Terug naar zoekresultaten

1.08.01 Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.08.01
Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582)

Auteur

S.W.A. Drossaers [herbewerking Hanno de Vries / Sanne van Splunter]

Versie

08-12-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1948 / 2019 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda I
Nassause Domeinraad tot 1580

Periodisering

archiefvorming: 1170-1580
oudste stuk - jongste stuk: 1170-1582

Archiefbloknummer

1259

Omvang

2252 inventarisnummer(s); 13,05 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in het, een nog kleiner vermoedelijk in het.
Nederlands
Frans
Latijn

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nassause Domeinraad

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit eerste deel van den Inventaris van het archief van het permanente administratieve college de Nassause Domeinraad en voorgangers behandelt de archiefstukken van het huis Oranje-Nassau en eerdere landsheren (voornamelijk Van Duvenvoorde en Van Polanen). De stukken in dit archief gaan terug tot eind dertiende eeuw en lopen tot 1581. Het omvangrijke geheel van akten, oorkonden, administratie en correspondentie heeft betrekking op testamentaire beschikkingen, de rechten op en het beheer van alle mogelijke gronden, wateren en goederen, dorpen, heerlijkheden en steden, die later grotendeels in handen waren van de Oranje-Nassaus. Opgenomen zijn behalve deze stukken over het grondgebied van de latere Republiek ook die van het huis Oranje-Chalon, gelegen in vooral Frankrijk en Bourgondië. Verder zijn er stukken met rechterlijke beslissingen over geschillen met betrekking tot grenzen, waterstaataangelegenheden en verpachting van visoorden. Sommige documenten behelzen bevelen en informatieverzoeken van diverse heren inzake de zuiverheid van het geloof van hun onderdanen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Raad en Rekenkamer te Breda
De aanwezigheid van een Raad en Rekenkamer te Breda is met zekerheid eerst nawijsbaar onder graaf HENDRIK III, (heer van Breda van 1504-1538), met groote waarschijnlijkheid onder zijn voorganger graaf ENGELBRECHT II (1475-1504), terwijl één stuk van 1447 een aanwijzing kan zijn voor de mogelijkheid van zijn bestaan in dat jaar. "Raden en vrunden" van den graaf van NASSAU schrijven daarin n.l. over een aangelegenheid diens goederen betreffende aan de stad Dordrecht. Dit kunnen raden in het algemeen zijn geweest, zooals ieder belangrijk personage in dien tijd in zijn omgeving placht te hebben, of zaakgelastigden voor een bijzonder geval. Wanneer evenwel de rekeningen van Sichem in de jaren 1474-1478 jaarlijks door 4 á 6 personen, onder wie een vaste kern van 3 hunner, worden afgehoord, wijst dit toch wel op een permanent administratief college. Dezelfde 3 personen worden in 1482 gemachtigd tot regeling van een grensgeschil met Bergen op Zoom. De rekening van Vianden wordt in 1487 aldaar afgehoord in het bijzijn van twee "gezonden raden uit Breda". Twee raden gaan in 1487 naar Vianden voor de overneming van het beheer, dat graaf ENGELBRECHTS broeder 10 jaar lang gevoerd had, gedurende welken tijd hij correspondeerde met JAN, bastaard van NASSAU, en den hofmeester HENDRIK VAN HASSELT, "raden te Breda". Onder graaf HENDRIK zien we den Raad geregeld werkzaam en zijn de leden gewoonlijk wel allen met name bekend.
Na de verwerving van de goederen Oranje-Chalon in 1530 en gedurende de voogdij van prins WILLEM I over PHILIPS WILLEM, die in 1558 de Egmond-Burensche bezittingen van zijn moeder ANNA VAN EGMOND erfde, werd het terrein van de bevoegdheid der raden aanzienlijk uitgebreid. Als rechters in appèl van de vonnissen, gewezen in de vrije heerlijkheden Buren, Leerdam, Akkooi en IJsselstein kregen zij er bovendien een nieuwe functie bij. De Raad was gehuisvest in een gebouw aan de westzijde van het kasteel, waarin ook het archief was ondergebracht . Dit had aanvankelijk onder den rentmeester berust, doch werd in 1518 en volgende jaren aan den griffier van den Raad overgedragen. ( Zie J. Kalf , De voormalige baronie van Breda, 1912, blz. 42 en Th. M. Roest van Limburg, Het Kasteel van Breda, 1904, blz. 22. Het gebouw was tot het uitbreken van den oorlog in 1940 woning van den geneesheer der Kon. Militaire Academie. . ) Is men tijdens het leven van graaf HENDRIK en RENÉ VAN CHALON aangewezen op losse gegevens uit de stukken om iets te weten te komen aangaande samenstelling en bevoegdheid van den Raad, in 1563 krijgt men een samenvatting in een instructie, die prins WILLEM in November van dat jaar te Breda uitvaardigde ( Van deze instructie bevindt zich een authentieke, waarschijnlijk gelijktijdige copie te Brussel in de Papiers d'Etat et de l'Audience no. 90, waarin Mej. M. Jurriaanse haar aantrof. Voor den tekst, zie onder: "Instructie voor den Raad en Rekenkamer te Breda". ) . In den aanhef van een concept-instructie ( Kon. Huisarchief Inv. Prins Willem I, no. 2269, l. Uit dit concept blijkt, dat een instructie voor de Rekenkamer te Brussel als voorbeeld heeft gediend. ) . van hetzelfde jaar, zegt de prins, dat hij haar noodig acht, omdat hij, noch zijn voorgangers, er ooit een gegeven hebben. Dit is dus de oudste en men mag aannemen, dat zij een bestaanden toestand vastlegde en bovendien een einde wilde maken aan misbruiken in de administratie; op het laatste wijst de groote uitvoerigheid van het hoofdstuk aangaande de "materie van de Rekeningen" In 1558 had de prins reeds eenige artikels opgesteld voor de afzonderlijke rentmeesters, die het door hun wanbeheer den rentmeester-generaal onmogelijk maakten, op tijd de noodige bedragen in geld te verschaffen. Men vindt hierin hetzelfde verwijt tegen het eigenmachtig verpachten en verkoopen van goederen, als in de instructie van 1563. ( zie Nass. Dom. Suppl. no. 14. ) De Raad blijkt dan te bestaan uit raadslieden, den rentmeester-generaal, griffiers, secretarissen en klerken ( Deze opsomming van griffiers, secretarissen en klerken lijkt geïnspireerd te zijn op het Brusselsche voorbeeld. Nergens blijkt toch, dat er ooit meer dan één griffier is geweest; het zou nauwelijks mogelijk zijn, aangezien de geheele raad uit 6 á 7 personen bestond. Ook secretarissen ben ik niet tegengekomen behoudens particuliere in de naaste omgeving van den heer, waarbij zich in bepaalde aangelegenheden de drossaard van Breda nog voegt. Het aantal der leden wordt niet genoemd, maar zeven raden zonder den drossaard doch met inbegrip van den rentmeester-generaal en den griffier leggen in April 1564 den eed af op deze instructie. )
De Raad vergaderde dagelijks van 8-11, en van 3-5, uur tenzij hij nog buitendien op andere uren werd bijeengeroepen. De voorzitter leidt de deliberaties, behalve wanneer de drossaard aanwezig is, die in dat geval de eerste plaats inneemt. Deze, die als vertegenwoordiger van den heer met burgemeesters en schepenen van Breda de met de crimineele rechtspraak belaste Hoofd- en Leenbank vormt, legt den Raad alleen zaken aangaande de jurisdictie en hooge heerlijkheid van stad en land van Breda voor. Behalve de drossaard komen ook de lagere rechterlijke en administratieve ambtenaren met hun bezwaren in den Raad, die hun wel in de gelegenheid stelt te adviseeren doch niet om de besprekingen van den Raad aan te hooren.
Twee raden, onder wie de voorzitter, bewaren het zegel en bezegelen de daarvoor in aanmerking komende akten, nadat deze door den prins geteekend zijn.
Niemand mag rekeningen of stukken uit de kamer medenemen zonder medeweten van een der griffiers, "garde van den charteren", en zonder reçu. Raden, die in commissie worden uitgezonden, hebben daarvoor een instructie noodig van den heer of het College; zij zullen een verbaal opstellen van hun verrichtingen en, zoo die verschillende heerlijkheden betreffen, zullen zij verschillende verbalen maken, opdat in de lade of den koffer van iedere heerlijkheid het desbetreffende verbaal gelegd kan worden.
Eenige raden zullen den heer bij afwezigheid buiten "zijn residentie" vergezellen en hem rapport uitbrengen over alle aan hem geadresseerde stukken, zoowel particuliere als die, aangaande"onsen gouvernementen". De secretaris zal de antwoorden in het net schrijven en ze den prins eerst ter teekening aanbieden, wanneer zij gezien zijn zoowel door de raden te Breda als door die in 's prinsen omgeving. De laatsten zullen alle brieven en rekesten met de antwoorden doen registreeren tot onderricht van hun opvolgers.
De griffiers en secretarissen zullen in de vergadering notulen houden zoowel van de proposities en deliberaties als resoluties en adviezen. Aan hen zullen de verbalen van gecommitteerden als boven vermeld worden ingeleverd, waarvan de griffier aanteekening zal maken in zij n generaal boek; behalve dit generale heeft hij nog bijzondere boeken voor de heerlijkheden afzonderlijk.
De "materie van de Rekeningen" begint met den toegang tot de Rekenkamer te verbieden aan een ieder, die niet beëedigd lid daarvan is, alsmede aan de klerken, tenzij voor het maken van copieën. Minstens een van de raden en de griffier moeten tegenwoordig zijn bij het afhooren van de generale zoowel als de afzonderlijke rekeningen. Men zal niet twee jaar achtereen eenzelfden auditeur gebruiken doch verschillende, opdat de een zoo noodig de simpelheid of onwetendheid van den ander kan corrigeeren. Twee maanden na de afzonderlijke rekeningen wordt de generale rekening afgehoord, de rentmeester-generaal levert bovendien maandstaten in van zijn ontvangsten en uitgaven.
Allen, die eenige administratie voeren, zullen zoo noodig in de kamer ontboden worden tot het overleggen van een staat, waaronder mede begrepen zijn de staten "van onser cameren ende plaisirs". Dus ook de privé-uitgaven van den prins stonden onder toezicht van de Rekenkamer.
Stadhouders en griffiers van de leenen, gecommitteerd tot ontvangst van de heergewaden, moeten zorg dragen, dat erfgenamen van overleden leenmannen binnen 3 maanden een denombrement van het leen aan de Rekenkamer zenden ter vergelijking met vroegere denombrementen; na onderzoek krijgen de erfgenamen brieven van recepisse of worden, wanneer het leen zal blijken vermeerderd te zijn ten nadeele van de heerlijkheid, gestraft.
Den rentmeester en rekenmeesters, die gewoon waren heidegrond, wildernissen, hoeken van straten enz. in erfpacht uit te geven, wordt dit thans verboden, tenzij kennis is gegeven aan de kamer, die de condities eerst zal hebben goed te keuren en daarin zal doen opnemen, welke profijten de bovengenoemde rent- en rekenmeesters daarvan zullen mogen nemen. In de instructie komt dan bovendien nog voor een hoofdstuk met het opschrift Rapporten, hetgeen voorschrijft, hoe processen uit Buren, IJsselstein en Leerdam in den Raad behandeld zullen worden. Op deze functie heeft het woord justitie in den aanhef van de instructie betrekking, waar de raad genoemd wordt: onse Camere van Justitiën ende Rekeningen, terwijl de benaming anders pleegt te luiden: die van den Rade en Rekeningen. Wij laten dit hoofdstuk verder buiten beschouwing omdat, zooals reeds gezegd is, de stukken aangaande Buren c.a., die tijdens de voogdij van WILLEM I over PHILIPS WILLEM te Breda berust mogen hebben, te zamen met de andere Burensche stukken beschreven zullen worden in het volgende deel van dezen Inventaris.
Tot zoover de instructie, die, al geeft ze veel, toch aangaande den aard der werkzaamheden nog wel eenige aanvulling uit de stukken verdragen kan. Daarin ziet men de raden, uitgezonden als gecommitteerden, optreden bij de behandeling van geschillen van allerlei aard als daar zijn: de grenzen, verschillende werken van waterstaat, wijzigingen in de verpachting der visscherijen. En hoewel in de instructie staat, dat de rentmeesters naar Breda ter verantwoording ontboden zullen worden, zien we, dat in de praktijk de raden rondreizen tot in Diest en Vianden toe om de rekeningen af te hoeren en verdere inspecties te houden. Ook in de stadsbesturen hadden zij een groot aandeel. Zij verzetten er de wet en vervingen ook bij de aanstelling van andere functionarissen den heer; zij adviseerden bij het maken van nieuwe keuren en bij nieuwig heden zooals bv. de instelling van aalmoezeniers te Breda; ook de stadsrekeningen hoorden zij af, waaronder b.v. te Steenbergen de rekeningen van de kerk, het hospitaal en den Heiligen Geest.
In de jaren van de troebelen zien we den Raad als stadsbestuurders betrokken in zaken, de godsdiensttwisten aangaande. De religievrede ( T.E. van Goor Beschrijving van Breda, 1744, blz. 68. ) van 1566 voor stad en land van Breda, door LODEWIJK VAN NASSAU namens den prins geproclameerd, was mede onderteekend door den Raad, en het verbod tegen valsche predicaties van 1567 ( Van Goor, blz. 69. ) werd uitgevaardigd door den prins "in zijnen rade". In 1567 reizen twee raden, na in Zeeland geweest te zijn in verband met 's prinsen waardigheid van Eersten Edele, naar IJsselstein om er de orde te herstellen na de beeldstormerij, die daar heeft plaats gehad ( Kon. Huisarchief Inv. Prins Willem I no. 2245, I. Rapport van de raden van den Berchen Vos. ) . Toch blijkt de voornaamste werkzaamheid de administratie en het archief draagt daarvan duidelijk de sporen.
In 1798 werden de beheerde goederen tot nationaal eigendom verklaard.
Instructie voor den Raad en Rekenkamer te Breda
16 November 1563 (Algemeen Rijksarchief te Brussel, Papiers d' Etat et de l'Audience no. 90) WILLEM by der gratiën Goidts Prince van Oraengen etc.; Om te versien op de maniere ende oerdene, die men souden moegen onderhouden in onse camere van justitiën ende rekeninge binnen onsen huyse ende stadt van Breda, ten eynde dat die selve met goede ende cortte expeditie souden mogen geadministreert wordden, soe eest, dat wy gehadt hebbende d' advijs van de luyden van onser voorsz. cameren, gestatueert ende geordonneert hebben, ende uuyt onse rechte wetentheyt ende volcomen machte statueren ende ordonneren by desen, die arlen [artikelen] hiernaer volgende:
  1. In den yersten, dat in der camere van onsen Raede ende Rekeninge onse raedt mr. JAN HOVELMANS sall gehouden ende verbonden zijn te proponeren alle saeken ende affairen, die in onse camere sullen commen te tracteren, ende sal dopinie van den anderen vraeghen ende dieselve collegeren ende daertoe contenderen by advyse van onsen raidtsluyden ende van den meesten deel van dyen.
  2. Dat onsen zegel in onser cameren bewaert sal, wordden binnen sloots, daervan den voorsz. HOVELMANS ende onze raedt mr. STEVEN VAN DEN BERCH sullen elck eenen sluetel hebben, om daermede te besegelen alle provisiën van offitiën ende benefitiën, pentioenen, renten, vercoipinge van gorssingen, van moeren, procuratiën ad lites, ende alle andere brieven, die men gewoenlijck is ende behoirt onder onsen segel te depescheren, gelijck men oick besegelen sall allen vonnissen ende sententiën, die by ons in onsen rade gegeven sullen wordden. Ende sal deselve besegelinge altoos gedaen wordden in presentiën van onsen raeden ende een van onsen greffiers, die onse rechten van den zelven segel sal ontfangen ende daeraff jaerlijcx rekeninge doen nae den tax, die hier sal wordden gestelt, daervan alle de depeschen van den voorsz. saecken sullen wordden geinregistreert; wel verstaende, dat egeene segelinge van dien gedaen sal wordden, aleer dat wy de voorsz. briefven ende depeschen sullen hebben geteeckent met onser handt.
  3. Dan onsen drossaerdt van Breda, wanneer hem gelegen sal zijn te commen in onser camere van den Raede ende Rekeninge, sal hebben deerste plaetse, ende sal aldaer proponeren ende in deliberatie stellen alle saecken aangaende onse rechten, domeynen, jurisdictiën ende hoocheyt der Stadt ende des landts van Breda, wesende onder zijn bedrijft ende ampt, ende sal oick opiniën geven, des gevraecht zijnde.
  4. Insgelijcx sullen allen anderen onse officieren, soe van justitiën als van recepten, wanneer zij binnen Breda comen in de camere van den Raede ende Rekeninge, geadmitteert wordden om te proponeren alle difficulteyten ende zwaricheyden ende twyfelinge, die zy onder heur bedrij ff ende ampt sullen hebben aengaende onse rechten, domeynen ende jurisdictiën. Ende wanneer de saecken sullen zijn verclaert ende volle verstaen, soe sal men van deselve officiers d' eerste opinie vragen, maer en sal heur nyet laeten hooren die deliberatiën van d' andere van der camere; ten waere uuyt merckelycke redenen hen dochte tselve beter gedaen te zyne, in weicken gevalle men sal d' officiers mogen laeten in de voorsz. camere ende d' opiniën hooren.
  5. Ende zoe verre de voorsz. officiers of oick andere persoenen aenbringen eenige saecken daerinne diversche scriftueren ende stucken zijn te vuersien, soe sal men die yemanden van den collegie geven om thuus oversten te wordden ende daeraffrappoort te doen, als hiernaer sal volgen.
  6. Ende sullen die van onsen Rade ende Rekeninge in de camere compareren smorgens tacht uren, ende aldaer collegialiter blyven besoingneren tot eiff uren incluys, ende naer noene sullen vergaderen te drie uren, ende aldaer blyven besoingneren tot vijff uren incluys.
  7. Maer wanneer eenighe nootelycke saecken overcommen, sal diegene, die deselve ontfangen sal hebben, ons raedsluyden in de camere op andere uren mogen ontbieden, soe voor ons eygen saecken als voor andere, om terstont te compareren.
  8. Dat onse raedtsluyden, rentmeester-generael ende greffiers, ende onse secretarissen sullen helen die secreten van onser camere, ende saecken, die weten, dat wij begeren secreet te houden, op de pene van privatie van heure officiën. Ende dat die clercken van die van onsen Raede ende camere oick sullen moeten secreet zijn, op de pene van nemmermeer gepromoveert te wordden tot eenige beneficie van onsen huyse ende lande ende heerlicheyden.
  9. Dat onse drossaerdt, raedtsluyden, rentmeesters oft greffiers, egeenen raidt oft advijs en sullen mogen geven tegen ons, in saecken, die ons eenichsins aengaen mogen, opte verbeurte van heur officie ende daertoe van arbitrale correctie.
  10. Dat onse raedtsluyden, rentmeester-generael ende greffiers, heur tevreden sullen houden met de gagien, die hen by ons respective toegescickt zullen wordden, sonder dat yemant van hen daerenboven yet sall mogen heysschen oft nemen, by hemzelven oft yemandt anders van onsen officiers oft partyen, sonder onse wete ende consent.
  11. Dat nyemandt egeen scriftueren, rekeningen oft andere stucken uuyter cameren en sal draegen, sonder wete van eenen van onsen greffiers, garde van den charteren, ende onder hem te laeten recepisse van alsuicken stucken, die men ter saecken van officie behoeven mach. Ende wanneer zy eenige stucken oft papieren onder hen hebben, en sullen deselve nyet mogen mingelen met de scriftueren, papieren ende stucken, henselven toebehoirende, ten eynde, dat tot allen stonden de scriftueren ende stucken van ons ende van partyen in heure huysen, ten tyde van heur absentie, oft afflyvicheyt, te badt gevonden ende gerecouvreert mogen wordden.
  12. Dat wanneer eenige van onser camere oft notable officiers gesceyden sullen zijn van deser werelt, soe sullen onse voorsz. raeden van stonden aen yemandt committeren, om te inventarieren de stucken, titulen ende munimenten, die zy onder hem hadden, ons oft yemandt ander toebehoirende.
  1. Dat niemant en sal uuytreysen in eenige commissie, dan by expresse ordonnantie van Zyne Genade oft van den collegie, ende hebbende van d' een van twee te vooren heure instructie soe verre de saecke tselve requireert.
  2. Die commissarisen sullen gehouden wesen verbael te maecken van al dat zy duerende heur commissie van dage te dage gebesoingneert hebben, met insertie van de plaetsen ende andere behoirlycke circumstantie naer gelegentheyt vander saecken.
  3. Ende zoe verre in diversche plaetsen ende aengaende diversche heerlicheden besoingneren, soo zullen zy gehouden wesen diversche verbaelen ende diversche cohieren daeraff te maecken, ten eynde eicke mach geleet wordden in de laeye ofte coffre van de heerlicheyt, diet aengaet.
  4. Ende naerdyen zy heur commissiën voldaen sullen hebben, sullen gehouden zijn van stonden aen ende eer zy van eick alcanderen sullen mogen sceyden, de minute der voorsz. besoingne te teeckenen, ende insgelijcx oick naemaels de grosse, weicke sal geleet worden in de camere van de Rekeninge in de laye ende coffre van de heerlicheyt, dieweicke tselve sal rueren.
  5. Dat die commissarissen, wederomme comende, sullen overgeven het billect van de costen, by hem gedaen, inhoudende specificatie van den dagen ende plaetsen, daer die zelve gedaen zijn, met die sommen, die sy uuytgegeven hebben.
  6. Ende want ons nyet gelegen en is onse residentie continuelijck binnen onser stadt van Breda te houden, soe eest, dat wy willen ende ordonneren, dat eenige van onzen Rade, die wy daer toe sullen nemen, onsen persoon sullen volgen ende by onsen persoon blyven.
  7. Ende in handen van dengeenen, die ons sullen volgen, sullen gelevert wordden alle requesten, brieven ende stucken, die ons sullen gepresenteert ende gesonden wordden, zoewel onsen particuliere saecken aengaende, als van onsen gouvernementen, weicke ons daeraff rapport sullen doen. Ende wan neer by onsen secretarissen sal in net gestelt wesen het antwoordt oft depesche, die men daerop sal doen, soe sal tselve den voorsz. Raede eerst gethoont wordden, verbiedende opentlijck onsen secretaris eenige depesche by ons te bringen om te teeckenen, tenzy dat tzelve te vooren by die van onsen Raede, soe tot Breda als buyten neffens ons wesende, en zy gesien.
  8. Ende ordineren, dat deghene van onsen Raede neffens ons wesende als boven, van dage te daghe neerstelycke doen opscryven ende teeckenen sullen allen de requesten ende brieven ende stucken, die duerende den tijt, dat zy ons volgen sullen, gepresenteert wordden, met den andtwoordt ende depesche daerop gedaen ende daeraff goede communicatie ende instructie met onse secretarissen te onderhouden, opdat zoe verre wy deselve in andere saecken ende elwaerts willen employeren ende yemanden anders van onsen Raede ontbieden om onsen persoon te volgen, dat die mach geinformeert wesen van tgeene datter is gepasseert by den ghenen, die te vooren onsen persoon volgden.
  9. Ende wanneer dat deselve, die beneffens ons zijn geweest, sullen vertrecken, soe sullen zy het registere, by hem gehouden ende gemaect van allen depeschen, binnen beuren tyde gedaen, overleveren dengenen, die aencomen sullen om onsen persoon tevolgen.
  1. Processen, die in onsen Raede zullen commen van Bueren, IJsselsteyn, Leerdam oft elders, sullen by die van onsen Raide onderlinge gedistribueert wordden om te visiteren ende rapport daeraff te doen. Ende onsse gremers en sullen egeen processen uuyter cameren yemanden leveren, dan by ordonnantie van onsen raidsluyden.
  2. Ende sal degene, die eenich processe es gelevert, tselve neerstelijck oversien ende daeraff behoirlijck extract maecken omme daermede te bewysen, des tot verstaende ende decisie vander materie is dienende, ende sonder tselve extract en sal tot rapport nyef geadmitteert wordden.
  3. Naedien trapport van den processe gedaen sal zijn, sal tselve geheel van den beginsele tot den eynde in onsen Rade gelesen wordden, anders, dan wanneer een clausule alleen van eenige instrument oft testament oft andere es dienende totter saecken, soe sal die rapporteur die clausule int lesen designeren om egeenen tijt te verliesen.
  4. Ende naedat tprocesse gelesen sal zijn, sal de raporteur gehouden zijn bescheydelijck te verhaelen ende te toucheren die poincten ende difficulteyten opte welcke die decisie van de materie staen sall.
  5. Trappoort in der voorsz. vuegen gedaen zijnde, sal een van den Raede die opiniën (vragen), eerst den rapporteur ende daernaer den anderen zoe hem goedtduncken zal, ende sall sluyten naede beste ende meeste opiniën.
  6. Ende ingevalle van egualiteyt van opiniën sal den voorsz. raedt die opiniën vereenigen ende tot één reduceren indien hem tselve in de rechtveerdicheyt mogelijck zy, oft neen, sal de saecke anderwerff in deliberatie stellen.
  7. Dat onse raidtsluyden int rapporteren ende delibereren van den processe ende van allen anderen saecken sullen ernstelijck toehoiren ende deligentie doen om die wel te verstaen ende tonthouden, sonder binnen denselven tyde yet anders te lesen, te scryven, te confereren oft te doen daermede zy souden mogen wordden gediverteert van het hoiren ende verstaen ende.onthouden van de processe.
  8. Die rapporteur sal het dictum van den vonnisse selve maken ende scryven ende dat in de camer lesen om aldaer geaccordeert te wordden; dwelck gedaen zijnde, sal men tselve vonnisse oft arbitrale uuytspraecke pronunchieren daer ende soo men gewoonlijck is.
  1. Sullen gehouden wesen ter saecken van heurder offitiën te maecken eenen generaelen boicke, daerinne zy sullen van vergaderinge tot vergaderinge ende van dage te dage scryven tguene, dat by die van onsen Raede geproponeert, gedelibereert ende geslooten sal wordden, teeckenen daermede inne de namen van dergeenen, die in de vergaderinghe present geweest sullen zijn ende d' opiniën van denselven soe verre daer eenige diversiteyt is.
  2. Ende daertoe sullen de greffiers moeten registreren ende in den voorsz. bouck scryven alle d' advysen.
  3. Ende zoe wanneer imandt van onser cameren in commissie sullen hebben geweest, soe sullen deselve gehouden wesen hen verbael in d' eerste vergaderinge over te leveren, van welcke overleveringe de voorsz. greffier in zynen generale bouck note sal maecken van den naemen van den commissarissen ende groote van de besoingnen ende verbael ende dage ende wanneer dat zy gevaceert hebben.
  4. Ende sullen daerenboven noch hebben particuliere ende besundere boecken, te weten: van allen onsen heerlicheden, daerinne zy sullen transporteren uuyt den voorsz. generalen boecke tgene, dat in de camere gedaen sal zijn ende een yegelijck heerlicheyt in particulier es aengaende oft den officiers oft inwoonders van dien, met annotatie van den daghen, dat tselve is gedaen ende den naeme van dengheene van den Rade, die present sullen zijn geweest.
  5. Ende aengaende den voorsz. verbaelen ende besoingnen, by de comroissarisen als voor overgelevert, sullen de greffiers schuldich sijn deselve te leggen in de laye oft coffre van de heerlicheyt, die deselve aengaen ende toucheren
  1. Commende nu tot de materie van rekeninge, soe verbieden wy in den eersten, dat nyemandt, wy dat zy, hen vervoordere oft presumere te gaen in de camere van onsen Rade ende Rekeninge, dan alleenlijck die van der cameren geedt zijnde ende d' officiers, die daer sullen hebben te besoingneren op heure rekeningen oft anderssins, sonder dat eenige clercken van die landen Raede ende Rekeninge daerinne sullen mogen ganck hebben, ten waere om te copiëren registreeren oft te maecken eenige extracten. Ende zoe haest zy gedaen hebben, sullen uytgaen, opdat zy nyet en nemen voirdere kennisse van onse saecke.
  2. Ordonneren ende bevelen, dat die meerderen deel van onsen Rade ende Rekeningen oft alle tsamen, eist muegelycken ende indien se binnen Breda zijn, present sullen zijn met een van den greffiers ter auditiën van de rekeninge generaele ende van de rekeningen particuliere, ten minsten een van henlieden met eenen greffier ingevalle d' andere te besoingneren ende vaceren hebben op andere onse affairen ende sullen de zwaricheyden oft twijffelingen, in de rekeningen, soe generale als particuliere bevonden, teyckenen ende scryven de redenen van deselve swaricheden, welcke swaricheden voor et sluyten van de rekeninge sullen wordden gedetermineert by tgemeyn collegie; ende is onder hen eenige diversiteyt van opiniën in materie van notable importantie, sullen ons daervan rapport doen om by ons gedetermineert te wordden, zoe wy bevynden sullen behoirende. Ende sulcx gedaen zijnde, sullen die van der cameren, die ter auditiën gevaceert hebben, daernaer de rekeninge sluyten in presentie van den rentmeester oft officier rendant oft heure gecommitteerde, hebbende de rekeninge gepresenteert, passerende tgene dat redelijck is ende royerende daervan nyet en sal blycken by goede documenten, acquyten ende anderssins ter verifficatie dienende, ende sullen de voorscreven rentmeesters oft heure gecommitteerde voorsz. oick mede heure voorscreven rekeninge teeckenen.
  3. Ende suller int slot van de rekeninge gescreven worden de naemen ende toenaemen van den auditeuren, midtsgaders van deghene, die jegenvoordich sullen zijn geweest ter decisie van de zwaricheden, in de rekeningen bevonden.
  4. Dat d' auditeuren, wanneer sy hooren sullen eenige rekeninge, sullen voor hen nemen de voorgaende, die zy sullen visiteren ende hebben goedt regard, dat by de rekeninge te hoirene verandtwoordt zy van allen souffrange, schulden, quytantiën ende geremitteerde oft uuytgesette saecken. Ende en sullen nyet mogen procederen tot sluytinge van dier rekeninge sonder te wyderene ende doen purgeren de voorsz. souffrange, schulden, quitantiën ende andere uuytgesette saecken van de voorgaende.
  5. Dat die van onsen Rade ende Rekeninge, hebbende vader, soone, oom oft neve, oft staende in gelycke graeden van affiniteyt, rentmeester oft officier, hebben(de) te rekenen in onse voorsz. camere oft oick daer hebbende andere affairen, en sal nyet moegen jegenwoordich zijn ter decisiën ende determinatiën van den zwaricheden ende wyffelingen, gevonden in deselve rekeninge, oft andere saecken, dien concernerende.
  6. Dat alle de rekeningen, die gedaen sullen wordden in onze camere voorsz. van eender officie ende nature, sullen gelijck gemaect wordden by quoyeren ende gebonden by den anderen in goede oerdene, soo men nu doet, opdat die te min verscheyden zijn, ende dat alle de bladeren van deselve rekeningen gequoteert zijn om te lichtelycker te mogen maecken de correctiën ende wetene, oft daer eenige bladeren verloren oft toegevuecht zijn, tsedert de presentatie oft sluyten van de voorsz. rekeningen ende sonder eenige rasuren.
  7. Dat die van onser cameren voorsz. sullen ontbieden ende bescryven alle onse officieren ende rentmeesters omme op zekere dagen ende tyden te commen rekenen, wanneer tselve best gelegen ende te passe commen sal naer gelegentheyt van den anderen affairen van onser cameren, nemende nochtans goedt toesicht, dat men tot eender tij t nyet en ontbiede meer officieren dan men gevuechlijck depescheren can, ende indien de voorsz. officiers ende rentmeesters nyet en commen oft yemanden, hebbende procuratie ende instructie souffisante, oft doen blycken van legitime excuse, sullen die van de rekeningen hen anderwerff ontbieden ende assigneren anderen corten tijt, opte pene van gesuspendeert te wordden van heure officiën oft andere pene pecuniaire. Ende comen zy noch nyet ten gesetten dage, sullen hen suspenderen oft condempneren in de voorsz. pene, verclaert ende geset inde bescrijfbrieven, van welcke pene de deffaillanten sullen gelast wordden in heure rekeningen tot onsen prouffyte. Ende aengaende onse rentmeester-generael ende absolut, willen wy, dat hy rekene twee maenden naedat alle de rekeningen particuliere gehoort sullen zijn, emmers de principaelste van onse rentmeesters particuliers om hem te mogen chargeren met alle de resten van de rekeningen. Ende dat hy hierinne nyet en zy in gebreke op gelycke pene als boven, hem ordonnerende daerenboven, dat hy in onsen voorsz. Rade-ende-Rekeninge-camere sal overgeven van maende te maende eenen goeden declarativen staet van alle claere penninghen, die hy ontfangen ende uuytgegeven sal hebben, welcke staten sullen bewaert wordden omme met zyne rekeningen van elcken jaere geconfereert te wordden, zoeverde als doendelijck sal wesen.
  8. Dat die van onser camere voorsz. gehouden sullen zijn te procederen tot de visitatie ende sluyten van de rekeningen terstont ende zoe haest het mogelijck sal zijn naerder presentatie, ten lancxten binnen een maendt sonder voirder vertreck.
  9. Ende doende die correctiën van den voorsz. rekeningen, zoe in den ontfanck als uuytgeven, sal gescreven ende verclaert wordden by wat rekeninge ende quoto foo de partie sal zijn gebrocht in ontfang ende genomen in uuytgeven, ten eynde, dat men te beter can vynden ende weten die faulten, indien der eenige zijn, ende oft elck rentmeester ende officier verantwoordt, daeraff hy schuldich is te verandtwoorden. Ende opdat die voorseyde correctiën te bat ende wel zekerlijck mogen gedaen wordden opte generaele rekeninghen, soe willen ende ordonneren wy, dat alle die eenige administratie ende handelinge van onsen gelde hebben, ontboden sullen wordden telcker reyse alst noot zal wesen, omme in onser voorsz. camere over te brengen den staet van heuren ontfanck ende uuytgeven, daerundere wy willen, dat oick begrepen zijn de staeten ende rekeningen, gehouden van onser cameren ende plaisirs.
  10. Dat nyet en sal wordden gepasseert in uuytgeven dan alleenlijck d' ordinaris ende tguene, dat voor ordinaris gepasseert is in de voorgaende, op pene, dat de rentmeester betalen sal voor elcke partie sesse karolusguldens t' onsen prouffyte, daeraff hy sal wordden gelast als boven. Behoudelijck, dat tvierendeel van de breucken sal .zijn tot proufficte vander camere, opdat zy goede neersticheyt doen deselve breucken te lichten, ende boven desen sal geroyeert wordden de somme ofte sommen.
  11. Ende ingevalle dat eenige van onse rentmeesters-generaels oft particuliers, baillieulx, schoutetten, meyeren oft andere officiers van justitie oft ontfange differeren oft uuytsetten te brengen eenige partye in ontfang, daervan zy moeten verandtwoorden ende daervan zy de reste souden zeggen te willen bringe opte naestvolgende, en sullen nyet geadmitteert wordde maer men sal hen chargeren van de geheele sommen in heure voorsz. rekeningen ten eynde dat nyet en wordt vergeten oft gediffereert ende zy te neerstiger zijn van alsulcken somme te ontfangen ende van tgene blycken sal dien van onser cameren, dat de rentmeesters nyet en hebben ontfangen, sullen tselve houden in souffrancie totter naeste rekening oft alsulcken tijt als hen sal goedt duncken, zoe verre hen blijcke, dat de voorsz. officiers hierinne nyet en hebben geabuseert ende qualijck geverseert, in weicken gevalle zy zullen doen vervolgen ende bewaeren onse recht tsy by appoinctement oft justitie.
  12. Ende eest saecke, dat de voorsz. rentmeesters, die gelast zijn t' ontfangen onse demeynen, laeten deur negligentie, ignorantie oft anderssins te rekenen geheelijck de oude demaynen, seggende, datzy die nyet en hadden cunnen ontfangen ter saecken van sterfte, steriliteyt, armoede, vluchte oft anderssins en sullen daertoe nyet wordden ontfangen by die van onser cameren ter tijt toe dat daervan blycken sal by behoirlycke informatie, gedaen by die van onser cameren voorsz. ende sal deselve informatie geleet worden in sulcke plaetse, dat die vintbaer zy alst noodich sal zijn.
  13. Dat tot allen tyden ende soe dicwils dat eenige appoinctementen, appostillen ende arresten gedaen sullen zijn by die van onser cameren opte rekeningen van de voorsz. onse rentmeesters, zoe in ontfange als uuytgeven, sullen telcker naester rekemnge de rentmeesters daervan doen verantwoorden. Ende ende blijct nyet van goede dilligentie, soe sullen zy sulcken rentmeesters gelasten, van die zy gelast behooren te zijn, op datter nyet vergeten en blyve.
  14. Item, alsoe eenige van den officiers van ontfanghe bringen onder tcapitule van den wercken ende elders groote reparatiën, de voorsz. van onser cameren sullen verbieden ende interdiceren allen officieren van ontfange, dat zy egeen wercken en doen maecken andere dan nootelijcke reparatie ende onderhoudingen ordinaris, sonder welcke men nyet passeren en can sonder te dragen groote scade, ende dat die nyet en excederen de xxv oft xxx guldens eens, sonder daervan te adverteren de voorsereven van onser cameren ende daerop te hebben heurlieder ordonnantie.
  15. Soe oick sommige officiers van ontfange brengen in uuytgeven van heure rekeninge veele sommen van penningen uuyt diverse saecken, daervan zij overbringen bevel ende quitancie sonder realijck betaelt te hebben alsulcken sommen in 't geheel oft in deele, maar geven heur contrebrieven, geconditionneert te betalen zoe verre de penningen heur gepasseert wordden opten staet ende naemaels opte rekeninge, ende om te gebruycken de penningen, dilayeren soo lange hen mogelyck is te doene heure rekeninge, de voorsz. van onser cameren sullen doen zweren eenen yegelycken van de voorsz. officieren ter presentatie van heure rekeninge, dat zij daerinne nyet en hebben gestelt dan tgene by hen behoirlijck betaelt is. Ende wanneer zy heure rekeninge overleveren by gecommitteerde, dieselve sullen moeten hebben procuratie speciale om te doene beuren eedt als boven. Ende ingevalle dat bevonden waere in heure rekeninge eenige partye, diezy nyet en hadden behoirlijck betaelt als voorsz. is, die van onser cameren voorsz. sullen hen bedwinghen die te betalen ter stont ende sonder dilay.
  16. Ende indien bevonden wordt, dat eenige van onse rentmeesters generaels en de particuliers, baillieulx, schoutetten, meyeren oft andere officieren van justicie ende ontfange gestelt hadden in uuytgeven van heure rekeninge een partye tweemael, daervan hyhem wilt ontschuldigen deur onwetentheyt oft inadvertentie, de voorsz. van onser cameren sullen sulcken doen amenderen tdobbele van der sommen oft alsulcken somme als heur goetduncken sall.
  17. Ende ingevalle de voorsz. rentmeesters-generaels ende particuliers, ballieulx, schoutetten ende andere officieren, meyeren ende andere van justicie ende ontfanghe hen vervoirderen te nemen oft stellen opt uuytgeven van heure rekeninge eenige partyen, die anderwerff zijn geroyeert geweest op heure voorgaende rekeninge, by faulte van documente oft andere redelycke ende rechtvoerdige saecke, sonder daeraff te hebben expres bevel, oft dat zij nyet over en bringen brieven van relievemente van voorsz. radiatie, de voorsz. van onze cameren sullen tselve heur doen verbeteren ende amenderen met sulcke somme van penninghen als hen sal goedt duncken.
  18. Ende bevynden de voorsz. auditeuren int corrigeren van de rekeninge yemanden, die ontfangen heeft in beleeninge eenige sommen van penningen voor boeden, voyagiën, commissiën oft andere groote affairen, daervan zy sijn gehouden te rekenen, deselve persoenen sullen terstont ontboden wordden om te rekenen want zy beter sullen weten daeraff te verantwoorden dan heure naecomelingen.
  19. Dat de greffiers sullen hebben eenen bouck van de chargen ende lasten, daerinne gebrocht sullen werdden ende gescreven by maniere van memorie alle de schulden ende lasten, die by de rekeningen, zoe haest die gesloten sullen zijn, bevonden sullen wordden opte rentmeesters ende andere officieren ende persoenen, van wat staete die sullen zijn. Te wetene de lasten ende schulden van dewelcke men heur bevynden sal nyet ontlast by de voorsz. correctiën.diegedaen moeten wordden opte rekeninge, welcke correctiën gedaen sullen wordden soe verre het doenlijck zy, zoe int doene van de rekeninge als corts naer dauditie van dier. Ende sullen by die van onser cameren corts daernaer de voorsz. officieren ontboden wordden op wyen de voorsz. lasten bevonden sullen wesen, om heur daeraff te ontlasten ende quyteren soe hier vooren geseet is. Ende soeveele als aengaet de suver ende claer schulden, blyckende bij sloote van rekeninge ende getransporteert zijn geweest opten voorsz. lastboeck, sullen terstont gesonden ende gegeven worden, by scrifte ende certificatie vander camere, den rentmeester-generael, diet behoiren sal, om te mogen bedwingen de schuldenaeren ter betalinghe. Ende sal geteeckent wordden opte partye vander voorsz. schuldt, datter cedulle affgemaect ende gegeven is den rentmeester-generael op sulcken dach ende jaere, ende sal de rentmeester-generael gechargeert wordden daervante verantwoorden op zyne naeste rekeninghe tot onsen prouffyte. Ende naedyen dat de rentmeester-generaal die ontfangen sal hebben ende verandtwoort van der voorsz. schuit, oft dat die debiteur hem daervan sal anderssins hebben geacquiteert ende ontlast, sal men d' acquyt ende ontlastinge teyckenen ende scryven opt eynde nae de reste vander rekeninge oft elders daer hy was gechargeert.
  20. Item altijt ende zoe dicwils, dat eenige officiers van ontfange ordinaris oft extraordinaris ontboden sullen zijn om te rekenen ende gewoenlijck zijn te hebben gagien ende vacatiën van te coemen doen heur rekeninge, de voorsz. vander cameren sullen heur gagien oft vacatiën passeren, daerinne begrypende heure coemen ende wederkeeren zoe zy van oudts zijn gewoonlijck ende nyet meer ende sullen heur nerstich doen van terstont ende in goede dilligentie te depescheren oft affveerdigen onse voorsz. officiers om ons te ontlasten van lange liggingen ende vacatiën, daeraff wij belasten heure conscientiën.
  21. Dat de voorsz. van onse Rade ende Rekeninge doen rekenen de voorsz. rentmeesters ende officiers van justicie ordinaerlijck sonder te verwachten jaer op jaer noch termijn op termijn, opdat men weten mach oft zy yet ontfangen opt naestvolgende jaer ende dat men sien mach heuren staet claerlijck ende dat zy houden d' oerdene hiervoor verclaert.
  22. Dat alle beslootene brieven addresserende aen die van onsen Rade ende Rekeningen ende gesonden sullen wordden in onse camere, sal men daerop scryven den dach ende jaer, dat die ontfangen sullen zijn ende by wyens.
  23. Item zoe waaneer dat wy die van onser-cameren voorsz. sullen senden onze brieven van credentie, sullen by denghenen, die deselve brengt, is hy clercq oft van de practycque, doen scryven zijn credentie ende is hy egeen clercq sullen sy scryven in zijn presentie synen last ten eynde geloof ende memorie daeraff zy intoecomenden tyden.
  24. Item oft geviele, dat wy eenige gifte deden geduerende tleven tot wederseggen oft zekeren tijt, genomen, dat dieghene, wyen sulcken ghiften gedaen waere.geweest, nemen ende lichten de ghiften, hen alsoe gegeven deur heure handen, de voorsz. van onsen Rade ende Rekeningen zullen daeraff doen rekenen by den rentmeester, dien dit sal aengaen ende hernemen int uuytgeven opten naem van dengeenen, die de ghifte gedaen waere.
  25. Alsoe gewoonlijck is in onse voorsz. camere te nemen van yegelycken rentmeester oft officier, hebbende te rekenen, redelycke cautie oft borge nae d' exigentie van zynen officiën, willen wy, dat de voorsz. ordonnantie ende costume wordde onderhouden ende dat zy heure borge geven eer dat zy zullen doen den eedt, oft dat zy sullen hebben handelinge van den ontfanck. Ende willen ende ordineren, dat voor dese tijt zullen wordden gevisiteert alle die borchtochten van denjegenwoordigen onsen rentmeesters omme te wetene ofte heure borgen noch tertijt alsoe machtich ende suffisant zijn alsse waeren ten aenvangen van heure officiën ende genomen, dat onse brieven van commissie, die wy voortaen depescheren sullen, egeen mentie en maecken van de cautie, dat nochtans deselve sal wordden gegeven alsvooren ende sullen de voorsz. obligatiën geleet ende geënfileert wordden tsamen zoe gewoonlijck is ende daervan zy memorie gemaect, int beginsel vander eerster rekeninge, die se doen zullen ende en sullen de voorsz. obligatiën nyet wordden gerestitueert, totdat die voorsz. officier oft rentmeester geheelijck sal hebben geaffineert zijn rekeninge van den tyde, dat hy administratie sal hebben gehadt ende betaelt zijn reste. Ende bevelen die van der cameren te nemen soe goede cautie, dat wy daer egeen verlies by en mogen hebben, schaede noch interest, ende te nemen goedt toesicht, dat alle de voorsz. obligatiën innehouden onder anderen poincten, dat die cautionnarissen hen verbinden ende sullen blyven verbonden, soe lange dat d' officier oft rentmeester exerceren sal d' offitie, daervooren zy hen verbinden eride dat als principael schuldenaer.
  26. Ende ordonneren die van der camere van onsen Rade ende Rekeningen te nefnen goedt toesicht oft de borgen van den rentmeesters heur goedt nyet en verminderen oft dat zy afflyvich wordden ende in dien gevalle te bedwingen de rentmeester te stellen andere nyeuwe borge, waeromme soe sullen alle de officiers van ontfange, teicker reysen als zy rekenen sullen van beuren bedryve, gehouden zijn te verclaeren oft heure cautionnarissen noch zijn in leven ende in souffisante staete.
  27. Dat alle onse officieren van ontfange sullen heur rekeninge maecken beginnende a prima Januarii ende eyndende den lesten Decembris daernae volgende, opdat die van der camere ende onsen rentmeester-generael heuren staet te badt ende claerlycker kennelijck mach zijn.
  28. Ende sullen de voorsz. officieren gehouden zijn in de camere over te seynden binnen de maendt van January alle jaere staet wel declaratif van alles, daeraff zy sullen hebben te verandtwoorden in heuren ontfange ende uuytgeven van den jaere alsdan geexpireert laetsten Decembris daer te vooren, welcke staeten wy willen, dat die van onsen Raeden ende Rekeningen sullen visiteren ende confereren met heure laetste gehoirde rekeninge ende daernaer geprocedeert tot sluytinge van deselve staeten, daervan de sommen liquide, die zy sullen bevynden resterende by denselven staet, ordonneren sullen den officiers, dat zy betalen in handen van den ontfanger-generael op sulcke gracieuse ende redelycke termynen als elck jaer naer tsaisoene ende de verschijndagen van den partyen bevonden sal wordden, gelegen in effect op sulcken termynen, dat wy moeghen te vollen betaelt zijn aleer de voorsz. officiers wederomme coemen in den ontfanck van den naestvolgenden jaere.
  29. Dat int eynde van elcken capitule, soe van ontfanghe als uytgeven, geleet ende geset wordden de sommen van elcken munte alsser diversiteyt van munte is ende in de somme totale van den ontfange de valeuren van elcke munte comende in ponden art. van XL grooten Vlaems tpont ende gelyckerwijs in andere daert is behoirende.
  30. Dat, zoe wanneer eenige rekeningen gelast sullen zijn met quitantie ende certifficatie ende dat d' officier rendant die overbrengt op sijn rekeninge naestvolgende, de voorsz. van onser camere sullen opte parthye gechargeert stellen, dat die quitantie oft certificatie is overgelevert ende op wat plaetsen die geënfileert zy, om deselve terstont te mogen vynden alst noot sal zijn, maer wy verstaen, dat die van der cameren hen rigleren opt fayt van de voorsz. de quitantie, soe hiervooren geseet is.
  31. Dat die van onsen Rade ende Rekeninge voorsz. nyet en sullen toelaeten eenige partyen te stellen opte rekeningen, tsy in ontfange oft uuytgeven, elders dan op heure behoirlycke plaetse ende capitule, opdat men te lichtelycker mach vynden deselve partyen nae natuere van capitulen sonder die te voyeren onder andere.
  32. Dat voortaen egeen rekeningen, registeren noch brieven, naedat die overgelevert sullen zijn geweest in de camere, nyet en wordden getrocken oft gedraghen uuyter selve camere, hetzy om te nemen de arresten van de rekeningen, copiën oft anderssins, maer sullen de voorsz. arresten genomen wordden by de voorsz. rentmeesters oft heure gecommitteerde in presentie van yemande van der camere oft selve gegeven wordden by den auditeurs van de rekeningen om beter te mogen verandtwoorden van de rekeningen, ende oick om beter secreet te houden sommige arresten ende chargen, die by avontueren moechten zijn gestelt op rekeningen, die men nyet en wilt laeten weten de rentmeesters oft heure gecommitteerde.
  33. De voorsz. van der cameren en sullen nyet doegen te sien oft te visiteren eenige rekeningen noch brieven van der cameren by anderen dan by henluyden.
  34. Dat eest saecke deur eenige van onsen raede oft auditeuren doende de correctiën van de rekeninghe oft andersins, bevonden waeren in eenige van den rekeninge faulte, gecommitteert deur erreur van leggen oft anderssins deur inadvertentie oft versuympheyt ende nyet deur blyckende quaetheyt, die gheene die sulcx bevonden heeft zulcken faulte, sal deselve thoonen den geenen oft diegene, die de rekeninghe sullen hebben gehoirt gehadt, om deselve faulte by hem te wordden gecorrigeert ende geamendeert endewaert, dat bevonden waere, dat de faulte gedaen waere deur loesicheyt oft opset pur willens, soe datter correctie toestont, die van den Raede ende Rekeninge sullen ons tselve adverteren, om daerinne -te versien ende gedaen te wordden nae onser believen.
  35. Ende soe haest als yemandt van den rentmeesters ende andere officieren, hebbende ontfanck, zullen wesen ontlast van heure officie deur de doot oft anderssins, die van onsen Rade ende Rekeningen sullen terstont ontbieden heur erfgenamen oft actie daervan hebben oft heure borgen om te rekenen ende hen daervan te quytene. Ende daertoe sullen zyvan der Rekeninge, eist noot, bedwingen dieselve by arrest aenvangt van beuren goeden, stellende goede luyden tot bewaeringe van dyen soe lange, totdat heuren staet sal kennelijc zijn.
  36. Dat alle de quitantiën, die ontfangen sullen wordden in onser camere van Rekeningen, innehouden ende expresse mentie maecken van de termynen ende jaeren, daeraff de rentmeesters oft officieren van ontfange hen sullen willen behelpen, sonder onder texel van generaliteyt sprekende van allen termynen voorleden, yet te passeren boven de specificatie ende om te scouwen tbedroch, dat men daerinne soude mogen committeren deur stil van quitantiën te maecken oft anderssins, daerop de partie somtijts nyet en soude letten, noch, datzy oick sullen passeren eenige quitancie, gemaeckt op handteeckenen int witte, die men mach gebruicken tot ampliatie ende ter discretiën van dyen, die deselve schryven, daeraff coomen oft gerysen zouden moegen groote abusen.
  37. Dat d' auditeur, die gehoirt sal hebben gehadt met een van den greffiers de rekeninge van eenige officier van justitie oft ontfange van de eenen jaere, nyet en sal hoiren de rekeninge van den jaere naestvolgende maer willen, dat een andere oft meer daerinne besoingerenten eynde, oft d' een deur simpelheyt oft onwetentheyt sijn debvoir nyet en dede, d' ander tselve mach redresseren.
  38. Item willen ende ordonneren, dat onse stadthouders ende greffiers van onsen leenen, gecommitteert totten ontfange van onse hergewaden ende rechten in alle onse heerlicheden,telckerreyse, wanneer zy rekeninge doen sullen van eenige relieven ende hergewaden van leenen, ons vervallen deur d' aflyvicheyt van den erfgenaemne van afflyvigen, geordonneert ende bevolen zy den erfgenamen, de leenen ontfangende, te geven binnen drie maenden naestvolgende heur rapport ende denombrement van deselven leenen in goede ende ampele forme ende die te sien, visiteren ende collationneren tegen die voorgaende rapporten, denombrementen ende recepisse om te weten oft die nyet en zijn geamplieert oft vermeerdert in jurisdictiën oft anderssins tot onse prejuditie noch tot diminutie van onser hoocheyt ende heerlicheden. Ende deselve, alsoe gesien ende gevisiteert, eest, dat men die rechtveerdich ende redelijck vyndt, sal bevolen wordden den voorsz. greffiers van den leenen ende andere officiers te geven ende depescheren den partyen brieven van recepisse ende bevynt men daerinne zwaricheyt, sullen gestraft worden naer redenen.
  39. Item en sullen die van onser camere van den Rade ende Rekeningen mogen hebben noch exerceren eenige offitie van ontfange, tsy van domeyne oft van justitie, noch hebben compact oft societeyt met rentmeesters oft officieren, rekenbaer in onse voorsz. camere, uuytgenomen onsen ontfanger-generael absolut.
  40. Item, want sommige rentmeesters ende oick de voorsz. van onse camere gewoonlijck zijn uuyt te geven in euwigen pachtinge heyen, wildernissen, hoecken van straeten, ende andere partyen, daeraff tevooren nyet en worde berekent tot onsen prouffyte, willen ende ordonneren wel scerpelycken, dat deselve onse rentmeesters voirtaen alsulcke uuytgevingen nyet meer en sullen mogen doen, zonder die van onser voorsz. camere daervan te adverteren, die wy bevelen ons dan daeraff te communiceren op pene, dat die rentmeester contrarie van dien doende, arbitralijck sal wordden gecorrigeert ende nochtans de uuytgevinge van onweerden blyven, opdat deur deselve voirdere uytgevingen wy noch andere en wordden geinteresseert.
  41. Die van de rekeninge voorsz. sullen doen verpachten den hoichste biedende alle onse goeden ende ruerende pachte tot sulcke termynen van jaeren énde conditiën als zyluyden tot onsen meesten prouffyte adviseren zullen gevuechelijc te wesen, sonder eenige te laeten oft uuyt te geven by appoinctemente, ten waere by onsen wete ende consenteert dat die waeren van cleender importantiën nyet excederende de twintich oft dertich Rijns gulden jaerlijcx, ende dat by advise van den rentmeester particulier vander plaetsen.
  42. Dat de voorsz. van onsen Raede ende Rekeninge sullen hebben goedt regard ende toesicht, dat alle rentmeesters ende andere officiers, hebbende te rekenen in onser camere voorsz. houden heur residentie ter plaetsen van heur offitie ende die exerceren ende bedienen in persoone. Ende indien sy daerinne vinden gebreck oft faulte, sullen ons tselve adverteren, om daervan gedaen ende geordonneert te wordden nae onsen believen.
  43. Ende willen, dat onse rentmeesters nyet en nemen van de verpachtingen oft coopen andere prouffyten oft emolumenten dan by ons oft die van onser cameren voorsz. hen sal toegelaeten wordden, die wy verstaen, dat gespecificeert sullen zijn mette conditiën, opte welcke de pachtingen oft coipen gedaen sullen worden, van welcken verpachtingen oft coipen wy willen, dat die conditiën eerstmael sullen wordden gesien ende gevisiteert in onser camere voorsz. ende by een van de greffiers onderteeckent. Ende van de ontfanghen, daer wy conquesteren deur dyckagie, coop ende anderssins nyeuwe demeynen, sullen de rentmeesters van denselven gehouden zijn te verwerven van ons ordonnantie expresse op heure gagien van de voorsz. nyeuwe partyen, sonder welcke wy nyet en willen, dat ter causen van dien, by onsen auditeurs yet gepasseert wordt.
  44. Dat de voorsz. van den Raede ende Rekeningen gehouden sullen zijn te zweeren, dat zy sullen onderhouden ende observeren getrouwelijck nae allen heuren vermogen dese onse ordonnanciën in allen poincten ende articulen begrepen in deselve, sonder eenichsins die te brekene oft jegens te gaene want ons sulcx belieft ende willen gedaen te hebben. In kennisse der waerheyt hebben wy dese jegenwoordige met onsen naem onderteeckent ende segel daeraan doen hanghen. Gedaen op onsen huyse ende casteele van Breda opten XVIen dach Novembri int jaer ons Heeren duysent vijffhondert drieëntzestich. Ende was dese ohdergescreven GUILLE DE NASSAU
Naevolgende de voorsz. ordonnanciën hebben die luyden van den Raede ende Rekeningen mijns gen. heeren des princen, te weten mrs. JAN HOVELMANS, STEVEN VAN DE BERGE, JACOB VLAS, licentiaten in de rechten, WILLEM DE VOS, MICHIEL PIGGEN, MARCK VAN STEELANDT, rentmeester-generael, ende ick, greffier onderteeckent, als huyden den achsten dach Aprilis XVc vier ende tsestich nae Paesschen gedaen den behoirlycken eedt, in presentie van mijn gen. heere voorsz. opter cameren van den Rade ende Rekeningen tot Breda, my tegenwoordich. Onderteeckent: VOGEKSANCK. Gecollationneert de voorsz. copie jegens de originale instructie, ondergeteekent als vooren, ende is daermede bevonden van woorde te woorde accorderende, by my WILTZ.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het gros van de stukken in dit archief berustte onder de Raad en Rekenkamer op het kasteel te Breda in het jaar 1581, voor zover deze later gekomen zijn onder bewaring van de Raad en Rekenkamer te 's-Gravenhage, sedert het begin van de 18e eeuw kortheidshalve Domeinraad genoemd.
Tot 1581 heeft de Raad en Rekenkamer onafgebroken gefunctionneerd; zelfs na de confiscatie van de goederen van den prins in 1567-'68 bleef het beheer aan haar. Op den 20en Februari kwam PETER VAN QUADEREBBE, ridder, heer van Berchem, Hoogenhuysen enz., meier van Leuven, te Breda met een aanstelling om als sequester over stad en land op te treden te zamen met de Raden en Rekenmeesters van den prins, wien hij den eed aan den koning afnam. QUADEREBBE werd den 15en Maart gevolgd door CHARLES QUARRÉ, ridder, ordinaris raad in den Raad van Brabant, die, vergezeld van ADRIEN LE COCQ, advocaat van den Grooten Raad, het beslag ten uitvoer kwam leggen. In zijn rapport vertelt QUARRÉ, hoe hij de rekeningen, liassen, memories enz. in de Rekenkamer aantrof "dans un terriblement grand nombre bien separéz par armoires avecq intitulation á quoy peuvent servir". De "lettrages principales" (titels van aankomst waarschijnlijk) had de prins medegenomen naar Dillenburg volgens het zeggen van de raden, die te vergeefs trachtten QUARRÉ daarmede te overtuigen van de onmogelijkheid om zonder die stukken een staat op te maken van 's prinsen bezittingen in Brabant ( R.A. te 's-Hertogenbosch, Coll. Cuypers van Velthoven, portef. no. 93. Afschrift van het Rapport van Quarré uit het archief van den Conseil des troubles. ) . De Raad werd gehandhaafd doch werkte nu onder het oppertoezicht van den Raad van Beroerten voor wat betreft de geconfisqueerde goederen, en voor de goederen van PHILIPS WILLEM onder dat van CHARLES, baron de Berlaymont, door de Spaansche regeering tot diens momber benoemd. Nadat de prins van ORANJE zijn goederen in 1577 ingevolge de bepalingen van de Pacificatie van Gent en van het Eeuwig Edict had teruggekregen en Breda door de Staatsche troepen was bezet, oefende de Rekenkamer weder als van ouds het beheer voor den prins uit. In 1581 komt daarop de groote verandering: de Rekenkamer te Breda gaat, met achterlating van de archieven, uiteen en er wordt een nieuwe door den prins opgericht ( Het nieuw ingestelde college had, zooals uit de oudste ervan bewaard gebleven stukken blijkt, aanvankelijk geen vaste verblijfplaats, doch volgde den prins, totdat het in 1583 zich te Delft vestigde. ) . Veel minder rustig dan in 1568 was het verloop der gebeurtenissen bij de inneming van Breda in 1581. De griffier MICHIEL PIGGEN schrijft in 1584 in dorso van een akte dd. 1566, waaraan het zegel van den prins ontbreekt ( Regentenlijst no. 3451. ) . dat de akte, daar bij de openbreking van de Rekenkamer en de cabinetten van de charters, bij de inneming van het kasteel en de verwoesting van de rekeningen, titels en papieren overal onder den voet geworpen waren, langen tijd daarna daaronder gevonden is in deze gesteltenis, "alsoock diversche andere den zegel afgetrocken oft afgesneden ende den stert daeruyt genomen geweest sijnde". Wanneer men deze beschrijving van het optreden der Spanjaarden in de Rekenkamer leest, is men geneigd hun de schuld te geven van alle hiaten in het archief tot op dien dag. De inventaris van 1767 is er evenwel om hen van dien blaam te zuiveren. De domeinrekeningen van Breda b.v. waren in dat jaar nog, behoudens enkele lacunes, van 1352 af aanwezig; thans beginnen zij met het jaar 1634 en is er bovendien een lacune over de jaren 1667-1707 bijgekomen. De rekeningen van den dispensier en van den kastelein gaan in dien Inventaris weliswaar niet verder terug dan tot 1543 en 1534, maar daarvan en ook van de latere is nu geen enkel exemplaar meer aanwezig, zoodat men veilig kan aannemen, dat het gesol met het archief na 1796 de oorzaak is van de meeste der geleden verliezen. Bewaarder van het archief te Breda bleef in 1581 de raad en griffier MICHIEL PIGGEN, die reeds 30 jaar in dienst van den prins was geweest. De andere raden, die voortvluchtig waren, werden uitgezonderd van de later door PHILIPS II aan de Bredasche rebellen verleende gratie ( P. Bor, Oorsprong enz. der Ned. Oorlogen enz., 1679, II blz. 274. ) . PIGGEN stond onder toezicht van FLORENT DE BERLAYMONT, die zijn vader was opgevolgd als superindendent en administrateur van de goederen van PHILIPS WILLEM. De registers en stukken betreffende geconfisqueerde geestelijke goederen moest hij teruggeven aan LINDANUS, bisschop van Roermond die, bij vacature van den bisschopszetel van Antwerpen, naar Breda was gezonden tot herstel van zaken in het kerkelijke ( Actorum per rev. Dnm. Lindanum in visitatione ecclesiae Bredanae epitome, 1581. Gedrukt in Taxandria XXX, blz. 25. ) . In 1578 was n.l. de Markendaalsche, in 1580 de O.L.V. kerk aan de Hervormden toegewezen. Bij deze gelegenheid is aan de aandacht ontsnapt de lijst van inkomsten van het H. Sacramentsaltaar (Inv. no. 385), kennelijk door PIGGEN bij zijn beheer gebruikt. Voor het overige kwamen de thans nog aanwezige stukken aangaande geestelijke goederen te Breda eerst in 1637, na de reductie, in het archief van den Domeinraad ( Nass. Dom. Inv. Hingham no. 1083 fol. 28. ) .
Met het jaar 1581 breekt er voor het beheer en de archieven der domeinen een tijd vol wisselvalligheden aan. De nieuwe door den prins aangestelde raden werden na zijn dood in 1584 opgevolgd door curateuren van het sterfhuis, eerst te Delft en sinds 1589 te 's-Gravenhage. Van het erfdeel van PHILLIPS WILLEM worden gedurende de ballingschap de goederen van moederszijde door een raad te Delft onder zijn zuster MARIA, de vaderlijke door een raad in den Haag onder prins MAURITS beheerd. In 1609, bij het sluiten van het Bestand, werd de verdeeling van de nalatenschap van WILEM I tusschen zijn drie zoons definitief geregeld en nam PHILIPS WILLEM, die daartoe in 1606 toestemming had gekregen van de Staten Generaal, de administratie zijner bezittingen zelf in handen. Er waren thans drie raden, een van PHILIPS WILLEM te Breda, een van MAURITS aan het Binnenhof bij de Zuidpoort en een van FREDERIK HENDRIK waarschijnlijk in het paleis in het Noordeinde in den Haag. Na den dood van PHILIPS WILLEM en MAURITS worden onder FREDERIK HENDRIK alle goederen weer in één hand hereenigd en beheerd door één raad, die ten slotte gevestigd blijft in het huis aan het Binnenhof.
Er is uit dit tusschentijdperk opvallend weinig bewaard gebleven, hetgeen niet kan verwonderen, als men ziet, hoe de stukken wijd en zijd verspreid waren. Zoo klaagde de raad DE WILLEM in 1637 tegen HUYGENS, die bij FREDERIK HENDRIK in het leger voor Breda was, dat de griffier DE LA PISE uit Oranje hem wilde overtuigen, dat zekere stukken aangaande het prinsdom onder de charters in den Haag moesten zijn, "mais vous scavez comme tout cela est mal range et dissipé. II y a des papiers tout plein à Delft, dans la maison au Noorteynde et des autres endroits à la Haye". De KNUYT, die in 1630 in Oranje geweest was, moest volgens DE WILLEM ook nog een aantal stukken te Middelburg onder zich hebben. "Son Altesse ou ses heirs se plaindront un jour de cette nonchalance" ( Briefwisseling van Constantijn Huygens, 1634-1639, blz. 268. ) . Waarschijnlijk zou DE LA PISE succes gehad hebben, als hij gezocht had in het sterfhuis van den gewezen griffier LE SAGE († 1637). De stukken, die deze onder zich had gehad, vullen een inventaris van 26 folia. Zij betroffen alle goederen en dateeren hoofdzakelijk uit de jaren 1605-1634.
Intusschen stond het geheele oude archief nog steeds te Breda, dat in 1625 weer in Spaansche handen was gekomen en waarvan de katholieke en Spaanschgezinde graaf JAN VAN NASSAU in 1629 door PHILIPS IV heer en baron was gemaakt.
Zoodra de stad evenwel door FREDERIK HENDRIK was bevrijd (6 Oct. 1637), werden door den griffier LAURENS BUYSERO, die bij den prins in het legerkamp was, 33 kisten met boeken en papieren uit de Rekenkamer op het kasteel naar den Haag verzonden ( Nass. Dom. Inv. Hingham no. 1208, Rekening Breda, fol. clxxiv. ) . Er zijn enkele aanwijzingen, die het waarschijnlijk maken, dat er nog stukken zijn achtergebleven; zoo blijkt, dat in 1648 in een zaak, aangaande het prinsdom Oranje, een onderzoek werd gelast in de archieven te Breda en den Haag, en vragen raden van den prins in 1664 den Raad van State competenten tijd om eenige archieven op het kasteel te Breda na te zien ( Res. Raad van State 1664 Januari 26; het betrof Willemstad. ) . Dit zijn echter uitzonderingen, en de bedoeling zal wel geweest zijn, dat het geheele archief in den Haag kwam. In de eerste jaren na de overbrenging is in den Haag de inventarisatie met kracht ter hand genomen. In 44 inventarissen, vervaardigd in 1638 en in één band samengebonden ( Nass. Dom. Suppl. no. 1322. ) , vinden we de archieven, uit Breda afkomstig, het grootste deel dus, met uitzondering van de charterverzameling, globaal beschreven, van de archieven der andere domeinen voornamelijk de stukken uit de 16e en 17e eeuw. Dit alles was geborgen in 51 loketkasten in de charterkamers van den prins boven de Raadkamer van het Hof van Holland, waarheen ook in het vervolg met telkens verschoven tijdgrens het oude archief werd gebracht. In denzelfden tijd werden de charters van alle domeinen in regestvorm beschreven; van deze beschrijvingen zijn er enkele in originali, de overige in copieën van c. 1685 in een serie van 5 banden samengebonden, waarin in de 18e eeuw nog herhaaldelijk stukken werden ingeschreven en inventarissen van nieuw verworven goederen werden ingevoegd. Deze inventarissen, die, voor zoover ze bestonden, in 1682 door den griffier TOLLIUS met de stukken zijn gecollationneerd, hebben tot op heden als zoodanig dienst gedaan.
De Domeinraad verhuisde in 1767 van de Zuidpoort naar het gebouw van de gewezen kastelenij bij de Grenadierspoort, waar hij gevestigd bleef, totdat hij in 1795 na het vertrek van WILLEM V en de confiscatie van diens goederen werd opgeheven.
Voor het archief breekt hiermede de tijd aan, waarin het de zwaarste verliezen zou lijden.
Waren bij de verzegeling van het archief op 7 Maart 1795 de commissarissen van het Comité van Algemeen Welzijn nog zoo voorzichtig om te waarschuwen tegen verplaatsing, hetgeen wegens de verbazend groote quantiteit van boeken en papieren niet dan allermoeilijkst zou zijn en veel verwarring zou veroorzaken ( Decreten van de Provisionele Representanten van het volk van Holland, Maart en April 1795. ) , de agent van Financiën had minder consideratie en machtigde in 1798, het jaar, waarin de domeinen tot nationaal eigendom waren verklaard, een klerk om alle oude charters en papieren te sorteeren en degene, die door ouderdom onleesbaar of van geen belang waren, te verscheuren ( Nass. Dom. Inv. Hingman no. 195. ) . Deze machtiging is misschien de oorzaak geweest van de verdwijning van het ontzagwekkende aantal liassen met ingekomen en minuten van uitgaande stukken, dat in 1796 nog aanwezig was. Een inventaris van het jaar 1808, opgemaakt, voordat het archief naar het Departement van Financiën te Amsterdam vervoerd zou worden, doet zien, hoe de orde toen reeds geheel verstoord was. In Amsterdam kwam het archief van den Domeinraad met dat van de gewezen Secretarie der Friesche Stadhouders, dat eveneens in 1795 te 's-Gravenhage in beslag was genomen, na 1822 onder het beheer van het Amortisatiesyndicaat. In 1815 waren zij tezamen in één Inventaris beschreven als: Paquetten, registers en papieren, betrekkelijk de Vaderlandsche historie en de vorstelijke domeinen. Het gevolg van dit combineeren was, dat bij de overdracht van stukken door het Amortisatiesyndicaat aan het Rijksarchief in de jaren 1826-1828 ( Zie R. C. Bakhuizen van den Brink, Overzigt van het Nederl. Rijksarchief, blz. 38 en vigg. ) behalve het archief van de Friesche Stadhouderlijke Secretarie, als voor het syndicaat van geen belang, uit het archief van den Domeinraad een aantal stukken werden afgestaan, die betrekking hadden op de bezittingen buiten de Nederlandsche grens, zooals in de eerste plaats op het prinsdom Oranje en verder op de Luxemburgsche goederen, Diest en het burggraafschap van Antwerpen; niet volledig, doch voor zoover zij te vinden waren. Zoolang de stukken van het eene Rijksbureau naar het andere verhuisden, was hereeniging altijd nog mogelijk, doch bij de in 1834 gevolgde verdeeling van de stukken, afkomstig van het Amortisatiesyndicaat, tusschen het Rijksarchief en het Huisarchief van den Koning ( Zie Bakhuizen van den Brink, t.a.p. ) , gingen de papieren, die op de bovenvermelde wijze uit het archief van den voormaligen Domeinraad genomen waren, naar het Huisarchief.
Niet op de lijst der in 1834 aan het Huisarchief toegewezen stukken komt, behoudens een enkele uitzondering, vóór een verzameling testamenten, boedelscheidingen, huwelijksvoorwaarden, commissies enz., in de 18e eeuw door den griffier van den Domeinraad beschreven in een Inventaris, getiteld: Het Doorluchtig Huis.
Om het belang, dat deze stukken voor de administratie hadden, berustten zij oudtijds onder den Domeinraad. Thans zijn zij, te oordeelen naar eenige steekproeven, alle op het Huisarchief, waar zij dus langs een anderen weg gekomen moeten zijn dan ingevolge de verdeeling van 1834 ( De vriendelijke bemiddeling van thans wijlen Dr. N. Japikse stelde mij in staat op het H.A. kennis te nemen van de daar aanwezige stukken, die vroeger deel hebben uitgemaakt van het archief van den Domeinraad. ) . Wellicht hebben zij deel uitgemaakt van de "pacta familiae" en de "diverse papieren meest relatief tot familieomstandigheden en administratiën" ( Decreten van de Prov. Repr. Maart, April 1795. ) , die WILLEM V bij zijn vertrek naar Engeland meenam of bij particuliere personen in veiligheid had laten brengen.
Een derde categorie van stukken, die het Domeinarchief heeft verloren aan het Huisarchief, wordt gevormd door een aantal archivalia met betrekking tot de Luxemburgsche bezittingen Vianden en St. Vith, welke stukken door het Departement van Financiën werden toegezonden aan de commissie voor de nalatenschap van koning WILLEM II. Het is met deze stukken als met de andere: het hangt van een toeval d.w.z. de vindbaarheid af, wat op het Huisarchief terecht is gekomen en wat voor het Rijksarchief behouden bleef; series zoowel als dossiers zijn verbroken. Het behoeft geen betoog, dat beide instellingen gebaat zouden zijn bij een herziening van de verdeeling der stukken, zooals die thans is.
De verwerving van het archief
In 1861 werd het archief van den Domeinraad van het Departement van Financiën, waar het, na de opheffing van het Amortisatiesyndicaat in 1840, was komen te berusten, overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief.
Met het archief hereenigd werden eind jaren dertig door medewerking van den Rijksarchivaris in Noord-Brabant, Mr. J.P.W.A. SMIT, verscheidene stukken aangaande de heerlijkheid Breda en haar heeren, die aangetroffen werden in de collecties CUYPERS VAN VELTHOVEN en KLEYN ( ZIE OVER DEZE COLLECTIES DE VERSLAGEN OMTRENT VAN 'S-RIJKS OUDE ARCHIEVEN 1883 EN 1904. ) op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch. Zij kunnen daarin direct uit de officieele archieven gekomen zijn of indirect, doordat zij gevonden werden onder de nagelaten papieren van de griffiers van Breda HAVERMANS (vader en zoon, griffiers van 1607-1624 en 1637-1653), die voornemens waren een historie van Breda uit te geven. Eveneens door tusschenkomst van Mr. SMIT werd de gemeente Breda bereid gevonden een aantal stukken, in haar archief berustende en klaarblijkelijk afkomstig uit Nassausche archieven, aan het Rijk af te staan, terwijl het gemeentebestuur van Etten eenige papieren in bruikleen gaf om dezelfde reden. De laatste zijn voornamelijk brieven, gericht aan graaf HENDRIK III VAN NASSAU; hun aanwezigheid te Etten kan verklaard worden uit de omstandigheid, dat een bastaardzoon van LAURENS DUBLIOUL, griffier van de orde van het Gulden Vlies, en vertrouwensman van graaf HENDRIK, aldaar schout is geweest. Nadat deze inventaris voltooid was, kreeg het Algemeen Rijksarchief in 1941 van de familie VAN NISPEN een verzameling charters en stukken in bewaring, die voor het grootste deel tot het archief van den Domeinraad hebben behoord ( Zie corresp. A.R.A. 1941, C. nos 36 en 37. ) . Zij bevat 124 nummers, waarvan er ongeveer 90 vermeld werden gevonden in den zeventiende-eeuwschen inventaris van den Domeinraad. Deze collectie heeft eenigen tijd op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch berust en werd daar voorloopig beschreven door mr. F.F.X. CERUTTI. Met zijn veronderstelling, dat de verzameling gevormd werd in het begin van de 19e eeuw, omdat de charters nog aanwezig waren bij de contrôle door den griffier in 1789, maar geen van alle voorkomen in de uitgebreide verzameling afschriften betreffende het land van Breda, door mr. A.G.KLEYN omstreeks 1850 aangelegd, kan ik mij vereenigen. De betreffende stukken zijn in dezen inventaris opgenomen, hetgeen hernummering noodzakelijk maakte.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Het jaar 1581 is als grens voor de archivering genomen, omdat toen de Rekenkamer, tengevolge van de inneming van Breda door de Spanjaarden, uiteen is gegaan.
Van het beginsel, dat in dezen Inventaris zouden worden beschreven de stukken, aanwezig te Breda vóór 1581, is op twee punten afgeweken. Nadat n.l. RENÉ VAN CHALON in 1530 de goederen van het huis Oranje-Chalon had geërfd, zijn, zoowel vóór als na het jaar 1581, telkens gedeelten uit de archieven daarvan naar Breda en later Den Haag overgebracht, naar gelang de Raad ze tot betere informatie en voor het beheer noodig had. Het scheen gewenscht deze stukken bij elkander te beschrijven, gelijk in dezen inventaris is geschied, maar daardoor is het zeer wel mogelijk, dat hier stukken zijn beschreven, die in 1581 nog niet te Breda waren.
Een tweede restrictie, in tegengestelden zin, is, dat niet zijn opgenomen de stukken, die te Breda berust hebben met betrekking tot de administratie van Buren c.a. uit de jaren, dat prins WILLEM de voogdij uitoefende over zijn zoon PHILIPS WILLEM, erfgenaam dier goederen. Het toezicht op het beheer kwam toen aan den Raad te Breda, doch de beheersstukken bleven, waar zij waren, en de verzameling daarvan werd te Buren voortgezet. Daar nu bovendien de stukken, die te Breda berust mogen hebben, door latere ambtenaren van den Domeinraad met andere naar den Haag overgebrachte Burensche stukken zijn vereenigd, worden zij niet hier beschreven, doch te zamen met het verdere Burensche archief in een volgend deel van dezen Inventaris.
Bij de inventariseering is het dossierstelsel toegepast, ten eerste omdat dit aansluit bij het systeem, volgens hetwelk de stukken oudtijds werden opgeborgen en ten tweede omdat van de inrichting van het beheer vóór c. 1520 weinig blijkt. Dit zal aanvankelijk bij één, later meer rentmeesters hebben berust, die vervolgens eerst een rentmeester-generaal, en, bij de verdere toeneming van het bezit, de raden boven zich gekregen hebben. De stukken waren naar de heerlijkheden opgeborgen in cassa's of laden, voor iedere heerlijkheid eenige, waarvan elke haar eigen chronologische volgorde had; een andere orde dan deze is in de oude beschrijvingen van den inhoud dier cassa's niet te bespeuren.
In dezen nieuwen inventaris is de indeeling naar de heerlijkheden behouden, terwijl in een afdeeling "Algemeen" de stukken zijn bijeengebracht, die niet op een bepaald onderwerp betrekking hadden of een groep heerlijkheden betroffen, alsmede ingekomen en minuten van uitgaande stukken van den raad, die niet bij een heerlijkheid in te deelen waren. De heerlijkheden zijn chronologisch gerangschikt naar de wijze en het jaar van aankomst. Als uitgangspunt is daarbij het bezit van JAN II VAN POLANEN genomen, den eersten heer zoowel van de Lek als van Breda, van wien de goederen verder tot 1581 regelmatig zijn vererfd. Van huis uit bezat hij Polanen, Heemskerk en Castricum en, met eenige restrictie, de Lek. Zijn familiebezit viel in het niet bij de heerlijkheden, die hem aankwamen van zijn bastaardoom WILLEM VAN DUVENVOORDE en waarvan Breda de voornaamste was. Na deze categorie volgen de heerlijkheden, door JAN III VAN POLANEN en de hem opvolgende Nassaus gekocht, welke, behalve het land van Ravestein, dat graaf ENGELBRECHT I korten tijd in pandschap had, alle in Holland lagen, en de heerlijkheden, die de NASSAUS erfden of door huwelijk verkregen en die, behalve enkele heerlijkheden in Limburg, buiten de tegenwoordige Nederlandsche grens lagen.
De stukken, beschreven onder de rubrieken Bestuur betreffen hoofdzakelijk de uitoefening van heerlijke rechten; onder beheer is alles gebracht, wat te maken heeft met eigendom van goederen en het rendabel maken daarvan.
Eigendomsbewijzen van goederen of renten, waarvan aangenomen is, dat zij aan de NASSAUS gekomen zijn, zijn op den datum van den laatsten brief geplaatst, hoewel vast staat, dat zij eerst na dien datum in het bezit der NASSAUS gekomen kunnen zijn.
Bij de indeeling naar de heerlijkheden bleven over de stukken, welke betrekking hadden op goederen, niet gelegen in heerlijkheden, toebehoorende aan de NASSAUS; zij vormen een afzonderlijke afdeeling. Dit doen ook de stukken, verband houdende met collatierechten, die naar gebleken is, onder een secretaris berustten.
De stukken, beschreven onder het hoofd "Schuldvorderingen", die men zou kunnen rekenen tot de stukken van persoonlijken aard, zijn daar niet ondergebracht, omdat de afdeeling betreffende personen zooveel mogelijk beperkt is. Het archief van den Domeinraad is zuiver administratief en men moet daarom aannemen, dat stukken, rakende personen, slechts in dit archief werden geborgen, voor zoover zij voor het beheer van belang waren. De stukken van louter persoonlijken aard nemen dan ook kennelijk in aantal af, naarmate de administratieve organisatie vasteren vorm krijgt. Varia zijn steeds zoo dicht mogelijk geplaatst bij de stukken, waaronder zij werden aangetroffen.
Onder mijn toezicht beschreef mej. docta. W. SMELT als volontaire aan het Algemeen Rijksarschief de stukken betreffende het prinsdom Oranje. Aan mr. F.F.X. CERUTTI, die een uitgave van de Rechtsbronnen van Breda voorbereidt, dank ik vele belangrijke aanwijzingen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
1.08.11, Archieven van de Nassause Domeinraad, (1218) 1581-1811 (1842)
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda I , nummer toegang 1.08.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nassause Domeinraad tot 1580 , 1.08.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen

    • Van de talrijke goederen, die Jan II van Polanen kreeg door toedoen van Willem van Duvenvoorde

      Een uitvoerige beschrijving van de politieke en financieele manipulaties van W. van Duvenvoorde vindt men in J. Cuvelier, Les origines de la fortune de la maison d'Orange-Nassau, 1921

      , was het land van Breda het voornaamste. Omtrent het ontstaan is weinig bekend. Van het land van Strijen, dat begrensd werd door de Striene, de Maas, de Donge en het graafschap Rijen, kwam het noordelijke deel, dat den naam Strijen behield, aan Holland; in het zuidelijke, dat aan Brabant bleef, trad in 1125 een heer van Breda op. De grens tusschen beide deelen liep over Oosterhout, dat Brabantsch, en Zevenbergen, dat Hollandsch was, naar Steenbergen en Bergen op Zoom. Omstreeks 1190 droeg Godfried van Schoten de burcht van Breda met zijn daar omheen liggende allodia op aan den hertog van Brabant, die er Godfried mede beleende onder uitbreiding van het gebied met de vennen aan de noordwestzijde tot aan het land van Strijen. Dit land van Breda werd in 1287 tusschen twee zusterszoons gesplitst in het land van Breda en dat van Bergen op Zoom; een gedeelte waarin Steenbergen, Gastel, Oudenbosch, Standaardbuiten, Fijnaart en Heiningen lagen, bleef gemeenschappelijk eigendom van beiden tot 1458. Een omschrijving van hetgeen tot het land van Breda behoorde, geeft de deelingsakte van 1287 evenmin als de akte van 1350, waarbij de hertog van Brabant de heerlijkheid aan Jan II van Polanen verkocht. Eerst van het jaar 1474 is een denombrement bekend

      Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, fol. 38

      , waarin wordt opgesomd wat het land omvatte, n.l. de stad Breda met het slot, de stad Steenbergen (d.w.z. sinds 1458, in welk jaar Breda van het gemeenschappelijk gebleven land, Steenbergen met het Kruisland kreeg), voorts Rozendaal, Nispen, Etten, de Haghe (= Princenhage), Terheiden, Zonzeel (het tegenwoordige Langeweg), Oosterhout met het slot (het zogenaamde huis te Strijen), Gilze, Ginneken, Alfen, Baarle, Rijsbergen, Groot en Klein Zundert en Dongen, Hier bezat de heer de hooge heerlijkheid. Verder had hij, zooals het denombrement zegt, een smalheerlijkheid in Groot Zundert, de smalheerlijkheid van het goed Gageldonk benevens een andere smalheerlijkheid met "wat cijnzen en renten in de parochies Rosendaal, Nispen, Woude en de Haghe gelegen". Met het laatste zijn onderdeelen bedoeld van het gecompliceerde goed van Gageldonk-Hambroek, waartoe ook goederen te Sprundel behoorden

      Zie over Gageldonk mr. F. F. X. Cerutti in Jaarboek van den Oudheidkundigen kring "De Ghulden Roos" te Roosendaal, V (1945)

      Dat de heerlijkheid Gageldonk-Hambroek en een deel van Zundert in een andere verhouding tot den heer stonden, vindt zijn reden in de omstandigheid, dat zij niet tezamen met het overige land van Breda door den hertog in leen zijn uitgegeven

      Zie Kleyn a.w. blz. 67

      . Deze had bij de uitgifte een uitzondering gemaakt voor de goederen, die reeds door ministerialen van hem in leen werden gehouden en waarvan de hooge heerlijkheid aan den hertog was verbleven. In Princenhage

      Zie over Princenhage G. C. A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda

      had Gageldonk-Hambroek een eigen leenhof en laathof. Het ressort van genoemde hoven vormde dat gedeelte van Hage, dat later Hage onder den Hertog werd genoemd in tegenstelling met Hage-Nassau of Princenhage

      Ook van Zundert

      Zie prof. mr. van der Hoeven a.w. en G. C. A. Juten als boven. Een denombrement van Zundert-hertog van 1440 is te vinden in Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, blz. 112

      . was een deel aan den hertog verbleven. Dit was als lage heerlijkheid aan het geslacht Montenaken en vervolgens aan dat van Schoonhoven als leen gegeven. De hooge heerlijkheid van dit leen werd met die van Hage-Hertog, Sprundel-Hertog en het gedeelte van Nispen onder den Hertog in 1388 door Johanna, hertogin van Brabant aan Jan van Polanen verpand en niet meer afgelost. Wat de heerlijkheden zelve met de lage rechtspraak betreft, Gageldonk-Hambroek werd in 1458 door Willem de Bye, Zundert-Hertog in 1464 door Johanna van Schoonhoven aan den heer van Breda verkocht

      Buiten den laathof van Gageldonk-Hambroek waren er te Princenhage nog twee andere laathoven, nl. van het goed Ten Houte, dat reeds in de 14de eeuw door den heer van Breda in leen werd uitgegeven, en van het goed Burgst, een al omstreeks 1312 vermeld Brabantsch leen. De vrije rijksabdij Thorn bezat laathoven in Gilze en Baarle, terwijl aan de abdij van St. Bavo te Gent een hof te Sombeke behoorde, dat eenige rechten en inkomsten te Rijsbergen en Zundert genoot

      Zie G. C. A. Juten, Het hof Sombeke, in Taxandria XXXV, blz. 284

      . Thorn behield zijn rechten tot de opheffing van de abdij in 1797, de rechten van St. Bavo werden in 1523 aan den heer van Breda verkocht

      Dongen, Wagenberg en het huis te Strijen maakten aanvankelijk geen deel uit van het land van Breda al werden zij gaandeweg beschouwd als ertoe te behooren. Met Dongen werd Willem van Duvenvoorde, heer van Oosterhout, in 1329 door Willem van Horne en Altena als met een Brabantsch leen beleend. In 1350 verkocht hij het, met veel terrein vergroot, als leen van Oosterhout aan zijn dochter BEATRIJS, vrouw van Roelof van Dalem. Haar zoon werd er in 1357 door Jan van Polanen mede beleend, nadat Willem van Oosterhout, zoon van Willem van Duvenvoorde, afstand had gedaan van door hem gepretendeerde leenheersrechten. De nakomelingen van Roelof en Beatrijs van Dalem bleven in het bezit van Dongen, totdat het in 1500 door de hoofdbank van Breda verbeurdverklaard werd wegens wangedrag bedreven door Joost van Dongen

      Ook het archief van de familie van Dalem kwam in het bezit van den heer van Breda, hetgeen de aanwezigheid verklaart van een aantal personalia en stukken betreffende goederen in het land van Altena en elders, die met de verbeurdverklaring niets uitstaande hadden. Dit archief is, als een geheel beschreven, als aanhangsel geplaatst achter de beschrijving van de stukken, aangaande het land van Breda en Steenbergen

      . Daarna werd het niet meer in leen uitgegeven

      In 1324 verwierf Willem van Duvenvoorde het bij Oosterhout op de Brabantsch-Hollandsche grens gelegen huis te Strijen, terwijl hij in 1349 beleend werd met de hooge heerlijkheid Wagenberg. Wagenberg evenals Zundert en Gageldonk

      Hoewel dit op verzoek van graaf Jan van Nassau in 1460 door den hertog met Breda werd vereenigd tot een "onverscheyden leen" (Regentenlijst no. 1817)

      . worden bij de latere beleeningen met stad en land van Breda als afzonderlijke leenen ontvangen

      De heerlijkheid Breda was souverein behoudens leenhulde aan Brabant en bezat de gebruikelijke regalia. In het geheele land gold het recht van Breda, uitgezonderd binnen de "Palen van de Hoeven van Etten". Deze palen begrensden een gebied, dat oorspronkelijk uit moeren had bestaan en waar recht gesproken werd volgens het Hoevensche charter, door Hendrik van Breda in 1267 bij de uitgifte dier moeren verleend. Breda had de crimineele rechtspraak over de dorpen in het land behalve over Oosterhout en Roozendaal, die vrije heerlijkheden waren. Van vonnissen, gewezen te Breda, bestond reformatie bij den Raad van Brabant. De pretensie van de bank van Santhoven als zou Breda als deel van het land van Rijen onder haar ressort vallen, werd met goed gevolg afgewezen; wel gold dit voor de bovengenoemde gerechten van Zundert-, Hage-, en Sprundel-Hertog en Nispen

      Zie Recueil des anciennes coutumes de la Belgique, Brabant, Santhoven blz. 204, 494

      Steenbergen

      Zie W. Bezemer. Oude rechten van Steenbergen, Werken der Ver. tot uitgave der bronnen van het O. Vad. Recht 1e reeks no 20)

      , dat vóór de verdeeling in 1287 deel had uitgemaakt van het land van Breda en daarna bijna twee eeuwen lang gemeenschappelijk bezit van Breda en Bergen op Zoom bleef, werd, ook nadat het in 1458 aan Breda was toegewezen, als een afzonderlijke heerlijkheid beschouwd. Het werd niet gerekend tot hetgeen later (eind 16e, begin 17e eeuw) de baronie van Breda werd genoemd, hoewel het met Breda tot één leen werd ontvangen en het in het denombrement dier heerlijkheid van 1474 als deel daarvan voorkomt. Van vonnissen in civiele zaken was evenals dat bij de dorpen in de baronie het geval was appèl op de Hoofdbank te Breda en halszaken werden door den drossaard van Breda berecht. De benaming baronie voor het land van Breda komt in de middeleeuwen niet voor; de titel luidt voor prins Willem I evenmin baron doch heer al worden in de 15e eeuw de graven van Nassau door den hertog van Brabant baanrotsen genoemd. Prins Willem evenwel wordt door den keizer baanderheer van Breda geheeten en betitelt zichzelf heer en baron van Breda

      Breda werd door de Nassaus als hun voornaamste bezitting beschouwd

      In zijn Apologie (uitgave 1858, blz. 58) zegt de prins, sprekende van de erfenis van René van Chalon: "Quant á la succession de Nassau qu'on appelle communément de Breda pour estre le lieu principal de mes seigneuries et où moi et mes prédecesseurs avons tenu nos chambres de comptes, conceil et principauls enseignemens" etc

      . Wellicht mede door zijn gunstige ligging tusschen noord en zuid, was het hun geliefkoosde verblijfplaats, het middelpunt van de administratie en de centrale bewaarplaats van de archieven hunner verspreide bezittingen

      Zie Th. E. van Goor, Beschrijving der stadt en lande van Breda, 1744; Mr. A. G. Kleyn, Geschiedenis van het land en de heeren van Breda tot het tijdstip der afscheiding van Bergen op Zoom, 1861; Prof. mr. H. van der Hoeven, Bijdragen tot de kennis van de geschiedenis van Zundert en Wernhout 1920, waarin op blz. 74 een rapport van mr. C. C. D. Ebell over den oorsprong van Breda; G. C. A. Juten, De oudste heeren van Breda, Taxandria xii en verder Tax. passim; G. C. A. Juten, De Parochiën in het bisdom Breda, 1935. Jhr. dr. Th. van Rheineck Leyssius, De oudste heeren van Stryen, in De Nederlandsche Leeuw 1931, een antwoord hierop van G. C. A. Juten in Taxandria XXXVIII, repliek in De Ned. Leeuw van 1932 en dupliek in Tax. XXXIX

            • Teteringen had geen eigen rechtbank en zijn bestuur bestond uit leden van de magistraat van Breda

                • Reg. no. 1206

                  regest_nummer 1206 1424 Mei 10

                  regest_beschrijving Bouden Bellens en Jan van der Heyden, schepenen in Baerle, oorkonden, dat Gheertruyt Scoemakers en haar zoon Claus hebben overgedragen aan Peter Gollen een dijk, gelegen op Sigghernaec.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 269). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg. no. 1338

                  regest_nummer 1338 1435 Juni 8

                  regest_beschrijving Henric Boengaert en Peter Gherijts de molenaarszoon, schepenen in Baerle, oorkonden, dat Claes Claes Cantersz. verkocht heeft aan Peter Jan Gollensz. zijn aanspraken op den dijk te Syghrake.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 269). Met de zegels der beide schepenen in bruine was, waarvan het tweede geschonden.

                  • Reg. no. 2043

                    regest_nummer 2043 1478 September 3

                    regest_beschrijving Maximiliaen en Marie, hertogen van Oestrijck enz., gelasten den eersten deurwaarder of een anderen officier van Brabant om Engelbrecht, graaf van Nassouw en Vianden, heer van Breda, te handhaven in het bezit van de wildernis onder Baerle, wanneer zijn aanspraken daarop gegrond zullen blijken, en ingezetenen van Baerle, die daartegen in verzet willen komen, voor den Raad van Brabant te dagvaarden.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 270). Met contrazegel van de hertogin in roode was. Hieraan vastgehecht het relaas van den deurwaarder dd. 1478 September 22 (Reg.No. 2045). Gedrukt in Bronnen van het Oud. Vad. Recht., 3e Reeks IX, bl. 337.

                  • Reg. no. 2045

                    regest_nummer 2045 1478 September 22

                    regest_beschrijving Henric Dicbier, onderdrossaard van Brabant, bericht den Raad van Brabant, dat hij 22 September 1478 ingevolge mandement, waaraan dit relaas is vastgehecht (Reg.No. 1043), naar Baerle is gegaan en, na een aantal getuigen gehoord te hebben, den graaf van Nassouw gesteld heeft in het bezit van de geheele wildernis onder Baerle, en dat niemand daartegen in verzet is gekomen.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 270). Met opgedrukt zegel in roode was.

                    regest_nb Gedrukt in Bronnen van het Oud Vad. Recht., 3e Reeks IX, bl. 339.

                • Reg. no. 2055

                  regest_nummer 2055 1479 April 25

                  regest_beschrijving Peter de Brouwer, Gheerijt van Ghilze, Thomaes, zoon van Peter den molenaar, Jan, Peter, Thijs en Wouter van Schalluynen, voor henzelf en voor verdere ingezetenen van Baerle onder den hertog van Brabant, beloven heer Engelbrecht, graaf van Nassouw en Vyanden, heer van Breda etc., voor het gebruik van de wildernis onder Baerle een jaarbede te betalen en bij te dragen in bijzondere beden, die door zijn eigen onderzaten worden toegestaan, waartegenover zij vrij zullen blijven van hofdiensten en niet zullen bijdragen in beden voor den hertog.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 270). Met de zegels der vijf oorkonders in groene was, waarvan het derde zeer het vierde en vijfde weinig geschonden.

              • Reg. no. 2456.

                regest_nummer 2456 1504 December 14

                regest_beschrijving Henry, graaf van Nassouw etc., verzoekt Wynant Masschereel, heer van Wynantzrode, drossaard van Breda, op een klacht van den heer van Ville en Hooghstraten, allen schouten en anderen ambtenaren te gelasten, de inwoners van Hooghstraten de vroenten onder Baerle vrij te laten gebruiken, evenals de inwoners van het land van Breda het die van Hooghstraten doen.

                regest_datering (Bruessel).

                regest_nb Gelijktijdig afschrift (Inv.No. 271).

              • Reg. no. 3049

                regest_nummer 3049 1542 April 4

                regest_beschrijving Dominicus Mijsz. van den Roethe en Mathijs Peter Mathijsz., schepenen in Baerle onder Nassou, oorkonden, dat Lambrecht Peter Bacxz. overdraagt aan den prins van Aurangen, heer van Breda etc., het huis met een bunder land te Bairle naast den ouden molen.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 272). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg. no. 2607

                  regest_nummer 2607 1516 Maart 22

                  regest_beschrijving H. de Nassau schrijft aan Henry Montens, rentmeester van Breda, om aan Mercelis Coeck en Raphaël van Bruheze de achterstallige renten uit te betalen, die zij hebben uit de goederen van Jan van Dongen, groot resp. 25 en 20 pond jaarlijks, benevens de proceskosten, doch niet voordat Marcelis Coeck hem zijn recht van beslaglegging op die goederen heeft overgegeven.

                  regest_datering (Bruxelles).

                  regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 273).

                • Reg. no. 2575

                  regest_nummer 2575 1514 Mei 30

                  regest_beschrijving Willem Boeykens, Godert van Nijspen, Henrick van Halmale en Bouden Ghijsbrechtsz., leenmannen van Breda, stellen Mercelis Koeck Henricxz. als man van Anthonie Roelofs dochter van Dongen in het bezit van de leengoederen van Jan van Dongen Willemsz. in Dongen als onderpand voor 3 renten, groot elk 25 rijnsche guldens jaarlijks.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 273). Met zegel van Henrick van Halmale; dat van Godert van Nijspen in stukken, beide in groene was; de zegels van de twee andere oorkonders verloren.

                  Het charter Reg. no. 2575 bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 86.

              • Reg. nos. 812, 817, 2397 en 2584

                regest_nummer 812 1392 Maart 31

                regest_beschrijving Willem van Dalem, heer van Dongen, geeft aan heer Pauwels van Haestrecht, heer van Loen, 51 bunder moer in erfpacht.

                regest_datering

                regest_nb Geïnsereerd in den brief dd. 1501 Augustus 17 (Reg.No. 2397).

                regest_nummer 817 1393 October 30

                regest_beschrijving Aelbrecht, hertog van Beyeren enz., oorkondt, dat na onderzoek gebleken is, dat de heerlijkheid Loen zich uitstrekt van den Sprangdijck tot het Grondelooze Meer en van daar naar Noirmansput en dat hij, wat er bij een scheiding tusschen Brabant en Hollant van die heerlijkheid binnen de grenzen van Hollant mocht komen te vallen, aan heer Pauwels van Haestrecht, zijn hofmeester, in erfleen geeft.

                regest_datering (in den Haghe Donderdaechs nae Sinte Symon ende Juden dach).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 274). Op hetzelfde blad een memorie van een opmeting van 50 bunder betwist moer.

                regest_nummer 2397 1501 Augustus 17

                regest_beschrijving Engelbrecht, graaf van Nassouw en Vyanden, heer van Breda etc., beleent Marie van Haestrecht, vrouwe van Loen, met 51 bunder moer, vermeld in den brief dd. 1392 Maart 31 (Reg.No. 812), hierin geïnsereerd, na kwijtschelding van den erfcijns, die daarop rustte.

                regest_datering

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 274).

                regest_nummer 2584 1514 November 22

                regest_beschrijving Janne Blerinck, schout van Ghinneken en Ghilze, heeft den 22en November 1514 ontvangen van zijn vrouw Belie van der Dussen 1 bunder moer, dat zij 10 Mei 1509 van haar zoon Jan van Donghen gekocht heeft, en gelegen is te Donghen tusschen het Ryool en de kade.

                regest_datering

                regest_nb Extract uit het register van Joos de Vlaminck, vervaardigd door Willem Montens, griffier van de leenen, in 1532 (Inv.No. 274).

              • Reg. nos. 2489, 2884, 3013, 3014, 3016, 3024 en 3030

                regest_nummer 2489 1508 Februari 4

                regest_beschrijving Florijs van der Dussen, Godert van Nispen, Joos van Wijck en Henrick van Bruheze, leenmannen van de grafelijkheid van Hollant en van den graaf van Nassouw, oorkonden, dat Jan van Donghen Willemsz., ambachtsheer van de Leege Zwalue, oud 19 jaar, zich tot zijn 26e jaar onder curateele stelt van den graaf van Nassouw, die zijn goederen in Suythollant zoowel als in Brabant zal doen beheeren en o.a. een rente, groot 25 rijnsche guldens jaarlijks, zal doen verkoopen uit zijn goederen in Dongen of de Leege Zwalue tot schulddelging.

                regest_datering (nae scriven 's Hoofs van Luydick).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 276).

                regest_nummer 2884 1534 Juni 3

                regest_beschrijving Claes Vierling, griffier, oorkondt, dat Willem van Dongen Willemsz. ten overstaan van hem en van Dierick Seeszijn, rentmeester van den graaf van Nassou, aan dezen heeft opgedragen zijn recht op de warande en erfcijns van Dongen ten behoeve van Willem Hubrecht Egelsz. geheeten In de Swaen, aan wien hij 80, en van Geert Cornelisz. van Arendonck, aan wien hij 19 rijnsche guldens schuldig is, met belofte die goederen niet te vervreemden of te bezwaren, zoolang zij niet voldaan zijn.

                regest_datering (Breda).

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 276). Aan den voet staat, dat beide eischers verklaard hebben hun rechten eerst te zullen doen gelden, wanneer Willem van Dongen niet met den graaf van Nassou tot een schikking kan komen.

                regest_nummer 3013 1541 Januari/Februari

                regest_beschrijving Willem van Donghen en zijn crediteuren komen, met bemiddeling van schout, burgemeesters en schepenen van Breda, overeen, dat hij zooveel van zijn moeren te Dongen zal opdragen aan den stadhouder van de leenen, als zijn schulden bedragen, op voorwaarde, dat zijn crediteuren die eerst mogen verkoopen, wanneer hijzelf daarin niet vóór Pinksteren geslaagd is, en dat zij den penning 16 aan interest zullen ontvangen en hij zich bij mislukking wederom in de gevangenis zal begeven.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 276). Hieraan vastgehecht de brieven dd. 1541 Januari/Februari en Juni 15 (Reg. Nos. 3014 en 3024).

                regest_nummer 3014 1541 Januari/Februari

                regest_beschrijving Willem van Dongen verzoekt den prins van Oraengiën een scheiding te laten maken tusschen hun beider moeren, daar hij, volgens overeenkomst met zijn crediteuren, tot Pinksteren trachten zal zijn moeren te verkoopen, hoewel hij, wegens het verbod van 's prinsen vader om de moeren, die hij te Dongen zelf bezit of aan anderen verkocht heeft, te gebruiken, geen koopers zal kunnen vinden; voorts verzoekt hij den prins het hem toebehoorende derde delen van de warande en van verschillende cijnzen, welke door diens rentmeester met de andere 2/3 gezamenlijk verpacht worden, doch waarvan hij nooit betaling ontvangen heeft, van hem te koopen en hem te doen uitbetalen, wat hem over de jaren 1526-1541 toekomt.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 276). In margine beschikking dd. Februari 16 (Reg.No. 3016). Deze brief is vastgehecht aan dien van denzelfden datum (Reg.No. 3013).

                regest_nummer 3016 1541 Februari 16

                regest_beschrijving De griffier Strepen draagt namens den prins van Orange de rentmeesters van Breda en Oosterhoudt op om te informeeren naar de waarde van de warande en van den cijns te Dongen en bij Willem van Dongen en andere gebruikers den koopprijs daarvan te vragen, en bericht, dat diens verzoek aangaande de moeren niet ingewilligd kan worden, daar hij veel meer verkocht heeft dan zijn aandeel bedroeg.

                regest_datering (Breda, Ludicx).

                regest_nb Geschreven in margine van het rekest van Januari/Februari 1541 (Reg.No. 3014).

                regest_nummer 3024 1541 Juni 15

                regest_beschrijving Cornelis Jacop Thomasz., secretaris van Donghen, geeft op verzoek van Willem van Donghen op, wat hij over 1536 voor diens moeder Belye van der Dussen heeft ontvangen aan kapoenen, ganzen, hoenders en cijns, met de opmerking, dat hij niet kan opgeven, wat er aan cijns opgebracht behoort te worden, daar het cijnsboek bij Belye van der Dussen berust.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 276). Met adviezen van de rentmeesters van Breda en Oosterhout vastgehecht aan den brief dd. (1541 Januari/Februari) (Reg.No. 3013).

                regest_nummer 3030 1541 October 26

                regest_beschrijving Jan van Hoilten, Dijrck Aertsz. en Cornelis van de Corput, schepenen van Breda en leenmannen, oorkonden, dat voor hen en voor heer Johan van Renesse, ridder, heer van Many, Mal etc., drossaard van het land van Breda, als stadhouder van de leenen, Willem van Donghen Willemsz. verkocht heeft aan René van Chalon en Nassauw, prins van Aurangen, graaf van Nassou etc., heer van Breda etc., al zijn rechten, inkomsten en moeren in Donghen behalve de moeren, die hij reeds verkocht heeft aan anderen, die door den prins in het bezit daarvan bevestigd zullen worden, en afstand heeft gedaan van pretensies ten laste van den prins uit hoofde van een belofte van uitkoop met 400 carolusguldens eens en een lijfrente van 50 dergelijke guldens jaarlijks, hem door zijn broeder Jan gedaan.

                regest_datering (in de Rekencamer mijns genadigen heeren des princen voirscreven opte borcht te Breda).

                regest_nb Authentiek gelijktijdig afschrift (Inv.No. 276).

                Het stuk Reg. no. 2489 bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 83.

              • Reg. nos. 2351, 3296, 3297, 3301, 3304 en 3305

                regest_nummer 2351 1499 November 15

                regest_beschrijving Huyman Peeter Loeysz. en Wouter Jan Loonenz., schepenen van Donghen, oorkonden, dat Cornelis Jan Roelofsz. van Donghen heeft verkocht aan Antonis Jan Roelofsz. van Donghen 1 bunder land en een erf, geheeten de Waeyser.

                regest_datering

                regest_nb Authentiek afschrift, (Inv.No. 277). Vastgehecht aan Reg.No. 3296.

                regest_nummer 3296 Vóór 1553 September 20

                regest_beschrijving Peter Boussairt, procureur van Stoffel van Dongen, verweerder en gevangene, bericht, dat deze met zijn broeders en zusters het erf de Wasyer te Dongen aan den heer van Breda wil transporteeren voor de kosten, die Stoffel in de gevangenis gemaakt heeft, opdat hij daaruit worde ontslagen.

                regest_datering

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 277). In margine staat: "advijs van den rentmeester van Oisterhoudt, actum XXe Septembris 1553 my present, mr. Piggen"(zie Reg.No. 3297). Hieraan zijn vastgehecht de Nos. 2351, 3297, 3301, 3304 en 3305.

                regest_nummer 3297 1553 September 20

                regest_beschrijving Anthoni de la Ruelle, rentmeester van Oosterhout, adviseert, dat het erf, geheeten de Waser en gelegen te Donghen, groot 2 à 3 bunder, van veel nut zou zijn voor de aangrenzende hoeve van den heer van Breda, doch dat, daar het erf onverdeeld is tusschen de drie staken, die er aanspraak op hebben nl. Stoffel van Donghen c.s., de erfgenamen van Peter Jansz. van Donghen en die van wijlen Stoffel Willemsz., bastaard van Donghen, het noodzakelijk is, ook de andere 2/3 te koopen.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 277). Vastgehecht aan No. 3296.

                regest_nummer 3301 1553 October-1554 Februari

                regest_beschrijving De procureur van Stoffel van Dongen, gezien het advies van den rentmeester van Oisterhoudt van 1553 September 20, zegt, dat het geheele stuk land, waarvan Stoffel c.s. 1/3 toebehoort, voor den heer van Breda meer dan 200 rijnsche guldens waard zou zijn, zoodat deze tevreden kan zijn wanneer hij 1/3 ervan voor den door Stoffel gevraagden prijs van 55 dergelijke guldens krijgen kan, en verzoekt antwoord.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 277). In margine beschikking van den griffier Michiel Piggen dd. 1554 Februari 6 (Reg.No. 3304). Vastgehecht aan No. 3296.

                regest_nummer 3304 1554 Februari 6

                regest_beschrijving M. Piggen gelast den rentmeester van Oisterhout, na inzage van de hieraan vastgehechte stukken (Reg. Nos. 2351, 3296 en 3297), zich door schepenen van Dongen te doen vesten in het aandeel van Stoffel van Dongen en zijn broeders en zusters van het in die stukken genoemde land.

                regest_datering (ten bureele van den Rade ende Rekeningen tot Breda).

                regest_nb Geschreven in margine van de akte dd. (1553 October-1554 Februari) (Reg.No. 3301).

                regest_nummer 3305 1554 Februari 19

                regest_beschrijving Zebrecht Jansz. en Adryaen Jan Peetersz., schepenen van Dongen, oorkonden, dat Cornelis, Jan, Adryaen en Cristoffel, Jan Cornelisz. kinderen, hebben getransporteerd aan Anthoni de la Ruwelle, rentmeester van den prins van Oraengen voor Donghen, hun aanspraken op een erf bij de hoeve, geheeten de Waeyser aldaar, en beloofd hebben, hun broeder Roelof en hun zuster Margriet hetzelfde te zullen laten doen.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 277). Met de zegels der beide schepenen in groene was, het eerste geschonden. Vastgehecht aan No. 3296.

              • Reg. no. 3338

                regest_nummer 3338 1556 Juni 19

                regest_beschrijving Jacop Tseraerts, ridder, drossaard van Breda en stadhouder van de leenen, Steven van den Berge, Michiel Piggen, Jan van Lyer en Bernaert van Etten, leenmannen, en burgemeesters, schepenen en raad van Breda, oorkonden, dat heer Roelof van Daelhem, ridder, afstand doet van zijn aanspraken op ¼ van de wilderden en moeren van Dongen, door Roelof van Daelhem, zijn grootvader, in 1457 in huwelijk medegegeven aan zijn dochter Odilia, en na overlijden van haar zoon Joost van Heyger op hem vererfd en ten onrechte met de andere goederen geconfisqueerd, waarvoor hij in de plaats krijgt het Jonkerenmoer, groot 11 bunder, en 3¼ bunder moer tusschen den heerweg en het Riool, waarmee hij vervolgens beleend is.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 278). Het zegel van Jacob Tseraerts verloren; die van Steven van den Berge, Michiel Piggen en Roelof van Daelhem in roode was, het laatste geschonden; die van Jan van Lyer, Bernaert van Etten en de stad Breda in groene was, de laatste twee geschonden.

              • Reg. nos. 1764, 2544, 3302, 3303, 3402 en 3406

                regest_nummer 3302 1553 November 30

                regest_beschrijving Hendryne Steven Justiniani's dochter maakt haar testament, waarbij zij de helft van haar renten en goederen te 's-Hertogenbosch en de helft van de hoeve Lichtenborch met 4 bunder land vermaakt aan Roelof van Daelhem, haar oom, die de andere helft reeds bezit, met de bepaling, dat de helft van Lichtenborch en van de 4 bunder na diens dood komen aan de kinderen van Cornelie Wemmer Sweerts dochter genaamd van Dongen, weduwe van Willem Rombouts.

                regest_datering

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 280). Op hetzelfde blad het afschrift van de schepenakte van denzelfden datum (Reg.No. 3303), mededeeling van de opening van het testament den 1en Juli 1554 en afschrift van de huwelijksvoorwaarden tusschen Herman Heyger Hendricksz. en Odilia van Dalen dd. 1457 Februari 26 (Reg.No. 1764).

                regest_nummer 3303 1553 November 30

                regest_beschrijving Adriaen van Doren en Bernardt van Etten, schepenen van Breda, oorkonden, dat zij op verzoek van Hendrine Steven Justiniani's dochter, haar testament, op welks rugzijde dit geschreven is (Reg.No. 3302), hebben bezegeld.

                regest_datering (ten huyse van de testatoresse voorscreven staende tot Breda in de Katerstrate).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 280). Geschreven op hetzelfde blad als het testament van denzelfden datum (Reg.No. 3302).

                regest_nummer 2544 1511 Augustus 20

                regest_beschrijving Notaris Hendrik Necke instrumenteert, dat Joos van Heyger zijn testament maakt, waarbij hij over al zijn roerende goederen beschikt en alles, wat er daarna nog overblijven mag, vermaakt aan Joos van Donghen en diens erfgenamen, die in Brabant wonen, tenzij iemand bewijzen kan, hem even na of nader te staan dan deze.

                regest_datering (Heygere in den casteel of borcht van Joos van Heygere Werelmcke (?)).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 280). Slecht afschrift en alle namen geradbraakt.

                regest_nummer 3402 1563 Juli 14

                regest_beschrijving Philips, koning van Castilliën enz., gelast den deurwaarder, op verzoek van de erfgenamen van Cornelie Zweerts, dochter van Cornelie van Daelhem, dochter van Roeloff, heer van Donghen, om den prins van Oraengiën, en Anna van Berchem, vrouw van Jan van der Delft, te dagen als bezitters resp. van ¼ van de moeren en wilderden en van de hoeve Lichtenberch te Donghen, den supplianten vermaakt door Joost Heyger, zoon van Hermannus en Odilia Roelofs dochter van Donghen, en ten onrechte met de goederen van Joest van Daelhem Roelofsz. verbeurd verklaard.

                regest_datering (Bruessel).

                regest_nb Afschrift (Inv.No. 280). In dorso afschrift van het relaas van den deurwaarder (Reg.No. 3406).

                regest_nummer 3406 1563 Augustus 28 - September 18

                regest_beschrijving Michiel Beys, deurwaarder, bericht den Raad van Brabant, dat hij ingevolge mandement dd. 1563 Juli 14 (Reg.No. 3402), waaraan deze is vastgehecht, den prins van Oraingnen en heer Jan van der Delft, ridder, als man van Anna van Berchem, te Lier gedaagd heeft en dat zij 30 September zullen verschijnen.

                regest_datering

                regest_nb Afschrift in dorso van dat dd. 1563 Juli 14 (Reg.No. 3402).

              • Reg. no. 893

                regest_nummer 893 1402 Mei 31

                regest_beschrijving Aernout Jacopsz. en Jan die Grawe, schepenen van Etten, oorkonden, dat Willem Jan Neesenz. zoon verkocht heeft aan Jan van den Brande 2½ bunder land in Swartenberch.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 283). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

              • Reg. no. 1503

                regest_nummer 1503 1445 April 20

                regest_beschrijving Egidius Page en Johannes Clays, beide van Calesium, berichten den schout van Assouwe, dien van de Houte en schepenen van Attona in Brabantia, dat zij hun echtgenooten Johanna en Geretruda van Quaremont volmacht hebben gegeven om te beschikken over de goederen, haar nagelaten door haar moeder Elizabeth van Gevekijn, die gelegen zijn in Attona.

                regest_datering (Calesio).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 284). Met de zegels der beide oorkonders en dat van Calais in roode was.

                • Reg. no. 1693

                  regest_nummer 1693 1453 November 14

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Dierwijf Jonaes'dochter, vrouw van Steven van Coudelaer, in erfcijns heeft gegeven aan Peter Henricxz. van Vliet de helft van 7 bunder land op Swertenberg.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 285). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg. no. 1743

                  regest_nummer 1743 1456 Juni 15

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Gielijs van den Wijngaerde Willemsz. in erfcijns heeft gegeven aan Peter Henricxz. van Vliet de helft van 3 vierendeelen land in Swertenbergh over de Marck.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 285). Met de zegels der beide oorkonders in groene was en geschonden.

                • Reg. no. 1810

                  regest_nummer 1810 1459 September 6

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Anthonie Peters weduwe van den Vliet verkocht heeft aan Johan, graaf van Nassow, Diets en Vyanden, heer van Breda etc., 23 bunder land op Zwartenberch en de helft van 3 vierendeelen.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 285). Met de zegels der beide oorkonders in bruine was.

                  • Reg. no. 1521

                    regest_nummer 1521 1446 Februari 8

                    regest_beschrijving Cornelis Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Harman Peter Moysz. verkocht heeft aan Peter Henricxz. 1 bunder weiland over de Mark aan de sloot bij Lobsdonc.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 286). Met de zegels der beide oorkonders in groene was en geschonden. Met transfix dd. 1460 Juli 8 (Reg.No. 1821).

                  • Reg. no. 1821

                    regest_nummer 1821 1460 Juli 8

                    regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Peter Henricxz. verkocht heeft aan Johan, graaf van Nassow, Dyetze en Vyanden, heer van Breda etc., 1 bunder land, vermeld in den brief dd. 1446 Februari 8 (Reg.No. 1521), waardoor deze gestoken is.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 286). De zegels der beide oorkonders verloren.

                  • Reg. no. 1542

                    regest_nummer 1542 1446 December 16

                    regest_beschrijving Henriek Domaesz. en Anthonis Henricxz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Willem de Bye in erfcijns heeft gegeven aan Peter Henricxz. 7 bunder land aan de Mark, grenzende aan Swertenbergh.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 286). Met zegel van den tweeden oorkonder en rest van dat van den eersten in bruine was. Met transfix dd. 1460 Juli 8 (Reg.No. 1822).

                  • Reg. no. 1822

                    regest_nummer 1822 1460 Juli 8

                    regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Peter Henricxz. verkocht heeft aan Johan, graaf van Nassow, Dietz en Vyanden, heer van Breda etc., 7 bunder land, vermeld in den brief dd. 1446 December 16 (Reg.No. 1542), waardoor deze gestoken is.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 286). Met de zegels der beide oorkonders in bruine was en geschonden.

                • Reg. no. 1830

                  regest_nummer 1830 1460 November 8

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Jan Clays Conincxz. bij gerechtelijken verkoop ½ bunder weiland heeft gekocht tusschen de Mark en het Wyntgatstraatje.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 287). De zegels der beide oorkonders verloren.

                  • Reg. no. 1952

                    regest_nummer 1952 1473 April 10

                    regest_beschrijving Jan de Voocht en Cornelis Jansz. van der Strompe, schepenen van Etten, oorkonden, dat Lijsbet, weduwe van Jan Jan Cocx zoon, en haar zoons Henrick en Peter verkoopen aan jonker Johan, graaf van Nassow, heer van Breda etc., 1 bunder weiland aan de Mark en aan het Wijntgatstraatje.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 287). Met de zegels van beide schepenen in groene was, waarvan het eerste geschonden. Met transfix dd. 1473 Mei 19 (Reg.No. 1954).

                  • Reg. no. 1954

                    regest_nummer 1954 1473 Mei 19

                    regest_beschrijving Jan de Voocht en Cornelis Jansz. van der Strompe, schepenen van Etten, oorkonden, dat Gherijt Jan Boydensz. zoon verkoopt aan jonker Johan, graaf van Nassow, heer van Breda etc., ½ bunder weiland, grenzende aan het bunder, vermeld in den brief dd. 1473 April 10 (Reg.No. 1952), waardoor deze gestoken is.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 287). Met de zegels van beide schepenen in groene was en geschonden.

              • Ofschoon deze stukken in het archief van de stad Breda schijnen te behooren, was er dien aangaande niet voldoende zekerheid om de charters, die reeds in den ouden inventaris van den Domeinraad zijn opgenomen, uit dit archief te verwijderen.

                • Reg. nos. 1960 en 1961

                  regest_nummer 1960 1473 vóór 1 October

                  regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van Breda erkennen schuldig te zijn aan het Sint-Janshuis te Brugghe wegens den koop van de moeren, die dit te Etten bezat, een rente van 20 pond vlaamsch jaarlijks.

                  regest_datering

                  regest_nb a) Afschrift (Inv.No. 288). Hieraan vastgehecht afschrift a. van Reg.No. 1961.

                  regest_nb b) Afschrift van a. (Inv.No. 288). Hieraan vastgehecht afschrift b. van Reg.No. 1961.

                  regest_nummer 1961 1473 vóór 1 October

                  regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van Breda erkennen schuldig te zijn aan het Sint-Janshuis te Brugghe wegens den koop van de moeren, die dit te Etten bezat, behalve de rente van 20 pond vlaamsch jaarlijks, boven vermeld (Reg.No. 1960), 980 pond vlaamsch.

                  regest_datering

                  regest_nb a) Afschrift (Inv.No. 288). Vastgehecht aan afschrift a. van Reg.No. 1960.

                  regest_nb b) Afschrift van a. (Inv.No. 288). Vastgehecht aan afschrift b. van Reg.No. 1960.

                • Reg. nos. 77 en 314

                  regest_nummer 77 1297 April 15

                  regest_beschrijving Race van Gaveren, heer van Liedekerke en Breda, verkoopt aan het St. Jans huis en het H.-Geesthuis te Brughhe, geheeten de Scamelhuseweeke, 61½ hoeve moer, iedere hoeve groot 12 bunder, gelegen te Etthen tusschen Halterberghe en de kerk, met verlof dat terrein uit te breiden met vijf hoeven en de verplichting 1∕7 van de opbrengst te geven aan heer Pauwels die Calkere te Brugghe.

                  regest_datering (dies Maendaghes in die Paessche daghe).

                  regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1340 Mei 24 (Reg.No. 314).

                  regest_nummer 314 1340 Mei 24

                  regest_beschrijving Jan, abt van St. Andries bij Brugge, en Jan, abt van den Eechoute in Brugghe, geven vidimus van den brief dd. 1297 April 15 (Reg.No. 77).

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der abten in roode was, het eerste met contrazegel.

                • Reg. no. 436

                  regest_nummer 436 1348 Juni 24

                  regest_beschrijving Marie sBeeren, priores, en het predicarinnenklooster van Arsebrouc bij Brugghe verkoopen aan het Zinte-Janshospitaal en het hospitaal van den H. Geest te Brugghe 31 bunder 2 lijnen 24 roeden moer, behoorende tot het ½ deel, dat heer Pauwels de Calkere toekwam van de 61½ hoeve, eertijds aan die beide huizen verkocht.

                  regest_datering (op den viere ende twintichsten dach van Wedemaend).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels van de priores, het convent en broeder Pieter de Coninc, vicaris en biechtvader van het klooster, in groene was.

                • Reg. no. 495

                  regest_nummer 495 1353 kort voor November 13

                  regest_beschrijving Gheraerd Machghielsz., Jacob Roede Jansz. en Heinric Sceewe, schepenen van Attene, en Claus Winter, Jan van den Brande en Jacob Diederixz. van der Donc, schepenen binnen de Palen van der Hoeve te Attene, oorkonden, dat Jan Canfijn, poorter van Brugghe, ieder oproept, die aanspraken meent te hebben op het 1∕7 deel, grenzende aan het goed van het St.-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe, gelegen te Attene en toebehoord hebbende aan Pauwels Calker.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels van Jan van den Houte, ridder, en Mathijs Godevaertsz., zijn man, in groene was en geschonden.

                • Reg. no. 496

                  regest_nummer 496 1353 November 13

                  regest_beschrijving Jan Breidel, Jan Michielsz. zoon, Pieter van Oostbuergh, Jan Peelveet, Jan van Thorout en Matheus Sage, schepenen van Brucghe, oorkonden, dat Jan Camphin voor zichzelf en een aantal andere personen heeft getransporteerd aan het St.-Janshuis en aan het Heilige-Geesthuis ter Potterie aldaar 1∕7 van 61½ hoeve moer te Etthen, tusschen het aan de monniken van St. Bernaerd behoorende goed Alterberghe en de kerk en van Sprendele noordwaarts strekkende naar de Maerke benevens 1∕7 van 1 bunder daaraan grenzend.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels van de vijf oorkonders, het derde en het vijfde in bruine, de overige in groene was. In dorso: "die Potterie, Jan Canfijn, van den goede in Brabant".

                • Reg. no. 540

                  regest_nummer 540 1356 Augustus 17

                  regest_beschrijving Jan Bonin heer Jan Woutersz. zoon en Jacop Bave, schepenen van Brucghe, oorkonden, dat het H.-Geesthuis, geheeten Ter Potterie, aldaar beslag heeft laten leggen op verschillende goederen, opgeslagen in twee kelders en toebehoorende aan Brabanders, ter vergoeding van schade, door den heer van Breda toegebracht aan het H.-Geesthuis in zijn goederen te Etten.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels van beide schepenen in groene was en geschonden.

                • Reg. no. 601

                  regest_nummer 601 1361 April 23

                  regest_beschrijving Aelbrecht van Beyeren, ruwaard van Hollant enz., vergunt het Sint-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugge vrijdom van tol te Nywervairt voor het vervoer van resp. 150 en 50 last turf jaarlijks.

                  regest_datering (tot Sinte-Gheerdenberghe op Sinte Georgius' dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met zegel van den oorkonder in groene was.

                  regest_nb Zie v. Mieris III, bl. 127.

                • Reg. no. 604

                  regest_nummer 604 1361 Augustus 3

                  regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, vergunt het Sente-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe om de Hotmeere boven Sprundel af te voeren door zijn moer en wildernis en den afvoer te graven door het goed der buren tegen schadevergoeding, te bepalen door schepenen van Etthen.

                  regest_datering (des Dinxdaghes na Sente Peters dach ad vincula).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Het zegel van den oorkonder verloren.

                • Reg. no. 767

                  regest_nummer 767 1385 December 23

                  regest_beschrijving Jan die Smeedere en Jan die Lichte, schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jan die Hollander verkocht heeft aan het Sente-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe 276 roeden land.

                  regest_datering (des Zaterdaghes voor Kersavont).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg. no. 945

                  regest_nummer 945 1407 December 4

                  regest_beschrijving Wouter Jansz. en Aernout Jacobsz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Daniel van Baerle en Meeus die Wolf in erfcijns ontvangen hebben van het Sente-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghen 15 bunder, 2 gemeten en 20 roeden land.

                  regest_datering (op Sente Barbaren dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg. no. 949

                  regest_nummer 949 1408 Mei 13

                  regest_beschrijving Wouter Jansz. en Arnout Jacobsz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Jacob Henrixz. genaamd Cop Ave in erfcijns heeft ontvangen van de beide godshuizen te Brugghe 2 bunder 108 roeden land.

                  regest_datering (op Sente Servaes'dach te half Meye).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide schepenen in bruine was.

                • Reg. no. 1007

                  regest_nummer 1007 1413 November 19

                  regest_beschrijving Wouter Jansz. en Gherijt Vreric, schepenen van Etten, oorkonden, dat Claijs Coninxz. in erfcijns heeft ontvangen van het Sent-Janshuis en van het H.-Geesthuis te Brugghe 10 bunder 227½ roede land.

                  regest_datering (tSondaechts voor Sente Kathelinen dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1008

                  regest_nummer 1008 1413 November 19

                  regest_beschrijving Wouter Jansz. en Gherijt Vreric, schepenen van Etten, oorkonden, dat Pieter Jan Neesen zoons zoon in erfcijns ontvangen heeft van het Sent-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe 5 bunder 113 3∕4 roede land.

                  regest_datering (tSondaechts voor Sente Kathelinen dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1009

                  regest_nummer 1009 1413 November 26

                  regest_beschrijving Wouter Jansz. en Gherijt Vreric, schepenen van Etten, oorkonden, dat Zoete Goert Witen dochter, weduwe van Willem Coninc, in erfcijns ontvangen heeft van het Sent-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe 5 bunder 113 3∕4 roede land.

                  regest_datering (tSondaechs voor Sente Andries'dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). De zegels der beide schepenen verloren.

                • Reg. no. 1010

                  regest_nummer 1010 1413 December 6

                  regest_beschrijving Wouter Jansz. en Gherijt Vreric, schepenen van Etten, oorkonden, dat Willem Domaesz. in erfcijns ontvangen heeft van het Sent-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe 5 bunder 113 3∕4 roede land.

                  regest_datering (op Senter Claes'dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met zegel van Wouter Jansz. in groene was; dat van Gherijt Vreric verloren.

                • Reg. no. 1012

                  regest_nummer 1012 1414 Januari 25

                  regest_beschrijving Godevaert Heinrixz. en Lauwreys Jacopsz., schepenen in de palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jan Goert Uuttenz. en Gielijs Donaes Hoeschenz. in erfcijns ontvangen hebben van het Sent-Janshuis en het H.-Geesthuis te Brugghe 10 bunder 285 roeden 2 voeten land.

                  regest_datering (op Sente Pauwels dach conversio).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). De zegels der beide oorkonders verloren.

                • Reg. no. 1256

                  regest_nummer 1256 1429 Mei 1

                  regest_beschrijving Arnout Jacopsz. en Gherijt Jansz., schepenen te Etten, en Laureys Jacopsz. en Willem Jansz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Willem Jan Obrechtsz. geheeten Willem Geilen zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sint-Janshuis en het H.-Geesthuis, geheeten ter Potteriën, te Brugghe 10 bunder 2 gemeten land.

                  regest_datering (op Sinte Philippus' ende Sinte Jacobs dach in den Mey).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders, waarvan het laatste geschonden, in groene was.

                • Reg. no. 1257

                  regest_nummer 1257 1429 Mei 1

                  regest_beschrijving Arnout Jacopsz. en Gherijt Jansz., schepenen van Etten, en Lauwreys Jacopsz. en Willem Jansz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Willem die Wolf in erfcijns ontvangen heeft van het Sinte-Janshuis en het H.-Geesthuis, geheeten ter Potteriën, te Brugghe 7 bunder en 1 gemet land.

                  regest_datering (op Sinte Philips' ende Sinte Jacobs dach in den Mey).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1258

                  regest_nummer 1258 1429 Mei 1

                  regest_beschrijving Arnout Jacopsz. en Gherijt Jansz., schepenen te Etten, en Lauwreys Jacopsz. en Willem Jansz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jan Heylenz. in erfcijns ontvangen heeft van het Sint-Janshuis en het H.-Geesthuis, geheeten ter Potteriën, te Brugghe 7 bunder 2 gemeten land.

                  regest_datering (op Sinte Philips' ende Sinte Jacobs dach in den Mey).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was, waarvan het eerste weinig, het tweede en vierde zeer geschonden.

                • Reg. no. 1259

                  regest_nummer 1259 1429 Mei 1

                  regest_beschrijving Arnout Jacopsz. en Gherijt Jansz., schepenen van Etten, en Laureys Jacopsz. en Willem Jansz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Willem Gherijtsz., geheeten Willem van Lauwen, in erfcijns ontvangen heeft van het Sint-Janshuis en het H.-Geesthuis, geheeten ter Potteriën, te Brugghe 7 bunder en 1 gemet land.

                  regest_datering (op Sinte Philips' ende Sinte Jacops dach in den Mey).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1260

                  regest_nummer 1260 1429 Mei 1

                  regest_beschrijving Arnout Jacopsz. en Gherijt Jansz., schepenen van Etten, en Lauwreys Jacopsz. en Willem Jansz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Ghelijs Pieter Jansz. in erfcijns ontvangen heeft van het Sinte-Janshuis en het H.-Geesthuis, geheeten ter Potterie, te Brugghe 7 bunder 2 gemeten land.

                  regest_datering (op Sinte Philips' ende Sinte Jacops dach in den Mey).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was, alle min of meer geschonden.

                • Reg. no. 1322

                  regest_nummer 1322 1433 December 13

                  regest_beschrijving Gherijt Jansz. en Jan Hughenz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Berthelmeeus van Couwelder in erfcijns ontvangen heeft van het Sinte-Janshuis en de Pottery te Brugghe 18 bunder land.

                  regest_datering (op Sinte Lucyën dach in Decembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). De zegels der oorkonders verloren.

                • Reg. no. 1323

                  regest_nummer 1323 1433 December 13

                  regest_beschrijving Gherijt Jansz. en Jan Hughenz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Adriaen Jansz. van den Brande ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en de Pottery te Brugghe 20 bunder land.

                  regest_datering (op Sinte Lucyën dach in Decembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in bruine was, waarvan het tweede geschonden.

                • Reg. no. 1324

                  regest_nummer 1324 1433 December 13

                  regest_beschrijving Gherijt Jansz. en Jan Hughenz., schepenen van Etten, en Lauwreys Jacopsz. en Willem Jan Neesenz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jacop Godevaert Gyelijsz. zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en de Pottery te Brugghe 12 bunder land.

                  regest_datering (op Sinte Lucyën dach in Decembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels van de laatste drie oorkonders in groene was, dat van den eersten verloren.

                • Reg. no. 1422

                  regest_nummer 1422 1440 Maart 31

                  regest_beschrijving Henrick Domaesz. en Peter Henricxz., schepenen van Etten, en Gyelijs Meeusz. en Jan Aertsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Joes Jansz. ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 14 bunder 2 gemeten 100 roeden land.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1426

                  regest_nummer 1426 1440 April 30

                  regest_beschrijving Henrick Domaesz. en Peter Henricxz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Berthelmeeus Willem Conincsz. ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 25 bunder 1 gemet land.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1465

                  regest_nummer 1465 1442 Februari 15

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Harman en Jacop Henricx zoons in erfcijns hebben ontvangen van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 10 bunder land.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in bruine was, waarvan het eerste geschonden.

                • Reg. no. 1466

                  regest_nummer 1466 1442 Februari 21

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Gherijt van der Avoyrt Godevaertsz., ontvangen heeft van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 10 bunder land in erfcijns.

                  regest_datering (op Sinte Peters avond in Februario).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met zegel van den eersten oorkonder in groene was; dat van den tweeden verloren.

                • Reg. no. 1481

                  regest_nummer 1481 1443 September 25

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Harman Henric Gyelijs Petersz. zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sint-Janshuis en van de Pottery te Brughe 5 bunder 88 roeden wildernis.

                  regest_datering (des Woensdaghes na Sinte Matheeus' dach in Septembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was en geschonden.

                • Reg. no. 1482

                  regest_nummer 1482 1443 September 25

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, en Jan Aertsz. en Jan Denijsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Peter Willemsz. van Gagheldonck ontvangen heeft in erfcijns van het Sint-Janshuis en van de Pottery te Brugghe ¼ van 32 bunder 1 gemet 52 roeden wildernis.

                  regest_datering (des Woensdaghes na Sinte Matheeus' dach in Septembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was, het laatste geschonden.

                • Reg. no. 1483

                  regest_nummer 1483 1443 September 25

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Jan Godevaert Voochtsz. ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe ¼ van 32 bunder 1 gemet 52 roeden wildernis.

                  regest_datering (des Woensdaghes na Sinte Matheeus' dach in Septembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met zeer geschonden der beide oorkonders.

                • Reg. no. 1484

                  regest_nummer 1484 1443 September 25

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, en Jan Aertsz. en Jan Denijsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Mathijs Peter Claeusz. zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery in Brugghe ¼ van 32 bunder 1 gemet 52 roeden wildernis.

                  regest_datering (des Woensdaghes na Sinte Matheeus' dach in Septembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met resten van de zegels der eerste twee oorkonders in groene was, die der laatste twee verloren.

                • Reg. no. 1485

                  regest_nummer 1485 1443 September 25

                  regest_beschrijving Cornelijs Aertsz. van den Brande en Henrick Domaesz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Henrick Henric Battenz. zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 3 bunder wildernis.

                  regest_datering (des Woensdaghes na Sinte Matheeus' dach in Septembri).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met zegel van den tweeden oorkonder in groene was, dat van den eersten verloren.

                • Reg. no. 1719

                  regest_nummer 1719 1455 October 19

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, en Mathijs Lenaertsz. en Jan Gielijsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Cornelis Pietersz., geheeten Pincke, ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 19½ bunder 100 roeden wildernis.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1720

                  regest_nummer 1720 1455 October 19

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, en Mathijs Lenaertsz. en Jan Gielisz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jacop Jacop Henricxz. zoon, geheeten Coppen Ymmen, ontvangen heeft in erfcijns van het Sint-Janshuis en van de Pottery in Brugghe 8 bunder wildernis.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1721

                  regest_nummer 1721 1455 October 19

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, en Peter Jansz. en Mathijs Lenaertsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jan Gielijsz. geheeten Jan Buse, ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 19½ bunder 100 roeden wildernis.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1722

                  regest_nummer 1722 1455 October 19

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Willem Jan Meermansz., geheeten Scoblant, ontvangen heeft in erfcijns van het Sinte-Janshuis en van de Pottery in Brugghe 19½ bunder 100 roeden wildernis.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met geschonden zegel van den eersten oorkonder in groene was; dat van den tweeden verloren.

                • Reg. no. 1723

                  regest_nummer 1723 1455 October 19

                  regest_beschrijving Jan van der Hulst en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Dirick Jan Diricxz. zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sint-Janshuis en van de Pottery te Brugghe 19½ bunder 100 roeden wildernis.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). De zegels der beide oorkonders verloren.

                • Reg. no. 1785

                  regest_nummer 1785 1458 Maart 10

                  regest_beschrijving Godevert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Peter Heinricxz. van Vliet bij gerechtelijken verkoop 6 bunder land in het goed van Swartenberghen gekocht heeft.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was; het tweede zeer geschonden.

                • Reg. no. 1851

                  regest_nummer 1851 1463 Januari 3

                  regest_beschrijving Henrick Domaesz. en Jan die Voecht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Dyrick Jan Dyrcxz. zoon erkend heeft, dat het Sinte-Janshuis en de Pottery te Brugge het land, dat hij van hen in erfcijns heeft ontvangen, op zijn kosten mogen doen omgraven, wanneer hij het niet zelf binnen den overeengekomen tijd heeft gedaan.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

                • Reg. no. 1853

                  regest_nummer 1853 1463 Januari 17

                  regest_beschrijving Henrick Domaesz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Jacop Jacop Henricxz. zoon erkend heeft, dat het Sinte Janshuis en de Pottery te Brugge het land, dat hij van hen heeft ontvangen, op zijn kosten mogen doen omgraven, wanneer hij het niet zelf heeft gedaan binnen den overeengekomen tijd.

                  regest_datering (op Sinte Anthonis'dach in Januario).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1854

                  regest_nummer 1854 1463 Januari 17

                  regest_beschrijving Henrick Domaesz. en Jan die Voecht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Cornelie, weduwe van Cornelis Pincken, erkend heeft, dat het Sinte-Janshuis en de Pottery te Brugge het land, dat zij van hen in erfcijns ontvangen heeft, op haar kosten mogen doen omgraven, wanneer zij het niet zelf binnen den overeengekomen tijd heeft gedaan.

                  regest_datering (op Sinte Anthonis'dach in Januario).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1855

                  regest_nummer 1855 1463 Januari 17

                  regest_beschrijving Henrick Domaesz. en Jan die Voecht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Cornelis Cornelis Jakenz. erkend heeft, dat het Sinte-Janshuis en de Pottery te Brugge de helft van het land, dat Willem Jan Meermansz. van hen in erfcijns heeft ontvangen, op Cornelis' kosten mogendoen omgraven, wanneer hij het niet zelf binnen den overeengekomen tijd heeft gedaan.

                  regest_datering (op Sinte Anthonis'dach in Januario).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1888

                  regest_nummer 1888 1465 April 8

                  regest_beschrijving Jan Willem Conincsz. en Jan Jan Seeuwenz., schepenen van Etten, oorkonden, dat het Sint-Janshuis en de Pottery te Brugge aan Jan van Woude en Cornelis Jakenz. uitstel hebben verleend voor de omheining en omgraving van het land, eertijds door Willem Jan Meermansz. van die huizen in erfcijns genomen.

                  regest_datering

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in bruine was.

                  regest_nb b) Oorspr. op papier; chirograaf (Inv.No. 288).

                  Chirograaf op papier

                • Reg. no. 1888

                • Reg. no. 1914

                  regest_nummer 1914 1468 Augustus 27

                  regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen en raad van Brugghe oorkonden, dat het H.-Geesthuis, de Potterie, en het Sint-Janshuis een overeenkomst hebben gesloten, waarbij het Sint-Janshuis alle moer en wildernis, die de beide huizen gemeenschappelijk bezaten te Attene, alleen in eigendom krijgt, waarvoor de Potterie wordt schadeloos gesteld met renten en land te Brugghe.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met het zegel ten zaken van Brugge in groene was en geschonden met contrazegel.

                • Reg. no. 1918

                  regest_nummer 1918 1469 Maart 7

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Jan Willem Conincxz., Jan Godevaert Henricxz. zoon en Henrick Henricxz. van Etten in erfcijns hebben ontvangen van het Sint-Janshuis te Brugge 80 bunder moer.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met het zegel van den eersten oorkonder in groene was; dat van den tweeden verloren.

                • Reg. no. 1919

                  regest_nummer 1919 1469 Maart 7

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Jan Godevaert Henricsz. en Henrick Henricxz. van Etten in erfcijns hebben ontvangen van het Sint-Janshuis te Brugge 4 gemeten moer.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1920

                  regest_nummer 1920 1469 Maart 7

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, oorkonden, dat Jan Jan Peter Jonenz. zoon ontvangen heeft in erfcijns van het Sint-Janshuis te Brugghe 20 bunder moer.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met het zegel van den eersten oorkonder in groene was; dat van den tweeden verloren.

                • Reg. no. 1925

                  regest_nummer 1925 1469 October 21

                  regest_beschrijving Jan die Voocht en Cornelis Jansz. van der Strompe, schepenen van Etten, oorkonden, dat Jan Willem Conincsz. heeft ontvangen in erfcijns van het Sint-Janshuis te Brugghe 24 bunder moer.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1958

                  regest_nummer 1958 1473 Augustus 31

                  regest_beschrijving Burgemeesters, schepenen en raad van Brugghe machtigen twee broeders uit het godshuis en hospitaal van St. Jan tot overdracht van moeren te Etten, door het godshuis aan de stad Breda verkocht.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met geschonden zegel ten zaken in groene was met contrazegel.

                  Het charter no. 1958 bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 24.

                • Reg. no. 1959

                  regest_nummer 1959 1473 September 7

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan Willem Conincsz., schepenen van Etten, en Adriaen Jan Siersz. en Anthonis Henricxz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat het Sint-Janshuis te Brugge heeft verkocht aan de stad Breda alle moeren en wildernis, die het bezat te Etten.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 288). Met de zegels der vier oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1813

                  regest_nummer 1813 1460 Januari 13

                  regest_beschrijving Godevaert Petersz. en Jan die Voocht, schepenen van Etten, en Joes Henricxz. en Cornelis Godevaertsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Willem, Bouden en Jan, zoons van Jan van den Wijngaerde, mede voor hun broeders Jacop en Gielijs, verklaren, dat het met hun goedvinden is, dat de jonker van Nassow, heer van Breda etc., dat gedeelte van Swartenberch bezit, dat hun vader eertijds toebehoorde.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 289). Met de zegels der vier schepenen in groene was; het laatste geschonden.

                • Reg. no. 1966

                  regest_nummer 1966 1473 December 22

                  regest_beschrijving Jan Willem Conincsz. en Jan Jan tSeeuwenz., schepenen van Etten, oorkonden, dat Jacop en Gielis van den Wijngaerde bevestigen den afstand van goederen in Swertenberghe, door hun broeders Willem, Bouden en Jan gedaan op 13 Januari 1460 ten behoeve van den jonker van Nassouw, tot een oppervlakte van 3 bunders.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 289). Met de zegels der beide schepenen in groene was, waarvan het eerste geschonden.

              • Reg. no. 2709

                regest_nummer 2709 1523 Februari 26

                regest_beschrijving Anthonis Goort Dorensz. en Anthonis Huyghe Anthonisz., schepenen in de Palen van de Hoeven van Etten, oorkonden, dat Adriaena en Katelijn, dochters van Clays de weduwe, hebben verkocht aan den graaf van Nassau een hofstede met land, grenzende aan het Liesbosch op Attelaken.

                regest_datering (nae scriven des Hoofs van Ludicke).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 290). Met rest van het zegel van den eersten oorkonder en zegel van den tweeden in groene was.

                • Reg. no. 2510

                  regest_nummer 2510 1510 Januari 7

                  regest_beschrijving Jan Cornelis Backersz. en Adriaen Willem de Cotersz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Peeter Jan Loonenz. beslag heeft laten leggen op een bunder weiland, geheeten de Gagel, grenzende ten O. aan het Liesschbousch, tot een waarde van 60 gld., waarna hij er bij gerechtelijken verkoop in gevest is.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 291). De zegels der beide oorkonders verloren. Met twee tranfixen dd. 1511 Februari 7 en 1532 Mei 31 (Reg. Nos. 2529 en 2836).

                • Reg. no. 2529

                  regest_nummer 2529 1511 Februari 7

                  regest_beschrijving Pauwels Meeusz. en Anthonis Goortsz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Peeter Jan Joonenz. verkocht heeft aan Jacop Peeter Maesz. het bunder weiland, vermeld in den brief dd. 1510 Januari 7 (Reg.No. 2510), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 291). Met het zegel van Anthonis Goortsz. in groene was; dat van Pauwels Meeusz. verloren. Met transfix dd. 1532 Mei 30 (Reg.No. 2836).

                • Reg. no. 2836

                  regest_nummer 2836 1532 Mei 30

                  regest_beschrijving Anthonis Goort Doorensz. en Cornelijs Danielsz. van der Merwen, schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Jacop Peeter Maesz. verkocht heeft aan Heynderick van Nassouw het bunder weiland, vermeld in de brieven dd. 1510 Januari 7 en 1511 Februari 7 (Reg. Nos. 2510 en 2529), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 291). Met de zegels der beide oorkonders in groene was, waarvan het tweede geschonden.

              • Reg. no. 2975

                regest_nummer 2975 1539 Januari 8

                regest_beschrijving Jan van den Wijngaerde, ridder, schout van Breda, geeft den prins van Oraengiën, graaf van Nassou etc. heer van Breda etc., 5 bunder weiland, geheeten de Ossenblock, in zijn hoeve op Ettelaicken, geheeten de hoeve van den Wijngaerde, te Etten, ter vergoeding van de schade, die de prins geleden heeft bij de vereeniging van twee leenen tot één, met verzoek zijn zoon Jan met de vijf bunder te beleenen.

                regest_datering (nae scriven sHoofs van Ludick).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 292). Met zegel van den oorkonder in roode was.

              • Reg. nos. 3096 en 3135

                regest_nummer 3096 1544 Februari 23

                regest_beschrijving René van Chalon, prins van Oraengiën, graaf van Nassou enz., heer van Breda enz., stadhouder en kapitein-generaal van Hollandt, Zeelandt, Westfrieslandt en Utrecht etc., hernieuwt de erfpachtovereenkomst van zijn vader, graaf Hendrik van Nassou, met de ingelanden van den polder Zwertenberg aangaande de aanwassen langs de oevers van de Marck en de Luersche vaart, van het diep den Ham tot den mond van genoemde vaart tegen gouden carolusguldens jaarlijks.

                regest_datering (nae scryven sHoofs van Luydick).

                regest_nb Geïnsereerd in den brief dd. 1547 Maart 18 (Reg.No. 3135).

                regest_nummer 3135 1547 Maart 18

                regest_beschrijving Cornelis Daniëlsz. van der merwen en Jan Cleys Dorensz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat de ingelanden van den polder Zwertenberg beloven, de 24 car. gld., vermeld in den brief dd. 1544 Februari 23 (Reg.No. 3096), hierin opgenomen, te zullen blijven betalen.

                regest_datering (na style van scryven sHoofs van Luydick).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 293). Met het zegel van Cornelis Daniëlsz. van der Merwen en een rest van dat van Jan Cleys Dorensz. in groene was.

              • Reg. no. 1793

                regest_nummer 1793 1458 Mei 25

                regest_beschrijving Lambrecht Romboutsz. van Eyssel en Peter Ghijsbrecht Comansz., schepenen in Ghinneken, oorkonden, dat Johan, graaf van Nassouw, heeft uitgewonnen wegens achterstallige erfpacht de hoeve ter Daesdonck.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 295). Met de zegels der oorkonders in groene was.

              • Reg. no. 3475

                regest_nummer 3475 1568 Maart 20

                regest_beschrijving Henrick van Etten en Anthonis Mathijs Schelckensz., schepenen in Ghinneken, oorkonden, dat Adriaen Joost Cornelis Godschalcxz. van der Hoelt heeft overgedragen aan den prins van Oraengiën een stuk land te Ulvenhout, geheeten de Donck, groot 1 bunder min 2½ roede, westwaarts grenzende aan een stuk land, geheeten de Langreck, en verder aan het bosch en erf, geheeten Ulvenschot.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 296). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 1042

                  regest_nummer 1042 1415 December 20

                  regest_beschrijving Jonaes Crauwel en Gherijt Jan Noutsz., schepenen in den Haghe, oorkonden, dat Bertelmeeus Willem Harmansz. zoon voor zich en zijn nakomelingen op zich neemt het onderhoud van de heining tusschen zijn etting en die van Gielijs van den Camp den jongen.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 310). Met de zegels der beide oorkonders in bruine was, het tweede geschonden.

                  • Reg. no. 1077

                    regest_nummer 1077 1419 Januari 20

                    regest_beschrijving Jan Meeusz. en Gorijs Antonijs Feytersz., schepenen in den Haghe, oorkonden, dat Peter van Hambroec is toegewezen een riethil, groot ½ bunder aan de Merc in den Aacker.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 311). Met de zegels der oorkonders in groene was. Met transfix dd. 1426 September 13 (Reg.No. 1223).

                  • Reg. no. 1223

                    regest_nummer 1223 1426 September 13

                    regest_beschrijving Ghorijs Anthonijs Feytersz. en Aert van Ghorpe, schepenen in die Haghe, oorkonden, dat Mary, natuurlijke dochter van Peter van Hambroeck, vrouw van Adryaen Haghaert, verkocht heeft aan Wouter van Beversluys de riethil, vermeld in den brief dd. 1419 Januari 20, waardoor deze gestoken is (Reg.No. 1077), welke riethil 3∕4 , inplaats van ½ bunder groot is gebleken te zijn.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 311). Met de zegels der oorkonders in groene was.

                  • Reg. no. 100

                    regest_nummer 100 1308 September 8

                    regest_beschrijving Raes, heer van Liedekerke, Breda en Boenlaer, verkoopt aan de kanunniken van Sinte Marie te Breda het bosch van Lies, groot 50½ bunder, met een hoeve heide en machtigt hen daar een schutter te zetten, die schutten mag tot 3 schellingen, en den cijns van de laten, die zich daar mochten vestigen, te panden met een boede van 3 schellingen.

                    regest_datering (in Onser Vrouwen dage ter late die gelegen es na uutgaende Oghest).

                    regest_nb a) Afschrift (Inv.No. 312).

                    regest_nb b) Afschrift in Inv.No. 393.

                  • Reg. no. 1396

                    regest_nummer 1396 1439 Mei 12

                    regest_beschrijving Deken en kapittel van O.L.V. kerk te Breda geven aan Aernt Maesz. van Wijfvliet en Peter Bigghe een erf, geheeten Lyesbusch, in erfcijns.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 312). Het zegel van deken en kapittel verloren, dat van Florijs van Rijswijck, schepen van Breda en laat van den heer, in groene was, dat van Raes de Jonge, idem, verloren; de zegels van Gherijt Henricxz. en Henrick Henricxz., schepenen in die Haghe, Adryaen Jan Aertsz. zoon van Zonzeel en Berthelmeeus Jansz., laten in het Hout, in groene was, waarvan het eerste geschonden.

                    • Reg. no. 530

                      regest_nummer 530 1356 April 14

                      regest_beschrijving Boudewijn van Praet, heer van Putte en Striene, en Alijt, zijn vrouw, verkoopen aan Jacop Gheraerdsz. van den Wildelande alles, wat zij geërfd hebben van hun nicht Katheline van Maersele en bij Brusselsche brieven gekregen hebben, of waarin zij gevest zijn door de vierschaar van Attene, de Hoeven, Haghe of Gagheldonc.

                      regest_datering

                      regest_nb Oorspr. (Inv.No. 313). Met zegel van Alijt in groene was en geschonden en rest van dat van Boudewijn. Hieraan vastgehecht een afschrift, waarboven staat "…. goet in de Liesche".

                  • Reg. no. 552

                    regest_nummer 552 1357 April 22

                    regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, verkoopt, ten overstaan van schepenen van der Haghe, aan Gielis van den Wijngharde, dat wat in de Haghe behoort tot het goed Liesch en hij door naasting heeft verkregen van Jacop Gheraerdsz. van den Wildelande.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 313). Met de zegels van Jan van Pollanen en de leenmannen Diederick Sterke, Jonaes van der Elst en Willem Leysenz. in groene was; het eerste en laatste geschonden; dat van Arnd van den Neste verloren.

                  • Reg. no. 553

                    regest_nummer 553 1357 April 25

                    regest_beschrijving Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, verkoopt aan Gielys van den Wijngaerde, den jongen, dat wat in de palen van de Hoeve te Etten behoort tot het goed Liesch.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 313). Met de zegels van Jan van Pollanen en de leenmannen Jan uten Houte, ridder, Jonaes van der Elst, Willem Leinsenz. en Mathijs Godevaerdsz. in groene was.

                  • Reg. no. 1740

                    regest_nummer 1740 1456 Juni 6

                    regest_beschrijving Willem Jan Willemsz. zoon en Heynrick Heynricksz., schepenen van de Haghe, oorkonden, dat Gheertruyt uten Campe, vrouw van Jan van Rysinghen, beloofd heeft zich te zullen houden aan de overeenkomst tusschen haar en haar oom Claus uten Campe dd. 1456 Mei 5.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek afschrift (Inv.No. 313). Op hetzelfde blad een extract uit het testament van Gheertruyts vader Gillis uten Campe en een exctract uit de overeenkomst. In het eerste wordt bepaald, dat Gheertruyt de goederen, die zij van haar vader zal erven, niet mag vervreemden en dat zij, bij ontstentenis van kinderen van haar, vererven zullen op Nycolaus en Arnoldus, broeders van haar vader; in de overeenkomst, dat zij zich voor schepenen van de Haghe zal verbinden, het goed Lies aldaar niet te zullen vervreemden.

                    Het stuk met reg. no. 1740 bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 28.

                • Oud inv. nr. 314

                  Reg. no. 1650

                  regest_nummer 1650 1450 November 20

                  regest_beschrijving Berthelmeeus Jansz. en Adriaen Willem Vosz., schepenen van de Haghe, oorkonden, dat Wijthout Scout, priester, heeft verkocht aan den jonker van Nassouw den Lievenakker, 2 stukken land op Hogensteen, het Cortland, den beemd, geheeten Akeleyendonck, een beemd voor den Langdonck aan de Merke, den Beemd, geheeten de Aker, een beemd in de Koeweyde en 4 bunder in de Hogeweyde.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 314). De zegels van de beide oorkonders verloren.

                  Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 17.

                • Reg. no. 2112

                  regest_nummer 2112 1484 April 26

                  regest_beschrijving Jan Uuterick tsReesz. en Dijrck van den Corput, schepenen van de abdis van Thoren in den Ouden Hof te Ghilse, oorkonden, dat Heylwijch Jan Stevens dochter, vrouw van Rombout Jacop 'sGraeuwenz., verkocht heeft aan jonkvrouw Mary van Loon, gravin van Nassow, 2½ bunder land in Boeymeer in de parochie van der Haghe naast het kloostererf, geheeten Vredenberch, tusschen den heerweg en de Mercke.

                  regest_datering (des Maendaighs na beloken Paesschen).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 315). De zegels der schepenen verloren.

                  • Reg. no. 2689

                    regest_nummer 2689 1521 Juni 16

                    regest_beschrijving Notaris Johannes van Meerhout instrumenteert, dat Franciscus van Liere, wonendete Duay, Maria van Lier, zijn tante, wonende in het begijnhof te Herentals, volmacht geeft met betrekking tot de goederen, die hij in de hoeve van Lijsbosch in der Haghe en in Etten heeft.

                    regest_datering (in den woenhuyse van jofvrouwe van Lier desselven beghijnhofs).

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 316). Met signatuur van den notaris.

                  • Reg. no. 2692

                    regest_nummer 2692 1521 Augustus 14

                    regest_beschrijving Willem Jan Godertsz. en Raes van Boeymer, schepenen in de Haghe, en Peter Petersz. van Gageldonck en Anthonis Huygh Anthonisz., schepenen in de Palen van de Hoeven te Etten, oorkonden, dat Marie en Ysabele, dochters van Wouter van Lyer, Cornelie en Magdalene, dochters van Ghijsbrecht Woutersz. van Lyer, alle vier begijnen te Herentals, en Marie van Lyer, tevens optredende voor haar neef Frans, zoon van Ghijsbrecht voornoemd, verkocht hebben aan den graaf van Nassouw de Crabelshoeve in Lyesch bij het Lyesbosch.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 316). Het zegel van den derden oorkonder verloren, dat van den vierden geschonden, de andere twee in groene was.

                • Reg. no. 2814

                  regest_nummer 2814 1531 Augustus 18

                  regest_beschrijving Willem Jan Godertsz. en Ghorijs Adriaen Dijrvenz., schepenen in de Hage, oorkonden, dat Heylwich Henrick Scepers dochter, vrouw van Rombout Anthonis Graeuwenz., Jan, Hadewich, vrouw van Adriaen Jan Boudensz., Adriane, vrouw van Emondt Mathijs Emondtsz. en Henrick, kinderen van Cornelis Jan Berthelsz., aan den graaf van Nassou 4 bunder land verkoopen, geheeten de Heyninge van Lyesschen, bij het Lyesbossche.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 317). Met de zegels der beide oorkonders in groene was.

                • Reg. no. 3447

                  regest_nummer 3447 1566 Maart 12

                  regest_beschrijving Anthonis Anthonis Graeuwen zoon en Adriaen Claes Cornelisz., schepenen in de Hage, oorkonden, dat Jan Aernoutsz. van der Vloet verkocht heeft aan den prins van Oraengiën, graaf van Nassou, heer van Breda etc., 19½ roede land voor de nieuwe vaart, voor den prins gegraven van den ouden Ruyseners watermolen tot aan de nieuwe watermolens van den prins.

                  regest_datering

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 318). De zegels der beide oorkonders verloren.

                  • Reg. nos. 2406, 2407, 2442, 2443, 2479, 2480 en 3527

                    regest_nummer 2406 1501 November 9

                    regest_beschrijving Ghijsbrecht Heinricxz. en Claeus Jacop 'sGraeuwensz., schepenen in de Hage, oorkonden, dat Gherit de Ruysener den watermolen in het gehucht de Vriesdonck onder de Haghe verkocht heeft aan Engelbrecht, graaf van Nassou en Vyanden, heer van Breda, die reeds de helft van de opbrengst daaruit bezat.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek extract uit het register der schepenbrieven van de dorpen 's lands van Breda (Inv.No. 319). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte van denzelfden datum (Reg.No. 2407).

                    regest_nb Door het oorspr. was gestoken de brief dd. 1504 Januari 11 (Reg.No. 2443).

                    regest_nummer 2407 1501 November 9

                    regest_beschrijving Ghijsbrecht Heinricxz. en Claeus Jacop 'Graeuwensz., schepenen in de Hage, oorkonden, dat Adriaen van Bruheze, rentmeester van graaf Engelbrecht van Nassau en Vyanden, heer van Breda, erkent schuldig te zijn aan Gerit Arts Ruysener, wegens den koop van den grooten watermolen, behalve de koopsom, 11 sestertiën 2 viertel en 2 lopen rogge jaarlijks aan erfpacht, waarvan binnen 8 jaar 5 sestertiën afgelost moeten zijn.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek afschrift uit het register van schepenbrieven van de dorpen's lands van Breda (Inv.No. 319). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte van denzelfden datum (Reg.No. 2406).

                    regest_nummer 2442 1504 Januari 11

                    regest_beschrijving Ghijsbrecht Heinrixz. en Wouter Jan Leyttensz., schepenen in den Haghe, oorkonden, dat Lambrecht Aert Ruijsenersz. 4 sestertiën rogge, die hij als erfpacht heeft uit den watermolen, dien graaf Engelbrecht van Nassau heeft gekocht van Gerit Aert Ruysenersz. en uit Ruyseners windmolen, tot onderpand stelt voor schade, die de graaf zou kunnen komen te lijden tengevolge van zijn overeenkomst met Gerit voornoemd, aangaande gedeeltelijke aflossing van de erfpacht, door hem te betalen van den watermolen.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek extract uit het register van schepenbrieven van de dorpen 's lands van Breda (Inv.No. 319). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte van denzelfden datum (Reg.No. 2443).

                    regest_nummer 2443 1504 Januari 11

                    regest_beschrijving Ghijsbrecht Henrixz. en Wouter Jan Leyttenz., schepenen in de Haghe, oorkonden, dat de graaf van Nassou heeft verkocht aan Jan Lambrecht Ruysenersz. den watermolen, vermeld in den brief dd. 1501 November 9 (Reg.No. 2406), waardoor deze gestoken is, met behoud van de helft van de opbrengst van het gemaal en een erfpacht van 11 sestertiën 2 viertel en 2 lopen rogge jaarlijks.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek extract uit het register van schepenbrieven van de dorpen 's lands van Breda (Inv.No. 319). Op hetzelfde blad afschrift van de akte van denzelfden datum (Reg.No. 2442). Door het oorspr. was gestoken de brief dd. 1507 Juni 28 (Reg.No. 2479).

                    regest_nummer 2479 1507 Juni 28

                    regest_beschrijving Ghijsbrecht Henricxz. en Wouter Jan Leyttensz., schepenen in de Hage, oorkonden, dat Jan Lambrecht Ruysenersz. heeft verkocht aan Jacop Gerit Ruysenersz. ¾ van den watermolen, vermeld in den brief dd. 1504 Januari 11 (Reg.No. 2443), waardoor deze gestoken is, en waarvan hij ¼ verkocht heeft aan Jan, Jacops broeder, behoudens de rechten van den graaf van Nassou en diens aanspraken op de helft van de opbrengst.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek extract uit het register van schepenbrieven van de dorpen 's lands van Breda (Inv.No. 319). Op hetzelfde blad het afschrift van de akte van denzelfden datum (Reg.No. 2480).

                    regest_nummer 2480 1507 Juni 28

                    regest_beschrijving (Ghijsbrecht Henricxz. en Wouter Jan Leyttenz., schepenen in der Haghe), oorkonden, dat Jan Lambrecht Ruysenersz. heeft verkocht aan Jan Gerit Ruysenersz. ¼ van den watermolen, waarvan hij de andere ¾ verkocht heeft aan Jacop Gerit Ruysenersz., behoudens de rechten van den graaf van Nassou en diens recht op de helft van de opbrengst.

                    regest_datering

                    regest_nb Authentiek extract uit het register der schepenbrieven van de dorpen 's lands van Breda (Inv.No. 319). Geschreven op hetzelfde blad als het afschrift van de akte van den zelfden datum (Reg.No. 2479).

                    regest_nummer 3527 1580 October 27

                    regest_beschrijving Gherit van den Broeck, bezitter van Ruyseners watermolen, verzoekt den Raad van den prins van Oranje te Breda, ervoor te willen zorgen, dat geen uitvoering wordt gegeven aan de sententie, door Koenraet Euwouts ten zijnen nadeele verkregen wegens het niet betalen van een pacht, groot 2 sestertiën rogge jaarlijks, uit den molen, daar deze niet ten laste van den bezitter, doch ten laste van den prins staan.

                    regest_datering (Dordrecht).

                    regest_nb Oorspr. op papier (Inv.No. 319).

                  • Reg. nos. 104 en 616

                    regest_nummer 104 1310 Februari 2

                    regest_beschrijving Raes van Liedekerke, Breda en Boelaer, geeft aan Jan Rucenare twee windmolens buiten Breda in de richting van de Vriesdonc, voor de helft, met het gemaal van stad en land.

                    regest_datering (op Onser Vrouwen dach Lichtmisse als men kerssen draghet).

                    regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1362 November 3 (Reg.No. 616).

                    regest_nummer 616 1362 November 3

                    regest_beschrijving Gielijs van der Beke, deken van het kapittel van Sint Marie in Breda, geeft vidimus van den brief dd. 1310 Februari 2 (Reg.No. 104).

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 319). Het zegel van den oorkonder verloren.

                  • Reg. nos. 149 en 715

                    regest_nummer 149 1321 October 6

                    regest_beschrijving Gheraerdt, heer van Raesseghem, Leins, Liedekercke en Breda en zijn vrouw Adelyse beleenen Jan den Russenare met de helft van den watermolen bij de Vryesdonc buiten Breda, geheeten den Hoeghen molen, met het gemaal van stad en land en het gebruik van den molenvloed.

                    regest_datering (des Dinxdaghes na Sente Baefsdach).

                    regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1377 Januari 5 (Reg.No. 715).E151

                    regest_nummer 715 1377 Januari 5

                    regest_beschrijving Godevaert van Loenhout en Jan die Rucheneer, schepenen in Breda, Jan die Clerc en Peter van der Hulst, schepenen in die Haghe, geven vidimus van den brief van 1321 October 6 (Reg.No. 149).

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 319). Met de zegels van Godevaert van Loenhout, Jan die Rucheneere en Jan die Clerc in groene was, waarvan de eerste twee geschonden; dat van Peter van der Hulst verloren.

                  • Reg. no. 1017

                    regest_nummer 1017 1414 October 18

                    regest_beschrijving Jonaes Crauwel en Gherijt Jan Noutsz. zoon, schepenen in den Hage, oorkonden, dat de heer van Breda de vestiging van vestiging van Gherijt Reysnaelde door Jan den Ruchenare in den watermolen bij de Vriesdonc heeft goedgekeurd, behoudens de erfpacht en andere rechten, die hij op dien molen heeft.

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 319). Met de zegels der oorkonders in groene was, waarvan het tweede geschonden.

                  • Reg. nos. 174 en 1801

                    regest_nummer 174 1325 October 25

                    regest_beschrijving Wouter Maesz. van Steenberghen, drossaard, en Gelijs van der Bouveryen, schout van Breda, gezien hebbende een brief van den heer van Breda en vrouwe Adelise, inhoudende, dat de molenvloed toebehoort aan Janne den Rucenare ten behoeve van diens molen van de Vriesdonc, geven hem den vloed in erfcijns met vergunning om, wanneer hij met het water van de gracht kan malen, den molenvloed droog te maken, waarvoor hij den heer van Breda 6 penningen jaarlijks per bunder zal betalen.

                    regest_datering (des Vryendaghes voer Alre Heylighen dach).

                    regest_nb Gevidimeerd in den brief van 1458 (Reg.No. 1801).

                    regest_nummer 1801 1458

                    regest_beschrijving Deken en kapittel van de Onze Lieve-Vrouwekerk te Breda geven vidimus van den brief dd. 1325 October 25 (Reg.No. 174).

                    regest_datering

                    regest_nb Oorspr. (Inv.No. 319). Het kapittelzegel ontbreekt.

              • Oud inv. nr. 323

                Reg. no. 214

                regest_nummer 214 1329 October 18

                regest_beschrijving Adelbrecht van Voerne, heer van Berghen op den Zoem, en Machtelt, zijn vrouw, beleenen Claus van Nyspen, knaap, met den wildert, gelegen binnen de lijn, gaande van den hoek van de heining van de Woelbrake naar Hotmaer, vandaar langs de Mare tot en langs de sloot, die Claus daar heeft doen graven tot de Swaelweberghen, vervolgens naar den hoek van de heining van Nyspen en langs die heining naar de Woelbrake.

                regest_datering (op Sinte Lucas' dach ewangeliste).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 323). Met geschonden zegel van Machtelt van Bergen, dat van Jan Alaerdsz., leenman, en rest van het zegel van Albrecht van Voerne in bruine was; de zegels van de leenmannen Boydijn Gielijsz. en Jan met den Ghelde verloren. In dorso: "Van Bouwen van Nispens leene onder die vyerschare van Rosendale gelegen".

                Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 30.

              • Oud inv. nr. 324

                Reg. nos. 510, 511 en 973

                regest_nummer 510 1354 October 11

                regest_beschrijving Heinric van Boutershem en zijn vrouw Maria van Marxhem, heer en vrouwe van Berghen op den Zoom, geven c. 150 bunder moer te Dorlecht uit aan een aantal personen en geven Gherard Boudijnsz. erfelijk het schoutambt met de lage rechtspraak.

                regest_datering (des anderen daechs na Sinte Denijs' dach).

                regest_nb Getransumeerd in den brief dd. 1354 November 2 (Reg.No. 511).

                regest_nummer 511 1354 November 2

                regest_beschrijving Notaris Johannes Pistor van Bergae supra Zomam geeft, op verzoek van Egidius Petri c.s., een transumpt van den brief dd. 1354 October 11 (Reg.No. 510).

                regest_datering

                regest_nb Getransumeerd in den brief dd. 1410 Mei 14 (Reg.No. 973).

                regest_nummer 973 1410 Mei 14

                regest_beschrijving De notaris Wilhelmus Cuper geeft op verzoek van Judocus Gerardusz. en Nicolaus van Nispen, burgemeesters van Steenbergen, transumpt van het transumpt dd. 1354 November 2 (Reg.No. 511).

                regest_datering (Steenbergis).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 324).

                Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 18.

              • Oud inv. nr 325

                Reg. no. 1179

                regest_nummer 1179 1423 April 23

                regest_beschrijving Jan Clausz. van Nispen verkoopt aan Wouter Pipenpoy, Willem van Nispen, Weenmaer Jacobsz., Jacob diens zoon, en Jan van der Heiden zekere moergronden te Rosendale ten overstaan van leenmannen van Bergen op Zoom.

                regest_datering

                regest_nb Gelijktijdig afschrift op perkament (Inv.No. 325).

                Dit charter bevindt zich in de Coll. v. Nispen: toegang 1.13.09, inv. no. 21.

                • Reg. no. 1612

                  regest_nummer 1612 1449 Februari 24

                  regest_beschrijving Johan, graaf van Nassouw, Dyetze en Vyanden, heer van Breda, drossaard van Brabant, sluit een overeenkomst met Godert Zanders, Claeus van Dryele en Henrick van Smaelvoert genaamd de Cock als koopers van de moeren in Nijspen, toebehoord hebbende aan abt en convent van Tongerloo, inhoudende, dazt de koopers een vaart zullen maken van hun moeren door het gebied van den graaf tot aan Jan van Nijspensvaart te Rosendaal; dat zij beleend worden met de helft van laatstgenoemde vaart, waarvan Jan van Nijspen in zijn geheel afstand heeft gedaan; dat zij met den graaf gezamenlijk lastgeld zullen heffen; dat het klooster van Tongerloo, Jan, heer van Bergen opten Zoom, de graaf van Nassouw en de koopers, de vaart zullen mogen gebruiken zonder andere onkosten te betalen dan het lastgeld; dat de graaf het vaartgerecht en verdere heerlijke rechten, die Jan van Nijspen had, aan zich houdt, en de koopers met de breedst gemoerden een spoeiwaarder en 4 of meer vaartmeesters uit de medegemoerden mogen kiezen, die de rechtspraak zullen uitoefenen met 's graven schout van het vaartgerecht tot 3 schellingen.

                  regest_datering (na coustume 's Hoofs van Ludick).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). De zegels van den graaf van Nassouw en van Godert Zanders verloren; dat van Claeus van Dryele in roode was en geschonden, en rest van dat van Henrick van Smaelvoert in groene was.

                • Reg. no. 1625

                  regest_nummer 1625 1449 October 25

                  regest_beschrijving Henrick, abt, en het convent van O.L.V. te Tongerloe vergunnen Johan, graaf van Nassouw, in ruil voor een hun door dezen verleende dergelijke vergunning, zijn moeren te exploiteeren door de hunne en een vaart te doen maken van zijn moeren naar de vaart, die gemaakt zal worden door de koopers van de moeren, die het klooster te Nijspen had.

                  regest_datering (in den voirscreven godshuyse van Tongerloo).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 326). Met de zegels van den abt en van het convent in groene was en weinig geschonden.