heeft met eigendom van goederen en het rendabel maken daarvan.
Eigendomsbewijzen van goederen of renten, waarvan aangenomen is, dat zij aan de NASSAUS gekomen zijn, zijn op den datum van den laatsten brief geplaatst, hoewel vast staat, dat zij eerst na dien datum in het bezit der NASSAUS gekomen kunnen zijn.
Bij de indeeling naar de heerlijkheden bleven over de stukken, welke betrekking hadden op goederen, niet gelegen in heerlijkheden, toebehoorende aan de NASSAUS; zij vormen een afzonderlijke afdeeling. Dit doen ook de stukken, verband houdende met collatierechten, die naar gebleken is, onder een secretaris berustten.
De stukken, beschreven onder het hoofd "Schuldvorderingen", die men zou kunnen rekenen tot de stukken van persoonlijken aard, zijn daar niet ondergebracht, omdat de afdeeling betreffende personen zooveel mogelijk beperkt is. Het archief van den Domeinraad is zuiver administratief en men moet daarom aannemen, dat stukken, rakende personen, slechts in dit archief werden geborgen, voor zoover zij voor het beheer van belang waren. De stukken van louter persoonlijken aard nemen dan ook kennelijk in aantal af, naarmate de administratieve organisatie vasteren vorm krijgt. Varia zijn steeds zoo dicht mogelijk geplaatst bij de stukken, waaronder zij werden aangetroffen.
Onder mijn toezicht beschreef mej. docta. W. SMELT als volontaire aan het Algemeen Rijksarschief de stukken betreffende het prinsdom Oranje. Aan mr. F.F.X. CERUTTI, die een uitgave van de Rechtsbronnen van Breda voorbereidt, dank ik vele belangrijke aanwijzingen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
1.08.11, Archieven van de Nassause Domeinraad, (1218) 1581-1811 (1842)
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda I , nummer toegang 1.08.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nassause Domeinraad tot 1580 , 1.08.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen

    • Van de talrijke goederen, die Jan II van Polanen kreeg door toedoen van Willem van Duvenvoorde

      Een uitvoerige beschrijving van de politieke en financieele manipulaties van W. van Duvenvoorde vindt men in J. Cuvelier, Les origines de la fortune de la maison d'Orange-Nassau, 1921

      , was het land van Breda het voornaamste. Omtrent het ontstaan is weinig bekend. Van het land van Strijen, dat begrensd werd door de Striene, de Maas, de Donge en het graafschap Rijen, kwam het noordelijke deel, dat den naam Strijen behield, aan Holland; in het zuidelijke, dat aan Brabant bleef, trad in 1125 een heer van Breda op. De grens tusschen beide deelen liep over Oosterhout, dat Brabantsch, en Zevenbergen, dat Hollandsch was, naar Steenbergen en Bergen op Zoom. Omstreeks 1190 droeg Godfried van Schoten de burcht van Breda met zijn daar omheen liggende allodia op aan den hertog van Brabant, die er Godfried mede beleende onder uitbreiding van het gebied met de vennen aan de noordwestzijde tot aan het land van Strijen. Dit land van Breda werd in 1287 tusschen twee zusterszoons gesplitst in het land van Breda en dat van Bergen op Zoom; een gedeelte waarin Steenbergen, Gastel, Oudenbosch, Standaardbuiten, Fijnaart en Heiningen lagen, bleef gemeenschappelijk eigendom van beiden tot 1458. Een omschrijving van hetgeen tot het land van Breda behoorde, geeft de deelingsakte van 1287 evenmin als de akte van 1350, waarbij de hertog van Brabant de heerlijkheid aan Jan II van Polanen verkocht. Eerst van het jaar 1474 is een denombrement bekend

      Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, fol. 38

      , waarin wordt opgesomd wat het land omvatte, n.l. de stad Breda met het slot, de stad Steenbergen (d.w.z. sinds 1458, in welk jaar Breda van het gemeenschappelijk gebleven land, Steenbergen met het Kruisland kreeg), voorts Rozendaal, Nispen, Etten, de Haghe (= Princenhage), Terheiden, Zonzeel (het tegenwoordige Langeweg), Oosterhout met het slot (het zogenaamde huis te Strijen), Gilze, Ginneken, Alfen, Baarle, Rijsbergen, Groot en Klein Zundert en Dongen, Hier bezat de heer de hooge heerlijkheid. Verder had hij, zooals het denombrement zegt, een smalheerlijkheid in Groot Zundert, de smalheerlijkheid van het goed Gageldonk benevens een andere smalheerlijkheid met "wat cijnzen en renten in de parochies Rosendaal, Nispen, Woude en de Haghe gelegen". Met het laatste zijn onderdeelen bedoeld van het gecompliceerde goed van Gageldonk-Hambroek, waartoe ook goederen te Sprundel behoorden

      Zie over Gageldonk mr. F. F. X. Cerutti in Jaarboek van den Oudheidkundigen kring "De Ghulden Roos" te Roosendaal, V (1945)

      Dat de heerlijkheid Gageldonk-Hambroek en een deel van Zundert in een andere verhouding tot den heer stonden, vindt zijn reden in de omstandigheid, dat zij niet tezamen met het overige land van Breda door den hertog in leen zijn uitgegeven

      Zie Kleyn a.w. blz. 67

      . Deze had bij de uitgifte een uitzondering gemaakt voor de goederen, die reeds door ministerialen van hem in leen werden gehouden en waarvan de hooge heerlijkheid aan den hertog was verbleven. In Princenhage

      Zie over Princenhage G. C. A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda

      had Gageldonk-Hambroek een eigen leenhof en laathof. Het ressort van genoemde hoven vormde dat gedeelte van Hage, dat later Hage onder den Hertog werd genoemd in tegenstelling met Hage-Nassau of Princenhage

      Ook van Zundert

      Zie prof. mr. van der Hoeven a.w. en G. C. A. Juten als boven. Een denombrement van Zundert-hertog van 1440 is te vinden in Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, blz. 112

      . was een deel aan den hertog verbleven. Dit was als lage heerlijkheid aan het geslacht Montenaken en vervolgens aan dat van Schoonhoven als leen gegeven. De hooge heerlijkheid van dit leen werd met die van Hage-Hertog, Sprundel-Hertog en het gedeelte van Nispen onder den Hertog in 1388 door Johanna, hertogin van Brabant aan Jan van Polanen verpand en niet meer afgelost. Wat de heerlijkheden zelve met de lage rechtspraak betreft, Gageldonk-Hambroek werd in 1458 door Willem de Bye, Zundert-Hertog in 1464 door Johanna van Schoonhoven aan den heer van Breda verkocht

      Buiten den laathof van Gageldonk-Hambroek waren er te Princenhage nog twee andere laathoven, nl. van het goed Ten Houte, dat reeds in de 14de eeuw door den heer van Breda in leen werd uitgegeven, en van het goed Burgst, een al omstreeks 1312 vermeld Brabantsch leen. De vrije rijksabdij Thorn bezat laathoven in Gilze en Baarle, terwijl aan de abdij van St. Bavo te Gent een hof te Sombeke behoorde, dat eenige rechten en inkomsten te Rijsbergen en Zundert genoot

      Zie G. C. A. Juten, Het hof Sombeke, in Taxandria XXXV, blz. 284

      . Thorn behield zijn rechten tot de opheffing van de abdij in 1797, de rechten van St. Bavo werden in 1523 aan den heer van Breda verkocht

      Dongen, Wagenberg en het huis te Strijen maakten aanvankelijk geen deel uit van het land van Breda al werden zij gaandeweg beschouwd als ertoe te behooren. Met Dongen werd Willem van Duvenvoorde, heer van Oosterhout, in 1329 door Willem van Horne en Altena als met een Brabantsch leen beleend. In 1350 verkocht hij het, met veel terrein vergroot, als leen van Oosterhout aan zijn dochter BEATRIJS, vrouw van Roelof van Dalem. Haar zoon werd er in 1357 door Jan van Polanen mede beleend, nadat Willem van Oosterhout, zoon van Willem van Duvenvoorde, afstand had gedaan van door hem gepretendeerde leenheersrechten. De nakomelingen van Roelof en Beatrijs van Dalem bleven in het bezit van Dongen, totdat het in 1500 door de hoofdbank van Breda verbeurdverklaard werd wegens wangedrag bedreven door Joost van Dongen

      Ook het archief van de familie van Dalem kwam in het bezit van den heer van Breda, hetgeen de aanwezigheid verklaart van een aantal personalia en stukken betreffende goederen in het land van Altena en elders, die met de verbeurdverklaring niets uitstaande hadden. Dit archief is, als een geheel beschreven, als aanhangsel geplaatst achter de beschrijving van de stukken, aangaande het land van Breda en Steenbergen

      . Daarna werd het niet meer in leen uitgegeven

      In 1324 verwierf Willem van Duvenvoorde het bij Oosterhout op de Brabantsch-Hollandsche grens gelegen huis te Strijen, terwijl hij in 1349 beleend werd met de hooge heerlijkheid Wagenberg. Wagenberg evenals Zundert en Gageldonk

      Hoewel dit op verzoek van graaf Jan van Nassau in 1460 door den hertog met Breda werd vereenigd tot een "onverscheyden leen" (Regentenlijst no. 1817)

      . worden bij de latere beleeningen met stad en land van Breda als afzonderlijke leenen ontvangen

      De heerlijkheid Breda was souverein behoudens leenhulde aan Brabant en bezat de gebruikelijke regalia. In het geheele land gold het recht van Breda, uitgezonderd binnen de "Palen van de Hoeven van Etten". Deze palen begrensden een gebied, dat oorspronkelijk uit moeren had bestaan en waar recht gesproken werd volgens het Hoevensche charter, door Hendrik van Breda in 1267 bij de uitgifte dier moeren verleend. Breda had de crimineele rechtspraak over de dorpen in het land behalve over Oosterhout en Roozendaal, die vrije heerlijkheden waren. Van vonnissen, gewezen te Breda, bestond reformatie bij den Raad van Brabant. De pretensie van de bank van Santhoven als zou Breda als deel van het land van Rijen onder haar ressort vallen, werd met goed gevolg afgewezen; wel gold dit voor de bovengenoemde gerechten van Zundert-, Hage-, en Sprundel-Hertog en Nispen

      Zie Recueil des anciennes coutumes de la Belgique, Brabant, Santhoven blz. 204, 494

      Steenbergen

      Zie W. Bezemer. Oude rechten van Steenbergen, Werken der Ver. tot uitgave der bronnen van het O. Vad. Recht 1e reeks no 20)

      , dat vóór de verdeeling in 1287 deel had uitgemaakt van het land van Breda en daarna bijna twee eeuwen lang gemeenschappelijk bezit van Breda en Bergen op Zoom bleef, werd, ook nadat het in 1458 aan Breda was toegewezen, als een afzonderlijke heerlijkheid beschouwd. Het werd niet gerekend tot hetgeen later (eind 16e, begin 17e eeuw) de baronie van Breda werd genoemd, hoewel het met Breda tot één leen werd ontvangen en het in het denombrement dier heerlijkheid van 1474 als deel daarvan voorkomt. Van vonnissen in civiele zaken was evenals dat bij de dorpen in de baronie het geval was appèl op de Hoofdbank te Breda en halszaken werden door den drossaard van Breda berecht. De benaming baronie voor het land van Breda komt in de middeleeuwen niet voor; de titel luidt voor prins Willem I evenmin baron doch heer al worden in de 15e eeuw de graven van Nassau door den hertog van Brabant baanrotsen genoemd. Prins Willem evenwel wordt door den keizer baanderheer van Breda geheeten en betitelt zichzelf heer en baron van Breda

      Breda werd door de Nassaus als hun voornaamste bezitting beschouwd

      In zijn Apologie (uitgave 1858, blz. 58) zegt de prins, sprekende van de erfenis van René van Chalon: "Quant á la succession de Nassau qu'on appelle communément de Breda pour estre le lieu principal de mes seigneuries et où moi et mes prédecesseurs avons tenu nos chambres de comptes, conceil et principauls enseignemens" etc

      . Wellicht mede door zijn gunstige ligging tusschen noord en zuid, was het hun geliefkoosde verblijfplaats, het middelpunt van de administratie en de centrale bewaarplaats van de archieven hunner verspreide bezittingen

      Zie Th. E. van Goor, Beschrijving der stadt en lande van Breda, 1744; Mr. A. G. Kleyn, Geschiedenis van het land en de heeren van Breda tot het tijdstip der afscheiding van Bergen op Zoom, 1861; Prof. mr. H. van der Hoeven, Bijdragen tot de kennis van de geschiedenis van Zundert en Wernhout 1920, waarin op blz. 74 een rapport van mr. C. C. D. Ebell over den oorsprong van Breda; G. C. A. Juten, De oudste heeren van Breda, Taxandria xii en verder Tax. passim; G. C. A. Juten, De Parochiën in het bisdom Breda, 1935. Jhr. dr. Th. van Rheineck Leyssius, De oudste heeren van Stryen, in De Nederlandsche Leeuw 1931, een antwoord hierop van G. C. A. Juten in Taxandria XXXVIII, repliek in De Ned. Leeuw van 1932 en dupliek in Tax. XXXIX

                • Reg. nos. 1611 en 1635

                  regest_nummer 1611 1449 Februari 12

                  regest_beschrijving Henrick, abt van het O.L.V. klooster te Tongerloe van de orde van Premonstreyt, en het klooster verkoopen in erfcijns, wegens onkosten, die zij hebben moeten maken, om de abtskeuze aan zich en het klooster uit vreemde handen te houden, en wegens het verlies, dat zij lijden, doordat zij, wegens een proces over hun moeren te Calmpthout en te Esschen op den Hoevel, geen vaart door die moeren maken kunnen, aan Claes van den Driele, Godevaert Sanders en Henrick van Smaelvoert geheeten de Cock hun moeren in de parochie van Nispen, grenzende aan het gebied van den jonker van Nassouw, onder voorwaarde, dat de koopers een vaart mogen graven van daar tot de vaart van Jan van Nijspen te Rosendael; dat zij hun afwatering door de moeren van het klooster mogen leiden, voor bruggen enz. hout van het klooster mogen nemen, het klooster en de eigenaars van door het klooster uitgegeven moeren te Rosendael lastgeld zullen betalen bij gebruik van de vaart, doch dat de koopers bij de jonkers van Nassouw en Bergen vrijdom van onkosten behalve lastgeld zullen vragen voor het klooster, wanneer de vaart over hun gebied loopt, behoudens bijdrage in het onderhoud, en dat de koopers met de breedst gegoeden onder de gemoerden een spuimeester en vier of meer vaartmeesters mogen kiezen uit de medegemoerden, belast met onderhoud en lagere rechtspraak.

                  regest_datering (in de capittelcamere onsz. voirsz. godshuys duysent vierhondert ende achtenveertich nae costume van scrivene in den voorsz. bisdomme van Camerijcke).

                  regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1450 Juli 7 (Reg.No. 1635).

                  regest_nummer 1635 1450 Juli 7

                  regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen en raden van Bruxella geven vidimus van den brief dd. 1449 Februari 12 (Reg.No. 1611).

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Het zegel ten zaken van Brussel verloren.

                • Reg. nos. 1613, 1615, 1623, 1624, 1629 en 2718

                  regest_nummer 1613 1449 Februari 24

                  regest_beschrijving Godert Sanders, Claeus van Driele en Henrick van Smaelvoort geheeten de Kock verzekeren, dat, hoewel de brief van denzelfden datum als deze (Reg.No. 1612) het anders zegt, de graaf van Nassouw geen lastgeld schuldig is van turf, uit zijn moeren gedolven en door hun vaart vervoerd.

                  regest_datering (na gewoente 'sHoofs van Ludick).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van den laatste geschonden.

                  regest_nummer 1615 1449 Mei 10

                  regest_beschrijving Henrick van der Voeren, abt van de abdij te Tongerloe, vergunt Johan, graaf van Nassouw enz., heer van Breeda, drossaard van Brabant, en koopers van zijn moeren om die moeren door de goederen van de abdij te exploiteeren en een vaart te maken van zijn moeren af tot in de nieuwe vaart, die Godert Sanders c.s. gemaakt hebben in de moeren, die zij van de abdij Tongerloe gekocht hebben.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Met de zegels van den abt en van het convent in groene was, het eerste geschonden.

                  regest_nummer 1623 1449 October 20

                  regest_beschrijving Jan, heer van Berghen opten Zoom, Glymes, Opvelpe en Brecht, vergunt Claes van den Driele, Godevaert Sanders, en Henrick van Smaelvoirt geheeten de Cock tegen een som geld een vaart te maken van 6 roeden breedte door zijn goederen heen van de goederen van Tongerloe af tot die van den heer van Breda en voorts door Roesendale tot de vaart, die van Jan van Nispen placht te wezen.

                  regest_datering

                  regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1450 Maart 3 (Reg.No. 1629).

                  regest_nummer 1624 1449 October 25

                  regest_beschrijving Johan, heer van Bergen opten Zoom, Glymes, Opvelpe en Brecht, vergunt Johan, graaf van Nassouw enz., heer van Breda, en koopers van zijn moeren, die bij wederkeerigheid te exploiteeren door zijn goederen en een vaart te maken van zijn moeren af tot in de nieuwe vaart, die Godert Sanders c.s. gemaakt hebben in de moeren, die zij gekocht hebben van den abt van Tongerloe.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Met zegel van den oorkonder in roode was.

                  regest_nummer 1629 1450 Maart 3

                  regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen en raad van Antwerpen geven vidimus van den brief dd. 1449 October 20 (Reg.No. 1623).

                  regest_datering (duysent vierhondert ende neghenenviertich na costume van scrivene des Hoifs van Camerijcke).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Het zegel ten zaken verloren.

                  regest_nummer 2718 1523 December 1

                  regest_beschrijving Cornelijs Petersz. van der Biestraten en Pieter Andryes Harman Ramsz., schepenen van Rosendale, oorkonden, dat Christiaen Adriaensz. de Brouwere c.s. als koopers van 60 bunder moer in de parochie Wuestwesell zuidoost van den paal van de Ellendige Berck, geheeten Hanne Wyewau, ingevolge octrooi, hun verleend door Henrick, graaf van Nassou enz., heer van Breda, beloofd hebben de moeren te exploiteeren door de zoogenaamde Jan van Nispens vaart te Rosendale.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Met gemeen schepenzegel in bruine was.

                  De nos. 1613, 1615, 1623, 1624, 1629 en 2718 bevinden zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. nos. 35-38, en 42; het klad is inv. no. 34.

              • Reg. no. 1994

                regest_nummer 1994 1475 Juni 13

                regest_beschrijving Aernt van Overhoff en Michiel Denijsz., schepenen van Rosendael, oorkonden, dat Anthonie Wilhem Norijs' weduwe verkocht heeft aan Jan van Overhoff 18 gemeten weiland in den Wildenberch ten hoeve van den graaf van Nassouw.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 327). Met geschonden zegels der beide oorkonders in groene was. In dorso staat, dat, hoewel de brief spreekt van 18 gemeten, er slechts 12½ geleverd zijn en aangerekend, zooals ook blijkt uit de Rekening van 1476, en vervolgens, dat dit land sinds lang vervreemd is.

              • Reg. nos. 2013 en 2047

                regest_nummer 2013 1477 Januari 10

                regest_beschrijving Arent Pietersz. van Overhoff en Michiel Denijsz., schepenen van Rosendael, oorkonden, dat jonge Heinrick Woutersz. met Heinrick Woutersz., Jan Woutersz. en Heinrick Jan Gooten aan den schout, Jan van Overhoff, hebben getransporteerd 506 roeden 3 voet gorsingen te Vroenhout in den Wildenberch en de helft van ½ bunder aldaar in den Most.

                regest_datering (na scriven sHoofs van Ludick).

                regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1478 December 29 (Reg.No. 2047).

                regest_nummer 2047 1478 December 29

                regest_beschrijving Heinrijck Mercelisz. en Cornelis Claysz., schepenen te Rosendael, oorkonden, dat Jan van Overhoff, schout van Rosendael verklaard heeft, dat hij het land, vermeld in den brief dd. 1477 Januari 10 (Reg.No. 2013), hierin opgenomen, ontvangen heeft ten behoeve van den graaf vazn Nassouw, heer van Breda.

                regest_datering (MCCCC neghenentseventich na scriven sHoofs van Ludick).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 328). Met de zegels der oorkonders in groene was, waarvan het tweede geschonden.

                • Reg.nos. 118, 699 en 2599

                  regest_nummer 118 1313 December 10

                  regest_beschrijving Raso, heer van Lyedekercke en Breda, geeft aan Alsteen Godevaertsz. van Bergen, Herman, diens broeder, en hun gezellen als eigenaars van de 12 hoeven moer, die zij in leen hebben van den heer van Berghen, gelegen boven Doerlichter venne bij Calvesdong, den watergang over zijn gebied, 50 roeden met watergang over zijn wildernis met de rechtspraak tot 3 schellingen en vrijdom van lasten voor de bewoners daarvan, alles na inzage van een contrabrief, gezegeld door den abt van den Eechoute van Brugghen, waarin zijn voorvaders dezelfde schenking deden aan dengene, die de 12 hoeven moer van den heer van Berghen had ontvangen.

                  regest_datering (des Sondaeghs na Sijnte Niclaes' dach in den wijnter).

                  regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1374 Februari 3 (Reg.No. 699).

                  regest_nummer 699 1374 Februari 3

                  regest_beschrijving Rogerus Daen, cantor en kanunnik van Sint Maria te Antwerpia, geeft vidimus van den brief dd. 1312 December 10, hierin opgenomen (Reg.No. 118).

                  regest_datering (a.D. millesimo trecentesimo septuagesimo tertio).

                  regest_nb Afschrift van c. 1500 (Inv.No. 329).

                  regest_nummer 2599 1515 Juli 20

                  regest_beschrijving J. de Vlamijnck, bewaarder van het register van de leenen van Breda, oorkondt, dat Christoffel Laureisz. Scipman aan Gherd Raesz. van Lykerke ten behoeve van graaf Heinric van Nassouw heeft overgedragen alle goederen en heerlijkheden op Doerlicht en den Nyeuwenberch onder Rosendael, die Kairel van Lippelo daar bezat.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 329). In dorso kwitantie van de koopsom.

                • Reg.no. 538

                  regest_nummer 538 1356 Juni 10

                  regest_beschrijving Heinrijc van Bouterssem, heer van Barghen op den Zoem, verkoopt aan heer Gheraert Harmansz., ridder, 2 hoeven moer te Doerlicht, waaruit hij een cijns van 12 penningen leuvensch per bunder jaarlijks zal betalen, en 21 bunders boven Westerle vrij.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

                • Reg.no. 965

                  regest_nummer 965 1409 Augustus 31

                  regest_beschrijving Peter Bode, ridder, en Jacop van Hoeboken, schepenen in Antwerpen, oorkonden, dat Beatrijs Willem Boeds dochter heeft gegeven aan Jan en Willem, kinderen van Jan, natuurlijken zoon van heer Herman Cantman, haar grootvader, als lijfrente ½ en 1∕7 van 1∕4 van de rente, die deze had uit den Nieuwenberch en uit Doerlicht.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. in duplo (Inv.No. 329). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg.no. 1535

                  regest_nummer 1535 1446 October 3

                  regest_beschrijving Jan van Ranst en Jan van der Rijt, schepenen in Antwerpen, oorkonden, dat Marie Mulaerts, vrouw van Denijs den Nacht, mede voor haar broeder Godevaert, heeft verkocht aan Jan den Hertoge en Lijsbet Cantmans, zijn vrouw, hun aandeel in den cijns van Doerlich en van den Nyeuwenberch, bedragende 15 grooten brabantsch jaarlijks, die zij geërfd hebben van Beatrijs Boids.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met de zegels der oorkonders in groene was. In dorso: "Doerlicht afghequeten".

                • Reg.no. 1639

                  regest_nummer 1639 1450 Augustus 14

                  regest_beschrijving Jan Noyts en Jan Schoeyte, schepenen in Antwerpen, oorkonden, dat Claus van den Walle verkocht heeft aan Jan den Hertoge zijn aandeel in den cijns, vaart en heerlijkheid op Doerlicht en den Nyenwenberch, groot 18 grooten jaarlijks, geërfd, deels van zijn ouders, deels van zijn nicht Beatrijs Boeds.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met rest van het zegel van Jan Noyts, dat van Jan Schoeyte in groene was. In dorso: "Afgequeten".

                • Reg.no. 1975

                  regest_nummer 1975 1474 September 23

                  regest_beschrijving Pauwels van Ranst en Costen van Halmale, schepenen van Antwerpen, oorkonden, dat Katline van Dielbeke, weduwe van Jacop Schoof, wonende te Mechelen, heeft verkocht aan Lijsbet Cantmans, weduwe van Jan de Hertoge, een rente, groot 12 grooten brabantsch jaarlijks, uit de Doerlucht en den Nyenwenberch te Rosendale, aan Lijsbet Cantmans toebehoorende.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met de zegels der oorkonders in groene was. In dorso: "Dorlicht afgequeten".

                • Reg.no. 1992

                  regest_nummer 1992 1475 Mei 15

                  regest_beschrijving Heinrick Mercelisz. en Heinrick Goortsz., schepenen van Rosendale, oorkonden, dat Jan Pieter Norijsz. ten behoeve van de weduwe en erfgenamen van Jan tsHertoge afstand heeft gedaan van zijn rechten op de heerlijkheid Doerlecht en Nuwenbergh.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met geschonden zegels der oorkonders in groene was.

                • Reg.no. 2006

                  regest_nummer 2006 1476 Augustus 13

                  regest_beschrijving Heinric Mercelisz. en Adriaen Jansz., schepenen in Rosendale, oorkonden, dat Kateline Joes 's molenaars dochter, vrouw van Cornelis van Male Jansz., aan Rogyer van Liploe heeft verkocht 1½ gemet min 4½ roede etsel bij Doerlicht.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met de zegels der beide oorkonders in groene was, het tweede geschonden.

                • Reg.no. 2078

                  regest_nummer 2078 1481 Juli 9

                  regest_beschrijving De secretaris van den Raad van Brabant geeft akte, dat de Raad in de zaak over zekere moeren tusschen Rogier van Lippeloe, de weduwe van Jan tsHertogen, de weduwe van Cornelis Raessen, Aernt en Jan van Overhof c.s., eischers, met Henrick de Witte, secretaris van den hertog als hun procureur, en Jan van Bruhuysen, schout van Rosendale, Joes Raessen, zijn stadhouder, Aernt van Ghunecke en Cornelis Wouds, vorsters aldaar, en Cornelis van Bruhuysen, rentmeester te Breda, gedaagden, beslist heeft, dat gedaagden wordt toegestaan een termijn van beraad van 15 dagen te nemen en, onder borgstelling bij procureur, voor den Raad te compareeren, terwijl tegen Cornelis van Bruhuysen verstek is verleend, en dat de dienaren van eischers, door gedaagden gevangen gezet, onder borgstelling van eischers in vrijheid gesteld zullen worden.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329).

                • Reg.no. 2273

                  regest_nummer 2273 1496 November 25

                  regest_beschrijving Jacop Jan Huygensz. zoon en Ghijsbrecht Dierixsz., schepenen van Rosendale, oorkonden, dat Engel Heynricx, geheeten Engel Scevels, verkocht heeft aan Karel en Jan, kinderen van Roegyer van Liploe, een stuk land te Doerlicht.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met de zegels der beide oorkonders in groene was en geschonden.

                • Reg.no. 2597

                  regest_nummer 2597 1515 Mei 19

                  regest_beschrijving Gabriel Triapayn en Jan van Gottingnies, schepenen van Antwerpen, oorkonden, dat Kaerle van Lippeloo Rogiersz. heeft verkocht aan Cristoffel Laureysz. Scipman alle goederen en heerlijkheden, die hij bezat op Doerlicht en den Nyeuwenberch onder Rosendael.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                • Reg.no. 2598

                  regest_nummer 2598 1515 Juni 7

                  regest_beschrijving Hendrick, graaf van Nassau, Vianden en Cassenelleboghe, heer van Breda etc., machtigt Gheraert Raesz. van Lykerke, schout van Rosendael, om den koop van de heerlijkheid Doerlicht en Nyeuwenberch, gedaan door Cristoffel Laureysz. Schipman, te aanvaarden en dezen de koopsom te restitueeren.

                  regest_datering (Delfft).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met geschonden zegel van den oorkonder in roode was.

                • Reg.no. 2600

                  regest_nummer 2600 1515 Juli 21

                  regest_beschrijving Henrick, graaf van Nassouw, Vyanden, Dietz, Katzenellenboghe etc., heer van Breda, Diest, Grijmberghen, Heusden, Steenberghen etc., oorkondt, dat hij de goederen in de heerlijkheden Doerlicht en Nyeuwenberch, door Karel van Lippeloe Rogiersz. aan Christoffel Laureysz. Scipman verkocht, heeft doen naasten door Gerijt Raesz. van Lyekerke, schout van Rosendale, omdat die heerlijkheden grenzen aan die van Rosendale, waarvoor hij den verkooper zal schadeloosstellen met een rente van 46 rijnsche guldens 17½ stuiver jaarlijks, losbaar met den penning 16.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met geschonden zegel van den oorkonder in roode was. Gecancelleerd.

                • regest_nummer 527 1356 Januari 24

                  regest_beschrijving Boudijn die Coc, Joes Goettac en Jan Arnoudsz., schepenen van Dorlecht, oorkonden, dat Boudijn van Romersvale verkocht heeft aan heer Gheraerd Harmansz., ridder, de hofstede, erfcijns en wildert aldaar onder den heer van Breda en het gerecht van heer Gheraerd.

                  regest_datering (des Sonnendaechs na Zente Agnieten dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 329). Met weinig geschonden zegels van de eerste twee schepenen, en rest van dat van den derden in groene was. Op de pliek: K….l van Lippeloy.

                  De charters nos. 527 en een dubbel van 965 bevinden zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. nos. 19 en 20.

              • Oud inv. nr. 330

                Reg. no. 2642

                regest_nummer 2642 1518 Februari 27

                regest_beschrijving Cornelijs van Nispen en Cornelijs Buenen, schepenen van Rosendale, oorkonden, dat de heer van Breda den Vogelplas te Calsdonck in erfcijns heeft gegeven aan Jan Jan Obrechtsz., voor de helft aflosbaar met den penning 20.

                regest_datering (na scriven 's Hoofs van Ludick).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 330). Met de zegels van de oorkonders in bruine was.

                Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 41.

              • Reg. nos. 2899 en 2967

                regest_nummer 2899 1535 Mei 13

                regest_beschrijving Jan Matheusz. van Innevelde neemt in pacht van Niclaes van Rijmmerswale, heer van Lodijkc etc., en Charles Pietersz., de Vrouwenmade met de blokken voor 7 jaar, ingaande 1537.

                regest_datering (Mechelen-int Sint Jacop).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 331). Op hetzelfde blad het afschrift van de akte dd. 1538 November 28 (Reg.No. 2967).

                regest_nummer 2967 1538 November 28

                regest_beschrijving Jan Matheusz. pacht van Niclaes van Rymerswale, heer van Lodijck etc., en Charles Pietersz. den watermolen, den nieuwen molen op den berch en den Calfsdonkschen molen te Rosendale voor 14, 7 en 7 jaar.

                regest_datering (Rosendale).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 331). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte dd. 1535 Mei 13 (Reg.No. 2899). Hierbij een becijfering van de waarde van de Made en de 3 Mademolens, voor 2/3 toebehoorende aan den heer van Lodijk en voor 1/3 aan Charles van Kets en waarvan 1/3 verkocht is. In dorso: "Estat des biens, venduz par Charles Pieters à Rosendael et retraitz par François Pieters son frère".

            • Tot deze eeninge behoorden Rijsbergen, Groot en Klein Zundert d.i. Zundert-Nassau. In de gemeenschappelijke schepenbank was Rijsbergen door 2, de beide Zunderts te zamen door 5 leden vertegenwoordigd; er was evenals van de andere schepenbanken in het land van Breda beroep op de bank te Breda. Zundert-Hertog viel hierbuiten; hier werd recht gesproken door een meier met 7 leenmannen met beroep op de bank van Santhoven

              • Reg. no. 891

                regest_nummer 891 1402 Mei 16

                regest_beschrijving Mannen, schepenen, ouderen en gemeene eeningslieden in Rijsberghen en Groet Zundert hebben 17 April l.l. getuigd, dat de heeren van Breda altijd hebben gehad een straat van 40 voet breed van het Loepken ter Eyke door de beide dorpen tot de brug te Breda, waarover hun ambtslieden de rechtspraak hadden.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 332). Met de zegels van Willem van den Wyghaerde, Dieric die Roever, Jan van Ghageldonc Petersz., leenmannen van Breda, en Jan van Ghaegheldonc Huyghemansz., leenman van Brabant, Jan die Ruycheneer, Gherijt Reysnaelden en Andries Both, schepen van Breda, in groene was; het vijfde en zesde geschonden.

                regest_nb Gedrukt in Taxandria 1937, bl. 243 vlg.

                • Reg. no. 924

                  regest_nummer 924 1405 Juni 27

                  regest_beschrijving Peter Poelman, Marselijs Aerntsz., Jan van Kaerdscot, Jan Hubrechtsz., Gherijt Gorijsz., Dirc van den Broec, Gorijs Gherijtsz. en Pauwels Loddersz., mannen van Breda, en Peter Bertse en Henric die Rover, schepenen in de Eeninge van Rijsberghen, maken een paalscheiding tusschen de visscherij van den heer van Breda en die van Boudewijn van Tychghelt.

                  regest_datering

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 333). Met de zegels der oorkonders in groene was; dat van Peter Bertse geschonden.

                  regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1405 Augustus 4 (Reg.No. 925).

                • Reg. nos. 924 en 925

                  regest_nummer 925 1405 Augustus 4

                  regest_beschrijving Deken en kapittel van Sente Marie te Breda geven vidimus van den brief dd. 1405 Juni 27 (Reg.No. 924).

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 333). Het kapittelzegel verloren.

                • Reg. nos. 831 en 918

                  regest_nummer 831 1394?

                  regest_beschrijving Jan van Berchem en Johan van Garwen schrijven aan Willem van Oesterzele, rentmeester van Breda, dat de heer van Hoestraten zich ten opzichte van den weg, waarin de juffrouw van der Dasedonc benadeeld zou zijn, gehouden heeft aan het verdrag, tusschen hem en den overleden heer van de Leck gemaakt, maar dat men zich aan den anderen kant daaraan niet gehouden heeft door zijn lieden te Zundert het gebruik van de vroente aldaar te verbieden, en veroeken hem bij heer Henric van de Lecke een schikking te bewerken.

                  regest_datering (tot Gelmen sMaendachs na Palmesondach).

                  regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 334).

                  regest_nb Met het verdrag zal bedoeld zijn dat van 1393 (Reg.No. 818). Jan van Polanen stierf in 1393 en Hendrik van de Lek was voogd over Johanna van Polanen.

                  regest_nummer 918 1404? Januari 14

                  regest_beschrijving Johan van Kuyc, heer van Hoestraten, schrijft aan den jonkgraaf van Nassouw, heer van de Lecke en Breda, dat hij te recht twee van diens onderdanen om boete heeft doen aanspreken, maar deze zaak, evenals die van den cijns te Casterlee, zal laten rusten totdat zij een bijeenkomst gehad zullen hebben, waarvoor hij hem verzoekt een dag op te geven.

                  regest_datering (Gelmen).

                  regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 334).

                • Reg. no. 818

                  regest_nummer 818 1393 November 4

                  regest_beschrijving Daneel, heer van Boechout, burggraaf van Bruecel, doet, na overleg met Jan van den Camp, drossaard, en Willem van Oesterzele, rentmeester van den heer van Breda, aan den eenen, en heer Reynier van der Elst en Gherijt van Wesenbeec, schout van Zandhoven, aan den anderen kant, uitspraak tusschen den heer van de Leck en Breda en Janne van Kuyc, heer van Hoechstraten, over het weiden van vee in elkaars wildernis bij Hoechstraten en Zundert.

                  regest_datering

                  regest_nb a) Oorspr. op papier (Inv.No. 334). Van de zes opgedrukte zegels (die der beide partijen en de vier adviseurs) zijn nog aanwezig, dat van Reynier van der Elst en Jan van Kuyc, in bruine was, beide geschonden.

                  regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1415 Maart 12 (Reg.No. 1026).

                • Reg. no. 1026

                  regest_nummer 1026 1415 Maart 12

                  regest_beschrijving Deken en kapittel van Sint Marie te Breda geven vidimus van den brief dd. 1393 November 4 (Reg.No. 818).

                  regest_datering (secundum stilum curie Leodiensis actenus approbatum).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 334). Met zegel van het kapittel in groene was.

                • Reg. nos. 178 en 1053

                  regest_nummer 178 1326 Januari 29

                  regest_beschrijving Gherart, heer van Rasseghem, Leyns, Lyedekerke en Breda, en Adelisse geven aan Diederic van Rode, persoon van Rijsbergen en deken van Beke, hun hoeve te Rijsbergen, behalve het bosch, in erfpacht tegen 9 sestertiën rogge, waarvan Gherart Everdey er 5 zal heffen.

                  regest_datering (Woensdaghes na Sinte Paulus'dach in den Lochmaent).

                  regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1417 Januari 16 (Reg.No. 1053).

                  regest_nummer 1053 1417 Januari 16

                  regest_beschrijving Deken en kapittel van Sint Marie te Breda geven vidimus van den brief dd. 1326 Januari 29 (Reg.No. 178).

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 335). Met kapittelzegel in bruine was en geschonden.

                • Reg. no. 1067

                  regest_nummer 1067 1418 Maart 15

                  regest_beschrijving Heynric die Roever en Dirck van den Broecke, schepenen in de Eeninge van Rijsbergen, oorkonden, dat Peter van Overacker, geheeten Peter Fyen, den weg, die achter zijn huis loopt, en dien hij, met toestemming van Dirck van Oesterzeele, rentmeester van Breda, mag verleggen zoodat hij langs de kerk en het bosch van Rijsbergen zal loopen en 20 voet breed zal zijn, onderhouden en voor paard en wagen berijdbaar maken zal, terwijl hij het bosch met een hek zal afsluiten.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 335). Met rest van het zegel van den tweeden schepen in bruine was; dat van den eersten verloren.

              • Oud inv. nr. 336

                Reg. no. 1691

                regest_nummer 1691 1453 October 13

                regest_beschrijving De graaf van Nassauw, heer van Breda, beveelt Daem van Nyspen, drossaard van het land, en Rodolff van Nyenhusze, schout van de stad Breda, te zorgen, dat de schout van Sundorpt niet gehinderd wordt door de inwoners van Hoestraten bij het maken van een ven aldaar en dat een einde gemaakt wordt aan den invoer van Delftsch bier en Geldersche paarden in het land van Breda.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 336). Het sluitzegel verloren. Op de pliek een aanteekening van Michiel Piggen van 1585; beroerende den wyer ofte wouwer genoempt den Aerdt tusschen Sundert ende Meir; dese missive gesneden van eenre filache de anno 1453".

                Dit stuk bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 3.

              • Reg. no. 1950

                Dit stuk is afkomstig uit het archief van de gemeente Breda

                regest_nummer 1950 1472 November 3

                regest_beschrijving Een dienaar van den heer van Breda verzoekt den meier van den abt van St. Baef te Ghend in diens Hof te Sompeke om als van ouds den cijns in ontvangst te nemen van Henric Nout Oenolfsz. te Rijsbergen, welken cijns de meier geweigerd heeft, omdat Henric voornoemd, die de goederen, door zijn voorouders 200 jaar geleden in erfpacht ontvangen van den heer van Breda, 30 jaar ongehinderd heeft bezeten, niet wil voldoen aan den eisch van den meier om de goederen van den abt te verzoeken en te ontvangen, en vraagt den rechtdag, waarop Henric voornoemd voor het Hof is gedaagd, uit te stellen tot 15 Mei e.k.

                regest_datering

                regest_nb Minuut (Inv.No. 337).

              • Oud inv. nr. 338

                Reg. no. 2161

                regest_nummer 2161 1487 Januari 10

                regest_beschrijving Jan Hey en Godert van Nyspen, schepenen van Breda en mannen van den heer, en Claeus Peter Batensz. en Anthonis van Onstaden, schepenen in de Eeninge van Rijsbergen, oorkonden, dat Andries Wouter Jansz. van den heer van Breda in erfcijns heeft ontvangen de hoeve c.a., die hij nu in laatschap bezit, tegen 11 sester rogge jaarlijks aan erfpacht en 2 rijnsche guldens aan erfcijns, met voorbehoud voor den heer van den houtwas in den Egeldonck binnen de Hoel.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 338). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Godert van Nyspen verloren.

                Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 23.

                • Reg. nos. 2620 en 2621

                  regest_nummer 2620 1516 October 26

                  regest_beschrijving Johannes van Delft, prior, en conventualen van het klooster der Karthuizers te Lovanium machtigen Jeronimus van der Noot, kanselier van Brabantia, Franciscus van der Hulst, raad, en Wilhelmus, prior van de Karthuizers bij Mons Sancte Gertrudis, eersten visitator van de Teutonische provincie der orde, om voor hen op te treden in hun geschil met den graaf van Nassouwe.

                  regest_datering (in loco capitulari).

                  regest_nb Geïnsereerd in den brief dd. 1516 November 7 (Reg.No. 2621).

                  regest_nummer 2621 1516 November 7

                  regest_beschrijving Karolus, koning van Castella, Legio etc., oorkondt, dat Henricus, graaf van Nassou, ridder van het Gulden Vlies, raad en kamerling, en het klooster der Karthuizers te Lovanium, door bemiddeling van Jeronimus van der Noot, kanselier van Brabantia, Franciscus van der Hulst, raad, en Wilhelmus, prior van de Karthuizers van Mons Sancte Gertrudis, eersten visitator van de Teuthonische provincie der orde, volgens volmacht dd. 1516 October 26 (Reg.No. 2620), hierin opgenomen, een overeenkomst hebben gesloten tot beëindiging van oude geschillen over een aantal moeren, eertijds door Jan van Overhoff c.s. gekocht van Johan, graaf van Nassou, volgens welke het klooster afstand doet van zijn rechten daarop tegen 6500 artestische ponden n.l. 4000 tot vermeerdering van inkomsten, 2000 voor een refectorium met een groote kamer voor den graaf en zijn nakomelingen en 500 voor vrij gebruik.

                  regest_datering (Bruessel).

                  regest_nb Latijnsche vertaling van den notaris Johannes de Hanchin alias de Grantreng van een Hollandsch origineel (Inv.No. 339). Met signatuur van den notaris en tranfix dd. 1517 Mei 11 (Reg.No. 2630).

                • Reg. nos. 2620, 2621 en 2630

                  regest_nummer 2630 1517 Mei 11

                  regest_beschrijving Broeder Franciscus, prior van Cartusia, en het kapittel bevestigen den inhoud van den brief dd. 1516 November 7 (Reg.No. 2621), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 339). Het zegel van den prior verloren.

              • Reg. no. 2816

                Dit stuk is afkomstig uit het archief van de gemeente Breda

                regest_nummer 2816 1531 Augustus 31

                regest_beschrijving Henrick, graaf van Nassou enz., heer van Breda enz., geeft aan Frederick van Renesse, heer van Malle, drossaard van Breda, c.s. 225 bunder moer uit in de Eeninge van Rijsbergen ter verkrijging van de som geld, noodig voor den koop van de pandschap van stad, slot en land van Edingen, die hij op verzoek van den keizer van dezen heeft overgenomen.

                regest_datering (Breda).

                regest_nb Gelijktijdig afschrift (Inv.No. 340).

              • Reg. no. 3155

                regest_nummer 3155 1548 Januari 17

                regest_beschrijving Jan Pauwels Meeusz. en Jacop Jan Kerstiaensz., schepenen in de Eeninge van Rijsbergen, oorkonden, dat Henrick Jan Mercelis Conincxsz., Peternella Jan Mercelis Conincx dochter, vrouw van Cornelis Jan Luycxz., en de kinderen van wijlen Adriaen Jan Mercelis Conincxz. de nalatenschap van hun vader en grootvader verdeeld hebben.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 341). Met het zegel van den eersten schepen in groene was; dat van den tweeden verloren.

              • Reg. no. 3315

                regest_nummer 3315 1554 December 1

                regest_beschrijving Jeronimus Boudewijns, secretaris van den Raad van Brabant, verklaart, dat hij, volgens ordonnantie van dien Raad, de minuten heeft verbrand van de enquête in de zaak van den prins van Orangiën, gedaagde, tegen Cornelis Ablijn, impetrant.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 342).

                regest_nb Het proces liep blijkens den ouden Inventaris over moeren te Rijsbergen.

              • Reg. no. 2108

                regest_nummer 2108 1483 December 5

                regest_beschrijving De notaris Johannes van Buersteden instrumenteert, dat Margareta van Laer, echtgenoote van Johannes van Nedervenne, ridder, burgemeester van Breda, aan haar vroeger testament eenige bepalingen toevoegt o.a., dat na overlijden van haar man, haar huis, geheeten Opte Laer, te Sundert onder den Hertog komen zal aan de vrouwe van Nassouwe en daarna aan het huis en den heer van Breda.

                regest_datering (In domo inhabitacionis praefatorum Johannis de Nedervenne et sue coniugis testatricis in vico vulgariter dicto die Steenbrugstrate memorati oppidi de Breda situata …. iuxta stilum scribendi in curia et dyocesi Leodiensi).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 356). Met signatuur van den notaris.

                regest_nb Zie H. van der Hoeven, a.w., bl. 236.

                • Reg. no. 1385

                  regest_nummer 1385 1438 November 16

                  regest_beschrijving De voogden van de kinderen van Johan van Scoenhoven verkoopen aan Gheerijt Jan Maesz. zoon den molen Te Hove te Zundert tegen 11 rijnsche guldens jaarlijks.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 357). Met de zegels van Wouter van Coursworm, kanunnik in de Hooge kerk van Luydick, Willem, burggraaf van Montenaken, heer van Graesen en Wilre, Willem van der Aa heer Goesemsz., ridders, en Aernt van Coursworm, bastaard; dat van Willem van Montenaken in roode, de overige in groene was; dat van Willem van der Aa geschonden. Met transfix dd. 1497 (Reg.No. 2293).

                • Reg. no. 2293

                  regest_nummer 2293 1497

                  regest_beschrijving Marten Marten Bertsz. en Gheert van Buerstaden, mannen van den heer van Nassow te Zundert, oorkonden, dat de molen, vermeld in den brief dd. 1438 November 16 (Reg.No. 1385), waardoor deze gestoken is, aan den heer van Nassow is toegewezen wegens niet betaalden cijns.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 357). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

              • Reg. no. 2885

                Het stuk is afkomstig uit de Coll. Cuypers van Velthoven

                regest_nummer 2885 1534 Augustus 31

                regest_beschrijving Peeter Jansz. van Boxmer verklaart voor de heeren van de Rekeningen, dat er op de leggen van den heer in het land van Breda in 1533 slechts één valk gevangen is nl. op de legge te Zundert, die hij aan den valkenier Alvera heeft gegeven om mede te nemen naar Spanje, en dat de rentmeester hem betaald heeft, wat hem volgens de pachtvoorwaarden toekwam.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 358).

            • Zie ook inv. no. 384

              • Reg. no. 862

                regest_nummer 862 1398 Juli 16

                regest_beschrijving Rolof en Arnd van Boudaf, schepenen van Baerle, oorkonden, dat Jan en Gherijt Eevergheer, natuurlijke kinderen van den zoon van heer Gherijt Ludeke, hebben verkocht aan Jan van Mechlen Maesz. een erfpacht van 12 loopen rogge jaarlijks uit den molen te Bairle.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 366). Met de zegels der beide schepenen in groene was, waarvan het tweede geschonden.

              • Oud inv. nr. 367

                Reg. nos. 946 en 1653

                regest_nummer 946 1408 Januari 10

                regest_beschrijving Bertelmeeus Ghijsbrechtsz. en Boyden Bellens, schepenen van Baerle, oorkonden, dat Heinric Henricxz. van Scalluynen in erfpacht heeft genomen van Jan Ghijbs diens huis en erf benevens een aantal stukken land, waaronder de Moelenacker, de Houtacker en de Lange Stripe, tegen 7 sester rogge jaarlijks.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 367). Met de zegels van de oorkonders in groene was, dat van Boyden Bellens geschonden. Met transfix dd. 1450 December 30 (Reg.No. 1653).

                regest_nummer 1653 1450 December 30

                regest_beschrijving Willem van Bodaff en Jan Reynersz. van der Heyden, schepenen van Baerle-Nassouw, oorkonden, dat Willem Geerijt Ghijbsz. verkocht heeft aan Johan, graaf van Nassouw, heer van Breda etc., de erfpacht, vermeld in den brief dd. 1408 Januari 10 (Reg.No. 946), waardoor deze gestoken is.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 367). Met de zegels van de oorkonders in groene was.

                Deze charters bevinden zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 12.

                • Reg. no. 1712

                  regest_nummer 1712 1455 Maart 8

                  regest_beschrijving Jan Reynersz. van der Heyden en Gerijt Heinrick Stoopsz., schepenen in Bairle onder den jonker van Nassouw, oorkonden, dat Lauwreys Jan Hillenz., geheeten Lauwreys van der Poert, van Willem Gerijtsz. in erfpacht heeft genomen een huis met 1 bunder land te Nyhoven tegen 3 sestertiën rogge.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 368). Met de zegels der beide oorkonders in groene was. Met transfix dd. 1455 Mei 20 (Reg.No. 1715).

                • Reg. no. 1715

                  regest_nummer 1715 1455 Mei 20

                  regest_beschrijving Jan Reynersz. van der Heyden en Gherit Heinrick Stoopsz., schepenen in Baerle onder den jonker van Nassouw, oorkonden, dat Willem Gerijtsz. verkocht heeft aan Johan, graaf van Nassouw, Vyanden en Dyetze, heer van Breda, de 3 sestertiën rogge, vermeld in den brief dd. 1455 Maart 8 (Reg.No. 1712), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 368). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

            • Zie ook inv. no. 384

              • Reg. no. 48

                regest_nummer 48 1287 Maart 9

                regest_beschrijving Johannes, hertog van Brabantia enz., stelt zich borg voor de 35 pond leuvensch, die Arnoldus van Lovanium, heer van Breda, aan zijn dochter Aleidis heeft gegeven met het recht zich daarvoor een rente te koopen uit de parochie Etten, 3 pond jaarlijks niet te boven gaande.

                regest_datering (a. D. millesimo ducentesimo octogesimo sexto Dominica qua cantatur Oculi).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 369). Met rest van het zegel van den oorkonder in bruine was met contrazegel.

                regest_nb b) Afschrift op perkament (Inv.No. 415). Op hetzelfde blad als het afschrift een afschrift van de akte dd. 1310 December 14 (Reg.No. 109).

                regest_nb Gedrukt in Taxandria XV, bl. 265.

              • Reg. no. 1339

                regest_nummer 1339 1435 Juli 20

                regest_beschrijving Wouter van der Beversluys, Aert Thomaesz. van Wijfvliet en Aert van Tholoeysen, mannen van het hof van Breda, Jonaes Jansz. en Aert Jacopsz., mannen van dat van den Houte, Gherit Jansz. en Aert Schoenhout, schepenen van Etten, Gielis Berthelmeeusz. en Cornelis Jansz. van den Brande, schepenen in de Palen van de Hoeven aldaar, oorkonden, dat Jan van den Houte Godevaertsz. erkent schuldig te zijn aan de gravin van Nassow en Vyanden, vrouwe van de Leck en Breda, een erfcijns van 18 fransche kronen jaarlijks uit de renten, die hij heeft uit Etten.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 370). De zegels der eerste twee oorkonders verloren, die der andere in groene was, waarvan de laatste twee geschonden. In dorso: "Van den XVIII Willemsschilden, Willem de Bye".

              • Reg. no. 1745

                regest_nummer 1745 1456 Juli 23

                regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Dirick Henricxz. van Oekel verkocht heeft aan Katheline Laureys Henricxz. dochter 1 halster rogge jaarlijks aan erfcijns, gevestigd op een halven bunder weiland.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 371). De zegels der beide oorkonders verloren.

              • Reg. no. 2639

                regest_nummer 2639 1517 October 8

                regest_beschrijving Jan Cornelis Backersz. en Jacop Thomaesz., schepenen in de Palen in het Hoevensche te Etten, oorkonden, dat Jacop Pieter Maessz. verkocht heeft aan Cornelis Pieter Joonenz. een rente, groot 4 gld. jaarlijks, gevestigd op 1 bunder weiland op Ettenlaecke naast het Liesbosch, losbaar met den penning 16.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 372). Het zegel van den eersten oorkonder verloren, dat van den tweeden in groene was.

                • Reg. nos. 2552 en 2470

                  regest_nummer 2470 1506 Maart 12

                  regest_beschrijving Heynrick, graaf van Nassouw, Vyanden en Katzenelleboghe, heer van Diest, Heusden etc., sluit een overeenkomst met decanes, jonkvrouwen en gemeen kapittel van Thoren, waarbij hij belooft 24 rijnsche guldens jaarlijks te betalen tot afkoop van de tienden uit den polder Zwertenberch, groot c. 250 bunder, gelegen tusschen Etten, de Hage en Sevenbergen en door hem ter bedijking verkocht aan de inwoners der beide eerst genoemde dorpen.

                  regest_datering

                  regest_nb Afschrift door den notaris Jacobus Halen (Inv.No. 373).

                  regest_nb Zie J. Habets, Archieven van het Kapittel der hoogadellijke Rijksabdij Thorn, 1e deel, Reg.No. 502.

                  regest_nummer 2552 1512 Januari 14

                  regest_beschrijving Johannes van Mera, notaris, verklaart ontvangen te hebben van Henricus, graaf van Nassouw, 50 stuivers behalve de 2 rijnsche guldens, die hij reeds van dezen gekregen heeft voor zijn moeite in zake de overdracht van de tienden van Zwartenberge.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 373).

                • Reg. no. 2469

                  regest_nummer 2469 1506 Maart 22

                  regest_beschrijving Decanes en gemeen kapittel van O.L.V. kerk te Thooren doen ten behoeve van Heynric, graaf van Nassouw en Vyanden, heer van Breda, afstand van de tienden uit den polder Zwertenberch tegen betaling van 24 rijnsche guldens jaarlijks.

                  regest_datering (Thooren).

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 373). Het zegel van het kapittel verloren.

                  regest_nb b) Afschrift op perkament (Inv.No. 373).

                • Reg. no. 2469

                • Reg. nos. 1890 en 2490

                  regest_nummer 1890 1465 Mei 11

                  regest_beschrijving Paulus, paus, wijst erop, dat in zaken, betreffende vervreemding van goederen, de gedelegeerden alleen het nut van de kerk voor oogen moeten hebben en onomkoopbaar moeten zijn op straffe van excommunicatie voor de lagere geestelijken en een jaar schorsing en vergoeding van de veroorzaakte schade voor bisschoppen, en gelast deze bepaling voor het vervolg in alle commissiebrieven op te nemen.

                  regest_datering (Rome apud Sanctum Petrum anno etc. quinto Idus May).

                  regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1507 Februari 8 (Reg.No. 2490).

                  regest_nummer 2490 1508 Februari 7

                  regest_beschrijving Julius, paus, draagt, onder aanhaling van den brief dd. 1465 Mei 11 (Reg.No. 1890), hierin opgenomen, aan den abt van Beata Maria te Parc en aan den deken van St. Petrus te Lovanium op, goed te keuren de overeenkomst, gesloten tusschen Henricus, graaf van Nassauw, en decanes en kapittel van het wereldlijke stift Beata Maria te Thoren, waarbij het kapittel aan den graaf, ter vergoeding van de onkosten van de bedijking, de tienden en novale tienden afstaat uit den polder Zwartenberch, gelegen te Etten of in Meerters alias de Hage bij de stad Sevenberge, groot c. 250 bunder, tegen betaling van 24 rijnsche guldens jaarlijks.

                  regest_datering (Rome apud Sanctum Petrum a.D. millesimo quingentesimo septimo, septimo Idus Februarii pontificatus nostril anno quinto).

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 373). Met looden zegel van den paus.

                  regest_nb b) Opgenomen in den brief dd. 1510 Juni 25 (Reg.No. 2524).

                • Reg. no. 2497

                  regest_nummer 2497 1508 October 23

                  regest_beschrijving De notarissen Johannes van Vuchscoet en Philippus Nouts instrumenteeren, dat mr. Jaspar van den Dijck, zanger en kanunnik van Sint Servaes te Maestricht, pastoor van de kerk te Etten, met Henrick, graaf van Nassouw en Vyanden, heer van Breda etc., is overeengekomen, dat, wanneer hij zijn proces tegen decanis en kapittel van Thooren over de tienden van Zwertenberch wint, hij zich tevreden zal stellen met de 24 rijnsche guldens jaarlijks, die de graaf nu aan de abdij betaalt.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 373). Met signatuur van beide notarissen.

                • Reg. nos. 1890, 2490 en 2524

                  regest_nummer 2524 1510 Juni 25

                  regest_beschrijving Arnoldus Wyten, abt van het klooster van de H. Maagd te Parc bij Lovanium, en mr. Adrianus Florentiusz. van Trajectum, professor in de theologie, deken van St. Petrus te Lovanium, pauselijke commissarissen, geven in opdracht van paus Julius II dd. 1508 Februari 7 (Reg.No. 2490), hun overhandigd door Johannes de Vuchscoet, procureur van Henricus van Nassouw, en hierin opgenomen, aan Henricus graaf van Nassouw Vyanden, Ditz en Katzenelleboge, heer van Breda, Diest, Huesden etc., en aan decanes en kapittel van beide seksen van het wereldlijke stift Beata Maria te Thoren toestemming tot de overeenkomst, door hen aangegaan over verkoop door het stift van de tienden te Swartenberch tegen 24 rijnsche guldens jaarlijks, waarvoor graaf Henricus het stift bovendien nog als onderpand heeft toegewezen een erfpacht, groot 17 pond 19 schellingen 3 oortjes, uit de parochie Etten.

                  regest_datering (Lovanii in domo nostro Adriani decani antedicti in camera communi ibidem).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 373). Met de zegels der oorkonders, het eerste in groene, het tweede in roode was, beide in blikken doozen en met onderschrift van den notaris Johannes de Mera.

              • Reg. no. 1220

                regest_nummer 1220 1426 Maart 10

                regest_beschrijving Wieric die Reede en Heinric van Chame, schepenen van Ghilze, en Jan van Hoesenhout en Thomaes Claeus, schepenen van Dongha, oorkonden, dat Mechtelt Empens dochter en haar zoons Jan en Roelof mede voor hun broeders en zusters erkend hebben schuldig te zijn aan IJde Empens dochters 7½ loop rogge jaarlijks aan erfpacht uit 7∕4 bunder land in de Ghilzer wucht in de Saren, 3∕4 bunder in den Acker en 2½ bunder.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 374). Met de zegels der vier schepenen in groene was.

              • Reg. no. 1184

                regest_nummer 1184 1423 November 18

                regest_beschrijving Jan van der Wymaer en Jan Maerberchs, mannen van den heer van Oesterhout uit het huis van Stryen, oorkonden, dat Peeter en Faes van der Achter aan Rumbout Jan Mychielsz. als onderpand voor 22 loopen rogge jaarlijks 5½ loop hebben toegewezen uit een stuk land in de Vooert bij Popendonc.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 375). Met de zegels der oorkonders in groene was, het eerste geschonden. In dorso staat, dat de graaf van Nassau 18 van de 22 loopen rogge bezit sinds 1457.

                • Reg. no. 2787

                  regest_nummer 2787 1530 Juni 12

                  regest_beschrijving Clara Bockx verklaart door den rentmeester van Breda voldaan te zijn van de koopsom van den cijns van Strijen.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 376).

                  • Reg. no. 1869

                    regest_nummer 1869 1463 December 14

                    regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw, Vyanden en Dietze, heer van Breda, vergunt Jan Goetgebuer, bij niet betaling van den cijns van Stryen door de cijnsplichtigen, welke cijns deel uitmaakt van de koopsom van een stuk land, door den graaf gekocht van Jans overleden broeder Jacop, beslag te leggen op hun goederen en de helft van de boeten voor zich te behouden.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 376). Het zegel van den oorkonder verloren. Het charter is gestoken door een lijst van de cijnsen. Met twee transfixen dd. 1479 Juni 15 en 1530 April 22 (Reg. Nos. 2059 en 2783).

                  • Reg. no. 2059

                    regest_nummer 2059 1479 Juni 15

                    regest_beschrijving Henrick Nout Oenolfsz. en Merten Merten Beertsz., schepenen in de Eeninge van Rijsbergen, oorkonden, dat Aert Aertsz. van Meerssel en Aechte Willem Ysacx dochter, vrouw van Jan Jannis Aertsz., verkocht heeft aan Marck Jacop Kocxz een cijns van 26 schellingen leuvensch jaarlijks, vermeld in den brief dd. 1463 December 14 (Reg.No. 1869) en in de lijst, waardoor deze gestoken is.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 376). Met de zegels der oorkonders in bruine was. Met transfix dd. 1483 April 29 en 1530 April 22 (Reg. Nos. 2101 en 2783).

                  • Reg. no. 2101

                    regest_nummer 2101 1483 April 29

                    regest_beschrijving Cornelis Witbols en Claeus Peter Batensz., schepenen in de Eeninge van Rijsbergen, oorkonden, dat Marck Jacop Kocxsz. verkocht heeft aan Jan Reyners van der Byestraten den cijns, vermeld in den brief dd. 1479 Juni 15 (Reg.No. 2059), waardoor deze gestoken is.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 376). Met losgeraakt bovenstuk van het zegel van Cornelis Witbols in groene was; dat van Claeus Peter Batensz. verloren.

                  • Reg. no. 2783

                    regest_nummer 2783 1530 April 22

                    regest_beschrijving Otte van Bruheze en Cornelis Anthonis Mattheeusz., schepenen in Breda, oorkonden, dat Ancelmus Bocx Ancelmusz. heeft verkocht aan den graaf van Nassou den cijns, vermeld in de brieven dd. 1463 December 14 en 1479 Juni 15 (Reg. Nos. 1869 en 2059), waardoor deze gestoken is.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 376). Met de zegels der oorkonders in groene was.

              • Reg. no. 770

                regest_nummer 770 1386 Juni 14

                regest_beschrijving Notaris Walterus van Bavel van Mons Sanctae Gertrudis instrumenteert, dat hij, op verzoek van Wilhelmus van Oesterhout, een akte heeft gemaakt van een stuk, hem door Jacobus Lam, priester, officialis foraneus in het dekenaat Beka eenerzijds, en Theodoricus van Oesterhout, ridder, Johannes van Ghestel en Theodericus Voghel, priesters, Johannes Back Bertoldusz., Petrus van Gagheldonc, Robbertus van Wisschel en Nycholaus Boeyken anderzijds, overhandigd en bezworen, inhoudende een getuigenis van bovengenoemde personen, dat de heeren van tZanttreyn de tienden van het Nonnenbrueck, hun door den heer van Oesterhout in eigendom gegeven met verzoek, die van hen in pacht te mogen ontvangen, aan dezen in pacht gegeven hadden op voorwaarde, dat de pacht iedere 3 jaar vernieuwd zou worden, aangezien de pachter een wereldlijk persoon was; dat genoemde heeren hem gezegd hadden, dat zij over een honderd gulden of twee geen oneenigheid met hem zouden krijgen, wanneer hij maar hun klooster vriendschappelijk gezind bleef en hun goederen in Oesterhout beschermde, zoodat getuigen niet gedacht hadden, dat er een geschil over de driejaarlijksche verlenging zou kunnen ontstaan.

                regest_datering (in villa de Ghilse in domo Laurencii dicti Jonghe).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 377). Met signatuur van den notaris.

              • Oud inv. nr. 378

                Reg. nos. 694 en 1218

                regest_nummer 694 1373 Januari 6

                regest_beschrijving Jacob die Rover en Thomaes Thomaesz., schepenen van Breda en leenmannen, oorkonden, dat Jacob van der Honsdonc tegen 7 viertel rogge jaarlijks in erfpacht heeft genomen van Kateline jong Claeus' dochter van Oekele en haar man Jacob den Rover, bastaard, de helft van de hoeve "Te Eyndoven" (in Princenhage) nl. de helft van het huis, 3 loopen zaad land en van de beemden, gelegen bij de Weeghrese.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 378). Met weinig geschonden zegels van de beide oorkonders in groene was. Met transfix dd. 1426 Januari 13 (Reg.No. 1218).

                regest_nb De hoeve Eyndoven werd door den heer van Gageldonk in leen uitgegeven (Zie G.C.A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda, bl. 3).

                regest_nummer 1218 1426 Januari 13

                regest_beschrijving Jan Berthelmeeusz. en Aerdt de Rover, schepenen van de Haghe, en Willem van Nyspen, man van Breda, oorkonden, dat Johanne Gherijts dochter van Santen, vrouw van Jan Rijckaert, verkocht heeft aan den heer van Breda 6 viertel rogge jaarlijks uit de 7 viertel rogge jaarlijks, vermeld in den brief dd. 1373 Januari 6 (Reg.No. 694), waardoor deze gestoken is.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 378). Met de zegels van de oorkonders in groene was, waarvan die der eerste twee geschonden.

                De charters bevinden zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 7.

            • Reg. no. 22

              regest_nummer 22 1269 Augustus 30

              regest_beschrijving Arnoldus van Lovanium, heer van Breda, en Elisabeth, zijn vrouw, beleenen Egidius van Breda en zijn vrouw Maria met 20 pond leuvensch jaarlijks uit den tol aldaar, totdat zij ze hun uit land zullen bewijzen.

              regest_datering (in crastino Decollationis Beati Johannis Baptiste).

              regest_nb Authentiek afschrift einde 16e eeuw (Inv.No. 385).

              regest_nb Gedrukt bij mr. A.A. Kleyn, Gesch. van het land en de heeren van Breda, bl. 114.

              • Reg. no. 119

                regest_nummer 119 1313 April 29

                regest_beschrijving Philips, heer van Liedekerke en Breda, geeft zijn broeder Segher, heer van Boulaer, als erfdeel van hun broeder Raes 500 pond jaarlijks, die hij hem bewijst op Souteland, en een aantal cijnsen en tienden in het land van Breda.

                regest_datering (des Sondaechs vor Sente Philips ende Sente Jacops dach dat men seit Meydach).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 386). Met groot zegel van den oorkonder in bruine was, beschadigd, en met contrazegel.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1321 Augustus 21 (Reg.No. 148).

              • Reg. nos. 119 en 148

                regest_nummer 148 1321 Augustus 21

                regest_beschrijving Heinric, abt van het klooster St. Adriaen te Ghierondsberge, geeft vidimus van den brief dd. 1313 April 29 (Reg.No. 119).

                regest_datering (sFriëndaechs nà Onser Vrouwen dach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 386). Het zegel van den abt verloren.

              • Reg. no. 586

                regest_nummer 586 1360 Februari 11

                regest_beschrijving Kateline van Baylleul en haar echtgenoot, Domnijc die Roec, verkoopen de helft van een rente, groot 500 pond zwarte tournooizen jaarlijks, gevestigd op Breda, haar aanbestorven van haar moeder, Machteld van Liedkerc, vrouwe van Boenlaer en Roysoet, en in leen ontvangen van heer Philips, heer van Liedkerc en Breda, aan heer Jan van Polanen, heer van de Leck en Breda, ten behoeve van zijn zoon Heinryc uit zijn huwelijk met Mechteld van Rotselaer, waarvoor zijn zoon Jan uit zijn huwelijk met Oede van Hoern, Heinryc een gelijkwaardige rente, gevestigd op een ander onderpand in Brabant, als leen zal toewijzen.

                regest_datering (des Woensdaghes voer Papen Vastelavond na der maniere des Hoefs van Ludijc).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 386). Met de zegels van de oorkondster (geschonden) den oorkonder, en de leenmannen van Breda, Diedric Starke, Jacob die Roever (geschonden), Jonaes van der Elst en Aerndt van den Neste (geschonden), alle in bruine was, dat van Gielys van den Wijnghaerde verloren.

            • Reg. no. 914

              regest_nummer 914 1404 Mei 23

              regest_beschrijving Engelbrecht, jonkgraaf van Nassauwe, heer van de Leck en Breda, en Johanna beleenen Goshen Steecken met een rente, groot 30 rijnsche guldens jaarlijks uit het land van Breda.

              regest_datering (feria sexta proxima post festum Penthecostis).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 387). Met de zegels der oorkonders in groene was.

            • Reg. no. 1953

              regest_nummer 1953 1473 Mei 15

              regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw, Vyanden en Dietze, heer van Breda, vergunt den kapelaans van de kerk te Breda om het oude schild jaarlijks, hun voor het jaargetijde van zijn moeder bewezen uit 4 bunder land in de Haghe, welk land deken en kapittel wegens achterstalligheid verworven en verkocht hebben, te beuren uit de renten van het land van Breda, totdat een nieuw onderpand zal gegeven zijn.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 388). Met geschonden zegel van den oorkonder in roode was; dat van deken en kapittel verloren.

              • Reg. no. 1980

                regest_nummer 1980 1475? Januari 13

                regest_beschrijving Jehan de Hornes, heer van Boxtel, vraagt den graaf van Nassau, onder toezending van een vidimus van den rentebrief dd. 1463 Juli 1 (Reg.No. 1781), ervoor te zorgen, dat Breda hem de achterstallige rente betaalt.

                regest_datering (A Boxstel).

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 389).

                regest_nb Jan van Horne werd heer van Boxtel door zijn huwelijk met Anna van Ranst, dat in 1472 plaats had. Haar vader Hendrik van Ranst was nog heer in 1474.

              • Reg. nos. 1860 en 1937

                regest_nummer 1860 1463 Juli 1

                regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen en gemeente van Breda verkoopen aan heer Wouter Bauw van den Eechove, ridder, heer van Vriemde, gedurende zijn leven en daarna erfelijk aan heer Henrick van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, en rente, groot 150 rijnsche guldens jaarlijks, losbaar met den penning 18.

                regest_datering

                regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1470 September 16 (Reg.No. 1937).

                regest_nummer 1937 1470 September 16

                regest_beschrijving Broeder Macharius Loenman, prior van het klooster der Predikheeren in Buscumducis, geeft vidimus van den brief dd. 1463 Juli 1 (Reg.No. 1860).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 389). Met rest van het zegel van den oorkonder in roode was.

            • Geen regestnummer

              Ontbreekt
            • Reg. no. 3127

              regest_nummer 3127 1546 September 21

              regest_beschrijving Kaerle, Roomsch keizer enz., oorkondt, dat het Leenhof van Brabant op verzoek van Jan, heer van Mérode, en Claude Bouton, heer van Corbaron, als mombers van Willem, prins van Oraignen, heer Jasper de Mol, ridder, heer van Oetingen, momber van Palamedes, natuurlijken zoon van René van Chalon, prins van Oraignen, heeft beleend met een rente, groot 1500 pond jaarlijks, aan Palamedes door zijn vader vermaakt, en met de heerlijkheid Breda als onderpand.

              regest_datering (Bruessel).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 390). Met geschonden zegel met contrazegel van den oorkonder in roode, en dat van Peter Middelborch, secretaris en bewaarder van de leenregisters van Brabant, in roode, die van Jan van Wailhem mr. Jansz. en Karel van der Noot Anthonijsz. in bruine was; dat van Jacop de Kempenere verloren.

            • Reg. no. 2890

              regest_nummer 2890 1535 Maart 1

              regest_beschrijving Kaerle, Roomsch keizer enz., oorkondt, dat heer Lauwereys du Blioul, ridder, raad en griffier van de orde van het Gulden Vlies, als procureur van Henrick, graaf van Nassou, enz., heer van Breda, enz., ridder van de bovengenoemde orde, eersten en groot kamerling, voor het Leenhof van Brabant met toestemming van heer Jasper de Mol, ridder, heer van Oetingen, als curator van René van Nassou, prins van Oraignen, heeft verkocht aan Marie van Hamele, weduwe van heer Willem van Croy, markgraaf van Arsschot, een rente, groot 200 car. guldens jaarlijks, losbaar met den penning 20, gevestigd op Breda, Zichen, Grimbergen en den water- en veetol met de doorvaart in de stad Diest, waarop de koopster met de rente en de onderpanden is beleend.

              regest_datering (Bruessel duysent vijfhondert ende vierendertich na costume van scrivenen ons Hoofs van Brabant).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 391). Met geschonden zegel van de oorkonder met contrazegel en geschonden zegel van Adam Bouduwijns, leenman en secretaris van den Raad van Brabant, in roode was; de zegels van de leenmannen Peter du Fief en Marcelys van Ymmerssele verloren, dat van Arnt van Bakerem in bruine was en geschonden.

              regest_nb Dit charter is het exemplaar, dat graaf Hendrik zelve ontving; het exemplaar van de gravin van Aerschot is bij de aflossing in het jaar 1719 ingeleverd en bevindt zich dus ook in het archief van den Domeinraad (Oude Inv., fol. 68, No. LVII).

              • Reg. nos. 2850 en 2851

                regest_nummer 2850 1533 Maart 13

                regest_beschrijving Kaerle, keizer etc., oorkondt, dat Henrick van Nassou, markgraaf van Cenettes enz., heer van Breda enz., en zijn zoon René, prins van Oraignen, ten overstaan van het Leenhof hebben verkocht aan Anthonis de Puttere een rente, groot 50 car. guldens jaarlijks, losbaar met den penning 18 en gevestigd op de heerlijkheden Breda en Grijmbergen, waarna deze met de rente beleend is.

                regest_datering (Bruessel duysent vijfhondert ende tw[ee ende dertich] nae costume van scrivene ons hoofs van Brabant).

                regest_nb Authentiek afschrift van 1533 Augustus 20 (Inv.No. 392). In dorso: "Copie van de rentebrieven bij den heere van der Vere vercoft toe Bruessel ao XXXII".

                regest_nummer 2851 1533 Maart 13

                regest_beschrijving Kaerle, keizer etc., oorkondt, dat Henrick, graaf van Nassou enz., heer van Breda enz., en zijn zoon René, prins van Oraignen, ten overstaan van het Leenhof hebben verkocht aan Hector van Grijmberghen geheeten van Edinghen, een rente, groot 100 car. guldens jaarlijks, losbaar met den penning 18, gevestigd op de heerlijkheden Breda en Grimberghen, waarna deze met de rente is beleend.

                regest_datering (Bruessel duysent vijffhondert ende tweeëndertich nae costume van scrivene ons Hoofs van Brabant).

                regest_nb Authentiek afschrift van 1533 Augustus 30 (Inv.No. 392). In dorso: "Copie van de rentebrieven bij den heere van der Vere vercoft toe Bruessel ao XXXII".

              • Reg. no. 2254

                regest_nummer 2254 1495 Maart 17

                regest_beschrijving De Groote Raad verleent aan Philippe de Bourgoingne, heer van Bevres en Vere, en Wolfganck, heer van Polhain, akte van willige condemnatie met betrekking tot de overeenkomst, door hen gesloten betreffende de verdeeling van de nalatenschap van den overleden heer van Vere, volgens welke de heer van Bevres aan zijn dochter Jehenne, vrouw van Wolffganck van Polhain, een rente van 200 pond jaarlijks zal geven uit de heerlijkheid Nisse op Zuytbevelandt.

                regest_datering (Malines mil quatre cens quatrevings et quatorze).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 392).

                regest_nb b) Opgenomen in den brief dd. 1501 Juni 26 (Reg.No. 2395).

              • Reg. no. 2313

                regest_nummer 2313 1499 Maart 4

                regest_beschrijving Anthonis, groote bastaard van Bourgoingne, graaf van der Roche in Ardenen en van Guynes, heer van St. Minhault, als grootvader en voogd van de kinderen van wijlen heer Phelippes van Bourgoignen, heer van Beveren en Vere etc., Anna van Borselen, douairière van Beveren, vrouwe van der Vere, als moeder en Anna, bastaard van Bourgoignen, douairière van Ravestain, vrouwe van Duvelant, Sommelsdijck etc., en Jan, heer van Berghen, Walhain etc., toeziende voogden eenerzijds, en Jan, heer van Cruningen, Heynvliet, Pamele etc., anderzijds, maken huwelijksvoorwaarden voor Joos van Cruningen en Charlote van Bourgoignen.

                regest_datering (Brugge duyst vierhondert acht ende tnegentich na den scriven 's Hoofs van Hollant).

                regest_nb Afschrift op perkament (Inv.No. 392).

              • Reg. nos. 2374, 2394 en 2395

                regest_nummer 2374 1500 Juli 25

                regest_beschrijving Woulffgang, heer van Polhain, ridder, raad en kamerling van den Roomsch koning, gouverneur-generaal van Austrice, en zijn vrouw, Jehenne van Borsele, benoemen procureurs voor den verkoop van hun goederen in Zeelande.

                regest_datering (Wyenne).

                regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1501 Juni 26 (Reg.No. 2395).

                regest_nummer 2394 1501 Juni 18

                regest_beschrijving Phelippe, aartshertog van Austrice, hertog van Bourgoingne etc., geeft Wolffgang, heer van Polhain, en Jehenne van Borsele, zijn vrouw, toestemming een rente van 200 pond jaarlijks, die zij hebben uit de heerlijkheid Nisse op Zuytbevelandt, te verkoopen aan Floris van Borsele, ridder, heer van Cortkene.

                regest_datering (Bruxelles).

                regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1501 Juni 26 (Reg.No. 2395).

                regest_nummer 2395 1501 Juni 26

                regest_beschrijving Joes Adriaensz. van der Hooghen, Jacop van der Boede, Jan Adriaensz. van Hamerstede en Huge Pietersz. Scotte, mannen van de grafelijkheid van Zeelant, oorkonden, dat de procureurs van Woulffganck van Polhain en zijn vrouw Janne van Borssele volgens volmacht dd. 1500 Juli 25, octrooi dd. 1501 Juni 18 en een overeenkomst dd. 1495 Maart 17 (Reg. Nos. 2374, 2394 en 2254), hierin opgenomen, hebben verkocht aan Floris van Borssele, ridder, heer van Cortkene, de rente, genoemd in die brieven.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Met geschonden zegel van Jan Adriaensz. van Hamerstede in roode was, de zegels der drie andere oorkonders verloren.

              • Reg. nos. 2852 en 2853

                regest_nummer 2853 1533 Maart 19

                regest_beschrijving Charles, keizer etc., en de Geheime Raad verleenen Adolf de Bourgoigne, heer van Bevres, admiraal, akte van willige condemnatie ten aanzien van zijn belofte, aan Henry, graaf van Nassou, heer van Breda, en René, prins van Orenges, zijn zoon, gedaan en vermeld in den brief dd. 1533 Maart 17 (Reg.No. 2852), hierin opgenomen.

                regest_datering (Bruxelles mil cincq cens trente et deux).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Het zegel van den keizer verloren.

                • Reg. no. 2852

                  regest_nummer 2852 1533 Maart 17

                  regest_beschrijving Burgemeester, schepenen en raad van Bruxelles oorkonden, dat Adolf de Bourgoingne, heer van Bevres en Vere, admiraal etc., belooft de renten, die Henri, graaf van Nassou, markies van Zennettes, heer van Breda, en diens René, prins van Orenges, ten zijnen behoeve verkocht hebben aan verschillende personen en gevestigd op hun goederen ten bedrage van 564 pond jaarlijks, binnen 8 jaar te zullen aflossen en hun schadeloos te zullen stellen, waarvoor hij procureurs aanstelt.

                  regest_datering (mil cinc cens trente deux stil de Brabant).

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 392). Met het zegel ten zaken in groene was. Met vier transfixen dd. 1533 Juni 23 en 25, Juli 4-9 en September 3 (Reg. Nos. 2857-2859 en 2864).

                  regest_nb b) Opgenomen in den brief dd. 1533 Maart 19 (Reg.No. 2853).

                • Reg. nos. 2854 en 2857

                  regest_nummer 2854 1533 April 4

                  regest_beschrijving Adolf de Bourgoingne bericht aan Jehan Paien, genaamd Hector, procureur postulant in den Raad van Artois te Arras, dat hij door de stad Bruxelles een akte van procuratie heeft doen verlijden ten zijnen behoeve, met verzoek daaraan uitvoering te geven, zoodra hij daartoe wordt aangezocht door Laurens du Blioul, heer van le Sart, procureur van den graaf van Nassou.

                  regest_datering (De Nyeuwerkercke en Duvelande l'an XXXII).

                  regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1533 Juni 23 (Reg.No. 2857).

                  regest_nummer 2857 1533 Juni 23

                  regest_beschrijving Bertout (à Mons), knaap, zegelbewaarder te Arras, belast met het zegelen van akten in het graafschap Artois, oorkondt, dat Jehan Paien, genaamd Hector, procureur van Adolf van Bourgoingne, heer van Bevres en Vere, ridder van de orde, admiraal ter zee, heer van Boeuvry, Chocques, le Fosse, Fontes, Tournehem etc., den inhoud bevestigt van den brief dd. 1533 Maart 17 (Reg.No. 2852), waardoor deze gestoken is, ingevolge procuratie dd. 1533 April 4 (Reg.No. 2854), hierin opgenomen.

                  regest_datering (Arras).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Met geschonden zegel van Artois in groene was met contrazegel. Met drie transfixen dd. 1533 Juni 25, Juli 4-9 en September 3 (Reg. Nos. 2858, 2859 en 2864).

                • Reg. no. 2858

                  regest_nummer 2858 1533 Juni 25

                  regest_beschrijving Gouverneur, president en leden van den Raad van Arthois, gezien de brieven dd. 1533 Maart 17 en Juni 23 (Reg. Nos. 2852 en 2857), waardoor deze gestoken is, gelasten den eersten deurwaarder beslag te leggen op alle goederen van Adolf de Bourgoingne, ridder van de orde, admiraal, heer van Bevres, Vere, Beuvry Chocques, le Fossé, Fours, (I. Fontes), Tournehem etc.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Met contrazegel van den Raad in roode was. Met twee transfixen dd. 1533 Juli 4-9, en September 3 (Reg. Nos. 2859 en 2864).

                • Reg. no. 2859

                  regest_nummer 2859 1533 Juli 4-9

                  regest_beschrijving De deurwaarder van den Raad in Arthois, doet verslag van zijn beslaglegging op de heerlijkheden Choques, Boeuvry, La Fosse, het leen Lacque, bestaande uit de dorpen Yberghue, Fontes en Lingehem, en Tournehem, toebehoorende aan Adolf de Bourgongne, ridder van de orde, admiraal, heer van Bevres etc., gedaan op verzoek van Henry, graaf van Nassou, markies van Zenettes etc., ridder van de orde, en zijn zoon René, prins van Orenges, en volgens opdracht van den Raad dd. 1533 Juni 25 (Reg.No. 2858), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Met geschonden opgedrukt zegel van den oorkonder in roode was. Met transfix dd. 1533 September 3 (Reg.No. 2864).

                • Reg. no. 2864

                  regest_nummer 2864 1533 September 3

                  regest_beschrijving Gouverneur, president en leden van den Provincialen Raad in Arthois, oorkonden, dat Jehan Payen, genaamd Hector, procureur van Adolf de Bourgoingne, ridder van de orde en admiraal, heer van Bevres Vere, Beuvry, Chocques, le Fosse, Fontes, Tournehem etc., berust in de beslaglegging op zijn goederen, vermeld in den brief dd. 1533 Juli 4-9 (Reg.No. 2859), waardoor deze gestoken is; dat Alexandre de Flers, procureur-generaal van Arthois haar heeft goedgekeurd en geldig verklaard voor den tijd van 12 jaar, hetgeen Jehan Morel, procureur van Henry, graaf van Nassou, markies van Zenettes etc. en zijn zoon Rener, prins van Orenges, hebben geaccepteerd.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Met geschonden zegel van den Raad in roode was.

              • Reg. no. 3365

                regest_nummer 3365 1559 Juli 20

                regest_beschrijving Philips, koning van Castilliën enz., gelast den eersten leenvinder van het Leenhof van Brabant, uitvoering te geven aan het vonnis, waarbij ten behoeve van Peeter de Pottere beslag gelegd zal worden op de heerlijkheden Breda en Grijmbergen wegens achterstallige rente.

                regest_datering (Bruessel).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 392). Met geschonden zegel van den oorkonder in roode was, met contra-zegel.

            • Reg. nos. 100, 1014, 1397, 1468, 2236, 2239, 2583, 2705, 2848 en 3412

              In margine van den inventaris, aanteekeningen van Michiel Piggen aangaande den oorsprong der renten en de jaren, waarover zij betaald zijn. De lijst werd gemaakt, omdat veel brieven verloren waren gegaan toen bij den beeldenstorm ook alle koffers werden opengebroken

              regest_nummer 1014 1414 Juni 10

              regest_beschrijving Jonaes Crauwel en Gherijt Jan Noutsz. zoon, schepenen van de Haghe, oorkonden, dat Mergriete Peeters dochter van der Hulst, weduwe van Noyte Hey en haar kinderen in erfcijns hebben genomen van deken en kapittel van de O.L.V. te Breda de helft van het Liesbosch tegen 24 rijnsche guldens en 2 oude tournooische grooten jaarlijks.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek afschrift 3e kwart 16e eeuw (Inv.No. 393).

              regest_nummer 1397 1439 Mei 12

              regest_beschrijving Florijs van Rijswijck en Raesse die Jonge, schepenen van Breda en laten van den heer, Gerit Henricxz. en Henrick Henricxz., schepenen van die Hage, en Adriaen Jan Govertsz. zoon van Zonzeel en Berthelmeeus Jansz., laten in het Houdt, oorkonden, dat Aerndt Maesz. van Wijfvliet en Peeter Biggen van deken en kapittel van de O.L.V. kerk te Breda in erfcijns hebben genomen een erf, geheeten Lyesbusch, in der Hage tegen 24 rijnsche guldens.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek afschrift 3e kwart 16e eeuw (Inv.No. 393).

              regest_nummer 1468 1442 Maart 21

              regest_beschrijving Jan van tZolle en Floris van Rijswijck, schepenen in Breda en laten van den heer, oorkonden, dat Gerit Henrick Koolmansz. van Aernt de Lange als rector van het Sint-Joosaltaar in de gasthuiskerk, met toestemming van deken en kapittel, in erfcijns heeft genomen eenige stukken weiland, samen groot 3 bunder, en een riethil bij Emelenberg aan de Mercke, voor welken cijns hij zijn huis en 17 bunder land, geheeten de Hoeve van Emelenge, als onderpand stelt.

              regest_datering

              regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1494 Januari 28 (Reg.No. 2239), waarvan het oorspr. gestoken was door dat van dezen brief evenals het oorspr. van dien dd. 1493 December 28 (Reg.No. 2236).

              regest_nummer 2236 1493 December 28

              regest_beschrijving Willem de Bye en Herman van Zelbach, schepenen van Breda, oorkonden, dat Jacop Volfram, rector van Sinte Joos' altaar in de gasthuiskerk, heeft uitgewonnen het onderpand voor de erfpacht, vermeld in den brief dd. 1442 Maart 21 (Reg.No. 1468), waardoor deze gestoken is.

              regest_datering

              regest_nb Opgenomen in den brief dd. 1494 Januari 28 (Reg.No. 2239), waarvan het oorspr. gestoken was door het oorspr. van dezen brief.

              regest_nummer 2239 1494 Januari 28

              regest_beschrijving Willem de Bye en Herman van Zelbach, schepenen van Breda, oorkonden, dat Peter de Boeyter, Claus van den Corput en Jan Jansz. van Eyndtmer als dijkmeesters van den polder Emellenberge in erfcijns hebben genomen van Jacop Wolfram, rector van St. Joos' altaar in de gasthuiskerk, met toestemming van deken en kapittel, het onderpand, vermeld in de brieven dd. 1442 Maart 21 en 1493 December 28 (Reg. Nos. 1468 en 2236), waardoor deze gestoken is, tegen 12 rijnsche guldens 7 stuivers jaarlijks.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek afschrift 3e kwart 16e eeuw (Inv.No. 393). In dorso: "Littere van de rente der vijfthien carolusguldens ende acht st. drie oert, die rechtoir Sancti Judoci int gasthuys jaerlicke is heffende op prince van Oraingie fugitif".

              regest_nummer 2583 1514 November 18

              regest_beschrijving Henrick, graaf van Nassau, Vyanden etc., heer van Breda, Diest, Grimbergen etc., wijst Joost van Daelhem genaamd van Dongen, zijn zuster Cornelie van Daelhem, Katherina van Goisdorp, vrouw van Jan Herve van Millendorp, en haar zuster Margriete een rente toe van 40 rijnsche guldens jaarlijks, gevestigd op de heerlijkheid Breda, ter vergoeding van zekere goederen, door hen geërfd van Joost van Heyger en aan zijn vader, graaf Johan van Nassou, gegeven.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek afschrift 3e kwart 16e eeuw (Inv.No. 393). In dorso van het oorspr. stond, dat 1571 Juni 22 1/3 van de rente is afgelost.

              regest_nummer 2705 1522 Augustus 19

              regest_beschrijving Jan Daniel Willemsz. en Dingman Mathijs Gerijtsz., schepenen ter Heijde, oorkonden, dat Gerijt Jansz., schepen aldaar, heeft verkocht aan Henrick van den Corput, kannunnik te Breda, een erfcijns van 2 rijnsche guldens en 10 stuivers jaarlijks uit een half huis met erf ter Heijde, losbaar met den penning 16.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek afschrift 3e kwart 16e eeuw (Inv.No. 393).

              regest_nummer 2848 1532 September 25

              regest_beschrijving Jan van Hoilten en Philips Petersheeren, schepenen in Breda, oorkonden, dat Hendryne en Claudijn Justiniani hebben gegeven aan Henrick van de Corput en mr. Anthonis Valrant, kanunniken te Breda, als executeurs van het testament van Hieronimus van Oosterzeel, priester, 1/3 van de 40 rijnsche guldens jaarlijks, vermeld in den brief dd. 1514 November 18 (Reg.No. 2583), waarvan 3 rijnsche guldens 4 stuivers grooten brabantsch tot executie van het testament en het overige ten behoeve van het kapittel.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek afschrift 3e kwart 16e eeuw (Inv.No. 393).

              regest_nummer 3412 1564 Januari 8

              regest_beschrijving Jan van den Wouwer en Jan van den Berghe, schepenen van Breda, oorkonden, dat Jan van den Corput erkend heeft schuldig te zijn aan deken en kapittel van Breda een erfcijns van 5 rijnsche guldens uit zijn huis en erf in de Katerstraat.

              regest_datering

              regest_nb Authentiek gelijktijdig afschrift (Inv.No. 393).

          • Zie ook Inv. no. 894

            • Reg. no. 584

              regest_nummer 584 1360 Januari 12

              regest_beschrijving Gheryt van Pollanen, ridder, verkoopt aan zijn broeder, heer Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, een rente, groot een pond oude grooten jaarlijks uit het land van Breda, waarvan hij de helft heeft geërfd van den heer van Oesterhout, en de andere helft gekregen van zijn broeder, Diedryc van Pollanen.

              regest_datering (des Zondaghes na Dertienden dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 394). Met het zegel van den oorkonder in bruine was.

            • Reg. no. 1049

              regest_nummer 1049 1416 Augustus 21

              regest_beschrijving Engelbrecht, graaf van Nassow, heer van de Leck en Breda, en Johanna, zijn vrouw, geven Gheerit van der Aa Berthout Bacsz. zoon na uitspraak van scheidslieden 32 pond jaarlijks uit de inkomsten van Breda in erfleen, losbaar met 300 pond.

              regest_datering (Breda).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 395). Met de zegels van de beide oorkonders en van Willem van Dailhem, heer van Dongen, in groene was; dat van Henrick van den Water verloren. Gecancelleerd.

            • Reg. no. 1491

              regest_nummer 1491 1444 Januari 4

              regest_beschrijving Schepenen, gezworenen en stad van Breda verkoopen aan Ermzont, weduwe van Jan van Wouwenberch, dochter van Willem van Daelhem, heer van Dongen, een lijfrente van 20 rijnsche guldens jaarlijks, welke verkoop goedgekeurd en bevestigd wordt door Johanna, gravin van Nassouwe en Vyanden, vrouwe van de Leck en Breda.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 396). De zegels van Johanna van Nassou en van de stad Breda verloren.

              • Reg. no. 1908

                regest_nummer 1908 1468 Juni 23

                regest_beschrijving Peter van Buyten en Gheerit Cristus, schepenen van Breda, oorkonden, dat Peter van Nedervenne verklaart ontvangen te hebben van Goessen van Romen, rentmeester van het land van Breda, 206 rijnsche guldens, ter aflossing van ¼ van een rente ten laste van de stad Breda.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 397). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

              • Reg. no. 1921

                regest_nummer 1921 1469 Juni 6

                regest_beschrijving Peter van Buyten en Gheerit Cristus, schepenen van Breda, oorkonden, dan Jan, bastaardzoon van Jan van den Putte, verklaart ontvangen te hebben van Goessen van Romen, rentmeester van het land van Breda, 312½ rijnsche gulden ter aflossing van de helft van een rente ten laste van de stad Breda.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 397). Met het zegel van Peter van Buyten en rest van dat van Gheerit Cristus in groene was.

            • Reg. no. 1970

              regest_nummer 1970 1474 April 23

              regest_beschrijving Henric van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, verklaart ontvangen te hebben van Goessen van Romen, secretaris van den jonker van Nassouw te Breda, 2890 rijnsche guldens tot aflossing van een rente van 170 dergelijke guldens, gevestigd op de stad Breda, losbaar met den penning 16.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 398). Met geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

              • Reg. no. 2770

                regest_nummer 2770 1529 Juni 24

                regest_beschrijving Schout, gezworenen en schepenen van Valenchiennes oorkonden, dat Henry de Hoirnes, knaap, burggraaf van Berghes, heer van Wijnnocq, de overeenkomst tusschen zijn vader en Henry, graaf van Nassou, heer van Breda, over aflossing van een rente, groot 733 pond 6 schellingen, gevestigd op het land van Breda, goedkeurt en eenige personen machtigt om voor den Raad en het Leenhof van Brabant en dat van Breda de rente te laten royeeren.

                regest_datering

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 399). Het zegel ten zaken van Valenciennes verloren.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1529 Juni 26 (Reg.No. 2771).

              • Reg. nos. 2770 en 2771

                regest_nummer 2771 1529 Juni 26

                regest_beschrijving De Raad van Brabant geeft vidimus van de akte van procuratie dd. 1529 Juni 24 (Reg.No. 2770) en beveelt een ieder zich daaraan te houden.

                regest_datering (Bruxelles).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 399). Het zegel verloren.

              • Reg. no. 2772

                regest_nummer 2772 1529 Juni 26

                regest_beschrijving Kaerle, keizer etc., staat Jan van der Goten toe als procureur van Henrick van Hoirne, burggraaf van Sinte Winnocxberghe, op te treden voor den Raad en het Leenhof van Brabant en dat van Breda ter verkrijging van willige condemnatie voor de aflossing door Henrick, graaf van Nassou, heer van Breda, van een rente, groot 733 pond 6 schellingen, gevestigd op het land van Breda.

                regest_datering (Bruessel).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 399). Het zegel verloren.

              • Reg. no. 2773

                regest_nummer 2773 1529 Juni 26

                regest_beschrijving Maximilian de Hoirnes, heer van Gaesbeke en Hondscote, verklaart ontvangen te hebben van graaf Henry de Nassou, markies van Zenette, 12466 pond 2 schellingen ter aflossing van twee renten, samen groot 733 pond 6 schellingen jaarlijks, gevestigd op het land van Breda.

                regest_datering (Bruxelles).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 399). Met rest van het zegel van den oorkonder in roode was.

              • Reg. no. 2044

                regest_nummer 2044 1478 September 18

                regest_beschrijving Rycout Engbrachtsz. en Henric Petersz., schepenen in Dongha, oorkonden, dat Roelof van Dalem, heer van Donghen, na afrekening met zijn dochter Cornelia, haar schuldig blijft 100 kronen aan achterstalligen cijns van haar huwelijksvoorwaarden.

                regest_datering

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 400).

              • Reg. no. 2881

                regest_nummer 2881 1534 April 22

                regest_beschrijving Philips Petersheeren en Jan van der Byestraten, schepenen van Breda, oorkonden, dat de graaf van Nassou aan Kerstiaen, zoon van Jan Adriaensz. Tross, en aan Mathyse Jan Adriaensz. dochter, vrouw van Laurens Gherijt Jansz., heeft agelost een erfcijns, groot 12 rijnsche guldens jaarlijks, die Cornelia van Donghen aan haar natuurlijke dochter Jutte, moeder van Kerstiaen en Mathyse, vermaakt had in mindering van de 60 arnoldusguldens, rentende 30 rijnsche guldens jaarlijks, Cornelia bij haar huwelijk meegegeven en die hij betaalde uit de heerlijkheid Dongen.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 400). Met een stuk van het zegel van den eersten schepen in groene was, dat van den tweeden verloren.

            • Hierin wordt genoemd Dierick Zeesijn, die rente schuldig is uit zijn huis "voorde borcht". Dirck Zeesijn was rentmeester van Breda van 1531-1540
              Onder iederen post staat '79 of '80, geschreven door Michiel Piggen, en al of niet voorzien van een kruisje. Het lijkt daarom waarschijnlijk, dat de Rekenkamer deze lijst heeft gebruikt bij haar beheer, nadat de kerk in 1580 aan de Hervormden was toegewezen en dat de lijst aan de aandacht ontsnapt is, toen Piggen in 1581 alle stukken betreffende geconfisqueerde geestelijke goederen moest teruggeven

          • Reg. no. 2002

            Dit stuk is afkomstig uit de Coll. Cuypers van Velthoven

            regest_nummer 2002 1476 ? Mei

            regest_beschrijving Engelbrecht etc. stelt Gherijt Cristus aan als waarnemend stadhouder van de leenen van Breda tijdens de afwezigheid van hemzelve en van Jan van der Dussen, schout van Breda, en sinds den .. van deze maand Mei aangesteld tot stadhouder, die, wegens bezigheden in militairen dienst van den hertog, zijn functie niet vervullen kan.

            regest_datering

            regest_nb Minuut (Inv.No. 402).

            regest_nb Jan van der Dussen komt als schout voor in de jaren 1464, 1472 en 1483; Gherijt Cristus als schepen in de jaren 1469, 1483 en 1486; in 1476 begon de laatste veldtocht van Karel de Stoute, waaraan Engelbrecht van Nassau en wellicht Jan van der Dussen deelnamen; Hendrik Bauw, in deze akte genoemd als drossaard van Breda, wordt bij v. Goor, a.w., blz. 208a in die kwaliteit vermeld op het jaar 1476.

          • Reg. no. 36

            regest_nummer 36 1277 Augustus 25

            regest_beschrijving Arnoldus van Lovanium, heer van Breda, en zijn vrouw Elisabeth beleenen heer Nicholaus van Cats, ridder, met de goederen, die zij in Ossendrecht bezitten en die, welke zij verkregen hebben van Arnoldus van Ossendrecht en zijn zuster Margareta, beide behoudens de hooge rechtspraak.

            regest_datering (ad Montem Sanctae Gertrudis feria quarta post octavam Assumptionis Beatae Mariae).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 403). Met de zegels van de oorkonders in groene was, beide met contrazegel en beschadigd.

            regest_nb Gedrukt bij de Fremery, Suppl. op het oorkondenboek van v.d. Bergh, No. 195.

            • Reg. no. 627

              regest_nummer 627 1364 April 3

              regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, oorkondt, dat Beatrice van Baylioel, vrouwe van Rousoet en Boelare, vrouw van heer Jan, heer van Fossoys, hem heeft opgedragen alle goederen, die zij had in het land van Breda en haar aangekomen waren van haar moeder, Mechteld van Liedekerc, vrouwe van Boelare en eertijds door heer Filps, heer van Liedekerc en Breda, gegeven aan zijn broeder, heer Zegher van Liedekerke, heer van Boelare, waarop hij er Gielijs van den Wijngaerde, drossaard van Breda, mee beleent.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 404). Met de zegels van Willem Pypenpoy, en Aernd van den Este; die van Jan van Pollanen, Jacob de Rover, Beatrice van Baylioel en Jan, heer van Fossoys, geschonden, en rest van het zegel van Jan van Kockelberghe alle in groene was.

            • Reg. no. 628

              regest_nummer 628 1364 April 4

              regest_beschrijving Beatrice van Baelyoel, vrouwe van Rousoet en Boelare, en haar echtgenoot Jan, heer van Fossoys, verklaren voldaan te zijn van den verkoop van alle goederen, die zij van Breda in leen hadden en die Beatrice geërfd had van haar moeder Machteld van Liedekerc, vrouwe van Boelare.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 404). Met geschonden zegel van Jan, heer van Fossoys, in groene was, dat van Beatrice verloren.

            • Reg. no. 629

              regest_nummer 629 1364 April 23

              regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, oorkondt, dat Gielijs van den Wijngaerde, drossaard van het land van Breda, ten overstaan van leenmannen, aan Jans vrouw Mechteld een lijftocht heeft gegeven uit zijn leengoed, dat afkomstig is van Beatrice van Baylioel, vrouwe van Fossoys, Rousoet en Boelaer.

              regest_datering (op Sente Jorijs'dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 404). Met de zegels van Jan van Pollanen, Pauwels van der Daesdonc, Diederijc Starke en Aernd van den Neste in bruine, dat van Zebrecht van Ypelare in bruine was en geschonden, die van Jacob die Roever en Jonaes van der Elste in groene was en geschonden, dat van Jan van den Houte, ridder, verloren.

            • Reg. no. 630

              regest_nummer 630 1364 Mei 1

              regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Lecke en Breda, oorkondt, dat Gielijs van den Wijnghaerde, drossaard van het land van Breda, hem heeft opgedragen het goed, dat hij gekregen heeft van Beatrice van Baylioel, vrouwe van Fossoys, Rousoet en Boelaer, waarop hij er zijn zoon Heynric mee beleend heeft behoudens den lijftocht, diens Jans vrouw Mechteld eruit heeft.

              regest_datering (op Sinte Philips ende Sinte Jacobs dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 404). Met de zegels van den oorkonder, en de leenmannen Jan van den Houte, ridder, Pauwels van der Daesdonc, Diederic Starke, Zebrecht van Ypelaer, Jacob die Roever en Arnoud van den Neste, in groene was; dat van Jonaes van der Elste verloren.

          • Oud inv. nr. 405

            Reg. no. 970

            regest_nummer 970 1410 April 27

            regest_beschrijving Willem van Daelhem, heer van Donga, Gielis van den Campe, Peter van Hambroeck, Godert van Nedervenne, Willem van Oosterzeel, Marcelijs Arntsz., Henric van den Water, Bartelmeeus Tyeke, Arnt Maesz., Roever Dircsz., Jonas van der Elst en Alsteen Petersz., mannen van Breda, oorkonden, dat Herman van Selbach geheeten van Loe, drossaard van Breda, ten behoeve van Johanne, gravin van Nassow, vrouwe van de Leck en Breda, de leengoederen van wijlen Jan van den Neste in beslag heeft genomen ten nadeele van Peter en Henric van den neste.

            regest_datering

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 405). Met de zegels van de oorkonders in groene was, die van Peter van Hambroeck, Godert van Nedervenne en Jonas van der Elst zeer geschonden, de overige weinig of niet.

            Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen, inv. no. 6. van toegang 1.13.09

          • Oud inv. nr. 406

            Reg. no. 2565

            regest_nummer 2565 1513 Februari 25

            regest_beschrijving Stadhouder en mannen van leen van Breda ontzetten Jan van Donghen Willemsz. wegens doodslag, begaan aan Kaerle van Lyer, onderschout van Thurnout, uit zijn leengoederen en stellen den procureur van Henrick, graaf van Nassou, heer van Breda, in het bezit daarvan.

            regest_datering (Breda na style van scriven 's Hoofs van Ludick).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 406). Met de zegels van de leenmannen Jan van Bruheze, stadhouder, Willem Boeykens, Gooswijn van Brecht, Cornelis van Drongelen, mr. Pauwels van Ghilze en Ghielis Ghysels, geschonden zegels van Godert van Nijspen, mr. Adriaen Clincker en Engelbrecht van Etten in groene was, die van Henrick van den Keessel en Jan de Hoghe Geldolfsz. verloren.

            regest_nb Gedrukt bij H. van der Hoeven, a.w., bl. 253.

            Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen, inv. no. 55. van toegang 1.13.09

            • Reg. no. 1900

              regest_nummer 1900 1467 April 7

              regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen en raad van Antwerpen oorkonden, dat Godevaert Petersz. van den Houte te tGreeven Wezele, Jan Ansems, genaamd van den Houte, oude-kleerkooper te Antwerpen, en Jan Gielysz., meier van Wuystmeerbeke, getuigen, dat heer Jan van den Houte de oude van Etten, ridder, vijf zoons heeft nagelaten n.l. heer Jan, ridder, Aert, Godevaert, Henrick en Peter, en Godevaert een zoon Jan, wonende te Wuystmeerbeke en eertijds heer van Etten, en Henrick een dochter Katline, weduwe van Wouter van der Meere, die een zoon heeft, geheeten Heinric Steenwech, waarop Jan Gielysz. verklaart erbij tegenwoordig geweest te zijn, toen Heinric Steenwech de heerlijkheid Etten verkocht aan den jonker van Nassouwe, waarbij Jan van den Houte Godevaertsz. als gewezen eigenaar eveneens afstand deed met behoud van het patronaatsrecht van de kapelanie en het gasthuis te Etten.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 407). Het zegel ten zaken verloren.

            • Reg. nos. 1642 en 1643

              regest_nummer 1642 1450 October 6

              regest_beschrijving Jan van den Houte, Robbrecht van Drongelen, Jan van Nijspen en Jan en Claes van Ringelberghe, leenmannen van Breda, oorkonden, dat Heinrick Steenwech verkocht heeft aan Johan, graaf van Nassouw, het gerecht tot 3 pond in het dorp Etten, zooals zijn voorvaders van den Houte het in leen hadden, waarna Jan van den Houte bovengenoemd afstand heeft gedaan van alle aanspraken, die hij op genoemd gerecht mocht hebben.

              regest_datering

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 407). Met de zegels van de oorkonders in groene was.

              regest_nb b) Afschrift 16e eeuw (Inv.No. 407).

              regest_nummer 1643 1450 October 6

              regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw enz., heer van Breda, beleent Heynrick Steenwech na opdracht door zijn moeder Katheline van den Houte, vrouw van Wouter van der Meer, vruchtgebruikster, met het gerecht tot 3 pond in het dorp Etten en met den hof en het goed Int Hout, zooals Kathelines vader Heinrick van den Houte deze in leen had, waarna Heynrick Steenwech er leenhulde voor gedaan heeft.

              regest_datering

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 407). Met zegel in roode was van den oorkonder en zegels van de leenmannen Jan van den Houte, Robbrecht van Drongelen, Jan van Nijspen en Jan en Claeus van Ringelberghe in groene was.

              regest_nb b) Afschrift 16e eeuw (Inv.No. 407).

              De charters nos. 1642 en 1643 en het afschrift bevinden zich in de Coll. v. Nispen, inv. nos. 25 en 29 van toegang 1.13.09

          • Reg. nos. 69, 648-650 en 653

            • Reg. no. 69

              regest_nummer 69 1293 Maart 12

              regest_beschrijving Rase van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, komt overeen met Agnese van Sottenghem en Wouter, haar zoon, aangaande de heerlijkheid en het gerecht van Hoelten, dat zij de rechtspraak tot 100 schellingen leuvensch zullen hebben en het recht om beden enz. te heffen.

              regest_datering (in Sente Gregoris' daghe).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 408). De zegels van den oorkonder, zijn oom, heer Arnoud van Haersele, Jan, zijn broeder, en Raes Mulard, zijn neef, verloren.

              regest_nb Gedrukt bij J. Habets, De archieven van het kapittel der Hoogadellijke Rijksabdij Thorn I, bl. 56, No. 63.

            • Reg. no. 648

              regest_nummer 648 1368 Maart 25

              regest_beschrijving Wouter van Diedegheem verkoopt aan heer Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, ten behoeve van diens zoon Willem uit zijn huwelijk met Mechteld van Rotselaer, zijn goed genaamd Holten in de parochie van Ghilse.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 408). Het zegel van den oorkonder verloren.

            • Reg. no. 649

              regest_nummer 649 1368 Maart 25

              regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, oorkondt, dat Wouter van Diedegheem voor leenmannen van Brabant en van Breda, aan hem heeft opgedragen de rechtspraak tot 100 schellingen leuvensch en verdere goederen, behoorende tot het goed Holten, voorzoover die leenroerig waren aan Breda, ten behoeve van Willem van Pollanen, aan wien hij Holten verkocht heeft.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 408). De zegels van den oorkonder, Aernt van Kessel en Lambrecht van den Eyke genaamd van den Bossche, leenmannen van Brabant, en van Jan Wieric en Heinric Bloc, leenmannen van Breda, verloren.

            • Reg. no. 650

              regest_nummer 650 1368 Maart 25

              regest_beschrijving Wouter van Diedeghem verkoopt ten overstaan van leenmannen van de abdis van Thoren zijn goed Holten te Ghilse aan heer Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, ten behoeve van diens zoon Willem uit zijn huwelijk met Mechteld van Rotselaer.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 408). De zegels van den oorkonder en van de leenmannen Willem Starke, Jan Wieric en Henric Bloc verloren.

            • Reg. no. 653

              regest_nummer 653 1368 Juni 6

              regest_beschrijving Margriete van Hensberch, abdis van Thoren, bevestigt als leenvrouwe den verkoop van het goed Holten, die voor haar leenmannen heeft plaats gehad.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 408). Het zegel van de abdis verloren.

            • Reg. no. 169

              regest_nummer 169 1325 Juni 26

              regest_beschrijving Adelise, vrouwe van Lyedekerke en Breda, en Gherart, heer van Rassenghem, Lens, Lyedekerke en Breda, als haar voogd beleenen Willem van Duvorde, kamerling van den graaf van Henegouwen en Hollandt, met het dorp Oesterhout met hoog en laag gerecht.

              regest_datering (des Woensdaghes na Sente Jans daghe Baptiste in midden zomere).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 409). Met de zegels van Gherart van Rassenghem en Jan, hertog van Brabant, in bruine was en geschonden, dat van Adelise verloren.

              regest_nb Zie Wauters IX, bl. 162.

            • Reg. no. 190

              regest_nummer 190 1327 November 28

              regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., verbiedt ten behoeve van Willem, zijn kamerling, knaap en leenman, dat inwoners van Oesterhout poorters worden van de vrijheid Capellen op den Bosch, en gelast, dat zij, die het poortersrecht aldaar reeds hebben verkregen, er afstand van doen.

              regest_datering (te Bruessele des Saterdaeghs na Sente Katelinen dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 409). Met het zegel van den oorkonder in bruine was.

            • Reg. no. 201

              regest_nummer 201 1329 Januari 1

              regest_beschrijving Jan, hertog van Brabant enz., oorkondt, dat heer Willem van Duvenvorde van hem heeft ontvangen het dorp Oesterhout met toebehooren, zooals het beschreven staat in den brief dd. 1325 Juni 26 (Reg.No. 169), en dat hij diens huis te Strine in bescherming heeft genomen.

              regest_datering (tot Broussele op den Jaersdach int jaer ons Heren dusent driehondert acht ende twintich).

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 410). Met het zegel van den hertog in bruine was.

              regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1400 Maart 12 (Reg.No. 871).

            • Reg. nos. 201 en 871

              regest_nummer 871 1400 Maart 12

              regest_beschrijving Broeder Willem, prior van de Karthuizers bij Zente-Gertrudenberghe, geeft vidimus van den brief dd. 1329 Januari 1 (Reg.No. 201).

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 410). Met het conventszegel in groene was.

            • Reg. no. 374

              regest_nummer 374 1344 Juni 3

              regest_beschrijving Jan van Polanen, heer van de Leck, geeft met toestemming van zijn oom, heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout en van Breda, aan diens zoon heer Willem, heer van Donghen, in erfleen de heerlijkheid Oesterhout, zooals hij die van Willem van duvenvoerde heeft ontvangen, op voorwaarde, dat zij, bij kinderloos overlijden van Willem van Donghen, terugkomt aan hem en zijn nakomelingen.

              regest_datering (op des Heylichs Sacraments dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 411). Met de zeer geschonden zegels van Jan van Polanen, Willem van Duvenvoerde en de leenmannen Gillijs van der Boeverie, Gillijs van den Wijngherde, Ghijsbrecht van Rode en Jan van Buersteden in bruine was; dat van Dieric Starke verloren.

            • Reg. no. 375

              regest_nummer 375 1344 Juni 3

              regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck, beleent heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout en van Breda, met het vruchtgebruik van de heerlijkheid Oesterhout, die hij van dezen als heer van Breda in leen heeft ontvangen.

              regest_datering (op des Heylighes Sacraments dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 411). Met de zegels van de leenmannen Gielijs van der Boeveriën, Gielijs van den Wijngarde, Diederick Starcke, Ghijsbrecht van Rode en Jan van Buersteden in bruine was; dat van Jan van Polanen verloren.

            • Reg. no. 376

              regest_nummer 376 1344 Juni 5

              regest_beschrijving Willem, heer van Donghen, heer Willem van Duvenvoerdes zoon, verklaart, dat, wanneer hij kinderloos mocht komen te overlijden, het huis te Striene komen zal aan heer Jan van Pollanen, heer van de Leck.

              regest_datering (des Saterdachs na Sente Sacremens dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 411). Met de zegels van den oorkonder, Willem van Duvenvoerde en zijn leenmannen Gielijs van den Wijnghaerde, Diederic Starc, Chijsbrecht van Rode en Jan van Buerstede in bruine was, dat van Gielijs van der Boeverie verloren.

            • Reg. no. 492

              regest_nummer 492 1353 Juli 18

              regest_beschrijving Willem van Duvenvoorde, heer van Oesterhout, vermaakt aan Willem, zoon van hem en van Gheertrude Boydens dochter van den Poele, zijn huis te Oesterhout met het gerecht en al hetgeen hij daar bezit als leen van den heer van Breda of, wanneer deze weigert, van den hertog van Brabant, voorts het gerecht en de goederen te Donghen, behoudens de rechten van zijn dochter, gehuwd met Roelof van Dalem, en van zijn zoon Jan den Bastaard, en verder alles wat hij hem reeds vermaakt heeft in Holland en in het land van Outenae.

              regest_datering (des Donredaechs voer Sente Mariën Magdalenen dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 412). Met rest van het zegel van den oorkonder in bruine was.

            • Reg. no. 505

              regest_nummer 505 1354 Juni 17

              regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, en Willem van Oesterhout sluiten een overeenkomst ter beëindiging van hun twist over de goederen, door Willem van Duvenvoorde, heer van Oesterhout, vermaakt aan zijn zoon Willem van Oesterhout, in dien zin, dat deze de hooge heerlijkheid van Oesterhout en het huis te Stryen van heer Jan van Pollanen in leen krijgt behoudens berechting van ter dood veroordeelden, welke beide leenen bij kinderloos overlijden aan Jan Pollanen zullen vervallen, en wanneer Willem van Oesterhout door schepenen van Bruesele in de hem door zijn vader vermaakte goederen gevest wordt, zal hij ook van Donghen het leenheerschap aan Jan van Pollanen overgeven behalve zekere moeren, terwijl hij ongestoord zal bezitten, wat hij van de heerlijkheid Boutersem nog mocht erven.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 412). Met de zegels van de beide oorkonders, Jan uten Houte heer Arntsz., Jan uten Houte Woutersz., ridders, Roelof van Daelhem, Diederic en Peter, zoons van heer Willem van Duvenvoorde, Pauwels van der Daesdonc, Gielys van den Wijngharde, drossaard van het land van Breda, Diederic Starke, Jan van Bursteden, Jonaes van der Elste en Arnt van den Este; het eerste en het laatste zeer geschonden, die van Philips en Diederic van Pollanen verloren.

              regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1355 April 30 (Reg.No. 521).

            • Reg. nos. 505 en 521

              regest_nummer 521 1355 April 30

              regest_beschrijving Vicedeken en kapittel van Sint Maria te Breda geven vidimus van den brief dd. 1354 Juni 17 (Reg.No. 505).

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 412). Met kapittelzegel in groene was.

          • Reg. no. 909

            regest_nummer 909 1404 Maart 8

            regest_beschrijving Jan van den Houte, ridder, oorkondt, dat Godevaert van den Houte verkocht heeft aan Heinric van den Water een hoeve, die Godevaert van hem in leen hield, gelegen in het Hout voor het Hof, grenzende aan de Houtheininge, waarmee Heinric vervolgens beleend is.

            regest_datering

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 413). Het zegel van den oorkonder verloren; die zijner leenmannen Arnt Maesz. en Jonaes Jansz. in groene was.

          • Reg. no. 1632

            regest_nummer 1632 1450 April 26

            regest_beschrijving Jan Woutersz., geheeten Zweder van Berck, Huyghman Jansz. en Jan Vos, leenmannen, en Henrick Steenwech, leenheer van het huis in het Hout, oorkonden, dat Peter Jan Beysz. van der Molen beleend is met de goederen, die hij reeds had en met degene, die hem nagelaten zijn door zijn vader en door zijn broeder Jacop, in leven priester, n.l. 14 loopen zaad, geheeten de Midacker, 1 bunder weiland, geheeten Damerken, 8 loopen zaad, geheeten de Breede akker, 5 bunder geheeten Da, ½ bunder weiland, geheeten het Calverblok, 3 bunder, geheeten de Lambrechtsche beemd, 5/4 bunder, geheeten de Breede Spijct, 20 bunder hei 3 en 3 bunder, geheeten de Spijct.

            regest_datering

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 414). Met rest van het zegel van Henrick Steenwech en de zegels van de leenmannen in groene was.

            • Reg. nos. 48 en 109

              regest_nummer 109 1310 December 14

              regest_beschrijving Jan Zebrechtsz., Jan Evergheer en Gielys van der Boeveriën, leenmannen van Breda, maken een grensscheiding in de wildernis bij den Hout tusschen het gebied van den heer van Breda en het leen van Arnoud van den Houte.

              regest_datering (des Maendaghes na Sente Luciën dach).

              regest_nb Afschrift op perkament (Inv.No. 415). Op hetzelfde blad het afschrift van de akte dd. 1287 Maart 9 (Reg.No. 48) en hieraan vastgehecht een afschrift op papier van dezelfde akte. In dorso van het perkament staat: "copie van Aerts brieven van den Houte".

            • Reg. no. 1172

              regest_nummer 1172 1422 September 14

              regest_beschrijving Claus van Wijnnegheem de oude en Heinric van Rijthoven, schepenen van Antwerpen, oorkonden, dat Aerd van den Houte aan Sophie, dochter van zijn broeder Godevaert, bij haar huwelijk met Gielys, zoon van wijlen Jan Sanders, geeft den hof ten Houte, bestaande uit het Weyenbloc, het Calverbloc, de Spoybeemd, 4 bunder land op de Vriesdonc, 3 bunder nederwaarts en verder al het land, dat onder den laathof valt; voorts de Moelenbeemdt, groot 1½ bunder, den cijns van den Hout en het heerlijke gerecht aldaar, alles te aanvaarden na zijn dood en met de bepaling, dat zijn vrouw Lijsbeth van Wesele er het vruchtgebruik van krijgt.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 415). Met de zegels der beide schepenen in groene was, waarvan het eerste geschonden.

            • Reg. no. 1581

              regest_nummer 1581 1448 Januari 31

              regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw enz., heer van Breda enz., drossaard van Brabant, oorkondt, dat het Leenhof van Breda Katheline van den Houte, vrouw van Wouter van der Meere, bevestigd heeft in het bezit van het goed "Int Hout" in de parochie van de Haghe, zooals wijlen Aert van den Houte en na hem zijn broeder Henric, Kathelines vader, het in leen hadden, met ontzegging aan Cornelis Sanders van zijn aanspraken op het goed.

              regest_datering (duysent vierhondert seven ende viertich na ghewoente 'sHoofs van Camerijck).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 415). Met zegel van Jan van Nedervenne in groene was, geschonden zegels van Dierick van Oesterzeel, Roeloef van den Nuwenhuys en Peter Stevens in groene was; de zegels van Jan van Nassouw, Willem van Nijspen, Aert uten Camp, Aert van Tolloysen, Jan van Nijspen, Andries van Gageldonc, Mathijs Stoop en Peter Bigghe verloren.

              Het charter met reg. no. 1581 bevindt zich in de Coll. v. Nispen, inv. no. 27. van toegang 1.13.09

            • Reg. no. 1780

              regest_nummer 1780 1457 December 22

              regest_beschrijving Wouter Bauw van den Eechove, ridder, heer tot Boxtel en Vriemt, Claeus uten Campe, Aert van Tolleusen, Dyrck van Oosterzeel en Jan van Ringelberghe, leenmannen van Johan, graaf van Nassouw, Vianden en Dietz, heer van Breda, oorkonden, dat Henrick Steenwech aan den heer van Breda verkocht heeft de heerlijkheid "In het Hout" met de Hoefhoeven, de hoeven op de Bye, de Ditfortsche hoeve en de Stuyfhoeve, onder voorwaarde, dat Jan van den Hout de hoeve ter Stappen in leen houdt en Aert van Ryen en zijn zoon Jan de 4 bunder, geheeten de Leeghe Houbosch, en dat de van den Houtes de manschap behouden, die zij te Etten en Sprundel bezitten, benevens een jaarlijksche uitkeering.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 415). Met de zegels van den eersten, den derden en den vijfden oorkonder in groene was, het eerste geschonden; de zegels van den tweeden en den vierden oorkonder verloren.

            • Reg. nos. 455, 1071 en 1072

              2 stukken (Reg. nos. 455 sub c en 1071) zijn afkomstig uit de Coll. Kleyn.

              regest_nummer 1071 1418 Juni 4

              regest_beschrijving Willem van Dalem, heer van Donga, Reyner Mours, Herman van Zelbach geheeten van der Loe, Dieric van Oesterzeel en Rutgher van Tefelen geheeten Boeve, arbiters, doen uitspraak tusschen den jonker van Nassouwe, heer van de Leck en Breda, eener-, en Arnd van Gavere, heer van Liedekerke, heer Arndsz. en zijn broeders en zusters anderzijds, in dien zin, dat laatstgenoemden hun goed te Rozendale met de heerlijkheid tot een leen, het goed te Oesterhout tot een tweede, en de 200 pond zwarte tournooizen tot een derde leen van den jonker van Nassouw zullen houden, terwijl zij de 20 pond oude tournooizen jaarlijks uit het land van Breda en de 50 zwarten uit Ghestel als vrij goed zullen bezitten; de heeren van Breda zullen in plaats van de 20 en de 200 pond, 533 oude schilden betalen.

              regest_datering (Breda).

              regest_nb Minuut (Inv.No. 416).

              regest_nummer 1072 1418 Juni 4

              regest_beschrijving Jan van Gavre, bisschop van Camerick, graaf van Camersijs, Willem van Gavre, aartsdiaken van Kempenlant in het bisdom Ludick,en Arent van Gavre, heer van Raesseghem en Lyedekerk, eener-, en Engelbrecht, graaf van Nassouwe, heer van de Leck en Breda, met Johanne van Pollanen, zijn gemalin, anderzijds, komen overeen in hun geschil over de leenplichtigheid der Gavres voor de renten, die zij hebben uit het land van Breda, dat zij met hun goederen, renten en heerlijke rechten te Rozendale en Oesterhout en de 200 pond zwarte tournooizen uit Breda in drie beleeningen beleend zullen worden, doch een rente van 50 pond dergelijke tournooizen uit Gastel en een van 20 pond oude groote tournooizen uit Breda in vrijen eigendom zullen hebben.

              regest_datering (Breda).

              regest_nb Minuut (Inv.No. 416).

            • Reg. no. 971

              regest_nummer 971 1410 April 28

              regest_beschrijving Gerardus, proost van St. Jacobus op Frigidus Mons in Bruxella, geeft vidimus van den brief dd. 1349 Augustus 27 (Reg.No. 455).

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 416). Met geschonden proostenzegel in roode was met contrazegel.

            • Reg. nos. 383 en 972

              regest_nummer 972 1410 April 28

              regest_beschrijving Gerardus, proost van het klooster St. Jacobus op Frigidus Mons in Bruxella van de orde van St. Augustinus, geeft vidimus van den brief dd. 1344 December 23 (Reg.No. 383).

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 416). Met geschonden proostenzegel in roode was met contrazegel.

            • Reg. no. 1050

              regest_nummer 1050 1416 September 3

              regest_beschrijving Willem van Daelhem, heer van Donghen, Herman van Zelbach geheeten van Loe, Gielijs van den Campe de oude, Heynric van den Water, Gerijt Reysnaelde en Willem van Oesterzeel oorkonden, dat de graaf van Nassou, heer van de Leck en Breda en heer Airt van Gaveren, heer van Lens en Lyedekercke, een overeenkomst hebben gesloten, volgens welke voortaan aan Airt van Gaveren de rente, groot 11 kronen, die de heeren van Liedekerke hebben uit het land van Breda, betaald zal worden.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 416). Met de zegels van de oorkonders in groene was, uitgezonderd die van Herman van Zelbach en Willem van Oesterzeel, die verloren zijn gegaan, dat van Gerijt Reysnaelde geschonden.

              het charter met reg. no. 1050 bevindt zich in de Coll. v. Nispen, inv. no. 1. van toegang 1.13.09

          • Oud inv. nr. 417

            Reg. nos. 231, 424, 794, 1585, 1586 en 2012

            regest_nummer 231 1331 December 20

            regest_beschrijving Jan, hertog van Brabant enz., geeft Wouter van Nispen Clausz. 2 stukken moer, groot 4½ en 3 hoeven, waarvan het eerste ligt op de Cricvaerd boven Rosendale, beide met den aanwas ten westen van de vaart; van beide zal hij 12 penningen leuvensch per bunder jaarlijks betalen aan de vrouwe van Rosendale; voorts krijgt hij vergunning om op twee plaatsen bij de rivier de Beke 6 groote roeden broekland op zijn moeren te exploiteeren met aanleg van bruggen, sluizen enz. met tolvrijen watergang in de Beke en daarover het schoutambt uit te oefenen met de boeten tot 3 schellingen.

            regest_datering (te Brusele in Sinte Thomas' avonde apostels).

            regest_nb a) Gevidimeerd in de akte dd. 1347 October 8 (Reg.No. 424). In dorso van a: "vidimus van den vaertgerechte te Roesendael". Gedrukt bij S. van Leeuwen, Batavia illustrata, 1685, bl. 1030.

            regest_nb b) Gevidimeerd in de akte dd. 1389 October 18 (Reg.No. 794).

            regest_nummer 424 1347 October 8

            regest_beschrijving Broeder Willem, prior van Huberghen van de orde van Sint Willem, geeft vidimus van de akte dd. 1331 December 20 (Reg.No. 231).

            regest_datering (des achtendaechs na Sente Baven dach).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 417). Het zegel van den oorkonder verloren.

            regest_nummer 794 1389 October 18

            regest_beschrijving Broeder Willem, prior van het klooster te Huberghen van de orde van Sint Willem, geeft vidimus van de akte dd. 1331 December 20 (Reg.No. 231).

            regest_datering (op Sente Luucs dach ewangelisten achthien daghe in October).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 417). Met zegel van den oorkonder in bruine was.

            regest_nummer 1585 1448 Mei 4

            regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw enz., heer van Breda enz., drossaard van Brabant, oorkondt, dat voor leenmannen van Breda Jan van Nispen zijn vaart met vaartkanten en vaartgerecht te Rosendale, geheeten Jan van Nispens vaart, aan hem heeft opgedragen, waarvoor hij beleend is met een rente, groot 60 rijnsche guldens jaarlijks, gevestigd op de inkomsten en goederen van het dorp Roesendale.

            regest_datering

            regest_nb Geïnsereerd in den brief van denzelfden datum (Reg.No. 1586).

            regest_nummer 1586 1448 Mei 4

            regest_beschrijving Jan van Nispen verkoopt aan Johan, graaf van Nassouw, heer van Breda, zijn vaart met vaartkanten en vaartgerecht te Roesendale, leenroerig aan Breda, tegen een rente van 60 rijnsche guldens jaarlijks, eveneens als leen, op voorwaarden, vermeld in den brief van denzelfden datum (Reg.No. 1585), hierin opgenomen.

            regest_datering

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 417). Het zegel van den oorkonder verloren, de zegels van zijn oom Godert van Nispen en zijn neef Adam van Nispen, drossaard van Breda, in groene was en geschonden en rest van dat van zijn neef Florijs in groene was.

            regest_nb Gedrukt bij S. van Leeuwen, Bat III., 1685, bl. 1031.

            regest_nummer 2012 1476 December 23

            regest_beschrijving Engelbrecht etc. verklaart voldaan te zijn van de aflossing met den penning 18 van de helft van de rente, groot 60 rijnsche guldens, die Jan van Nispen kreeg voor zijn vaart te Roesendale van Engelbrechts vader graaf Johan van Nassouw, welke helft betaald zou worden door Claues van Driele, Godevaert (Sanders) en Henric van Smaelvoort geheeten de Cock, die, als koopers van de moeren van de abdij Tongerloe aldaar, het gebruik van de vaart verkregen hadden, en die nu door hun erven is afgelost.

            regest_datering

            regest_nb Minuut (Inv.No. 417).

            Deze stukken bevinden zich in de Coll. v. Nispen, inv. nos. 31, 32, 33 en 40. van toegang 1.13.09

          • Reg. no. 2014

            Dit stuk is afkomstig uit de Coll. Cuyper van Velthoven

            regest_nummer 2014 vóór 1477 Januari 26

            regest_beschrijving Clays van Reymerswale, heer van Lodijck en Nieustriën, verzoekt den graaf van Nashouwen, die wegens doodslag beslag heeft gelegd op zijn goederen, schout en schepenen in zijn laag gerecht van Rosendael heeft afgezet en zelfd andere heeft aangesteld, 6 weken uitstel, daar de tegenpartij nog geen klacht heeft ingediend en hij zijn onschuld kan bewijzen.

            regest_datering (te Lodijck op mijn huus).

            regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 418).

            regest_nb Het stuk is mede onderteekend door Henrijc van den Werve, die volgens v. Leeuwen, Bat. III. in 1477 stierf.

            • Reg. no. 2392

            • Reg. no. 2392

              regest_nummer 2392 1501 April 1

              regest_beschrijving Jan van Coudenberghe, raad van Brabant, Jan, bastaard van Nassouw, kastelein van Heusden, Gherijt Raesz. van Lyedekerke, mannen van het leenhof van Breda, Philips Vylaeyn, ridder, en Jeronimus van der Noot, raden van Brabant, als mannen van het leenhof van Brabant, oorkonden, dat heer Claes van Rymmerswale, ridder, heer van Lodijck en Nyeuwe Stryen etc., verkoopt aan heer Engelbrecht, graaf van Nassouw en Vyanden, heer van Breda, Diest en Grimbergen, de heerlijkheden Roozendael, Nyspen en Wouw onder het landgerecht van Roozendael tot 3 pond toe en zijn heerlijkheden onder het Vaartgerecht en Doerlicht, zooals hij die in leen had van den graaf van Nassouw als heer van Breda, op voorwaarde, dat hij te Roesendael bij het dorp op den Torffberch een windkorenmolen mag zetten, en met behoud van zijn eigendommen aldaar, waaronder het patronaatsrecht van het beneficie, dat gedoteerd is met het goed "Jannes block".

              regest_datering (na costuyme van scryvene des Hoefs van Ludicke).

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 419). Met de zegels van graaf Engelbrecht van Nassouw, Claes van Rijmmerswael, Jan van Coudenberghe en Jeronimus van der Noot in roode, die van Jan, bastaard van Nassouw, en Gerijt Raesz. van Lyedekerke in groene was, dat van Philips Vylaeyn verloren.

              regest_nb b) Minuut (Inv.No. 419).

          • Reg. nos. 38, 274 en 514

            regest_nummer 38 1279 Juni 3

            regest_beschrijving Arnoud van Lovene, heer, en Ysabiaul, vrouwe van Breda, geven aan Heinrec den Langhen, knaap, de hoeve te Karlescot met den molen, de visscherij en 6 sestertiën koren jaarlijks ten laste van Jacob van Tighelt, in erfleen.

            regest_datering (Manendachs in die Chincssen daghe).

            regest_nb Getransumeerd in den brief dd. 1355 Maart 11 (Reg.No. 514).

            regest_nb Gedrukt bij van Goor, beschrijving van Breda, bl. 381 en bij J. Gommers, Geschiedenis van Rijsbergen, bl. 242.

            regest_nummer 274 1337 Februari 20

            regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., beleent heer Willem van Duvenvord, heer van Oesterhout, met een hoeve te Tighelt in de parochie van Rijsberghe, half den molen te Karlescot, de visscherij bij dien molen behoorende, 5 sestertiën rogge jaarlijks met bijbehoorende mannen en rechten te Karlscot, en den cijns te Tighelt, alles na afstand door Heinric van den Mortiere, priester, en zooals Heinrec die Langhe het eertijds bezat.

            regest_datering (te Bruessele des Donredaeghs voer Sinte Peters dach in Sporkille dusentegh CCC sesse ende dertigh).

            regest_nb Getranssumeerd in den brief dd. 1355 Maart 11 (Reg.No. 514).

            regest_nb Gedrukt bij van Goor, a.w., bl. 382.

            regest_nummer 514 1355 Maart 11

            regest_beschrijving De notaris Johannes van Aerle geeft transumpt van de brieven dd. 1279 Juni 3 en 1337 Februari 20 (Reg. Nos. 38 en 274) op verzoek van Johannes van Pollanen.

            regest_datering (Breda).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 420). Met signatuur van den notaris.

          • Reg. no. 1239

            Dit charter is afkomstig uit het archief van de gemeente Breda

            regest_nummer 1239 1428 Juli 4

            regest_beschrijving Engelbrecht etc. beleent Tielman van Steenbergen Jansz. met de goederen, die deze van het huis van Oesterhout in leen had, wegens overlijden van heer Henric van de Leck, die de heerlijkheid in vruchtgebruik had, welke goederen gelegen zijn in Groot Zundert en Maerbergen.

            regest_datering

            regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 421). Het opgedrukte zegel van den oorkonder verloren.

            • Reg. no. 75

              regest_nummer 75 1295 October 24

              regest_beschrijving Rase Mulard van Gavere, heer van Exarde, geeft aan zijn dochter Marie bij haar huwelijk met Gielys heer Wouters zoon van Cruninghe 35 pond tournooisch jaarlijks van den legschat te Coeveringhen als leen van Breda en 80 dergelijke ponden jaarlijks uit land over de Merke na zijn overlijden; voorts krijgt zij als moederlijk erfdeel 12 pond jaarlijks te Quakenbeke en 300 pond tournooisch.

              regest_datering ('s Maendaghes voer Sente Symoens Jueds dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 422). Het zegel van den oorkonder in bruine was verloren. In dorso: "Dit is een handveste, die hair Raes van Cruyninghen hadde van den goede van Zonzele".

            • Reg. no. 251

              regest_nummer 251 1334 Augustus 27

              regest_beschrijving Willem graaf van Heynnegouwen, Hollant enz., beleent heer Raesse van Cruninghen, ridder, met het gerecht van Zonzele met erven en renten, dat deze van den heer van Breda in leen heeft, voor zoover het binnen zijn gebied ligt, wat nog nader bepaald zal worden.

              regest_datering (Amiens Satersdaghes voor Sinte-Jansdach Decolatie).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 422). Met het zegel van den oorkonder in groene was in stukken gebroken.

            • Reg. no. 254

              regest_nummer 254 1334 September 12

              regest_beschrijving Rase van Cruninghe, ridder, verkoopt aan Willaeme van Duvoerde, ridder, heer van Oisterhoute, de dorpen Zonnesielle en Vlasselt met het gerecht, voorts 31 pond tournooisch jaarlijks uit de renten en den legschat van het land van Breda, en draagt dit alles op aan den hertog van Brabant als heer van Breda, met belofte aan Willaeme van Duvenvoerde, dat, als vrouwe Adelise van Liedekerke en Breda Breda terug mocht krijgen, deze overdracht nogmaals zal plaats hebben.

              regest_datering (tote Broussele des Manendaghes na Onser Vrouwen dag in September).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 422). Met de zegels van den oorkonder en van Bertoen Dierixsz van Bieland in groene was en geschonden, dat van Pieter heer Pietersz. van Baerstorp verloren.

            • Reg. no. 255

              regest_nummer 255 1334 September 12

              regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., beleent heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout, met de dorpen Zonnesielle en Vlasselt in het land van Breda en 31 pond tournooisch uit de renten en den legschat van het land van Breda, hem verkocht door heer Raesse van Cruninghen, ridder.

              regest_datering (te Bruessele des Maendaeghs na Onser Vrouwen gheborte).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 422). Met geschonden zegel van den hertog in bruine was met contrazegel.

          • Oud inv. nr. 423

            Reg. no. 144

            regest_nummer 144 1319 Januari 25

            regest_beschrijving Gherard van Wisemale, heer van Marcshem, momber van de vrouwe van Bergen, en Rase van Liedekerke, momber van de vrouwe van Breda, verklaren, dat zij op verzoek van de lieden van Steenberge een onderzoek hebben ingesteld en bevonden, dat de plaats, geheeten de Spoye, tot het rechtsgebied van Steenberghe behoort; dat Steenberghe de school behoort te vergeven en dat wijlen Rase van Ghaveren, heer van Liedekerke en Breda, en Gherard van Wisemale, heer van Berghen op den Zoem, heeren van Steenberghe, vergunning hebben gegeven het dorp te bemuren.

            regest_datering (dusentich driehondert jaer ende achtiene op Sente Pauwels dach in den winter).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 423). Met de zegels van de oorkonders in groene was.

            regest_nb Gedrukt in Bronnen van het Oud-Vad. Recht 1e reeks, XX, bl. 37.

            Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen, toegang 1.13.09, inv. no. 58.

          • Reg. no. 536

            regest_nummer 536 1356 Mei 17

            regest_beschrijving Jan van Polanen, heer van de Leck en Breda, en Heinric van Boutershem geven op verzoek der inwoners de grenzen aan van de vrijheid van Steenbergen aan den kant van Woude.

            regest_datering

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 424). Met geschonden zegels van de beide oorkonders in groene was.

            regest_nb Gedrukt in Bronnen van het Oud-Vad. Recht, 1e reeks XX, bl. 49.

          • Reg. no. 554

            regest_nummer 554 1357 Mei 19

            regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, en Heinric van Boutershem, heer van Berghen opten Zoem, machtigen Pieter van de Dilf, Bette Pietersz., Willem van Geest en Wisse van der Havenen om een grensscheiding te maken tusschen het land van Berghen en het gemeenschappelijke land van Breda en Berghen, van heer Diederic van den Dike's hofstede over de hofstede, waar Gheraet de "besiecte" man in woonde buiten Halsteren, en verder.

            regest_datering (des Vridaghes na Sente Servaes'dach).

            regest_nb Oorspr. (Inv.No. 425). Met geschonden zegel van Heinric van Boutershem in groene was; dat van Jan van Pollanen verloren.

          • Reg. nos. 277 en 809

            regest_nummer 277 1337 Juni 15

            regest_beschrijving Jan, hertog van Brabant enz., doet uitspraak in het geschil tusschen de heeren van Steenbergen en het klooster van S. Bernaert over de grens tusschen de tienden van Woude en die van Steenbergen, waarbij hij de uitspraak van 1329 November 12 bevestigt.

            regest_datering (Bruessel opten Sinxendach).

            regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1392 Januari 3 (Reg.No. 809).

            regest_nummer 809 1392 Januari 3

            regest_beschrijving Johannes Volcardusz., deken van de kerk der H. Maria te Antwerpen, geeft vidimus van den brief dd. 1337 Juni 15 (Reg.No. 277).

            regest_datering (Antwerpie a.D. Mo CCCo nonagesimo primo secundum usum et consuetudinem ecclesiae Cameracensis).

            regest_nb Afschrift 15e eeuw (Inv.No. 426).

            • Reg. nos. 13, 18, 54, 55, 654, 655, 657, 659, 662, 682 en 685

              regest_nummer 13 1248 Januari 9

              regest_beschrijving Wilhelmus, Roomsch koning, beveelt zijn broeder Florencius van Hollandia om Henricus Buffel in het genot te laten van de privileges, welke deze van zijn voorvaderen heft verkregen.

              regest_datering (apud Coloniam quinto Idus Januarii indictione VIa).

              regest_nb Afschrift (Inv.No. 427). Op hetzelfde blad de afschrift van de akten dd. 1264 Mei 16, twee akten dd. 1290 April 27 en de akte dd. 1371 April 12 (Reg. Nos. 18, 54, 55 en 685).

              regest_nb Gedrukt bij v.d. Bergh I, No. 487.

              regest_nummer 18 1264 Mei 14

              regest_beschrijving Otto, graaf van Gelria, voogd van Hollandia en Zelandia, gezien de brieven, die Henricus Buffel van Wilhelmus, Roomsch koning, gekregen heeft over de goederen van Vriesendyke, hem bij sententie van mannen van Zelandia toegewezen, beveelt de inwoners van Vriesendyke Henricus Buffel als hun wettigen heer te erkennen.

              regest_datering (in crastino Beati Servacii).

              regest_nb Afschrift (Inv.No. 427). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte dd. 1248 Januari 9 (Reg.No. 13).

              regest_nb Gedrukt bij v.d. Bergh II, No. 113.

              regest_nummer 54 1290 April 27

              regest_beschrijving Florens, graaf van Hollant, beleent Henric Buffel erfelijk met de weide en het gors van Vrysendyke, Hoeghemeet en Boedelkeberch, die hij hem eertijds heeft afgenomen.

              regest_datering (des Donredages vore Meyedach).

              regest_nb Afschrift (Inv.No. 427). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte dd. 1248 Januari 9 (Reg.No. 13).

              regest_nb Gedrukt bij v.d. Bergh II, No. 704.

              regest_nummer 55 1290 April 27

              regest_beschrijving Florens, graaf van Hollant, geeft aan de inwoners van het dorp Tolne of Harderstoc, gelegen in Schakersloe, waarmede Heinric Buffel beleend is, vrijdom van alle tollen en rechten.

              regest_datering (des Donresdages voer Sinte Philips ende Jacops dach).

              regest_nb Afschrift (Inv.No. 427). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte dd. 1248 Januari 9 (Reg.No. 13).

              regest_nb Gedrukt bij v.d. Bergh II, No. 703.

              regest_nummer 654 1368 September 13

              regest_beschrijving Leenmannen van Breda en van Berghen en schepenen van Steenbergen hebben verschillende getuigen gehoord over de grens tusschen het land van heer Jan van Boloys en dat van de heeren van Breda en Berghen, welke geloopen zou hebben over het punt, waar de Quarenvliet in de Striene valt, de noordzijde van Dayrop tegen de Zuut-, en tegenover de Nordkene, en westwaarts naar de noordzijde van het gors, dat op de Koeverinse vliet ligt, tot in de Hole Quebbe; voorts zou 2∕3 van den legschat van de Minne aan de heeren van Breda en Bergen, en 1∕3 aan heer Jan van Henegouwen hebben toebehoord.

              regest_datering (des Woensdaghes voer Sinte Lambrechts dach).

              regest_nb a) Afschrift 14e eeuw (Inv.No. 427).

              regest_nb b) Authentiek afschrift 15e eeuw (Inv.No. 427).

              regest_nummer 655 1368 September 17

              regest_beschrijving Cornelis, pastoor ter Tolne, verklaart, dat een aantal personen onder eede getuigd heeft, dat de grens tusschen dat stuk van het graafschap Zeelant, dat heer Heinric Buffel had, en het gemeenschappelijke land van de heeren van Breda en Bergen in Brabant, liep over de Striene, de Quarenvliet, den dijk van de oude Saeghen, het moer bezuiden heer Doedenshil, de oude Coeveringe, den N.W. hoek van Mattenborch, die Goutnaghels veer heet, de Hole Quebbe, nu de Rode Kene geheeten, de Ewenkene (Wivekene?) en vandaar langs Heendrecht in de Scelt.

              regest_datering (op Sinte Lambrechts dach).

              regest_nb Authentiek afschrift (Inv.No. 427). Op hetzelfde blad afschrift van de akten dd. 1368 November 2 en 1371 Februari 14 (Reg. Nos. 657 en 682).

              regest_nummer 657 1368 November 2

              regest_beschrijving Cornelis, pastoor ter Tolne, verklaart, dat een aantal personen onder eede verklaard heeft, dat de grens tusschen het land van Tolne en dat van Breda en Bergen loopt als vermeld in de akte dd. September 17 (Reg.No. 655).

              regest_datering (op Alre zielen dach).

              regest_nb Authentiek afschrift (Inv.No. 427). Op hetzelfde blad afschrift van de akten dd. 1368 September 17 en 1370 Februari 14 (Reg. Nos. 655 en 682).

              regest_nummer 659 1368 November 7

              regest_beschrijving Willem But, schout van Steenbergen, Jan van Yeerseken en Alsteen de Pottere, schepenen, Pieter Martijn en Jan Pet, rentmeesters van de heeren van Breda en Berghen, oorkonden, dat de oude Wisse onder eede verklaard heeft, dat de grens tusschen het land van heer Jan van Boloys en dat van de heeren van Breda en Berghen liep over de plaats, waar de Quarevliet in de Striene valt, vandaar westwaarts naar de noordzijde van de Minnen en vervolgens naar de Hole Quebbe, dat 2∕3 van den legschat van de Minnen aan de heeren van Breda en Berghen, en 1∕3 aan heer Jan van Henegouwen kwam, dat de noordzijde van Dayerop aan heer Jan van Henegouwen, de zuidzijde aan genoemde heeren hoorde, dat Woebrecht en Pieter Dierixz. van Halsteren den 4en penning van den legschat van de oude Meenreweide ten tijde van (bi) graaf Dierike (sic) inden van wege de heeren van Breda en Berghen, en dat de 3e penning van de Heyden eveneens aan deze heeren toehoorde.

              regest_datering (des Dinxendages voer Sinte Martijns).

              regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 427). Met opgedrukte zegels van de oorkonders in groene was, waarvan het eerste, derde en vijfde geschonden.

              regest_nummer 662 1369 Maart 21

              regest_beschrijving Domaes Penster en Willem Jansz., schepenen van Steenbergen, oorkonden, dat verschillende personen hebben getuigd, dat Willem van Zomerlant en Dyrec, de schrijver van Woude, uit naam vazn den heer van Berghen den legschat van den moerdijk, genaamd de Mijnne, inden, dat Stommelmare onder het gerecht van Steenbergen hoort en dat het land, gelegen tusschen de Quarevliet, de Mijnne en half de Stryen tot Markemonde en Dinlemonde toe, en ook het land onder Stryen, geheeten Chemoert, tot Brabant en aan de heeren van Breda en Berghen op Zoom behoort.

              regest_datering (des Woensdaegs na Sente Geertruden dach).

              regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 427). Beide opgedrukte schepenzegels verloren.

              regest_nummer 682 1371 Februari 14

              regest_beschrijving Heinric Buffel, Heinric de Jonge Hughenz., Pieter Ribel Cleewaertsz. en Ghoele Jansz., mannen van den graaf van Holland te Nieuwerkerck in Duvelant, oorkonden, dat verschillende personen onder eede getuigd hebben, dat de grens tusschen het stuk land van het graafschap Zeelant, dat heer Heinric Buffel had, en het land van de heeren van Breda en Bergen in Brabant loopt enz., als vermeld wordt in de akte dd. 1368 September 17 (Reg.No. 655).

              regest_datering (op Sente Valentijns dach MCCC ende tseventich).

              regest_nb Authentiek afschrift (Inv.No. 427). Geschreven op hetzelfde blad als de afschriften van de akten dd. 1368 September 17 en November 2 (Reg. Nos. 655 en 657).

              regest_nummer 685 1371 April 12

              regest_beschrijving Aelbrecht, ruwaard van Hollant enz., oorkondt, dat Jan van Bloys, heer van Schonehoven en van der Goude, een bestand heeft gesloten met Heynrick van Boutershem, heer van Berghen op Zoom, dat duren zal tot Sint Jacop en Sint Christoffels dage e.k., en waarborgt gedurende dien tijd het bezit van zijn land.

              regest_datering (Middelborch MCCC tseventich).

              regest_nb Afschrift (Inv.No. 427). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte dd. 1248 Januari (Reg.No. 13).

            • Reg. no. 658

              regest_nummer 658 1368 November 5

              regest_beschrijving Willem Cornebier en Willem But, schouten, Bette Pietersz., schepenen van Steenberghen, oorkonden, dat Hughe Lauwenz., de oude, en Willem die Beste, de oude, onder eede bevestigd hebben, dat de grens tusschen het land van heer Jan van Beloys en dat van de heeren van Breda en Berghen loopt over de plaats, waar de Quarenvliet in de Striene valt, over de noordzijde van de Minne, het westeinde van Stommelmare en westwaarts van de oude Koeveringhen en tevens, dat Stommelmare binnen de grenzen van Brabant ligt.

              regest_datering (des Sondaghes na Alre Heylighen dach).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 427). De opgedrukte zegels van de oorkonders verloren.

            • Reg. no. 1029

              regest_nummer 1029 1415 Mei 8

              regest_beschrijving Heynric van de Leck, heer van Heeswijc, en Florens van Borselen, heer van Zulen en van Sente Maertijnsdijc, doen uitspraak in een geschil tusschen Anthonis, hertog van Brabant enz., als leenheer met den graaf en gravin van Nassau en den heer van Berghen opten Zoom eener-, en hertog Willem van Beyeren, graaf van Hollant enz., anderzijds, en wijzen elk van beide partijen haar aandeel toe in de gorzen tusschen Tholen en Steenbergen.

              regest_datering

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 427). Met het zegel van Hendrik van de Leck in roode, en dat van Florens van Borselen in groene was en geschonden.

              regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1421 Augustus 30 (Reg.No. 1146).

              regest_nb Gedrukt in Bronnen van het Oud-Vad. Recht 1e reeks XX bl. 61.

            • Reg. nos. 1029 en 1146

              regest_nummer 1146 1421 Augustus 30

              regest_beschrijving Deken en kapittel van de kerk der H. Maria te Breda geven vidimus van de akte dd. 1415 Mei 8 (Reg.No. 1029).

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 427). Met geschonden zegel van het kapittel.

              Ontbreekt
          • Reg. nos. 1789-1791, 1802, 1805 en 1806

            • Reg. no. 1789

              regest_nummer 1789 1458 April 28

              regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw, Vyanden en Dyetze, heer van Breda etc., en Jan, heer van Berghen opten Zoom, Glymes, Velpe en Brecht, verdeelen stad, dorpen en land van Steenbergen zóó, dat de graaf van Nassouw krijgt de stad Steenbergen met het tot dusver gemeenschappelijke bezit onder Roesendale en Wouw, en de heer van Bergen opten Zoom de dorpen Ghestel, Ouden- en Nyeuwenbosch en de Hoeven, met gemeenschappelijk gebruik van de beek van Roesendale en met behoud van rechten, die zij hadden in elkaars gebied, terwijl zij zich, wat de grens van het heele land van Breda en Bergen aangaat nl. van Sprundel tot den Puysberch, houden zullen aan de uitspraak, gedaan door heer Wouter Bauw en mr. Jan Pot, hierin vermeld.

              regest_datering

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 428). Met geschonden zegels van de beide oorkonders in roode was.

              regest_nb b) Van onwaarde verklaard dubbel (Inv.No. 428).

              regest_nb c) Opgenomen in den brief dd. 1459 Juni 3 (Reg.No. 1806).

            • Reg. no. 1789